woensdag 31 december 2014

In dienst van Koning Jezus

"Toen liet de duivel van Hem af; en ziet, de engelen zijn toegekomen, en dienden Hem."
Mattheüs 4 : 11

De satan weggestuurd; de engelen staan klaar om Jezus te dienen.
"Spring naar beneden en U zult door de engelen zachtjes naar de grond worden gedragen", falsificeert satan de tekst uit Psalm 91, waar staat: "Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen. Zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot."
Jezus' antwoord is doeltreffend en terechtwijzend. Zou Hij Zijn Vader verzoeken? Nooit. Is het dan niet waar, wat daar staat? Zeker. En het zal in onze dagtekst waarheid worden! De engelen worden door God uitgezonden om Zijn kinderen – en dus zeker Zijn Eigen Zoon – te dienen en te beschermen. Er staat namelijk "van u bevelen, dat zij u bewaren…", dat betekent "ten dienste van u opdracht geven u bij te staan…".

Een opmerkelijk woordje in onze tekst is 'toegekomen'. Het plaatje hierboven toont, op een menselijke wijze evenwel, dat de engelen er reeds staan, als de satan wordt weggestuurd. Het woordje 'toegekomen' doet dat inderdaad vermoeden. Het woord betekent "dichterbij komen" of "naderen tot iemand of iets". Dat betekent: je staat er al en je doet een of meer stappen naar voren.
En weer zie ik daarmee de hemel de adem inhouden. De engelen volgen met opperste concentratie wat Jezus doet, spreekt en terechtwijst richting satan. Satan… hij was ooit een van hen. Daar staan ze in de nabijheid van hun eeuwige tegenstander. Kwam hij in de geschiedenis van Job tot voor de troon van God om Job verdacht te maken, hier komt de Zoon van God in 'zijn' territorium om satan te ontmaskeren. Het is inderdaad satan, die aanklager is in het rechtsgeding tegen Gods kinderen. Maar hier treed er Eén in het territorium van satan, Die hem aan ons toont in zijn valsheid.

Die engelen waren er al sinds Genesis 3; immers de weg naar de boom des levens moest worden afgesloten. Maar hier komt de Tweede Adam, om de weg naar de Boom des Levens te openen. Daarmee zal Hij óf satan óf de engelen tegen Zich hebben.
Nauwgezet volgen de engelen verzoeking na verzoeking. En uit alles blijkt dat Jezus hier op aarde de volmaakte Tweede Adam is. Ze zijn niet enkel in de hemel de gedienstige geesten van God, maar ze zijn het ook hier op aarde. Want zie maar: ze treden toe en dienen de Heere Jezus.
En niet maar voor één momentje… ze zijn er voortdurend ten dienste van Hem. Het was niet zo'n raar antwoord dat Jezus aan Pilatus gaf: "Of meent gij, dat Ik Mijn Vader nu niet kan bidden, en Hij zal Mij meer dan twaalf legioenen engelen bijzetten?" (Matth. 26:53). Jezus had maar te wenken en ze zouden toesnellen. Maar zo was Zijn eeuwige afspraak met de Vader niet. En Gode zij dank, zo wilde Jezus het ook niet. Stel je voor!

Die engelen zijn er ook in de Hof van Gethsémané: "En van Hem werd gezien een engel uit den hemel, die Hem versterkte" (Lukas 22:43). Wat een bijzondere diepten zitten er in die tekst. Later zou Christus de gemirrede wijn niet drinken, maar Hij laat Zich hier wel versterken door deze engel, die de laatste lijn met Zijn Vader uitbeeldt. Daarom lees je in het volgende vers dat Hij "des te ernstiger bad". De strijd nam toe, maar de kracht die de engel kwam brengen, sterkt Hem in deze strijd.
Dan is het niet zo verwonderlijk dat er op die Eerste Paasmorgen weer een engel aanwezig is, gedienstig tot Jezus' dienst bereid. Deze engel wentelt de steen af; niet omdat Jezus er niet toe in staat zou zijn geweest, maar om Hem daarin ook ten dienste te zijn. Het woordje 'dienen' in onze tekst is 'diako'neo', waarin je ons woord 'diaken' hoort.

Opmerkelijk contrast vormt onze tekst met die uitdaging van satan, even daarvoor: "Al deze dingen zal ik U geven, indien Gij, nedervallende, mij zult aanbidden" (vers 9). Daarin vraagt satan of Jezus voor hem wil neerknielen. Om satan definitief in het ongelijk te stellen, knielen nu hier die engelen (en hoeveel zullen het er wel niet geweest zijn?) voor Jezus neer. Zij mogen de goedkeuring van de Vader onderstrepen, die Hij in de geschiedenis hiervoor uitsprak: "Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb!" En als de HEERE een welbehagen heeft in Zijn Zoon, hoeveel te meer deze engelen. Wat een dienst nemen zij hier op zich! Nee, laat ik het beter zeggen: wat een heerlijkheid om deze Koning te dienen… voor Zijn troon… en hier beneden!
Dat mogen wij wel van deze engelen leren en ons leven er naast leggen. Hoe gedienstig zijn wij voor Koning Jezus?

De engelen zijn er echter niet alleen voor Jezus, maar ook voor de Zijnen. De komende keer gaan we – naar aanleiding van Hebreeën 1:14 – zien hoe deze gedienstige geesten er ten dienste van Gods kinderen zijn: "Zijn zij niet allen gedienstige geesten, die tot dienst uitgezonden worden, om dergenen wil, die de zaligheid beërven zullen?"

dinsdag 30 december 2014

Het effect van de kerstpreek

"En het geschiedde, als de engelen van hen weggevaren waren naar den hemel, dat de herders tot elkander zeiden: Laat ons dan heengaan naar Bethlehem, en laat ons zien het woord, dat er geschied is, hetwelk de Heere ons heeft verkondigd."
Lukas 2 : 15

De inhoud van wat de engelen zingen sla ik over; daar zegt ds. Viervant zulke diepe en brede dingen over, die je eigenlijk zo zou moeten lezen. Wellicht zet ik nog een keer de hele preek in deze blogs (die heb ik in 2006 reeds hertaald). Waar het me vandaag om gaat is dit: wat gebeurt er, als de engelen teruggaan naar de hemel? Het woordje teruggaan suggereert overigens dat zij dus inderdaad beneden, op de aarde waren. En die gedachte uit de preek van ds. Viervant – die ik daarnet in de Bijbelstudie van gisteren heb toegevoegd – wordt daarmee ondersteund. Herhaaldelijk bepaalt deze predikant ons erbij dat engelen zo zeer betrokken zijn op het gebeuren op aarde; en specifiek in de harten van mensen. In wat God doet aan mensen, putten zij stof om Hem nog groter te maken.
Maar nu onze tekst: "…als de engelen van hen weggevaren waren naar de hemel…". Je bent geneigd om dan nu dus naar de herders te gaan kijken. Maar wacht even… let nog eens op de engelen! Wat zullen ze nu doen? Zullen ze zeggen: "Zo, we hebben de boodschap gebracht; onze taak is keurig uitgevoerd en de herders moeten maar zien wat ze ermee doen?" Nee, zeker niet. Dat zou tot oneer van God zijn. Ooit preekte een dominee bij ons en die zijn (doop)preek afsloot met ongeveer deze woorden: "Wat ik moest zeggen heb ik gezegd." Een andere predikant zei eens tegen me: "We hebben slechts te zaaien en God moet de wasdom geven." Maar zou dat de juiste betrokkenheid op het effect van de prediking zijn? En het 'Ere zij God' is immers ook een preek met alle erop en er aan in een notendop?!

Laten we ietsje afstand nemen van de herders. De engelen zijn teruggegaan naar de hemel. De boodschappers keerden terug naar Hem Die deze majestueuze boodschap aan de mensen bekend liet maken. Maar her en der in de Schrift lezen we toch over een grote betrokkenheid van de hemel op de aarde?! Zo staat er in Lukas 15 : 10 "Alzo, zeg Ik ulieden, is er blijdschap voor de engelen Gods over een zondaar, die zich bekeert." En op andere plaatsen wordt er gesproken over blijdschap in de hemel. Heb je daar wel eens bij stilgestaan? Dat engelen van vreugde opspringen als er slechts eentje zich bekeert; laat staan als een heel volk zich bekeert! Dat getuigt van een grote betrokkenheid van deze heilige troongeesten. En als Petrus in zijn eerste zendbrief schrijft dat de engelen begerig zijn in te zien in het verlossingswerk van de mens, terwijl het hen zelf niet betreft (!), dan geeft ook dát aan dat de engelen zeer betrokken op, ja zelfs met verlangen vervuld worden, om te zien hoe God te werk gaat; om Hem er nog dieper door te kennen en heerlijker om te verhogen en aanbidden. Woorden schieten te kort als je daarover nadenkt! En wat een les voor ons mensen, die het juist wél betreft!

Er is dus blijkbaar ook zicht op wat er op aarde gebeurt; hoe, dat weet ik niet, maar dit stel ik me erbij voor, op basis van wat ik lees in de Bijbel. Er zijn altijd engelen op aarde. En bij tijden worden zij door God zichtbaar gemaakt. We lezen bijvoorbeeld bij die dromende Jacob dat hij een ladder zag en de engelen klommen óp en neer! Ze waren er dus en klommen op naar de hemel terug en daalden weer af. En Jezus Zelf zegt in Johannes 1 tegen Nathanaël: "Van nu aan zult gij den hemel zien geopend, en de engelen Gods opklimmende en nederdalende op den Zoon des mensen." Ook weer die volgorde 'op' en 'neer'.
Wat doen zij? Brengen zij soms bericht van de aarde tot voor de troon van God? Zoals ook in de visoenen van Zacharia bijvoorbeeld engelen worden uitgezonden om de aarde te doorzoeken? En zeggen wij in onze kringen ook niet vaak dat in de kerkdiensten de engelen aanwezig zijn (en dat zij de lege plaatsten met graagte opvullen om zo Gods huis te vervullen)? Die neerdalende engelen hebben God gezien en horen spreken en neergedaald checken zij wat zij daarvan zien op aarde. En andersom zien de opklimmende engelen zaken gebeuren en gezegd worden op aarde en brengen die voor Gods troon en daar te zien en te horen hoe God daarop reageert.
Het is niet toevallig dat we juist in deze geschiedenissen lezen over Maria die al die dingen bewaart en die overlegt in haar hart. Zij laat daar iets zien van wat de engelen en al Gods kinderen doen. Niet alles snappen ze direct. De engelen – hoe volmaakt – ook niet, omdat ze ten diepste de verlossing niet kennen, zoals mensen die kennen. Dat is mediteren, dat is gemeenschap oefenen met de HEERE en dat is Zijn Woord overdenken en overwegen.

En nu onze tekst… de engelen zijn teruggegaan en voor de herders onzichtbaar geworden, even plots als ze verschenen. Maar razend betrokken kijken ze met spanning toe wat Gods boodschap bij de herders teweeg zal brengen. Wat zal dit in die herderharten gaan doen? Met eerbied beschrijf ik het op menselijke wijze. Ze hebben elkaar in heilige verrukking aangestoten toen ze de herders hoorden zeggen "Laten we gaan…". Ze zijn vol vreugde overeind gekomen toen zij hen hoorden zeggen: "…en laten we gaan zien…" En wat zal het hen geraakt hebben dat de herders als stimulans noemden "het woord dat er geschied is en dat de Heere ons heeft laten verkondigen". Wat een vreugde kan dat voor een predikant zijn, als hij merkt dat de preek iets uitwerkt bij de toehoorders. Zo ook hier!
En toen de herders uiteindelijk ook daadwerkelijk gingen, zijn ze vast in een nieuw 'Ere zij God' uitgebarsten; immers God, voor Wie zij mogen staan en werken, heeft behagen in mensen! Welbehagen! Wát een God! Vreugde in de hemel over herders die gehoorzaamden, geraakt door het woord, getrokken door Gods Geest en verlangend naar de geboren Koning.

De hemel looft, o HEER, Uw wond'ren dag en nacht;
Uw waarheid wordt op aard' de glorie toegebracht,
Daar Uw geheiligd volk van Uwe trouw mag zingen;
Want wie is U gelijk bij al de hemelingen?
En, welke vorsten ooit het aard'rijk moog' bevatten,
Wie hunner is, o HEER, met U gelijk te schatten? 
En jij? Wat brachten de kerstpreken in jouw hart teweeg?

Welke kant zongen de engelen op?

"En van stonde aan was er met den engel een menigte des hemelsen heirlegers, prijzende God…"
Lukas 2 : 13

'Ere zij God', geschilderd door Govert Teunisz Flinck (leerling van Rembrandt), 1639

De meest uiteenlopende ideeën bestaan er over die engelenzang in Efratha's velden. Al die verschillende ideeën zie je uitgebeeld in schilderijen en illustraties. De schilder is vaak geen theoloog en daarom zie je in tekeningen en schilderijen nogal eens opmerkelijke interpretaties. Maar omgekeerd zou je ook willen dat theologen eens meer kunstschilders zouden zijn, zodat ze ook beeldend voor zich zagen, wat ze prekend verwoorden.
Zo blijf ik bij de woorden van vandaag hangen bij drie vragen:
1. Wat vertelt dat woord 'van stonde aan'?
2. Welke kant keken de engelen op, toen ze het 'Ere zij God' zongen?
3. Waren dit alle engelen?

1. Wat vertelt dat woord 'van stonde aan'?
Als je zou kijken naar wat er in de grondtekst staat, dan vind je een woord dat eigenlijk 'plotseling' betekent. Het woord vertelt dus eigenlijk iets over de vaart en de onverwachtheid waarmee dit fenomeen plaatsvindt. Daarentegen blijven de gangbare Nederlandse vertalingen hangen bij variaties op 'terstond', dat dus de plaats in de tijd aangeeft. Eigenlijk zo: direct na het laatste woord van de engel breekt de hemel open. En de omstandigheid waaronder is: op het aller onverwachtst!
De engel had de herders verteld hoe ze de Zaligmaker zouden kunnen herkennen. Het waren omschrijvingen die totaal niet bij een nieuwe Koning pasten! Pover en armoedig waren de omstandigheden van Jezus' geboorte. Maar de hemel keek daar anders tegenaan. Voordat de herders een vertekend beeld van de Messias zouden kunnen krijgen, grijpt de hemel in. Ds. Viervant vertelt:
"Een gezant van het hemelhof boodschapt de geboorte van den beloofden en langverwachten Zaligmaker, aan de wachthoudende herderen. Hij legt zijne boodschap af, onder eenen glans van Godlijke heerlijkheid, die de duisternis verdrijft, en den somberen nacht, als in eenen vrolijken morgenstond herschept. Ziet daar straalen van licht! Straks daar na, wordt deeze heugelijke tijding nader bevestigd, door duizenden van hemelburgeren, die Gode ter eere zingen, de aarde geluk wenschen, en Gods oogmerken ontvouwen. Ziet daar den vollen dag!"
"Eén hemelburger kon, aan de boodschap der geboorte van Jehova's Spruite, geen genoegzaamen luister geeven, en de waereld, met de komst van haaren Heiland, naar behooren, geluk wenschen; neen, veelen uit de duizendmaal duizenden verscheenen hier toe, bij en onder menschen, daar zij, door den gebooren Zoon van God, den Godmens, menschenvrienden werden, en medestemmers kreegen in 's Allerhoogden eer."
Die ene engel, hoe heerlijk ook, was voor de Messias te gering. Daarom scheurt de hemel open en vertoont zich een massa engelen. De herders krijgen een inkijkje in de hemel en geraken onder de diepe indruk van de majesteit en heerlijkheid van deze Messias! Dat is iets wat mensen maar zelden zullen kunnen: iets laten zien en ervaren van de hemelse heerlijkheid. We kunnen dat wel zélf ervaren, maar het ánderen laten ervaren, dat kunnen mensen minder dan de engelen!

2. Welke kant keken de engelen op, toen ze het 'Ere zij God' zongen?
De meeste plaatjes laten, evenals het boven afgebeelde schilderij, zien dat er in de lucht een aantal engeltjes hangen, die naar de herders toe zingen. De vraag is, waar die engelen zich bevinden. Er staat immers 'met de engel', dus het zou zomaar kunnen dat die engelen een koor vormden in het veld van Efratha, beneden. Ds. Viervant opnieuw:

"Met deezen (die eerste engel) moeten zij instemmen, zijne hemeltijding bevestigen, en zijne heerlijke Evangelierede met Godverheerlijking besluiten, om de geloofstoestemming der herderen, te spoediger, te gewinnen; daar toe daalen zij schielijk, onverwacht neder, Verrasschende de herderlieden, in zichtbaare luistervolle gedaante, zweevende, waarschijnlijk, boven hunne hoofden! Welk gezicht! hoe mijestueus! Maar immers niet te heerlijk, nu de Vorst van het heir des Heeren, de Heer der heirschaaren Zelve op Gods aardbodem verscheenen is."

Was het slechts een openrijten van de hemel, dan hadden we hen op de rug gezien, met hun blik naar God gericht. Maar nu kijken ze die herders goed aan, en moedigen hen aan de boodschap toch vooral te geloven én op weg te gaan. Wat een bijzondere ontmoeting voor de engelen! Zoveel tegelijk die de mensen in de ogen kijken en mogen zien wat hun goddelijke boodschap teweeg brengt. Zij weten niet hoe mensen daarop reageren. Zelf zijn ze zo volmaakt gehoorzaam. Ze geloven de Heere direct op Zijn woord! Maar ze weten dat mensen de Heere van nature wantrouwen en Gods Woord zo anders kunnen interpreteren.  Dominee viervant vult die houding van de engelen nog ietsje anders in: 
"Die [duizenden engelen] komen over deze gebeurtenis niet [zo maar] iets berichten aan de mensen, maar [zij] verheffen zich [hier] op aard tot God, met lof en roem, zoals ze [dat] ook doen in de hemel."
Als het ware, zo stelt hij met deze woorden, doen ze ons voor, hoe het er in de hemel aan toe gaat. Dus: ze zingen vanaf Efratha's veld richting de hemeltroon van God!

3. Waren dit alle engelen?
Wat is passend bij de eer van een koning? Een grootse militaire parade en schitterende uniformen. Verschijnen op zo'n parade alle soldaten van het land? Nee, maar voldoende om de eer van de koning tot uitdrukking te brengen.
Om diezelfde reden lezen we in onze tekst over 'menigte'. Het grondwoord komt van het werkwoord vullen. Het moet voor de herders nog wel te bevatten zijn, maar geloof me het was een indrukwekkende hoeveelheid engelen. Het bevattingsvermogen van de herders, zowel als het veld van Efratha, was met hun duizendtallen gevuld. En toch bleven er voldoende achter in de hemel om God te blijven verheerlijken!
De herders – en wij met hen – krijgen hier een kleine indruk van de menigte der engelen in de hemel. Als Jezus tegen Pilatus spreekt over Zijn Vader die legioenen aan engelen kan sturen, dan geloof ik dat direct als ik Lukas 2 op me in laat werken! 
Tot slot nog een fragment van Viervants doordenken en tekst met tekst verbinden:

"Zongen de morgensterren vrolijk, juichten de kinderen Gods, toen de aarde zonk op haare grondvesten, met hoe veele reden juichen Gods Engelen op aarde met vreugdgeschal, nu Hij gebooren werd, om wien de aarde, schoon vervloekt, gegrondvest bleef. — Hij, die van de kribbe op het kruis, en van het kruis op den troon der Majesteit gesteegen, zeggen zal: ziet Ik! Ik maake alle dingen nieuw! Ja, nu, voegen de onbevlekte Hallelujaas in de plaats der gebrekkige Hosannaas!"

zaterdag 27 december 2014

Een engel past in Gods heerlijkheid; en jij?

"En ziet, een engel des Heeren stond bij hen, en de heerlijkheid des Heeren omscheen hen, en zij vreesden met grote vreze."
Lukas 2 : 9


Wie een kaars aansteekt in een donkere kamer, zal grote schaduwen op de muur zien, ontstaan door alle voorwerpen en personen die er rondom staan. En wie een zaklamp neemt om daarmee in een kamer iets te zoeken, zal misschien wel één object kunnen beschijnen van 1 kant, maar die lichtbundel zal nooit ook de achterkant van het object verlichten. Dat is natuurkundig heel simpel te verklaren. Licht komt uit een bron voort, hooguit zal het zich verspreiden, maar het zal nooit om een bochtje schijnen; behalve met glasvezel (maar dat is dan ook nog heel beperkt).
Dat er in onze tekst geen sprake is van glasvezel, lijkt me duidelijk. Toch gebeurt er iets wonderlijks. De engel, die bij de herders komt staan wordt vaak afgeschilderd als een lichtende figuur. Op veel plaatjes, in bijvoorbeeld kinderbijbels, is een engel omgeven door lichtstralen. Maar al die stralen – kijk er maar eens goed naar – waaieren uit en 'omvangen' nooit iets.

Het woordje 'omschijnen' in onze tekst betekent 'van alle kanten verlichten'. Doet dat die stralenkrans van deze ene lichtbron, de engel? Natuurkundig kan dat niet… Op het plaatje zie je dat enkel de voorkanten van de herders zijn verlicht; en omdat de meeste schapen gewend aan het donker, zich afkeren van het felle licht, worden hun achterkanten beschenen. De rest is schemer of zelfs donker.
Het is een mooi plaatje en voor een kind zeer beeldend. Maar het klopt niet helemaal met de tekst. 
De hemelse bode (was het Gabriël weer?) bracht dit keer iets mee uit de hemel. Bij de ontmoeting met Maria en met Zacharias lezen we dat echter niet: "de heerlijkheid des Heeren omscheen hen". Iets van Gods zuivere en reine gloed komt mee met de engel, zoals het aangezicht van Mozes blinkend was, nadat hij met God was geweest op de berg Sinaï in Exodus 34:
30 Als nu Aäron en al de kinderen Israëls Mozes aanzagen, ziet, zo glinsterde het vel zijns aangezichts; daarom vreesden zij tot hem toe te treden.
31 Toen riep Mozes hen; en Aäron, en al de oversten in de vergadering keerden weder tot hem; en Mozes sprak tot hen.
32 En daarna traden al de kinderen Israëls toe; en hij gebood hun al wat de HEERE met hem gesproken had op den berg Sinaï.
33 Alzo eindigde Mozes met hen te spreken, en hij had een deksel op zijn aangezicht gelegd.
34 Doch als Mozes voor het aangezicht des HEEREN kwam, om met Hem te spreken, zo nam hij het deksel af, totdat hij uitging; en nadat hij uitgegaan was, zo sprak hij tot de kinderen Israëls, wat hem geboden was.
35 Zo zagen dan de kinderen Israëls het aangezicht van Mozes, dat het vel van het aangezicht van Mozes glinsterde; derhalve deed Mozes het deksel weder op zijn aangezicht, totdat hij inging om met Hem te spreken.
Aan Mozes kon je zien bij Wie hij was geweest. En je ziet in vers 30 dezelfde reactie, als in onze dagtekst. Er komt vrees. Waarom? Het is hetzelfde effect, als wanneer een voorvluchtige crimineel in het donker plots wordt gevangen door de lichtbundel van een politiehelikopter. Alles is in één klap verlicht… hij bevindt zich – helemaal 'weerloos' – binnenin dat licht en alles wordt zichtbaar; hij kan niet meer ontkomen. 
Het is ook dezelfde reactie als van Adam en Eva, toen zij hadden gezondigd: ze kropen weg tussen de struiken, om uit Gods blikveld te blijven. Maar dat is een zinloze poging.
Zo'n zelfde schrikreactie zien we ook bij de herders. Het alles onthullende licht, dat hen van alle kanten omvangt, brengt schrik. Er valt niets meer te verbergen. Sinds Genesis 3 is God zo. En telkens als God de mensen opzoekt – in de meeste gevallen doet Hij dat door Zijn boden, de engelen en de voorgangers – ervaren zij in het licht van Gods aangezicht, dat ze voor Hem niet kunnen bestaan.
Juist daarvoor kwam de Messias, om ons te verlossen van de schrik, de angst… zodat we God weer onder ogen kunnen komen, Zijn licht ons niet langer verschrikt, ja… dat wij wandelen in dat Licht met Jezus!

Tot slot: die engel is slechts een schepsel en heeft dat licht niet van zichzelf. Het is daarom ook de 'heerlijkheid van de Heere'. Aan die engel kon je wel zien in Wiens nabijheid hij was geweest! Een engel is een geest… en toch kan hij worden gezien, juist dankzij dat licht van God. Je merkt dat de engel past bij dat reine licht… en dat de mens er voor terugdeinst! Gods heiligheid en de mens passen sinds Genesis 3 niet meer bij elkaar. De engel laat ons in wezen zien hoe het was in het Paradijs. Al moet worden gezegd dat Jesaja engelen in de hemel zag (Jesaja 6:2), die met twee van hun vleugels hun gezicht bedekken, vanwege Gods heerlijkheid en heiligheid! Uit eerbied. In dat licht is het dan nog eens extra bijzonder dat deze engel mag zeggen van zijn Zender: "Vreest niet… want ik verkondig u grote blijdschap!"

Een aantal Bijbelstudies over de engelen

Engelen zijn binnen de calvinistische traditie onterecht wat in de vergeethoek beland. Dat heeft onder andere te maken met de juist zo uitbundige aandacht binnen de Roomse Kerk. Maar wij mogen daar toch niet aan voorbij gaan: engelen hebben wel degelijk een functie, ook voor ons, vandaag. Ik wil je meenemen in een zoektocht van een aantal Bijbelstudies over de engelen. Je laten zien hoe heerlijk engelen het hebben in de hemel; dat ze beperkt zijnen ondanks dat toch volmaakt zijn; hoe verschillend van God en hoe verschillend van de mens; tegelijk: wat een prachtig voorbeeld ze voor ons zijn in hun liefde voor en toewijding aan de HEERE!


Meer weten over ds. Viervant

De predikant die mij vooral daarvoor de ogen heeft geopend is ds. Hendrik Huslij Viervant (1754-1814). Hij heeft – toen hij door de Bataafsche Republiek werd afgezet van wege zijn oranje-gezindheid – een aantal preken uitgegeven, waaronder twee preken over engelen.

Deze preek lezen
Deze preek lezen


























Hij leerde me nadenken over dingen, die niet zo concreet in de Bijbel staan, maar die je wel kunt bedenken, als je de Bijbel goed leest en tekst met tekst vergelijkt. Hij leerde me nadenken over Gods Woord, in plaats van slechts de woorden lezen die er staan. Proef je het verschil?
En dat principe wil ik ook graag uitdagen op de Bijbelstudieblogs. Ze vormen geen definitief naslagwerk op een tekst of tekstgedeelte, maar een stimulans om na te denken over wat er staat en over dat wat er zijdelings of tussen de regels door staat; en soms ook over dat wat er niet direct staat!

Na de kerstdagen is het – dacht ik – wel een mooi moment om te gaan zien wat er gebeurt rondom en met de engelen. En wat er gebeurde vroeger, in het Oude en in het Nieuwe Testament. Maar ook wat er op dit moment nog gebeurt. Ook zullen we gaan zien – al direct in de eerste Bijbelstudie – wat er gebeurt als een engel de mens ontmoet. We beginnen daarom bij het Kerstevangelie en zullen gaande weg wat verder bladeren door en terugbladeren in de Bijbel. Zo mogelijk dagelijks; maar in ieder geval zo frequent mogelijk.

En als je vragen hebt of opmerkingen, reageer gerust via twitter @LeodeKluijver

woensdag 24 december 2014

Jezus kan het weten!

"En Ik weet, dat Zijn gebod het eeuwige leven is. Hetgeen Ik dan spreek, dat spreek Ik alzo, gelijk Mij de Vader gezegd heeft."
Johannes 12 : 50


Om te beginnen bij het einde van onze dagtekst (de laatste van Johannes 12), en nog even aan te haken bij de overdenking van gisteren het volgende. Ik stelde gisteren dat de Zoon niet slechts spreker was van hetgeen de Vader had gedicteerd. Nu zou je dit tóch kunnen concluderen uit deze laatste woorden van Johannes 12. Dat dit onmogelijk is, in het licht van de Drieënigheid, lijkt me duidelijk. Alle drie, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest zijn God. Voluit en volwaardig. Wel is er onderscheid in zekere zin, maar niet dat er sprake is van drie Goden… ook niet dat er sprake is van één Hoofdgod en twee Uitvoerders. Ik wil het mysterie van de Drieënigheid laten staan. Toch is er vanuit de Schrift wel iets over te zeggen, bijvoorbeeld die zeer merkwaardige tekst uit 1 Korinthe 15, die je te denken geeft:

  • 24 Daarna zal het einde zijn, wanneer Hij het Koninkrijk aan God en den Vader zal overgegeven hebben; wanneer Hij zal te niet gedaan hebben alle heerschappij, en alle macht en kracht.
  • 25 Want Hij moet als Koning heersen, totdat Hij al de vijanden onder Zijn voeten zal gelegd hebben.
  • 26 De laatste vijand, die te niet gedaan wordt, is de dood.
  • 27 Want Hij heeft alle dingen Zijn voeten onderworpen. Doch wanneer Hij zegt, dat Hem alle dingen onderworpen zijn, zo is het openbaar, dat Hij uitgenomen wordt, Die Hem alle dingen onderworpen heeft.
  • 28 En wanneer Hem alle dingen zullen onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon Zelf onderworpen worden Dien, Die Hem alle dingen onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen.

Dat lijkt vol tegenstrijdigheden te zitten. Maar toch is dat niet zo. Hier proef je iets van hoe God is in Zichzelf en hoe beperkt wij mensen dat maar kunnen verwoorden. Toen de Zoon het menselijk vlees aannam (daar staan we morgen en overmorgen speciaal bij stil) en Zijn Middelaarsfunctie ging vervullen, kwam Hij in een dubbelpositie: God en mens. Naar Zijn godheid kan Hij nooit ergens aan onderworpen zijn. Immers, vers 25 stelt: "Hij moet als Koning heersen"; en daar gaat het om de Drieënige God, dus óók de Zoon. Als alles aan God is onderworpen, volmaakt, dan zal de Zoon Zelf onderworpen worden aan Hem aan Wie alle dingen onderworpen zijn. Niet, zo stellen de Kanttekeningen terecht, naar Zijn godheid, maar naar Zijn Middelaarspositie. Het is simpelweg niet meer nodig om die aparte positie in te nemen. Hij hoeft niets meer te doen voor zondaren… Zijn werk is definitief vervuld. Pas dán is God alles in allen. Er staan geen rekeningen meer open en er is geen onreinheid meer.
Dus als we een bepaalde discrepantie menen te ontdekken in onze dagtekst, dan moet je hier duidelijk onderscheiden dat Jezus hier als Middelaar niets anders wil zeggen dan Hij als God te zeggen heeft. Weliswaar zegt Hij het hier in de tekst niet zo. Enerzijds om het voor de mensen nog begrijpelijk te houden, anderzijds om juist ook daarin Zijn passie voor de Vader te laten zien. Zo één is Hij met Zijn Vader!

Hij als geen ander, kan weten wat Gods motief is, bij de zending van Zijn Zoon, op die eerste Kerstdag. Maar, zoals Zacharias werd gehinderd door zijn stomheid en niet kon spreken, zo werd Jezus de eerste jaren van Zijn leven gehinderd door Zijn mensheid (niet uit zonde, maar omdat ons menselijk vlees daardoor is gehinderd geworden), zodat Hij niet kon vertellen waarom Hij kwam en wat Zijn Vaders motieven precies waren. Wat een lijden is dat voor Hem geweest! Hij heeft als kleuter gehoord hoe er over Zijn Vader werd gesproken, maar… Hij was nog kleuter. Hij heeft als tiener gezien en gehoord hoe andere jongeren zich uitleefden in de zonden van hun jeugd. Wat zoal? Ook in die tijd waren er sociale media: geen twitter maar wel geroddel, gesmoes en schunnige grappen in de dorpsscene. Ook in die tijd waren er zondige fantasieën: er waren geen films die deze fantasieën onverhuld prikkelden, maar men had uit kleine gebaren en bewegingen en ook rituele symbolen voldoende prikkels om sexuele fantasieën te stimuleren. Sla ik nu door? Nee, vanuit allerlei zaken die wij kennen vanuit bijvoorbeeld de middeleeuwen is voldoende bekend, dat er vroeger van alles te beleven viel in het sociale circuit, waardoor men niet minder voor zondige praktijken zorgde dan vandaag de dag! Te denken valt aan hoofse liedjes van troubadours, erotische symbolen die men ergens in kerfde of als speldjes op kleding droeg, alsmede allerlei zondige sociale omgevingen waarin men zich uitleefde. Het grote aantal versnelde huwelijken (moetjes) en voorkinderen laat onverhuld zien, wat tegenwoordig wordt verdoezeld door allerlei voorbehoedsmiddelen. Men deelde toen geen pikante plaatjes via Facebook, maar men deelde ze toch; en daar zijn ook beeldjes en andere cultusvoorbeelden van uit de oudheid!
Vlak niet uit wat het voor Jezus was, om ons zondige vlees aan te nemen. En denk maar niet dat in dat alles de satan stil zat. Satan, die zo goed de ingangen in de menselijke ziel kent…

Ik mag natuurlijk niet alle mensen over één kam scheren; er waren er zeker die de komst van de Messias verwachtten. Maar hun verwachting was – hoe puur en rein ook – vertroebeld door zondige 'fantasieën', al dan niet ingegeven door de dwaalleer der toenmalige theologie!
Te midden van deze omstandigheden – die Micha beschrijft als 'het volk dat in duisternis wandelt' – laat Jezus zien Wie Hij is, maar meer nog: Wie Zijn Vader is. God had maar één motief: dat mensen het eeuwige leven weer zouden ontvangen. Ik verbaas me over de frivoliteit en luchthartigheid waarmee we vaak Kerst vieren. Ik zou er voor willen pleiten dat we net als bij het Avondmaal meer "onze zonde en vervloeking zullen bedenken", die het nodig maakten dat God deze actie ondernam, door Zijn Enigst Kind op te offeren. Om zo des te dieper Gods motief achter de zending van Zijn Zoon te doorzien.

Nel Benschop schreef ooit een gedicht dat prachtig op muziek werd gezet door Pieter Stolk en fantastisch werd uitgevoerd door zijn koor Vox Jubilans: 'Stille nacht', gebaseerd op Exodus 3:5 en 4:12.


Laat het stil zijn in Uw nacht,
leer ons eindelijk te zwijgen.
Laat alleen gebeden stijgen
naar de plaats waar U ons wacht.

Leer ons luist'ren in Uw nacht
naar de ongehoorde dingen
die de eng'len voor ons zingen
over U, Die vrede bracht.

Laat ons komen, deze nacht,
komen met ontschoeide voeten
om het Kind van Vuur te groeten,
dat ons zegt: "Ga – in Mijn kracht!"

Het Kind van Vuur… Dat leek in wraak te komen, maar ons heenzendt nadat Hij onze schuld op Zich nam! Gezegende Kerstdagen gewenst in dít licht.

dinsdag 23 december 2014

Als je Jezus hoort praten, hoor je Zijn Vader

"Want Ik heb uit Mijzelven niet gesproken; maar de Vader, Die Mij gezonden heeft, Die heeft Mij een gebod gegeven, wat Ik zeggen zal, en wat Ik spreken zal."
Johannes 12 : 49

Als in de velden van Efratha de engel verschijnt en de Kerstboodschap brengt, dan geloof je direct dat die boodschap niet uit zijn eigen brein voortkwam. Die is voorgeschreven door God de Vader: zo en zo moet je het die herders daar en daar gaan vertellen. Feilloos voert de engel zijn taak uit. Zoals alle engelen alles feilloos doen! Geen eigen interpretaties… en toch zelfstandige geesten! Het zijn geen robots, maar feilloos secuur uitvoerend om zo God op het allerhoogst te behagen!
Bij engelen kun je je daar nog wel wat bij voorstellen. Maar nu een ander voorbeeld uit een totaal andere hoek: Bileam! De spiritist die Balak inhuurde om Israël te vervloeken (spiritueel te blokkeren). Onderweg ontmoet hij ook een engel. Deze zegt hem: "Ga heen met deze mannen; maar alleenlijk dat woord, wat Ik tot u spreken zal, dat zult gij spreken" (Num. 22:35). Dat woord van de engel was een herhaling van wat God reeds in de nacht ervoor tegen Bileam had gezegd: "en nochtans zult gij dat doen, hetwelk Ik tot u spreken zal" (Nu. 22:20). Bileam is een slaafs voorbeeld. De engel is een toegewijd en vrijwillig voorbeeld.

Maar… wat merkwaardig dat je dit nu ook leest over de Heere Jezus! Heb je daar wel eens bij stil gestaan? Want, zo staat het er toch? God de Vader heeft een gebod, een voorgedicteerde tekst, gegeven die Jezus op aarde moest gaan uitspreken. Hoe zit dat? Was Jezus in die zin eigenlijk gewoon een bode, een engel (want het woord engel betekent in het hebreeuws hetzelfde als bode)?
Nog een ander voorbeeld: Johannes de Doper. Hoe wordt hij genoemd? De 'stem' van de roepende in de woestijn. Vaak denk je daarbij aan ons spreekwoord; als iemand niet naar je luistert, terwijl je hem toch goede raad geeft dan zeggen we vaak: "ik ben als een stem van een roepende in de woestijn". Zinloos eigenlijk. Nee, dat betekent het niet. Ds. J. Westerink vertelde dat enige jaren geleden op de Haamstede Conferentie. De 'stem' betekent eigenlijk de 'speaker', het medium, waardoor het geluid tot ons komt. En wie is de roepende? Johannes? Nee, het moet eigenlijk zo geschreven worden: 'de stem van de Roepende'! God spreekt en wij kunnen Hem horen door Zijn bode, Johannes in dat geval.

Terug naar Jezus' woorden. God de Vader heeft Hem een gebod gegeven. Jezus spreekt menselijk. En hier niet voor het eerst. Reeds in Johannes 7 lezen we: "Jezus antwoordde hun, en zeide: Mijn leer is Mijne niet, maar Desgenen, Die Mij gezonden heeft. Zo iemand wil Deszelfs wil doen, die zal van deze leer bekennen, of zij uit God is, dan of Ik van Mijzelven spreek. Die van zichzelven spreekt, zoekt zijn eigen eer; maar Die de eer zoekt Desgenen, Die Hem gezonden heeft, Die is waarachtig, en geen ongerechtigheid is in Hem." (Joh. 7:16-18).
Jezus praat geen gedicteerd verhaal na. Maar in de eeuwigheid heeft Hij in de Raad des Vredes met Zijn Vader gesproken. Samen hebben Zij het reddingsplan voor de mens gemaakt. En de Zoon had als uitgangspunt: de eer van Zijn Vader. De Vader had als uitgangspunt: Zijn rechtvaardigheid moet onaangetast blijven. En beiden hadden daarbij eveneens de mens op het oog! De Zoon is zozeer vol van Zijn Vader dat Hij in de volheid des tijds gaat laten zien hoe Zijn Vader is en hoe welmenend Hij is, maar ook hoe zeer gekrenkt in Zijn eer door de walgelijke zonden van de mens!
Hierover waren de Vader en de Zoon het 100% eens (en waarover niet?) dat het alleen op deze wijze mogelijk was. En conform die afspraken, die tot heerlijkheid van Zijn Vader waren, spreekt en handelt nu de Zoon. Terecht wijzen de Kanttekenaren erop dat je met 'gebod' ook 'leer' kunt bedoelen. Het is de leer, die niet wettisch en systematisch en kil-afstandelijk is, maar voluit God uitbeeldt en aanprijst. Er zit leven in. 

Zacharias, de vader van de profeet Johannes de Doper, was zelf ook profeet. Wát een profetie en een finesses zitten er in zijn lofzang. Daar kon Bileam niet aan tippen; hoewel… "Ik zal hem zien, maar nu niet; ik zal hem aanschouwen, maar niet nabij. Er zal een ster voortkomen uit Jakob, en er zal een scepter uit Israël opkomen" (Num. 24:17a). Bileam kreeg van verre te zien, dat de Messias zou komen. Helaas bleef hij eeuwig op afstand! Maar Zacharias niet. Zing maar mee met hem, met de dagtekst in je achterhoofd:
Lof zij den God van Israël,
Den HEER, die aan Zijn erfvolk dacht,
En, door Zijn liefderijk bestel,
Verlossing heeft teweeg gebracht;
Een hoorn des heils heeft opgerecht;
't Geen Davids huis was toegezegd,
Dat wil Hij ons nu schenken;
Gelijk Gods trouw, van 's aardrijks ochtendstond,
Door der profeten wijzen mond,
Zich hiertoe aan de vaderen verbond.
God had hun, tot hun troost, gemeld,
Hoe Zijn genâ ons redden zou
Van onzer haat'ren wreed geweld;
Nu blijkt Zijn onverwrikb're trouw;
Nu toont Hij Zijn barmhartigheid,
Van ouds den vaad'ren toegezeid,
En dat Hij wil gedenken
Aan 't heilverbond, aan dien gestaafden eed,
Dien Hij weleer aan Abram deed,
Aan Zijn verbond, dat van geen wank'len weet.


Hij speld' ons, dat wij t' allen tijd,
Wanneer die blijde heildag rees,
Van 's vijands dienstbaar juk bevrijd,
Hem dienen zouden zonder vrees,
Naar 't heilig recht, in ware deugd.
O dierbaar kind, o stof van vreugd,
Geschenk van 't Alvermogen,
Elk noem' u Gods profeet, en geev' u eer;
Gij treedt voor 't aanschijn van den HEER,
En baant Zijn weg door leven en door leer.


Dus wordt des HEEREN volk geleid,
Door 't licht, dat nu ontstoken is,
Tot kennis van de zaligheid,
In hunne schuldvergiffenis;
Die nooit in schoner glans verscheen,
Dan nu, door Gods barmhartigheên,
Die, met ons lot bewogen,
Om ons van zond' en ongeval t' ontslaan,
Een ster in Jakob op doet gaan,
De zon des heils doet aan de kimmen staan. (Denk aan Bileam)


Voor elk, die in het duister dwaalt,
Verstrekt deez' zon een helder licht.
Dat hem in schâuw des doods bestraalt,
Op 't vredepad zijn voeten richt.

maandag 22 december 2014

Geen zoetsappig gedoe!

“Die Mij verwerpt, en Mijn woorden niet ontvangt, heeft, die hem oordeelt; het woord, dat Ik gesproken heb, dat zal hem oordelen ten laatsten dage” 
Johannes 12 : 48

Het gevaar is dat wij bang voor God zijn en de dreiging dus ook van díe kant verwachten. Zo maken we in ons denken God tot een onberekenbare factor… echter we rekenen mis. Als God ons tegemoet komt, schiet de mens in de afweerhouding. Als dat maar goed gaat. De engel moest – bij de aankondiging van Jezus’ komst in het vlees, zo zagen we gisteren – tot driemaal “Vreest niet” roepen; Jezus Zelf moet herhaaldelijk onderstrepen: “Ik ben niet gekomen om de mens te verdelgen…”. Het bijkomend gevaar is – en dat zie je in vrijzinnige kerken en in veel evangelische kringen – dat we met de komst van Jezus als Zaligmaker denken dat er geen vuiltje meer aan de lucht is. Die clichée aangehaalde tekst “Indien wij ontrouw zijn, Hij is getrouw… Hij kan Zichzelf niet verloochenen” (2 Tim. 2 : 13) zorgt in die zin ook voor veel verwarring en valse gerustheid. Ook dan rekenen we mis.

Jezus is uiterst scherp als Hij in onze dagtekst stelt: Wie Mijn woorden niet serieus neemt, verwerpt ze dus… en op die manier verwerpt hij Míj! En dan volgt in onze vertaling een raar stukje zin: “…heeft, die hem oordeelt”. Hoe moet je dat lezen? De King James Vertaling zegt het zo: “He that rejecteth me, and receiveth not my words, hath one that judgeth him: the word that I have spoken, the same shall judge him in the last day.
Met andere woorden: “Hij die Mij verwerpt… heeft er een die (of heeft ‘iets’) dat hem (ver)oordeelt”. En vóórdat je denkt dat het dus toch Christus is Die je veroordeelt, legt Christus Zelf het balletje bij jou terug: “Het woord dat Ik gesproken heb zal hem oordelen ten laatste dagen”. De puntkomma tussen deze twee zinnen moet eigenlijk een dubbele punt zijn, zodat er staat: “Die Mij verwerpt en Mijn woorden niet ontvangt, heeft iets dat hem oordeelt: (namelijk) het woord dat Ik gesproken heb; dát zal hem oordelen ten laatsten dage”.

De oppervlakkige lezer zal denken dat het veroordelende dus toch in God of Christus zit; de nauwlettende lezer zal bekennen dat hij dat juist zélf is, wanneer hij het Woord verwerpt. Immers: Christus is niet veroordelend in Zijn welmenend aanbod; God de Vader al evenmin! Als je dat welmenende Woord verwerpt, zal dat in de Dag des Oordeels een bewijsstuk zijn dat niet valt te ontkennen! Je zult in de Dag des Oordeels de HEERE niets voor de voeten kunnen werpen. Het was niet het vermeende feit dat je niet kón geloven, maar het realistische en dramatische feit dat je niet wílde geloven!
Daarom: richt je niet op je innerlijke of je theologische inzichten die bepalen dat een mens niets kan; ook niet 'iets kunnen'; zelfs niet 'niets kunnen'… Maar richt je op het Woord van Christus en klem je er met vastberadenheid aan vast! Want Hij is de Enige op aarde die woorden van eeuwig leven sprak. Het is luisteren geblazen; en dan luisteren in de betekenis van ‘gehoorzamen’.

Het Woord van God is een tweesnijdend scherp zwaard. Het snijdt, zoals een boemerang zijn werk doet. Gods Woord keert nooit ledig weer… Het laat Hem zien als de Betrouwbare; het laat Hem kennen als de Welmenende. Maar dat doet niets af aan Zijn rechtvaardige toorn, die ooit ontbrandde op Zijn Zoon (wie zal dat peilen!). Deze zelfde toorn zal eeuwig branden op hen die Zijn welmenende roep overstemmen met óf hun goddeloos en walgelijk gebazel, óf hun godsdienstig en even zeer walgelijk gebazel; beiden stellen namelijk Hem in een kwaad daglicht… en dat kan niet ongestraft blijven. Heden, zo gij Zijn stem hoort, verhardt u niet! Sta er in deze laatste dagen van Advent 2014 nog weer eens extra bij stil: wat heeft Hij moeten afleggen en wat heeft Hij er voor over gehad om mensen te redden van hun zelfgekozen ondergang! Sta er vandaag een ogenblik bij stil; tot je eeuwig heil!

zondag 21 december 2014

Heb jij last van angst voor God?

"En indien iemand Mijn woorden gehoord, en niet geloofd zal hebben, Ik oordeel hem niet; want Ik ben niet gekomen, opdat Ik de wereld oordele, maar opdat Ik de wereld zalig make" (Johannes 12 : 47)

Wanneer het volk Israël bij de berg Horeb zijn tenten heeft opgeslagen, komt God tot hen. En wat je ziet gebeuren is dat het volk bang wordt. De Heere had machtige tekenen en wonderen gedaan in Egypte, waar ze danig van onder de indruk waren geraakt. Hij had hen ook wonderlijk door de Rode Zee geleid. Daarin was de Heere toch ook al heel dichtbij gekomen? Inderdaad, maar toch wordt het volk bang, als hun God tot hen komt. Het oorverdovende geluid van donder, boven op de berg, imponeert. De helle bliksemschichten van Gods heiligheid, waarmee Hij Zich laat zien, vervullen het volk met paniekerige angst. Mozes moet maar met God spreken en naar Hem luisteren, want zij kunnen dit niet verdragen! Vanwaar die angst?

Continue is de Heere bezig om de mens gerust te stellen. Dat begon al in Genesis 3, in het Paradijs, toen Adam en Eva hadden gezondigd. De mens kruipt weg, zodra hij God hoort aankomen. Terwijl Adam als priester in zijn gezin zijn vrouw bij de hand had moeten leiden en tot God brengen, Hem tegemoet gaan, daar duikt hij weg achter zijn vrouw!
Terecht vreest de mens het oordeel. Maar hoe verrassend is God, als Hij de moederbelofte geeft! En hoe vaak heeft Hij de mens aan die belofte herinnert. God zal bij de mensen komen. Jesaja spreekt ervan: "En men zal te dien dage zeggen: Ziet, Deze is onze God; wij hebben Hem verwacht, en Hij zal ons zalig maken. Deze is de HEERE, wij hebben Hem verwacht, wij zullen ons verheugen en verblijden in Zijn zaligheid" (Jesaja 25:9).

Ook Manoach en zijn vrouw vrezen, als ze zich realiseren dat ze oog in oog hebben gestaan met God. Hoewel, zijn vrouw trekt al snel andere conclusies:
"En de Engel des HEEREN verscheen niet meer aan Manoach, en aan zijn huisvrouw. Toen bekende Manoach, dat het een Engel des HEEREN was. En Manoach zeide tot zijn huisvrouw: Wij zullen zekerlijk sterven, omdat wij God gezien hebben. Maar zijn huisvrouw zeide tot hem: Zo de HEERE lust had ons te doden, Hij had het brandoffer en spijsoffer van onze hand niet aangenomen, noch ons dit alles getoond, noch ons om dezen tijd laten horen, zulks als dit is(Richt. 13:21-23).
De offers namen de plaats in van de mens, het voorwerp van de toorn. Verzoening maakte dat God en mens weer met elkaar konden communiceren. Echter, het bloed van stieren en bokken an sich konden Gods toorn niet stillen. Ze waren slechts een schaduw, een sacrament, dat naar iets hogers en heerlijkers wees: het Lam dat zou worden geslacht.

Als het Nieuwe Testament inzet met het feit dat God de mens opnieuw gaat bezoeken, opzoeken, zien we tot driemaal toe vrees. Maria, Zacharias en de herders vrezen en in al die gevallen wordt er door de hemel gezegd: "Vreest niet!" Niet vreemd, die vrees, want wie God ziet moet sterven, zo leerde men in het Oude Testament. En wat ook belangrijk is te weten is dat de profeten Christus eerst komst (met vrede) en Zijn tweede komst (ten gericht) als één gebeurtenis zagen. Zo leefde de gedachte dat áls de Messias komen zal, de Dag des Oordels er zou zijn. Maar dit blijkt een visiefout te zijn. Luister maar.
Tegen Maria vertelt de engel: "En zij zal een Zoon baren, en gij zult Zijn naam heten JEZUS; want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden" (Matth. 1:21). Geen angst, maar hoop! Want zó zult u God weer onder ogen kunnen komen! Jezus bevestigt die woorden meerdere malen, zoals: "Want de Zoon des mensen is gekomen om zalig te maken, dat verloren was" (Matth. 18:11). Ook Paulus wijst daarop tegen Timotheüs: "Dit is een getrouw woord, en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben" (1 Tim. 1:15).
Jezus onderstreept dit in onze tekst: Hij is niet gekomen ten oordeel, maar om de mensen te behouden. Het is evenwel niet om het even wat we met die boodschap doen!

zaterdag 20 december 2014

Kerst! Weet je het nog?

'No room in the Inn', geschilderd door Joseph F. Brickley


Het warme licht in een kille nacht: gastvrijheid?
Geen plaats! Vrolijk gelach: "Nee, we zitten vol." 
Feestvreugde, met op een steenworp afstand: Jezus.
Vrede op aarde? God werd mens. Waarom ook alweer?
Mijn Kerst en Gods Kerst: lijkt dat nog een beetje op elkaar?


Wat wil God ons vertellen met Kerst?
Daar gaat Hij. De Vader kijkt Hem na. Niet zoals de vader uit 'de gelijkenis van de verloren zoon'. Nee, de Vader weet heel goed waar Zijn Zoon naar toe gaat. En… Hij weet hoe het af gaat lopen. Maar Hij weet ook hoe diep het dal gaat worden… voor Zijn Zoon en voor Hem Zelf! Hij weet ook voor wie Hij deze weg gaat: voor mensen, die zich niet zo druk maken om Hem. Vijandig zelfs is hun houding. Maar waarom?

Trots kijkt de Vader Zijn Zoon na. Hij heeft gezien, hoe Hij alle heerlijkheid aflegde, die Hij bij Zijn Vader had. Alle heerlijkheid is eraf… Hij gaat mens worden. Gelijk aan hen, die Hij gemaakt heeft. Ze lijken al lang niet meer op Hem. Trots vervult Zijn Vaderhart: wat wordt Hij daar enorm door verheerlijkt, dat Zijn Zoon zó diep wil gaan! Met huiver denkt Hij aan het moment dat komen gaat. Het moment, waar Zijn Zoon ook zo tegenop ziet. Het is in eeuwigheid nog nooit gebeurd: ze zullen van elkaar gescheiden worden! Maar waarom?

Gerechtigheid moet zijn loop hebben. Dat is Hij aan Zijn stand verplicht. Wat niet mogelijk was, maakte de mens, helaas, mogelijk. De Vader moet al Zijn toorn over de zonde kwijt! Op die mensen? Dat had Zijn tegenstander wel gewild. Maar zover hoeft het niet te komen. Want… kijk, daar gaat Zijn Zoon. Die laat Zich geboren worden… Die laat Zich kennen, zodat mensen Zijn Vader weer zullen kennen… Die laat Zich verbrijzelen onder de toorn van Zijn Vader, zodat mensen Zijn Vader weer onder ogen kunnen komen. Maar waarom?

Hij had het niet hoeven doen. Dan bleef Zijn Vader Koning, weliswaar zonder onderdanen. Maar dat wilde de Zoon niet. Het zou tot oneer van Zijn Vader zijn. Dat nooit! Dan nog liever deze weg. Aan de straf viel niet te tornen… maar over wíe de prijs gaat betalen viel te onderhandelen; een eeuwigheid terug! Daar gaat Hij nu. De Vader kijkt Hem na. De Vader weet heel goed hoe zwaar de prijs is die Hem gaat worden betaald. Maar Hij heeft het er dubbel en dwars voor over. Maar waarom?

Ik weet het antwoord op die vraag niet. Daar moet je God voor zijn. Wel weet ik dat ik niet half kan bevatten hoe vol liefde de Vader moet zijn: dat Hij Zijn enigst Kind wilde afstaan, om mij thuis te kunnen halen! Dat Hij mij weer wil laten zijn, zoals Hij me bedoelde, toen Hij de schepping maakte. Misschien dat ik het hierna zal begrijpen. Want hoe meer ik Hem leer kennen, hoe meer ik leer zien dat Hij zo anders is dan ik! Wat een prijs! Wat een Kerstkind! Wat een Vader! Daarom!

Ik zou wel heel ondankbaar zijn, als ik op zo'n grote zaligheid geen acht zou slaan! Daar kan geen kerstgroen of kaarslicht tegenop. Kerst is niet zozeer sfeer en gezelligheid, maar vooral een wonder. Een boodschap en de eerste stap op weg naar Vrede met God… Het kan er weer van komen, want kijk: daar gaat de Zoon! De Vader kijkt Hem na. Tot over 33 jaar… "Heden verkondig ik u grote blijdschap… dat de Zaligmaker is geboren!"

donderdag 18 december 2014

Heilig Avondmaal – 14. vrijdag

De belijdenis van de Heere Jezus

Tot de nabetrachting hoort tenslotte ook de belijdenis van de Heere Jezus. Het Heilig Avondmaal verplicht je om de dood van de Heere Jezus te verkondigen, totdat Hij terugkomt op de wolken. Schaam je niet voor Christus, schaam je niet voor Zijn leer, Zijn kerk, Zijn kinderen en Zijn zaak (bij 'zaak' kun je denken aan de hele onderneming van Christus, waarmee Hij Zijn Kerk vergadert uit deze wereld en Zijn Koninkrijk; je zou het woord 'zaak' ook als een juridische term kunnen zien, zoals een rechtszaak; maar het grondwoord voor 'zaak' betekent allereerst: 'ten behoeve van' of 'ter wille van').
Kom vrijmoedig uit voor Hem, laat met je spreken, je daden, de gezelschappen waarin je je bevindt, zien en merken dat je bij Christus hoort! Wees blij als er zich een gelegenheid voordoet dat je kunt laten horen of zien hoe heerlijk, hoe vol zaligheid, hoe dierbaar Jezus Christus voor je is.
Verblijdt je, als de mensen je smaden vanwege de Heere Jezus (en niet vanwege jouw zondige daden!) en schroom niet om verdrukking te lijden om wille van de Naam van Christus. En als de HEERE het goed acht om je te verheerlijken, door je als martelaar tot bloedgetuige van Zijn zaak te roepen, weiger die kroon niet, maar neem hem dankbaar en met blijdschap aan.

Tot slot

Zalig zijn zij, die iets laten zien van wat we hiervoor allemaal hebben overdacht met betrekking tot de voorbereiding, de viering van het Heilig Avondmaal zelf en de nabetrachting ervan. Als zij het meeste daarvan in hun leven herkennen, zijn ze er het best aan toe; maar ook 'hinkenden' komen met Jacob in Kanaän aan! De oprechtheid van je hart is bij God aangenaam en geeft ook steun om te geloven.
Velen hebben wel de lust tot deze dingen, maar klagen dat zij ze niet hebben (of herkennen); en zij hebben er helaas ook reden toe, maar waar komt dat door? Zeker, de schuld ligt bij henzelf, omdat ze traag zijn in het zoeken; ze vinden het allemaal veel te zwaar, te moeilijk. Maar ja, wie niet arbeidt, zal ook niet eten; wie niet bidt, zal ook niet ontvangen; wie niet zoekt zal ook niet vinden.
Zoals God in het alledaagse leven alleen op het gebruik van middelen de lichamelijke zegeningen geeft, zo doet Hij dat ook in het geestelijke. Daarom: begeer deze dingen en wees actief in het zoeken ervan. Leef dicht bij de HEERE en wees een open boek voor Hem (A Brakel zegt eigenlijk "vertoon uzelf dikwijls zo aan de HEERE, zoals gij zijt"). Zeg Hem eerlijk hoe je bent: zo zondig, zo traag, zo lusteloos, zo duister (in het geloof). Laat hem eerlijk zien wat er aan scheelt: hoe groot je onmacht is, om met het zwakke geloof tegen de weerstand van de Oude Adam (de oude mens) te strijden en te overwinnen; ja, hoe moeilijk het vaak is om zelfs met het werk te beginnen!
Bidt de HEERE om je met Zijn genade te ondersteunen. Bidt om de Heilige Geest, Die je aanzet tot willen en zoeken en houdt de HEERE Zijn beloften maar voor. Dan zul je zien dat de HEERE zal horen en genade zal geven. Want het is voor de HEERE aangenaam, als je Hem wel wil zoeken en als je bidt om de Heilige Geest om meer actief te zijn met en voor Hem. En ondanks je machteloos gevoel, zal je ziel er meer dan eens levendiger door worden! Je zult er een 'stil' (biddend verwachtend) hart door krijgen, grotere verlichting en meer vertroosting.

Ik wens je toe dat de HEERE, Die goed is, je dát laat zoeken én vinden!

woensdag 17 december 2014

Heilig Avondmaal – 13. donderdag

Laat zien dat je bij Christus hoort

Bij de nabetrachting hoort ook dat je openlijk laat zien dat je een christen, een bondgenoot van Christus, bent. "Draagt dan voortaan Christus' livrei", zegt A Brakel (een livrei is een ambtskostuum van een lakei aan het koninklijk hof). Hoe doe je dat? Door zo te wandelen (en je zo te gedragen), zoals Christus gedaan heeft (1 Joh. 2:6). Zodat allen, die jou zien, je herkennen dat je bij Jezus hoort (Hand. 4:13). Hoe wordt dat zichtbaar?
  • Door de liefde: "Hieraan zullen zij allen bekennen, dat gij Mijn discipelen zijt, zo gij liefde hebt onder elkander" (Joh. 13:35).
    Heb de HEERE lief, en koester de liefde van Jezus voor jou. Laat (van daaruit) ook liefde zien en merken aan alle gelovigen, omdat Jezus hén ook liefheeft en zíj op hun beurt ook van Jezus houden. Laat jouw liefde niet worden getemperd, doordat zij gebreken en onvolmaaktheden hebben; die komen niet voort uit een ongelovig hart (maar uit zwakheid, die jij zelf ook ondervindt).
    En laat de liefde van je hart ook uitgaan naar álle mensen, zoals een licht of vuur, dat zowel goeden als slechten verlicht en verwarmt.
  • Door nederigheid en zachtmoedigheid: "Leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart" (Matth. 11:29).
    Nu je gekozen hebt voor Jezus, om van Hem te ontvangen eer, liefde en bescherming, wat moet je dan nog langer met de eer en liefde van mensen en met de goederen van deze wereld? Als je nu de eergierigheid en geldgierigheid hebt afgezworen, dan zal nederigheid en zachtmoedigheid gaan oplichten in je leven.
    Alles wat je hebt, heb je gekregen van je geliefde Jezus; dus wees maar klein in jezelf en laat jezelf kennen in de omgang als vriendelijk: draag eerbare kleren, maar zonder pronk; laat het ook zien en merken in je huishouding; en op alle plaatsen waar nederigheid te pas komt. En als jou onrecht wordt aangedaan – of er ontstaat een andere gelegenheid waarbij toorn zou kunnen opwellen in je hart – wees dan op je hoede voor die toorn of voor wraak; laat daarentegen zien dat je zachtaardig bent en verdraagzaam; en dat je zelfs je vijanden kunt liefhebben en hen goed kunt doen.
  • Door weldadigheid: wat deed Jezus altijd wel (goed) aan anderen! Wie ging er ooit ongetroost bij Hem vandaan? Laat dat ook in jouw leven zien: troost de bedroefden, bezoek de zieken, wees milddadig aan armen. En als je weinig of geen geld hebt om te geven, wees dan in ieder geval vriendelijk voor hen, en laat medelijden voelen. Laat alzo je licht schijnen onder de mensen en toon je geloof uit je werken!

dinsdag 16 december 2014

Heilig Avondmaal – 12. woensdag

De wereld verlaten

De nabetrachting bestaat ook uit het versmaden (negatief waarderen) en verlaten (links laten liggen) van de wereld:
"Hebt de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is; zo iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. Want al wat in de wereld is, namelijk de begeerlijkheid des vleses, en de begeerlijkheid der ogen, en de grootsheid des levens, is niet uit den Vader, maar is uit de wereld" (1 Joh. 2:15-16).

Wees eerlijk, waarom zou je de wereld níet willen verlaten? Immers:
  • Dat zit namelijk inbegrepen in het verbond waarin je bent opgenomen en dat in het Avondmaal opnieuw werd bezegeld. Het houdt in: in God alléén heb ik al mijn lust, mijn rust, mijn blijdschap, mijn vergenoeging (dat betekent: ik heb er volkomen genoeg aan) en mijn vreze en toewijding. De wereld daarentegen niet! Die is nu voor mij slechts een middel om te worden gebruikt (om te kunnen leven, zolang ik hier op aarde ben). Ik loop er doorheen als een vreemdeling, om zo mijn vaderland te bereiken.
  • De wereld is enkel vuilheid; zij ligt toch in het boze? En jij bent juist schoongewassen in het bloed en door de Geest van Christus! Zou je jezelf dan weer vuil willen maken? De HEERE heeft je geroepen of getrokken uit deze droevige en boze wereld, net als Hij Abraham uit Ur riep en Israël uit Egypte. Zou jij er dan toch weer naar terug willen keren?
  • Die twee – God en de wereld – staan recht tegenover elkaar. Wie de ene bemint, haat de Ander; wie de Ene bemint, haat de ander. Niemand kan twee heren dienen: "Zo wie een vriend van de wereld wil zijn, die wordt gezien als een vijand van God" (Jak. 4:4).
  • De wereld níet verlaten is niets minder dan overspelige liefde. De Bruidegom Jezus, met Wie je – bij wijze van spreken – ondertrouwd bent, zal er zeer jaloers over zijn. Het is ook tot oneer van Hem, alsof je ziel niet genoeg heeft aan Hem alleen! Alsof Jezus je niet kan verzadigen, zodat je naast Hem toch nog wat anders moet hebben. Alsof Hij niet goed en vriendelijk genoeg is, om Zijn Bruid te verlevendigen en verheugen.
  • Ook is het zo dat de HEERE het zeker zal belonen, wanneer je uit liefde tot Hem al het aardse goed en genot verlaat. Het verloochenen van alles wat je op aarde probeert te bekoren, zal Hij belonen met overvloedige vertroosting.
  • En wees eerlijk: wat is de wereld met al haar 'heerlijkheid', maar zónder Jezus? Niets anders dan ijdelheid, leeg en loos!
  • Zeg eens, geliefde, waar komt alle verwarring, droefheid, verdriet en moeite vandaan? Toch nergens anders van, dan van de wereld? Die vijand probeert je óf op een vleiende manier, óf op een gewelddadige manier telkens weer te verwonden. Ga je dan je eigen verdriet opzoeken? Heb je al niet lang genoeg die bittere smaak van de wereld geproefd?
Daarom: stap er resoluut uit (dat betekent niet, door te sterven, maar door de bekoring van de wereld als iets waardeloos te negeren) en laat je wandel (zowel je dagelijkse doen en laten, als ook je domicilie, je vaderland) voortaan in de hemel zijn!

maandag 15 december 2014

Heilig Avondmaal – 11. dinsdag

De wandel met God

Ook de dagelijkse omgang met de HEERE hoort bij de nabetrachting; evenals het voortdurend biddend opzien tot Hem (om Zijn hulp, wijsheid en kracht).
"Wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht" (Gen. 17:1).
"Henoch wandelde met God" (Gen. 5:24).

Daarvoor is het nodig dat we God zien als een verzoend Vader, dankzij het offer van Zijn Zoon Jezus Christus. Ook al brandt het geestelijk licht soms maar matig, of val je in zonden, of komt er strijd in je leven, zo moet je tóch vasthouden aan de onwankelbaarheid van Gods verbond. Want het verbond staat of valt niet met ons gevoel, of met ons staan of vallen. Nee het ligt vast in de de onveranderlijkheid van God:
"Bergen zullen wijken, en heuvelen wankelen, maar Mijn goedertierenheid zal van u niet wijken en het verbond Mijns vredes zal niet wankelen, zegt de HEERE, uw Ontfermer" (Jes. 54:10).
"Ik, de HEERE, wordt niet veranderd; daarom zijt gij, o kinderen van Jacob, niet verteerd." (Mal.3:6)

Dus, laat je niet te snel ontnemen wat je van de HEERE hebt gekregen! Sta vast in het geloof en wees dapper. En als je vanuit je gevoel geen duidelijke conclusie kunt trekken over je geestelijke staat (of je nu wel echt gelooft of niet), trekt die conclusie dan vanuit een rationeel oordeel (vanuit je nuchtere overdenking en oordeel over alles dat binnenin je hart speelt en gebeurt). En zeg:
"Alzo ook gijlieden, houdt het daarvoor, dat gij wel der zonde dood zijt maar Gode levend zijt in Christus Jezus, onze Heere" (Rom. 6:11).
"Als die dit oordelen, dat indien één voor allen gestorven is, zij dan allen gestorven zijn" (2 Kor. 5:15).

Stel je de HEERE gedurig voor ogen (Ps. 16:6). Leef in een voortdurend gesprek met Hem. Nu eens biddend, dan weer om raad vragend, of aanhankelijk, of verwachtend, of eerbiedig aanbiddend, of stil in Hem rustend, dan weer dankend, maar ook je 'tot Zijn dienst aanbiedend' (Heere, wat wilt U dat ik doen zal). Leer zo op een heel natuurlijke manier dagelijks met Hem te leven, te wandelen (A Brakel noemt het: "gewen je aan de HEERE"; laat dat de life-style van elke dag worden).

Van zo'n omgang met de HEERE is heil te verwachten en troost, tevredenheid, heiligheid en zaligheid. Want op die manier wordt je ziel zich bewust dat Gods rechtvaardigheid eigenlijk enkel licht, heerlijkheid en zuiverheid is. Je gaat Hem steeds meer lief krijgen, je in Hem verheugen. Temeer, omdat de HEERE in Zijn rechtvaardigheid niet uit is op je verderf, maar op je behoud. Hij wil je helpen. Dat heeft Christus als Borg voor je verdiend! Als je zo met de HEERE omgaat – Zijn goedheid en 'algenoegzaamheid' (dat je aan Hem volledig genoeg hebt) – geeft dat een heerlijke smaak in je geestelijk leven. Je vindt dan echt geen lust meer in de omgang met anderen die de HEERE niet dienen; nee, naast (of in plaats van) de HEERE geeft ook niets op aarde je meer echt lust; immers, je vindt en hebt alles in God:
  • Zijn heiligheid: we kunnen die glans niet verdragen van nature, maar daarin zien we wel onze zondigheid weerspiegeld; dat brengt schaamte met zich mee en zo vergaat de lust tot de vergankelijke en zondige dingen van deze wereld. 
  • Zijn liefde: als je daardoor wordt bestraald, 'zo vermaak je je wonderlijk' (je geniet intens van Gods volheid en rijkdom) en je wordt 'verwarmd in wederliefde'.
  • Zijn wil: dit is de opperste en souvereine wil, waartegen jouw eigengereide wil het altijd aflegt; als je in tijden van lijden komt, of voor allerlei keuzes komt te staan, ga je steeds meer Gods wil liefhebben.
  • Zijn hoogheid en heerlijkheid: hiervoor verliest elk schepsel op aarde zijn aanzien en begeerlijkheid; je ziel buigt zich voor de HEERE en aanbidt Hem in diepe eerbied en geeft Hem eer en heerlijkheid.
  • Zijn almacht: deze is op zichzelf al een geweldig feit; maar wanneer de HEERE met Zijn almacht ook nog gaat werken in schepselen, dan verdwijnt elke kracht die zich tegen je ziel zou kunnen verheffen als sneeuw voor de zon.
  • Zijn wijsheid: deze openbaart zich in al Gods werken, zowel in de natuur (de schepping) als in de genade (het geestelijk leven). Daarbij verbleekt zelfs de grootste wijsheid van een mens; je hart wordt stil, klein en tevreden onder Gods wijze regering.
  • Zijn waarheid en trouw: immers je kent Gods beloften en je gelooft ze ook; en je kunt er gerust en zeker van zijn dat de HEERE doet wat Hij belooft! Je ervaart als het ware de vervulling van Zijn beloften al, nog vóór dat ze werkelijk vervuld zijn. 
Als je dit mag genieten, word je een bedachtzaam (weloverwogen) en standvastig (evenwichtig) mens. Je kent namelijk in alles een stille onderwerping (of overgave) aan de HEERE, wat je ook tegenkomt op je levensweg ("Hij weet wat goed voor mij is"). Er groeit ook een zekere dapperheid (durf en doorzettingsvermogen) in je, bij het uitvoeren van je dagelijks plicht; je mag genieten van het werk dat de HEERE je te doen geeft (en dat ook voor Hem gedaan mag worden). Je laat veel gemakkelijker de uitkomst/de afloop van alle gebeurtenissen over – in een zekere gelatenheid – aan de HEERE (dingen brengen je niet meer zo gemakkelijk van je stuk). Dit is pas écht een vrolijk leven; hier vloeit een zuivere heiligheid uit. Je gaat elke deugd (alle dingen die op zich goed zijn) die níet geschiedt met het zicht op Christus, zien als ondeugdelijk (tekort).

Zo'n dagelijkse wandel met de HEERE is de hemel op aarde.
"En alzo zullen wij altijd met de HEERE wezen. Zo dan, vertroost elkander met deze woorden" (1 Thess. 4:17-18).

David zegt hierover:
"Verzadiging van vreugde is bij Uw aangezicht; liefelijkheden zijn in Uw rechterhand, eeuwiglijk" (Ps. 16:11).
"Ik zal Uw aangezicht in gerechtigheid aanschouwen; ik zal verzadigd worden met Uw beeld, als ik zal opwaken" (Ps. 17:15).

Je kunt dit inderdaad kort samenvatten met het woord 'hemel', maar het gaat tegelijkertijd ons begrip te boven. Als je zo wandelt met de HEERE – en je steeds meer gewent aan die levensstijl – ontvang je ook veel vrijmoedigheid om telkens je nood aan de HEERE te klagen; om al je begeerten in het gebed aan Hem voor te leggen; en ook om de vervulling van deze dingen van Hem af te smeken. Je zult merken dat de HEERE een antwoordende en verhorende God is! Let hier maar eens op:
"Roep tot Mij en Ik zal u antwoorden, en Ik zal u bekendmaken grote dingen en vaste dingen, die gij niet weet." (Jer. 33:2).

Zie daar de uitnemende gelukzaligheid van de omgang met God. Vanwege het feit dat je met God in een verbond leeft – en dat verbond ook aan je is bezegeld in het Avondmaal, eergisteren – heb je het voorrecht om met de HEERE, ootmoedig, te wandelen! En dat is tegelijk ook je plicht! 'Gewen je aan de HEERE' (laat dat wandelen als het ware de gewoonste zaak van de wereld voor je zijn), heb vrede en word blinkend (A Brakel legt dat laatste woord niet uit en het klinkt ons misschien wat vreemd in de oren; maar mijns inziens bedoelt hij hiermee, dat je 'reiner' en 'heiliger' begeert te leven voor de HEERE).

zondag 14 december 2014

Heilig Avondmaal – 10. maandag

Bij de nabetrachting gaat het ook om blijde dankbaarheid. 
"Looft den Heere, mijn ziel! En vergeet géén van Zijn weldaden" (Ps. 103:2).
"Dankt den Heere, roept Zijn Naam aan,maakt Zijn daden bekend onder de volkeren; vermeldt dat Zijn Naam verhoogd is. Psalmzingt den Heere, want Hij heeft heerlijke dingen gedaan, zulks zij bekend op de ganse aardbodem. Juicht en zingt vrolijk, gij inwoners van Sion; want de Heilige Israëls is groot in het midden van u" (Jes. 12:4-6).

Dankbaarheid bestaat uit:

  • Het kennen, bewonderen en op waarde schatten van alles dat je hebt ontvangen van de Heere bij en rondom de viering van het Avondmaal. Maar even goed ook van het gehele werk van de Heere Jezus. En van alles dat de Heere belooft in het Genadeverbond. Wees ook bewust dankbaar voor elke goede ingeving of gedachte in je hart en voor hoe de Heere je ontmoette in het Avondmaal. "Daarom, hoe kostelijk zijn mij, o God, Uw gedachten! Hoe machtig veel zijn haar sommen! Zou ik ze niet tellen? Ze zijn meer dan het zand" (Ps. 139:17). Wie de waarde niet kent van wat hij ontvangen heeft, kan niet dankbaar zijn.
  • Het erkennen dat die dingen die je hebt mogen ontvangen van de Heere bij het Avondmaal ook je eigendom zijn. "Die mij heeft liefgehad, en Zichzelf voor mij overgegeven heeft" (Gal. 2:20). Het eigendom (of bezitten) maakt blij en maakt het hart dankbaar.
  • Het erkennen van Gods vrije (soevereine en genadige) goedheid, als een fontein waaruit al die schitterende weldaden opborrelden. "Weet dat de Heere God is; Hij heeft ons gemaakt, en niet wij, Zijn volk en de schapen van Zijn weide" (Ps. 100:3). Goedheid verdubbelt de (waarde van) de gift.
  • Het laten zien en merken van je blijdschap voor de Heere, vanwege alles dat je van Hem hebt mogen ontvangen, of dat nu veel is of weinig. "Want Gij hebt ons verblijd, Heere!  Met Uw daden. Ik zal juichen over de werken van Uw handen" (Ps. 92:5). Een blijde Gever, eist een blijde ontvanger.
  • De lust om iets terug te doen voor de Heere. "Wat zal ik de Heere vergelden voor al Zijn weldaden aan mij bewezen? Ik zal de beker der verlossing opnemen en de Naam van de Heere aanroepen" (Ps. 116:12-13). Hoewel we natuurlijk niets kunnen aanbieden als tegenprestatie, worden we wel opgeroepen tot het verlangen en de lust om iets terug te doen uit dankbaarheid aan de Heere.
  • Het loven, roemen en prijzen van Gods goedheid, genade en weldadigheid, die zichtbaar werden in die dingen die we ontvingen van de Heere. "Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk; opdat u zou verkondigen de deugden van Degene Die u uit de duisternis heeft geroepen tot Zijn wonderbaar licht" (1 Petr. 2:9). 
  • Het vrijmoedig vertellen van Gods daden. Als je soms in gezelschap bent van mensen die in jouw beleving veel meer van de Heere kennen (Hem al veel langer dienen of de dingen veel beter kunnen verwoorden), aarzel dan niet om tóch met elkaar te delen hoe het je is vergaan bij het Avondmaal. Dat kan heel nuttig zijn en verbondenheid geven, voor jou, zowel als degenen tegen wie je dit mag vertellen. De een herkent er iets in dat in zijn eigen hart ook zo leeft; de ander wordt er door vertroost; een derde wordt aangemoedigd in het zoeken van de Heere. Er ontstaat niet zelden het verlangen om samen de Heere te danken met Psalmen en gebeden. "Komt, hoort toe, o gij allen die God vreest, en ik zal vertellen, wat Hij aan mijn ziel gedaan heeft" (Ps. 66:16).

zaterdag 13 december 2014

Heilig Avondmaal – 9. Avondmaalszondagmiddag of -avond

De nabetrachting

Als je aan het Heilig Avondmaal bent geweest, moet je je niet gedragen alsof je een heel zwaar pak – waar je je nogal zorgen over maakte (bedoeld wordt de angst of je je misschien toch geen oordeel zou eten of drinken) – heb afgelegd. Althans niet in die zin dat je gewoon weer tot de orde van de dag overgaat en misschien zelfs wel je oude leventje weer oppakt. Zie erop toe en zorg dat je zo'n houding niet aanneemt; maar denk goed na over hoe je je ná het Avondmaal gedraagt. Ga zorgvuldig te werk, want de satan zit niet stil. Als het hem vóór of tijdens het Avondmaal niet gelukt is je enige geestelijke schade toe te brengen, dan zal zeker proberen om ná het Avondmaal zijn gram te halen.
Toen de Heere Jezus was gedoopt, werd Hij door de duivel verzocht. Toen de discipelen het Heilig Avondmaal met de Heere Jezus hadden gehouden, werden ze in diezelfde nacht geërgerd aan Hem en verstrooid. Petrus werd toen 'gezift als tarwe'. En nadat Paulus in de derde hemel werd opgetrokken, kreeg hij een engel van de satan, die hem met vuisten sloeg. Zo gaat het vaak met de gelovigen, dat ze na vertroosting zich moeten wapenen tegen de aanvallen van geestelijke vijanden. Ze moeten er daarom voor zorgen dat die geen grip op hen krijgen. En naast dat wapenen tegen die vijanden, moet je er dus ook voor zorgen dat je je eerbaar ('betamelijk' noemt A Brakel het) gedraagt tegenover God; Hij is immers je Weldoener?

Op het Avondmaal zou je de volgende Bijbeltekst wel kunnen toepassen, waarin de HEERE een bevel gaf aan Zijn volk Israël, toen ze het land Kanaän eindelijk mochten binnengaan:
"Als u zult gegeten hebben en verzadigd zult zijn, zo zult u de HEERE, uw God, loven over dat goede land, dat Hij u zal gegeven hebben. Wacht u, dat gij de HEERE, uw God, niet vergeet" (Deut. 8:10-11).

Een overdenking in de stilte

Hoe ziet een goede nabetrachting eruit? Allereerst een overdenking in rust en stilte, over hoe het was tijdens de bediening van het Avondmaal. Hoe we het hebben ervaren (eigenlijk zegt A Brakel: hoe wij ons hebben gedragen) en wat de HEERE aan ons heeft gedaan.
"U zult gedenken al de weg, die u de HEERE, uw God, deze veertig jaren in de woestijn geleid heeft" (Deut. 8:2).

Overdenk hoe je deze hele voorbereiding en bediening hebt ervaren.
  • Hoe zag jouw voorbereiding eruit? Heb je er tijd voor ingeruimd? Of heb je het telkens uitgesteld, totdat de tijd je door de vingers was geglipt? Moest het er met een heel korte overdenking en een of twee kleine gebeden mee door? Kwam je toe aan de overdenking van je zonden? Was er worsteling over het aannemen van Christus? Kwam het tot een levendig opstaan en een 'verwakkering' (doorbrekend besef) die tot bekering leidde? Of was je juist duister en somber, of lusteloos en moedeloos?
  • En hoe was het met je tijdens de bediening van het Avondmaal? Was je droevig of juist blij? Weekhartig en gevoelig of juist kil en ongevoelig, vermengd met verdriet? Duister en somber of juist licht en intens? Emotioneel of juist kalm? Kon je je geloof goed oefenen of was er juist veel vrees? Was er verlangen of bleef het dor en doods?
Overdenk ook hoe de HEERE naar je toe kwam.
  • Was er zowel bij het aangaan als bij het weggaan van de tafel verdriet van binnen, omdat je de HEERE juist nergens ervoer?
  • Of ontving je vrede, stilte, hoop, rust, verzekering of blijdschap in je hart?
  • Bleef je je vastklampen aan de HEERE, misschien wel met veel tranen, ook al ontving je juist niet veel troost?
  • Of kon je je geheel aan de HEERE overgeven en was het net als met de bruid uit het Hooglied, dat je heerlijk leunde (steunde) op je Liefste (de Heere Jezus)?
  • Kwam de HEERE dichtbij met buitengewone geloofservaringen (als werd je opgetrokken in de hemel, net als Paulus)? Of ontving je van Hem heldere en krachtige geloofsverzekering?
Overleg al dit soort dingen eens bij jezelf. Ontken niet te snel dat, wat je mocht ervaren, ook daadwerkelijk van de HEERE was. Waardeer het minste hoog (A Brakel bedoelt: let ook op de kleine, misschien onbeduidende dingen; ook als je maar heel weinig hebt mogen genieten, waardeer dat dan tóch als iets enorm groots en goeds). Als je zo nog eens rustig een poosje terugdenkt aan het Avondmaal (en alles er omheen), zul je merken dat het Avondmaal je een heerlijke nasmaak geeft.
Je zult je gebreken en je tekorten vast wel zien, maar je zult vooral Gods vrije genade erkennen. Evenals Zijn goedheid en weldadigheid. Je zult deze nabeschouwing (nabetrachting) ervaren als een vernieuwing van de vriendschap met God (A Brakel noemt het zelfs een 'weêrbruiloft', of een tegenmaaltijd (denk aan Esther die de Koning uitnodigde voor een maaltijd in haar eigen paleis), waarbij je Jezus op Zijn eigen gerechten (gaven) onthaalt). "O, dat mijn Liefste tot Zijn hof kwame en ate Zijn edele vruchten" (Hoogl. 4:16).
Ja, het zal niet de eerste keer zijn dat je tijdens de nabetrachting die zegen ontvangt, die je tijdens de bediening van het Avondmaal moest missen.

vrijdag 12 december 2014

Heilig Avondmaal – 8. zaterdag

Tips voor de Avondmaalszondagmorgen

Als je je hebt voorbereid, zoals ik hiervoor heb uitgelegd, moet je zondagsmorgens niet te lang op bed blijven liggen. Zo zal de tijd je ontglippen en moet je je nog haasten (zorg dus voor rust). Sta daarentegen ook weer niet té vroeg op – uitzonderlijk veel vroeger dan je normaal doet – anders word je misschien flauw, slaperig of vermoeid, tijdens de Avondmaalsdienst. Want een lichaam dat niet fit is, is niet optimaal in staat de Avondmaalsbediening bewust mee te maken.
Ga op tijd naar de kerk. Trek nette kleren aan, niet te slordig en niet te opzichtig en pronkerig. Als je arm bent en je hebt niet veel meer dan je dagelijkse kleren – maar ze zien er verder nog fatsoenlijk uit – laat je daardoor niet hinderen om naar de kerk te gaan. De HEERE kijkt naar je hart en niet naar je kleren. De gelovigen mogen je niet minachten omdat je niet zulke mooie kleren hebt. En de overige gemeenteleden die niet bekeerd zijn al helemaal niet, want die mogen niet deelnemen aan het Avondmaal.

Als je je huis verlaat en over straat naar de kerk gaat, verlaat dan ook met je hart de wereld. Dan is het net als met Abraham die uit Ur vertrok, of met Lot die uit Sodom verliet, of het volk Israël dat Egypte achter zich liet. Laat alle aardse gedachten, begeerten en zorgen maar varen – stap eruit – en loop over straat met het hart van een pelgrim die zich naar de hemel spoedt: daar ligt immers je vaderland? Ga – als het vanwege de veiligheid op de weg kan – al biddend, verlangend en vooral uitziend naar de HEERE.

Als je de kerk binnengaat

Laat, als je de kerk binnengaat, een heilig ontzag in je hart zijn, omdat God, de engelen en de kinderen van God daar zijn. Bid: "Zend, HEERE, Uw licht en Uw waarheid, dat die mij leiden; en dat ze me brengen tot de berg van Uw heiligheid en tot Uw woningen. En dat ik inga tot Gods altaar, tot de God van de blijdschap mijner verheuging; en U met de harp love, o God, mijn God!" (Ps. 43:3-4).
Ga stil op je plaats zitten; laat uit heel je houding aandacht, eerbied en 'deftigheid' (een houding die past bij dit heilige moment, bedoelt A Brakel) spreken; in je uiterlijk en in je gedrag. Vermijdt show en gemaaktheid, op welke wijze dan ook! Daarmee bedoel ik dat je je anders dan anders gedraagt: je laat je hoofd extra hangen, je trekt je mond in de een of andere vroom-lijkende plooi, je maakt krampachtige bewegingen met je handen, of je kijkt opzichtig omhoog naar het plafond, of je trekt met hoorbaar zuchten de aandacht van anderen… foei die gemaaktheid! Die is walgelijk; voor onbekeerden in de kerk, maar al helemaal voor Gods kinderen. Daarmee maak je de godzaligheid verdacht (alsof het toneelspel is) en veracht (het wekt weerzin op); als het al geen geveinsdheid (nep) is, dan smaakt het er in ieder geval wel naar. "In het aangezicht van de verstandigen is wijsheid" (Spr. 17:24).

Tijdens de dienst

Let erop dat je onder de schriftlezing (en het lezen van het formulier), het zingen, de gebeden en de preek eenparig bent met de gemeente. (A Brakel noemt het:) doet één werk met hen tijdens het zingen, het bidden en het luisteren (dus eensgezind). Richt je enkel op die zaken die gebeuren in de dienst; er is geen tijd om zelf aan iets speciaals te 'werken' (in je gevoel, in wat je meent dat je zou moeten ervaren op dat moment; maar laat de dingen komen zoals ze komen). Verlies geen tijd door aan andere dingen te denken. "Ziet dat hoe gij hoort" (Luk. 8:18).

Als je opstaat van je zitplaats

Als je opstaat om naar het Heilig Avondmaal te gaan, doe dat dan als een bruid die gaat trouwen. Enerzijds, vanwege de roepstem van de Bruidegom: "Sta op, Mijn vriendin, Mijn schone en komt" (Hoogl. 2:10) en "O, alle gij dorstigen, komt tot de wateren, en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet; ja komt, koopt zonder geld en zonder prijs: wijn en melk" (Jes. 55:1). Anderzijds, vanwege het verlangen om bij jouw Bruidegom te zijn: "Ik zal mij daarheen wenden, en bezien dat grote gezicht: (Ex. 3:3).
Hier past het niet om trillend en bevend en al schoorvoetend daar heen te gaan, alsof je er naar toe getrokken moet worden. Hier past liefde en verlangen!

Terwijl je naar de tafel loopt

Denk, terwijl je naar de Avondmaalstafel loopt – als daar tenminste nog tijd voor is – bijvoorbeeld aan de Heere Jezus en aan alles wat er met Hem gebeurde bij Zijn lijden. En als dat niet lukt – dat geeft niet – houd je dan maar stil en rustig, naar binnen gekeerd; en wacht wat de HEERE in je hart geeft en doet. Je kunt ook nadenken over het werk van de Heilige Geest. En wissel die gedachten maar af met korte gebeden om door deze Geest geleid te worden: "Uw goede Geest geleide mij in een effen land" (Ps. 143:10). Of denk er over na hoe de Heere Jezus, samen met de heilige engelen, je bij de hand neemt en naar de tafel brengt. "In gestikte klederen zal ze tot de Koning worden geleid. Zij zullen geleid worden met alle blijdschap en verheuging" (Ps. 45:15-16). "Hij zal ze aan de springaders der wateren zachtkens leiden" (Jes. 19:10).

Als je aanzit

Terwijl je aanzit, zie jezelf dan als iemand die mag zitten in het heldere licht van een geopende hemel; licht dat mag neerstralen over de Avondmaalstafel en over al de anderen die daar aanzitten. En dat je je mag bevinden in de werkelijke aanwezigheid van God, je hemelse Vader, en van Christus, je Bruidegom. Dat mag je best klein maken; laat er maar kinderlijk ontzag en eerbied in je ziel opwellen en zeg: "Gewis, de HEERE is aan deze plaats, dit is niet (anders) dan een huis van God, en dit is de poort van de hemel" (Gen. 28:16-17).
Kijk maar goed – en schrik er niet van – want de HEERE heeft Zich voorgenomen om je veel genadegaven in Christus te geven; houd je in het geloof vast aan de HEERE en verheerlijk Hem over Zijn genade en verheerlijk Christus om de volheid van Zijn verzoening.

Tijdens het eten en drinken

Wees er bewust bij, terwijl je eet en drinkt! Wees actief betrokken in het geloof (op wat er gebeurt en wordt gezegd aan de tafel).
  • Pak het brood en de beker maar aan; je bent immers genodigd door de Bruidegom Zelf? Hij zei: "Eet, vrienden, drinkt en wordt dronken, o liefsten" (Hoogl. 5:1).
  • Blijf niet hangen aan de uiterlijke tekenen, want je weet best dat die je ziel niet kunnen voeden. Echter, ga niet direct aan die tekenen (brood en wijn) voorbij om direct door het geloof al naar Christus te gaan. Want dan laat je een deel van het Avondmaal liggen. Leg op een verstandige (weldoordachte) manier de link tussen het teken en de betekenis van dat teken. Wat bedoel ik? Wel, kijk maar goed naar het breken van het brood: zó werd Christus' lichaam verbroken. Let op het uitgieten van de wijn: zó werd Zijn bloed vergoten. Daarin zien we Zijn liefde en de kracht van Zijn offer, tot vergeving van onze zonden. Beschouw die tekenen ook als zegels, als een onderpand, een trouwpenning, die de Heere Jezus je geeft; om je daarmee te verzekeren dat Zijn voldoening voor jóuw zonden en Zijn liefde voor jou eeuwig hetzelfde blijven!
  • Verwacht hier niet direct spectaculaire wonderen en ervaringen (A Brakel noemt het 'buitengewone optrekkingen', 'verlichting' of 'verrukkende blijdschap'). Als de HEERE dat wél geeft op dat moment, geniet ervan. Maar weet dat het meestal Zijn manier van doen is om het geloof te oefenen, door 'gewoon' die tekenen te geven als een bewijs – als een onderpand – dat Christus écht voor jou is gestorven, net zo zeker als je dat brood voelt en proeft en die wijn drinkt en de smaak ervaart. Probeer zo, door het geloof, vrede te ontvangen in je geweten (dat je nog zo vaak aanklaagt, juist vanwege die zonden).
  • Neem in je ziel een standvastige, oplettende, verwachtende en leergierige (eigenlijk noemt A Brakel het 'geloofsoefenende') houding aan. Houd je verre van twijfel en vrees. Die kan je immers zomaar overvallen, door de influistering van satan, dat je je een oordeel zit te eten en te drinken, óf doordat plots alles weer duister lijkt te worden, óf door verwarring dat je je gedachten niet voldoende kunt ordenen. Wees je daarentegen bewust van de oplettendheid van je hart en van je werkelijke bedoelingen (de HEERE weet immers hoe het ligt in je ziel?). Want al die verwarrende gedachten beletten de vrucht op het sacrament!
  • Richt je al etend en drinkend op Christus en verenig je met Hem in waarheid, in vastberadenheid, in liefde; richt je op de onveranderlijkheid van Gods verbond dat nú aan jou wordt verzegeld. En zeg: "Mijn Liefste is van mij en ik ben van Hem" (Hoogl. 2:16).

Als je terugloopt naar je plaats

Vier dingen die goed zijn om te bedenken, als je weer weggaat van de Avondmaalstafel:
  • Zeg in je hart: mijn Jezus zal woord houden (doen wat Hij beloofd heeft) en daar ben ik tevreden mee. "Hij zal mij niet begeven of verlaten" (Deut. 38:8); "Hij zal alles voor mij voleindigen (afmaken)" (Ps. 138:8), "Hij zal mij bewaren en daarna tot Zich opnemen in heerlijkheid" (Ps. 73:24). Aan Zijn almacht en wijsheid vertrouw ik mij toe.
  • Roep het verlangen telkens wakker, om bij Jezus de blijven. Maar omdat dat zo vaak toch niet lukt, vertrouw het vooral aan Hem toe!
  • Troost je met Jezus' wederkomst; kijk reikhalzend uit naar die dag, om dan voor eeuwig met ziel in lichaam bij Hem te zijn.
  • Ga heen, door Jezus gezonden om Zijn dood en de volheid van de zaligheid aan de wereld te verkondigen; en om het werk te doen dat de HEERE je geeft om te doen.
Al deze dingen heb ik op een rijtje gezet voor je, om je daarmee te helpen op een goede manier naar het Avondmaal te gaan. Maar… maak het jezelf niet onnodig moeilijk, door deze dingen precies zo na te volgen, punt voor punt. Je ziel heeft ook vrijheid nodig (om het allemaal te bevatten) en de Heilige Geest brengt je dan eens dit en op een ander moment weer iets anders te binnen!
Maar als je deze dingen, die ik je heb verteld, aandachtig leest, zal er toch verlangen in je hart komen om steeds bewuster met het Avondmaal om te gaan. Je zult er beter door in staat zijn er op een goede manier mee bezig te zijn (en ook de vrucht van te genieten).
"Welgelukzalig is het volk, die het alzo gaat" (Ps. 144:15), "Welgelukzalig is hij, die Gij verkiest en doet naderen, dat hij wone in Uw voorhoven. Wij zullen verzadigd worden met het goede van Uw huis, met het heilige van Uw paleis" (Ps. 65:5).
Welgelukzalig is hij, die in 'de binnenkamers van het Evangelie' wordt geleid en kan zeggen: "Voorwaar, ik heb U in het heiligdom aanschouwd, ziende Uw sterkheid en Uw eer. Want Uw goedertierenheid is beter dan het leven; mijn lippen zullen U prijzen" (Ps. 63:3-4).