donderdag 11 december 2014

Heilig Avondmaal – 7. vrijdag


Herstel in het verbond der genade

Versiering bestaat ook uit het herstel in het verbond der genade; en een vernieuwing van dat verbond. Bij het volk Israël ging dat zo:
"Zij traden in een verbond, dat zij den Heere, de God van hun vaderen zouden zoeken met hun ganse hart, en met hun ganse ziel. En zij zwoeren de Heere met luider stem en met gejuich. En gans Juda was verblijd over deze eed, want zij hadden met hun ganse hart Hem gezworen en met hun ganse wil Hem gezocht en Hij werd door hen gevonden" (2 Kron. 15:12, 14-15).

Natuurlijk is het waar dat het verbond dat ooit gemaakt is, vast blijft staan tot in eeuwigheid:
"Het verbond Mijns vredes zal niet wankelen" (Jes. 54:10)
"Ik zal een eeuwig verbond met hen maken, dat Ik Mij niet van achteren van hen zal afkeren, opdat Ik hen weldoe en Ik zal Mijn vreze in hun hart geven, dat zij van Mij niet afwijken" (Jer. 32:40).

Maar sommigen komen nogal eens in het geestelijk donker terecht. Dan raken ze aan het twijfelen of ze wel ooit echt in dat verbond waren opgenomen; ze zijn dan onzeker over hun deel in Christus. Anderen missen de levendigheid en de blijdschap over het verbond met God. De glans van de rijkdom van het verbond is eraf voor hen. Daarom is het nodig en nuttig om de bewuste beleving van het verbond telkens weer te vernieuwen.
Overdenk dan eens rustig het een ellendige, zondige, verdoemelijke, machteloze en walgelijke toestand het is buiten dit verbond. En bedenk dan dat dat uw vorige toestand was. Overdenk aan de andere kant ook hoe gelukzalig het is (en wat dat dan exact inhoudt) om in het genadeverbond te zijn opgenomen. De goederen die God belooft aan hen met wie Hij dit verbond heeft gesloten zullen jouw eigendom zijn; dat ligt namelijk onwrikbaar vast in de dood van de Middelaar, Jezus Christus. Prijs je gelukkig (zo zegt A Brakel het) met deze heerlijke werkelijkheid.
Richt je dan op de waarachtige, ernstige en bewogen nodiging en roeping van de Heere Jezus. Luister naar die liefelijke stem van Hem en wek je begeerte naar Hem op, geef je met ernst gewillig in dat verbond aan de Heere Jezus over, alsof je het nog nooit had gedaan. En zeg: "Nu doe ik het met mijn gehele hart; op dit verbond wil en zal ik leven én sterven!"


Een ernstig voornemen tot heiligmaking

Bij de versiering hoort ook een ernstig voornemen om heiliger te leven:
"Zo dan, laat ons feesthouden niet in de oude zuurdesem, noch in de zuurdesem der kwaadheid en der boosheid, maar in de ongezuurde broden der oprechtheid en waarheid" (1 Kor. 5:8).
"Komt, eet van Mijn brood en drinkt van de wijn die Ik gemengd heb. Verlaat de slechtigheden en leeft en treedt op de weg des verstands" (Spr.  9:5-6).

Je moet niet alleen een voornemen hebben (van plan zijn) serieuzer te vechten in het algemeen tegen de zonde, maar ook heel concreet, speciaal tegen die en die zonde. En evenzo je actief zetten tot die en die goede daden. Je hebt een wakkere, levendige begeerte naar heiligheid nodig.
"Och, dat mijn wegen gericht werden, om uw inzettingen te bewaren!" (Ps 119:5).

Nodig is dat je het bewust, met opzet je voorneemt en doet:
"Ik heb mijn hart geneigd om Uw inzettingen eeuwiglijk te doen" (PS. 119:111).

En omdat je je eigen onmacht kent, moet je dit ernstig biddend om hulp doen:
"Maak mijn voetstappen vast in Uw Woord en laat geen ongerechtigheid over mij heersen" (Ps. 119:133).
"Leer mij Uw welbehagen doen, want Gij zijt mijn God; Uw goede Geest geleide mij in een effen land" (Ps. 143:10).

Je zult merken dat, als je dit oprecht doet, je vrijmoedigheid krijgt om naar de HEERE toe te gaan:
"Indien ons hart ons niet veroordeelt, zo hebben wij vrijmoedigheid tot God" (1 Joh. 3:21).

Hoogachting voor de kerk

Ook hoogachting, eerbied, voor de Kerk (maar ook de kerk met een kleine 'k') behoort bij de versiering van ons hart:
"Indien ik u vergeet, o Jeruzalem! zo vergeet mijn rechterhand zichzelf. Mijn tong kleeft aan mijn gehemelte, als ik niet aan u gedenk; als ik Jeruzalem niet verhef boven het hoogste van mijn blijdschap" (Ps. 137:5-6).

Waarom? Wel, is de Kerk niet het volk van God, de beminde des Heeren? Ze is het lichaam van de Christus' Koninkrijk. Een sierlijke stad op een berg, een licht voor de wereld, een schrik voor de koningen der aarde (niet vanwege haar macht, maar door haar hemels karakter). Ze boezemt (of zou dat moeten doen) ontzag in bij de goddelozen; evenwel is ze het vermaak voor Gods kinderen. Ze is een sieraad voor de gehele aarde, een sierlijke hoed in de hand van God en een eer van Christus. De Kerk is het voorwerp van Gods goedheid en weldadigheid:
"Al mijn fonteinen zullen binnen u zijn" (Ps. 87:7).

Daar is een veilige schuilplaats onder Gods toezicht en bewaring:
"Ik, de HEERE, behoed die wijngaard; alle ogenblikken zal ik hem bevochtigen, opdat de vijand hem niet bezoekt, zal Ik hem nacht en dag bewaren" (Jes. 27:3).

Wat is het heerlijk om temidden van deze mensen te mogen zitten en samen met hen voor Gods aangezicht te verschijnen. Om samen Jezus' Naam te belijden, God te verheerlijken en een zegen te ontvangen samen met hen. Wie zou daar niet graag bij zijn? Wie zou niet graag samen met hen zoet en zuur, voor- en tegenspoed, te delen. Dat was Mozes' werk:
"Door het geloof heeft Mozes, nu groot geworden zijnde, geweigerd een zoon van Farao's dochter genoemd te worden; Verkiezende liever met het volk van God kwalijk gehandeld te worden, dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben; Achtende de versmaadheid van Christus meerderen rijkdom te zijn, dan de schatten in Egypte; want hij zag op de vergelding des loons." (Hebr. 11:24-26).

Bij bij de versiering hoort ook een hart dat vol liefde is naar alle kinderen Gods, bekend en onbekend. Ja, een hart vol liefde die zich uitstrekt naar alle mensen:
"Voegt bij de godzaligheid broederlijke liefde en bij de broederlijke liefde, liefde jegens allen" (2 Petr. 1:7).

Bij het Heilig Avondmaal oefenen we namelijk ook gemeenschap met alle gelovigen; dat kan niet zonder actieve liefde in je hart! Kijk er je hart op na of er misschien ergens diep weggestopt nog haat zit, of nijd, of wraakgierigheid. En als dat zo is, moet dat uit de weg geruimd worden vóór het Avondmaal. Denk er over na of er misschien ongenoegen of ruzie is geweest met je naaste; of je je naaste met woorden, daden of een lelijk gezicht hebt beledigd. 
Of misschien vind jouw naaste wel dat jij je hebt misdragen jegens hém of háár. Of – en dat gaat nog verder – dat jij je hebt misdragen toen jij je wilde verdedigen tegen je naaste (hetzij terecht, hetzij onterecht). 
Wees daarin eerlijk naar jezelf; loop er niet zomaar overheen en wees niet verblind door liefde tot jezelf; wees je eigen rechter niet en sta niet op je strepen! Ga je naaste tegemoet, zoveel als de waarheid (!) dat toelaat; eis geen vernedering van die ander en zegevier niet over hem of haar. Durf de minste te zijn, ook al heeft die ander de meeste schuld, of is die ander een stuk jonger dan jij, of minder in ontwikkeling (qua IQ of sociale status). Ook al boogt die ander op zichzelf en zijn gelijk, ga naar die ander toe, spreek met hem of haar in liefde; overtuig hem met teerhartigheid en vreedzaamheid.

Als je hem of haar beledigd hebt, ga naar die ander toe en belijdt ronduit je schuld; vraag vergeving en schaam je er niet voor (omdat je je ook niet hebt geschaamd die ander te kwetsen).
Doe het en draai er niet om heen en zeg zeker niet: "Ik vergeef het hem wel in mijn hart" of "Ik beken mijn zonden wel aan de HEERE", "Mijn hart is er gerust over" of al dat soort uitvluchten. Want er rust geen zegen op, als je er van jouw kant niet alles aan hebt gedaan bij je naaste, wat tot zijn of haar vrede dient. Maar als je naaste zich niet wil verzoenen met jou, dan heb je gedaan wat je kon:
"Zo gij dan uw gave op het altaar zult offeren en aldaar gedachtig wordt dat uw broeder iets tegen u heeft, laat daar uw gave voor het altaar en ga heen, verzoen u eerst met uw broeder en kom dan en offer uw gave" (Matth. 5:23-24).
"Zijt tegen elkander goedertieren, barmhartig, vergevende elkander, gelijkerwijs ook God in Christus ulieden vergeven heeft" (Ef. 4:32).

Een waarschuwing

Zo heb ik je dus proberen aan te sporen tot een goede voorbereiding op het Avondmaal. Nog één ding wil ik er over kwijt, een waarschuwing en een goede raad. De waarschuwing is deze: bepaal niet van te voren hoe lang je precies met de voorbereiding bezig wilt zijn. Ook niet op welke manier deze precies moet plaats vinden. Dit noem ik, zodat je niet in verwarring raakt (of in ontroering) als het eens wat anders loopt dan gedacht. Want de Heilige Geest is vrij in Zijn manier waarop Hij werkt. Maar waak er aan de andere kant wel voor dat je door luiheid je voorbereidingstijd laat versloffen! Probeer ook niet te krampachtig een bepaalde gestalte aan te nemen (een bepaalde gemoedservaring af te dwingen): dat je dít wilt ervaren en je dát wilt voelen. Dat is te zeer inbeelding van eigen kracht en kunnen. Het voorbereidingswerk in alle rust doen – in volledige afhankelijkheid aan de HEERE – is de beste voorbereiding; en vooral niet vooruit lopen op de Heilige Geest, maar Zijn leiding volgen. Zo voorkom je dat je op jouw voorbereiding gaat steunen (als een soort goedkeuring om aan te mogen gaan).


Een goede raad

Ik wil je ook graag nog een goede raad geven. Het is namelijk heel nuttig om vóór de Avondmaalszondag een vasten- en bededag in te lassen in je voorbereidingsweek. Dat kan door helemaal niet (of een stuk minder) te gaan werken, of die dag niet (of slechts het allernoodzakelijkste) te eten. Kijk naar je eigen omstandigheden, wat mogelijk en haalbaar is: ben je in loondienst, of juist eigen baas; ben je rijk of juist arm; woon je in een niet-christelijk gezin of juist in een zeer gelovig gezin. Want de HEERE laat er ons vrij in, hoe we dit precies invullen. Maar in ieder geval is het goed een dag af te zonderen om extra werk van de voorbereiding te maken. Als je jezelf afzondert die dag, geeft dat al een bepaalde indruk in je hart; als je daarbij die dag gebruikt om over deze zaken speciaal na te denken, verootmoedigt dat extra; het maakt je klein en kwetsbaar. Al zou je die gehele dag toch wat dor, onbewogen en misschien zelfs wat lusteloos blijven (en waaieren je gedachten misschien wel alle kanten op), dan nog wil het weleens gebeuren dat ’s avonds je hart in beroering komt, zodat je uiteindelijk toch blij bent dat je jezelf die dag hebt afgezonderd. En als er niets speciaals gebeurt (doe er niet te krampachtig over, om speciale gemoedstoestanden te willen ervaren), dan is het afzonderen op zich al een goede zaak. En het leert je in ieder geval op zijn minst hoe moeilijk ons hart zich laat leiden, ook waar het verootmoediging over de zonde betreft.
Tot zo ver de voorbereiding.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten