woensdag 24 april 2019

Vertrouwen vs automatisme

Lijdenstijd 2019 - Bezinning XXV


Ik ben wel ellendig en nooddruftig, maar de Heere denkt aan mij;
Gij zijt mijn Hulp en mijn Bevrijder; o mijn God, vertoef niet.
Psalm 40 : 18


Wie beweert dat God te hoog is dat Hij Zich met ons kleine gedoe bezig houdt, heeft de hele Bijbel tegen. Wie van de HEERE een afstandelijke God probeert te maken, Die niet zomaar redt als je tot Hem roept, heeft evenzeer de Bijbel tegen. God zweeg ooit maar één keer toen Zijn Kind riep… opdat wij nimmermeer…
“O,” wordt er in refo-kringen dan vaak gezegd: “dan ben je een gearriveerd christen. Die is al op bestemming voordat jij de weg hebt afgelopen!” Nee hoor, mensen die Gods zorgende hand benadrukken zijn echt niet per definitie remonstrantse gearriveerden!
Kijk maar, de dichter erkent dat hij echt wel “ellendig en nooddruftig" is, maar gaat niet bij die situatie neerzitten. Hij redeneert niet van ‘een mens kan niks, wil niks en is niks’. Hij weet uit ervaring dat de HEERE altijd aan Hem denkt, hem hoort en ziet. Hoe zou je dan loze clichées over je zondige staat uiten, dat het allemaal maar niks voorstelt en ook nooit wat wordt? Je wilt toch ook helemaal niet centraal staan? Maar de HEERE… Het gaat om Hém!
“O, maar dan ben jij zo’n automatische christen, die het geloof altijd op zak heeft?” Nee hoor. De dichter weet wat hij aan de HEERE heeft: “Gij zijt mijn Hulp en mijn Bevrijder” en dat is dan ook de reden waarom hij al zijn hoop op de HEERE stelt. Kraakhelder! Maar hij is allerminst een mens die denkt in termen van automatisme. “O, God helpt wel…”, “O, maar Jezus is toch voor de zonde gestorven…”, “O, maar het komt allemaal uiteindelijk wel goed…”
Hij leeft uit de bevinding dat God hoort en nooit teleurstelt! Tegelijk leeft hij in het besef dat de HEERE niets verplicht is. Daarom roept hij: “O mijn God, vertoef niet!” Dat is geen angstig ‘je moet maar afwachten of God wel wil…’ maar een belijdenis van pure genade! Van eigen onmacht: “Wees niet achter” staat er in het hebreeuws. “Heere, ga voor me staan! Ik redt het niet zelf! Zelfs niet als u vlak achter mij staat!” Dat is vertrouwen van de bovenste plank!

dinsdag 23 april 2019

Vreugde in de Opgestane

Lijdenstijd 2019 - Bezinning XXIV


Laat in U vrolijk en verblijd zijn allen die U zoeken;
laat de liefhebbers Uws heils geduriglijk zeggen: De HEERE zij grootgemaakt.
Psalm 40 : 17


Als je op de Paasmorgen tegen Maria Magdalena over vreugde en blijdschap was begonnen, had je misschien wel een oorvijg gekregen. Hoe kon je haar zó níet begrijpen! Het verdriet dat zij voelde was het laatste dunne lijntje met haar – helaas dode – Jezus. Ze koesterde het als een kostbaarheid.
Zocht ze Jezus niet? Jawel! Maar niet met vrolijkheid en blijdschap. Wist je dan niet dat Jezus was vermoord? Dat laatste woord gaf een trieste nasmaak in haar gemoed. Zou ze ooit nog blij kunnen zijn? Vreugde kunnen kennen?
Bij de tekst van vandaag wijzen de Kanttekeningen naar Psalm 35 : 27: “Laat hen vrolijk zingen en verblijd zijn, die lust hebben tot mijn gerechtigheid, en laat hen geduriglijk zeggen: Grootgemaakt zij de HEERE, Die lust heeft tot den vrede Zijns knechts.” Er zit een duidelijk link tussen gerechtigheid en vreugde. En precies dát stond onder druk bij Maria Magdalena. In haar ogen was haar Meester onrecht aan gedaan! Ze keek weliswaar voorbij aan de gerechtigheid die Hij juist met Zijn kruisdood realiseerde, maar toch…
David vond het heel belangrijk om vreugde in God te kennen. Daarmee stond of viel zijn geloofsbeleving. En als de vreugde werd getemperd door het onrecht dat hem werd aangedaan, dan viel hij terug op de HEERE Die voor hem in de bres zou springen.
Die vreugde wilde hij niet voor zichzelf houden overigens. Hij wilde er allen in betrekken die hun heil in God hadden gevonden en met hem meezongen: “Grootgemaakt zij de HEERE! Praise the Lord! Hallelu Jah(weh)”.
Psalm 40 noemt die mede-zangers ‘de liefhebbers van Uw heil’. Dat woord heil (hebreeuws: t@shu’ah) zit ook in de naam ‘Jozua’, die nieuwtestamentisch ‘Jezus’ luidt. Heil of recht heeft misschien in onze oren een wat zelfgerichte  klank, maar ‘de liefhebbers van Jezus’ herkennen elkaar in de blijdschap in de Opgestane, waardoor zij zingen: “De HEERE zij grootgemaakt!”

vrijdag 19 april 2019

“Vader, vergeef het hun…”

Lijdenstijd 2019 - Bezinning XXIII

Laat hen verwoest worden tot loon hunner beschaming,
die van mij zeggen: Ha, ha!
Psalm 40 : 16

Iemand uitlachen is min. Het kan zijn dat iemand het ernaar gemaakt heeft door arrogant te doen en vervolgens zelf een flater te slaan. Dan hebben we vaak zo iets van ‘boontje komt om zijn loontje’ (zoek trouwens maar eens bij ‘onze taal’ waar dat gezegde vandaan komt!
Maar de woorden van de Psalm lijken een toon aan te slaan die meer bij het spreekwoord van daarnet past dan bij wat Jezus deed: “Vader, vergeef het hun want ze weten niet wat ze doen!”
Dat ‘Ha, ha’ komen we in de lijdensevangeliën ook tegen. Het is opmerkelijk dat Johannes op die details helemaal niet ingaat. Hij lijkt voorbij te zien aan de spot bij het kruis. Maar die is ongemengd bitter. Lees de beschrijving van Markus (die veel lijkt op die van  Mattheüs): “En die voorbijgingen, lasterden Hem, schuddende hun hoofden, en zeggende: Ha! Gij, die den tempel afbreekt, en in drie dagen opbouwt, Behoud Uzelven, en kom af van het kruis. En insgelijks ook de overpriesters, met de Schriftgeleerden, zeiden tot elkander, al spottende: Hij heeft anderen verlost; Zichzelven kan Hij niet verlossen. De Christus, de Koning Israëls, kome nu af van het kruis, opdat wij het zien en geloven mogen. Ook die met Hem gekruist waren, smaadden Hem.” (Markus 15:29-32)
Je voelt hoe ze op de vulkaan dansen. Ze tarten de Zoon van God! Straks zal Hij met macht en majesteit “Het is volbracht” roepen, zó overtuigend en aangrijpend dat het voorhangsel van de tempel scheurt! Daarmee liet Hij in één klap zien hoe leeg hun godsdienst was: de ark was weg!
Tegen Pilatus sprak Hij over Zijn macht waarmee Hij legioenen engelen had kunnen bevelen. Maar Hij deed het niet. Hij kwam niet af van het kruis. Hij ging niet in op de laster die hemeltergend was! Hij zei niet: “Geef hen hun verdiende loon: laat hen verwoest worden!” “Want de Zoon des mensen is niet gekomen om der mensen zielen te verderven, maar om te behouden…”

Wensende onzin en wenselijke zin

Lijdenstijd 2019 - Bezinning XXII


Het behage U, HEERE, mij te verlossen; HEERE, haast U tot mijn hulp.
Psalm 40 : 14


Die wensende vorm werkte aanvankelijk afstotend op mij. Ik houd niet zo van wensende woorden. “Het behage U, HEERE…” klinkt mij alsof de persoon in kwestie veinst en een wit voetje bij God wil halen. Doe je niet deemoediger voor dan je bent. Ik heb een allergie voor mensen die zeggen te zuchten en te steunen. Houd dat maar in de binnenkamer; kijken of er dan nog zo gezucht wordt! Lijkt dat soms op die lange gebeden van de Farizeeën op straat?
Maar… dat woord ‘behagen’ bleef me aanstaren. Wat was daar mee? Het kan ‘een welgevallen hebben’ betekenen, of ‘aanvaarden/aannemen’. Toen de Vader in de hemel Zijn Zoon uit het water van de Jordaan zag komen riep Hij vanuit Zijn Heiligdom, ten aanhoren van alle engelen, heiligen en omstanders: “Deze is Mijn Zoon, in Wie Ik ál Mijn welbehagen heb!” Dat moet daverend hebben geklonken, denk je niet? Als God ergens opgetogen over is, dan gaat het er expressief aan toe!
Waarom had Hij zo’n behagen in Zijn Zoon? Om dat Díe ging doen waar Hij blij van werd: de weg van ons weer openen naar Zijn Vaderhart. Wij lieten het er maar bij zitten, alsof het niet echt boeiend was! Ja, wij hadden het vermogen ook niet, maar… we zaten er ook niet op te wachten!
Verlossen! Dat was nu precies het werk dat de Zoon ging doen en daarover was de Vader zo opgetogen. De dichter leert mij bidden om de Zoon Zijn gang te laten gaan: “Doe dat werk van de verlossing, waarover de Vader Zich zo intens verheugt, ook aan mij. En doe het met haast!”
Ds. Koppelaar zei zondag: we kunnen God geen groter eer brengen dan Hem om hulp en ontferming te roepen: Hosanna! Hem laten merken en horen dat wij Hém nodig hebben en niet zonder het werk van Zijn Zoon kunnen. Gooi al je wensende krukken – waarmee je God dacht gunstig te stemmen en aan je kant te krijgen – maar aan de kant en roep Hem aan in Zijn Zoon… ­Welbehagelijker kun je het niet doen!

woensdag 17 april 2019

De ongerechtigheden van Jezus

Lijdenstijd 2019 - Bezinning XXI


Want kwaden, tot zonder getal toe, hebben mij omgeven; mijn ongerechtigheden hebben mij aangegrepen, dat ik niet heb kunnen zien; zij zijn menigvuldiger dan de haren mijns hoofds, en mijn hart heeft mij verlaten.
Psalm 40 : 13


Juist vanwege die gerechtigheid die breed uitgemeten wordt in de ‘grote gemeente’ raakt de hoofdpersoon in deze Psalm in de problemen. Je vraagt je af: over wie of Wie gaat het hier? Terecht trekken de Kanttekenaars hun wenkbrauwen op: “Als je dat ‘mijn ongerechtigheden’ interpreteert als ‘mijn zonden’, dan spreekt David hier natuurlijk over zichzelf en niet over de Heere Jezus. Want Die laatste is uiteraard het volmaakte Lam van God, Dat zónder zonde was. Hoewel het natuurlijk wel zo is dat Hij voor onze zonden als Borg heeft willen betalen! Lees daarover 2 Kor. 5:21; en over de straf die Hij heeft willen dragen Jes. 53:5, 6, 8, 10, 11.
Die eerste tekstverwijzing (2 Kor. 5:21): “Want Dien Die geen zonde
gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden ­rechtvaardigheid Gods in Hem.” Dat krijg je toch niet klein? Wat een diepte!
Nee, Jezus kon niet zeggen “Mijn ongerechtigheden hebben Mij aangegrepen”. Hoewel… Als we goed op ons laten inwerken wat Paulus in 2 Kor. 5 zegt, dan werd Jezus ‘tot zonde gemaakt’ voor (of in plaats van) ons. Hij bleef niet afstandelijk kijken naar mijn zonden, maar Hij maakte ze tot Zíjn zonden.
Toen Hij in Gethsémané, in de zaal van de Hogepriester, bij Pilatus en op Golgotha al die haat tegen Hem ervoer en boven zich de toorn van de Vader zag ontbranden toen kon Hij met recht die woorden uit onze tekst zeggen: “Want rampen, niet te tellen, hebben Mij overvallen; Mijn ongerechtigheden hebben mij bedolven, en Ik heb ze niet kunnen overzien. Het zijn er meer dan de haren op mijn hoofd! Ik heb alle hoop verloren.” (HSV & Basisbijbel).
Je denkt toch automatisch aan Jezus kreet: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt U mij verlaten?” Zo diep vereenzelvigde Jezus Zich met mijn situatie! Hij nam mijn ongerechtigheden en ik kreeg Zijn gerechtigheid. Amazing Grace!

dinsdag 16 april 2019

Collectie voor een groot publiek

Lijdenstijd 2019 - Bezinning XX


Ik boodschap de gerechtigheid in de grote gemeente;
zie, mijn lippen bedwing ik niet; HEERE, Gij weet het.
Psalm 40 : 10


Onze tekst lijkt op Psalm 22: “Zo zal ik Uw Naam mijn broederen vertellen; in het midden der gemeente zal ik U prijzen (23). Van U zal mijn lof zijn in een grote gemeente; ik zal mijn geloften betalen in tegenwoordigheid dergenen, die Hem vrezen (26). De Kanttekeningen verwijzen naar Ps. 35:18 “Zo zal ik U loven in de grote gemeente; onder machtig veel volk zal ik U prijzen” en
Ps. 111:1: “HALLELUJAH. Ik zal den HEERE loven van ganser harte; in den raad en vergadering der oprechten.” Dat klinkt best massaal. Je zou zeggen: het kan niet groots genoeg. Iedereen moet het horen!
Maar er wordt ook verwezen naar teksten die meer inzoomen op wíe dat dan zijn. Hebreeën 2:11-12: “Want en Hij, Die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit een; om welke oorzaak Hij Zich niet schaamt hen broeders te noemen. Zeggende: Ik zal Uw naam Mijn broederen verkondigen; in het midden der Gemeente zal Ik U lofzingen.”
En alsof het allemaal nog niet op kan, zoomt de Hebreeënbriefschrijver nog verder in: “Want waarlijk, Hij neemt de engelen niet aan, maar Hij neemt het zaad Abrahams aan. Waarom Hij in alles den broederen moest gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en een getrouw Hogepriester zou zijn, in de dingen, die bij God te doen waren, om de zonden des volks te verzoenen. Want in hetgeen Hij Zelf, verzocht zijnde, geleden heeft, kan Hij dengenen, die verzocht worden, te hulp komen.” Wat een publiek!
Onder die miljoenen had Hij ook mij op het oog. Hij schaamt Zich niet om mij Zijn ‘broeder’ te noemen, terwijl ik zo vaak me schaam om open en eerlijk voor Hem uit te komen. Hij heeft werkelijk álles gedaan wat er te doen was bij God om mijn zonden te verzoenen. Tot op de laatste druppel uit de beker van Gods toorn! En als klap op de vuurpijl: Hij wilde zó diep gaan om werkelijk een medelijdende Hogepriester te zijn. Mijn Lam en Koning!

Gids langs hemelse topstukken

Lijdenstijd 2019 - Bezinning XIX


Ik boodschap de gerechtigheid in de grote gemeente;
zie, mijn lippen bedwing ik niet; HEERE, Gij weet het.
Psalm 40 : 10


Wat hebben de dominee, jij en ik aan mensen te vertellen over God, als Christus niet voor de zonde was gestorven? We kunnen hooguit met ons beperkte brein wat interessantigs stamelen, maar het is gebakken lucht en doelloosheid.
Maar nu de Heer’ is opgestaan! Dus ook gestorven! Dus is ook het offer voor de zonde gebracht en is er werkelijk wat te vertellen! Dat beseft de dichter profetisch als hij zingt: “Ik evangeliseer Uw gerechtigheid aan de grote massa!” Die vier melaatsen, die daar buiten de poort van Samaria met de dood in de schoenen liepen, hadden daar ook iets van begrepen: “Wij doen niet recht; deze dag is een dag van goede boodschap, en wij zwijgen stil!” (2 Kon. 7:9).
Laat je eens meenemen, als het ware, langs de topstukken uit Gods collectie die Hij heeft ophangen in de zaal van Zijn Woord! Eerst kijken we naar wát er zoal ‘ophangt’ en de volgende keer kijken we naar het publiek.
De Kanttekeningen wijzen bij de inhoud van de ‘collectie’, de gerechtigheid, naar Romeinen 3:21-22: “Maar nu is de rechtvaardigheid Gods geopenbaard (tentoongesteld) geworden zonder de wet, hebbende getuigenis van de Wet en de Profeten: namelijk de rechtvaardigheid Gods door het geloof van Jezus Christus, tot allen en over allen die geloven; want er is geen onderscheid.”
Die gerechtigheid wordt uitgeschilderd als “die voor God geldt (geldig is), en die God schenkt”, twee kanten van hetzelfde schilderij! Je zou al die tekst­verwijzingen eens moeten overdenken! Zoveel pareltjes!
De wet schildert Gods gerechtigheid namelijk zo anders uit! Die accentueert enkel de eis van de volkomen gehoorzaamheid van den mens. Het Evangelie daarentegen wijst ons op Christus’ gehoorzaamheid. Tegelijk is het mooie dat de Schriften van Mozes, evenals de profeten ons tóch iets wezenlijks vertellen over de rechtvaardigheid van God door Christus! Zonder hen zie je lang niet zoveel diepte en detail in Christus’ offer! Het zijn dode wegwijzers tot het leven.

Onze Vader in de Aanspraakplaats

Lijdenstijd 2019 - Bezinning XVIII


Uw wet is in het midden Mijns ingewands.
Psalm 40 : 9b


Al eerder legde ik een link tussen ‘midden Mijns ingewands’ en het ‘Heilige der Heilige’, ofwel het binnenste heiligdom (HSV) of de aanspraakplaats (SV) in de tempel (2 Kron. 4:20). Als je de tempel als een lichaam ziet zing je in Psalm 40 met ‘…in ’t binnenste ingewand’ iets heel dieps! Jezus droeg de wet niet alleen in Zijn heilige hart, maar Hij droeg ze ook mee tot voor de troon van Zijn Vader! Alleen Híj kon oprecht verschijnen voor Zijn Vader.
Ik vind ‘aanspraakplaats’ een stuk intiemer klinken dan ‘binnenste (of meest verborgen) heiligdom’. Immers, dát is dus de plek waar je met God kunt communiceren; dáár is Hij online! En hoe bijzonder is dat?! Dat is dankzij Jezus, Die niet het heiligdom hier op aarde – dat dus leeg was (!) – maar het hemelse Heiligdom binnenging met Zijn Eigen offerbloed!
Daarover staan diepe dingen in de Hebreeënbrief. “Want Christus is niet ingegaan in het heiligdom, dat met handen gemaakt is, hetwelk is een tegenbeeld van het ware, maar in den hemel zelven, om nu te verschijnen voor het aangezicht van God voor ons…” (Hebr. 9:24). En “Welke (de hoop) wij hebben als een anker der ziel, hetwelk zeker en vast is, en ingaat in het binnenste van het voorhangsel; daar de Voorloper voor ons is ingegaan, namelijk Jezus…” (Hebr. 6:19-20).
Het Heilige der Heilige in de tempel is niet meer de aanspraakplaats; onze hoop richt zich voortaan op die nieuwe aanspraakplaats, die Christus in de hemel heeft gecreëerd met Zijn offer. Geen offer- en schaduwendienst meer. Geen duistere raadsels, maar heel concreet 1 op 1 spreken tot God Zelf!
Jezus legt het in Johannes 16 uit, vlak voor Zijn ­Hogepriesterlijk gebed, dat als een illustratie hierbij dient (Joh. 17): “Nadat Ik zal zijn opgestaan uit de dood moeten jullie in Mijn Naam bidden tot de Vader; Ik doe dat niet meer voor jullie, want Mijn Vader heeft jullie Zelf lief!” Daar word je toch zeker heel stil en klein van? Met het offer op Golgotha ging Hij ons weer in contact brengen met Zijn Vader! Vrijmoedig bidden we: “Onze Vader Die in de hemelen zijt…”

woensdag 10 april 2019

Wet staat niet los van Woord

Lijdenstijd 2019 - Bezinning XVII


Uw wet is in het midden Mijns ingewands.
Psalm 40 : 9b


Dat ‘midden in Mijn ingewand’ lijkt iets mystieks te zijn. De International Standard Version vertaalt het met “Your Law is part of my inner being”, ‘een onderdeel van mijn innerlijke wezen’. Het ‘ingewand’ is dus niet letterlijk bedoeld. De New Living Translation verbindt de twee delen van vers 9 zo met elkaar: “I take joy in doing your will, my God, for your instructions are written on my heart.” Daar is het feit dat Gods geboden op ‘de tafels van’ mijn hart zijn geschreven, de reden waarom ik er vreugde aan beleef om Gods wil te doen.
Er zijn mensen die een merkwaardig vermaak in Gods regeltjes hebben. Ze lijken op Paulus (vóór zijn bekering) en op de ‘rijke’ jongeling die meenden dat Gods ‘regels’ een soort afturflijstje waren. Deze mensen kunnen jou precies vertellen waarom datgene wat jij zegt, vindt of doet niet klopt. Want overal hebben ze wel een ‘citaatje’ waaruit blijkt dat zij het zuiverder weten dan jij.
Het is echter maar de vraag of Gods wet wel echt in hun hart is geschreven; het is te vrezen dat zij nooit werkelijk vreugde hebben beleefd aan het doen van Gods wil. Zij vereenzelvigen Gods geboden met Gods wil, maar verengen zo Gods vreugde tot een star naleven van instructies. Daar zit geen vreugde in en daarom ook geen leven! En satan maakt daar handig gebruik van!
De vreugde die Jezus beleefde aan het doen van de wil van Zijn Vader laat zich niet beschrijven in instructies, maar in toegewijde liefde: agapè. Hoe is God de Vader? Mensen die zeggen dat je dat niet kunt weten, hebben meer dan de helft van hun Bijbel dichtgemetseld. Jezus heeft gezegd: “Wie Mij ziet, heeft ook de Vader gezien”. In Hem heb je een levende en levendige illustratie van Wie God is. En denk niet dat je je dan moet beperken tot het Nieuwe Testament. Juist Jezus heeft enorm veel lijnen getrokken vanuit het Oude Testament – ook vanuit de thora – naar Hemzelf. Beide Testamenten versterken elkaar en zetten God weer centraal in ons leven. Hij wil in het aller-innerlijkste van jouw wezen functioneren met Zijn Geest! Net zoals bij Jezus!

maandag 8 april 2019

Het binnenste Heiligdom

Lijdenstijd 2019 - Bezinning XVI


Uw wet is in het midden Mijns ingewands.
Psalm 40 : 9b


Er brandt nóg een vraag in mijn gedachten: wát was er te zien in het Heilige der Heilige – zeg maar het midden of centrum van het heiligdom – toen het voorhangsel scheurde, nadat Jezus Zijn Geest in handen van Zijn vader had gegeven? De dikke gordijnen scheurden vaneen en ik dacht als kind dat toen de ark zomaar zichtbaar werd… Maar wie schetst mijn verbazing: het ‘binnenste ingewand’ (het Heilige der Heilige) was leeg! De ark was weg!
Toen de babyloniërs Jeruzalem hadden ingenomen en het volk hadden weggevoerd, verwoestten zij de tempel. Er bestaan verhalen dat de ark al vóór die tijd door mensen op een geheime plek was verborgen en dat niemand die plek later meer wist te vinden. Het zou kunnen.
Feit is dat bij de terugkeer tijdens Ezra en Nehemia die tempel weer werd herbouwd. En let dán eens op wat er gebeurde: “Maar velen van de priesteren, en de Levieten, en hoofden der vaderen, die oud waren, die het eerste huis gezien hadden, dit huis in zijn grondlegging voor hun ogen zijnde, weenden met luider stem; maar velen verhieven de stem met gejuich en met vreugde. Zodat het volk niet onderkende de stem van het gejuich der vreugde, van de stem des geweens van het volk; want het volk juichte met groot gejuich, dat de stem tot van verre gehoord werd.” (Ezra 3 : 12-13) Een rare wedijver, een overstemming!
Was het – aldus de Kanttekeningen – dat die oude priesters huilden omdat de tempel zo’n stuk kleiner was dan de vorige? Of omdat ze hem minder mooi vonden? Of zou het kunnen zijn dat juist zíj de ark met het verzoendeksel – en dus het hárt van de tempel, zeg maar ‘het binnenste ingewand’ – misten?
Ook de wet (op stenen tafelen) was verdwenen. Maar Christus spreekt over een ander binnenste heiligdom: de wet was in Zijn binnenste ingewand; was volmaakt één met Hem! Alleen Híj kon maar in de bres treden. Hij zou niet slechts een gouden verzoendeksel zijn waarop bloed werd gesprenkeld, maar Hij zou Zijn bloed storten tot een volkomen verzoening voor al onze zonden!

Waar is de kruik met manna?

Lijdenstijd 2019 - Bezinning XV


Uw wet is in het midden Mijns ingewands.
Psalm 40 : 9b


Als je behept bent met een beelddenk-gen dan is deze tekst misschien niet zo fris; maar laat het je niet weerhouden hier toch over na te denken. In de vorige overdenking had ik het over het manna dat in de ark in het Heilige der Heilige werd bewaard. Maar… daar moet ik bij nader inzien toch iets corrigeren!
Wat was dat kruikje manna in de ark? Teken van Gods trouw? Ja, maar ook teken van ongehoorzaamheid van het volk, dat tegen Gods bevel in tóch op de sabbath naar buiten ging om manna te verzamelen (Ex. 16). Volgens de schrijver van de Hebreeënbrief (Hebr. 9:4) was het een gouden kruikje.
En er lag nóg iets in de ark: de bloeiende staf van Aäron (Num. 17), als teken van Gods verkiezing én eveneens als herinnering aan opstandigheid van het volk, in de personen van Korach, Dathan en Abiram! Dus zowel de staf als de kruik lagen daar als tekenen van schuld, tegenover de stenen van de wet!
Die drie dingen lagen onder het verzoendeksel, toen de tabernakel werd gerealiseerd. Maar lees eens 1 Kon. 8 : 9, als Salomo de tempel heeft gebouwd: “Er was niets in de ark, dan alleen de twee stenen tafelen…” De symbolen van ontrouw leken te zijn verdwenen uit de ark! Stonden ze er misschien naast?
Greep de Hebreeënbriefschrijver wellicht terug naar de tabernakeltijd? Menig theoloog heeft er zijn hersens al op gekraakt, maar niemand weet er het fijne van. Wel vind ik het opmerkelijk dat Hofni en Pinehas de ark zomaar konden meenemen, zonder direct gedood te worden door hemelvuur, zoals Uza later overkwam (2 Sam. 6). Weliswaar sneuvelden ze in de strijd.
Natuurlijk was hun hart er niet oprecht bij toen ze de ark – en in hun beleving de HEERE – erbij sleepten. Maar was het misschien ook zo dat ze die kruik met manna en de staf van Aäron bewust achterlieten? Wilden ze niet herinnerd worden aan opstand en ongehoorzaamheid tegen de HEERE? Is dat misschien ook het aanstootgevende aan Jezus’ offer? Dat in Hem ónze opstand en ónze ongehoorzaamheid zo kraakhelder aan het licht komt?

zaterdag 6 april 2019

Waar je zin in hebt!

Lijdenstijd 2019 - Bezinning XIV


Ik heb lust […] om Uw welbehagen te doen
Psalm 40 : 9a

Ja, de titel van deze overdenking lijkt op de voorgaande, maar het uitroepteken maakt de zin tot iets tegengestelds, cynisch. Als Jezus spreekt over het doen van de wil van Zijn Vader, dan is Hij daar helemaal verguld over. Er is niets heerlijkers dan dat.
Maar moet je eens opletten als Hij eerder in Johannes 6 vertelt over wat dat is, ‘de wil van God doen’; dat willen de Joden ook weleens doen. “Dit is het werk Gods, dat gij gelooft in Hem Dien Hij gezonden heeft.” Het doen van de wil (of de werken) van God heeft dus alles te maken met het geloof in de Messias!
Daarom willen de Joden een bewijs van Jezus’ Messiasschap. Het is op zijn minst merkwaardig dat zij met het voorbeeld van het manna komen! En Jezus gaat daar direct op in. Hij zet het manna – dat nota bene in de ark in het Heilige der Heilige wordt bewaard – neer als iets vergankelijks! Net als dat brood waarmee ze even daarvoor met 5000 anderen zijn gespijzigd. Zelfs van manna – hoewel ­wonderbrood uit de hemel – kreeg je na enige tijd weer honger!
“Maar zo is het niet met Mij! Het Brood van God dat is Hij Die uit den hemel neerdaalt en Die aan de wereld het leven geeft.” Ah, dat kennen ze wel; Hij spreekt over de Messias! Het manna was een soort illustratie van de Messias! Maar wat gebeurt er dan? Net zoals in de Hof van Gethsémané zegt Jezus ook hier openlijk: “Ik ben het! Ik ben het Brood des levens! Wie dát eet zal nooit meer honger kennen! Maar Ik heb jullie gezegd, dat jullie Mij wel hebben gezien, maar niet geloofd!” Ze halen hun neus op: “Waar je zin in hebt!”
Jezus lijkt op dat manna, las ik ergens. Het daalde ’s nachts neer. Het was als dauw (beeld van hemelse zegen). Het lag op de grond als fijn, teer en zuiver goed, zonder oneffenheid. Daarin ligt de link met het welbehagen van de Vader in Hem. Psalm 78 noemt het ‘het brood der engelen’. Zo keken engelen vol bewondering neer toen Hij neerdaalde. Ze bezongen Hem en waren begerig om Zijn werk te doorgronden. “Zou je voor dit Manna je neus ophalen?”

Waar je zin in hebt

Lijdenstijd 2019 - Bezinning XIII


Ik heb lust […] om Uw welbehagen te doen
Psalm 40 : 9a


Vanmorgen schoot mij een belangrijke tekst in dit verband te binnen. Die woorden van Psalm 40, zo zagen we in de vorige overdenking, zijn weliswaar van de psalmist, maar zijn profetisch gezegd over de Messias, de Heere Jezus. Heel misschien vraag je je af: is dat geen inlegkunde?
Wel, de tekst die mij dus te binnen schoot is daar duidelijk over. Jezus zegt in Johannes 4:34 “Mijn spijs is, dat Ik doe den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, en Zijn werk volbrenge.” Als iets ‘je eten en drinken’ is, dan is het net zo belangrijk als je eerste levensbehoefte. Je steekt er je eerste energie in om dát te realiseren: eten en drinken. Want als dat wegvalt, sterf je!
In Johannes 4 hadden de discipelen eten gehaald; onderwijl was Jezus met de Samaritaanse vrouw in gesprek geweest. “Rabbi, eet!” Maar Jezus negeerde dat eten. Hij stelde het op de tweede plaats. “Eérst het welbehagen van Hem doen, Die Mij heeft gestuurd! Ik ben hier niet om te eten, maar om zondaars te zoeken!” Zoek trouwens eens in het Johannesevangelie op die term ‘Die Mij gezonden heeft’; je zult versteld staan hoe vaak Jezus het daarover had! Zoals:
  • Want Ik ben uit den hemel nedergedaald, niet opdat Ik Mijn wil zou doen, maar den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft. En dit is de wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft, dat al wat Hij Mij gegeven heeft, Ik daaruit niet verlieze, maar hetzelve opwekke ten uitersten dage. En dit is de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk, die den Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. (Joh. 6: 38-40)
  • Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke… (Joh. 6:44)
  • Mijn leer is Mijne niet, maar Desgenen, Die Mij gezonden heeft. (Joh. 7:16)
  • Ik moet werken de werken Desgenen, Die Mij gezonden heeft, zolang het dag is; de nacht komt, wanneer niemand werken kan. (Joh. 9:4)
Waar gaat jouw tijd en energie als eerste aan op? Wat is jouw levensdoel?

vrijdag 5 april 2019

God blij maken? Kan dat?

Lijdenstijd 2019 - Bezinning XII


Ik heb lust, o Mijn God, om Uw welbehagen te doen
Psalm 40 : 9a


Hoe wist Adam, toen hij net geschapen was, wat hij in de Hof van Eden moest doen? Er was geen referentiekader, toch? Hij zag de dieren om zich heen, die al één of meer dagen in de Hof rondliepen. Maar hijzelf was nog fonkelnieuw. Hij zag dat hij anders was dan de bomen; niet alleen een uiterlijk. Er zat geluid in zijn keel, maar als hij geluid maakte tegen een boom, kwam er niets terug. Hij zag paarden, leeuwen, kevertjes… maar konden die hem verstaan? Begrijpen? Spraken ze terug, zoals de slang ook kon spreken? Communiceerde hij met trillende uithalen over de heerlijkheid van Gods schepping met een lijster? Kende die ook vreugde in God? Ik denk het wel, want dát was nu precies
Wanneer we in onze tekst lezen dat de psalmist ‘lust heeft om Gods welbehagen te doen’ dan is dat iets buitengewoons. Hij had er zin ’an. Maar hij was een mens van na de zondeval. Lust om Gods wil te doen was soms net zo iets als trek in een ijsje. Er kwam een intense drive uit zijn innerlijk naar boven die hij niet zelf creëerde. Die lust kon ook zomaar weer weg zijn; die moest ‘gaande gehouden worden’; hij kon het zelf niet vasthouden, helaas!
Vijf tellen later – herken je dat? – had hij alweer lust om andere dingen te doen of lukt het hem niet meer om zo intens te verlangen naar het doen van dát waar de HEERE blij van wordt. Wij worden vaak afgeleid door de dingen die we zien, horen of ruiken. Onze zinnen worden geprikkeld door allerlei goede en kwade dingen; ze wekken onze lust op. Het helpt natuurlijk om je zintuigen te richten op de dingen van de HEERE, maar hoe lang houd je dat vol?
Wat die dichter niet kon – hoe intens hij het ook probeerde – kon er Eén met recht zeggen. Daarom licht hier het silhouet van de Messias op. Hij was als geen ander in staat het welbehagen van Zijn Vader te doen. Hij was immers eeuwig één met Hem geweest en daar zou tot aan Golgotha geen verandering in komen. Ik wens te zijn als Jezus… Tot Golgotha… Denk het je in wat dát voor Hem geweest moet zijn! En dát om Gods welbehagen voor ons te volbrengen!

maandag 1 april 2019

Een Messias met een piercing?

Lijdenstijd 2019 - Bezinning XI


Gij hebt Mij de oren doorboord
Psalm 40 : 7b


Jaren geleden moest ik een kerkdienst begeleiden waarin ds. Henk de Leede (rector Hydepark) voorging. Hij preekte over de Kananesche vrouw die Jezus vroeg om hulp voor haar dochter. Jezus ging niet op haar verzoek in: “Het is niet betamelijk het brood der kinderen te nemen, en den hondekens voor te werpen.” Zij bleef aanhouden: “Ja, Heere, maar…” Dat resulteerde in Jezus’ antwoord: “O vrouw! groot is uw geloof.” Ds. De Leede stelde dat Jezus als mens Zijn roeping nog niet ten volle begreep. Die vrouw maakte Hem erop attent dat Hij ook een roeping had buiten Israël, de ‘hondekens’ of onbesnedenen.
Je snapt dat ik enigszins verbolgen was over deze bekrompen visie op de Zoon van God. Dit was te beperkt geredeneerd. En het strookte ook niet met de woorden uit ozne tekst, dat de Vader als het ware ‘de oren doorboord’ heeft van Zijn Zoon… Maar wat is dat precies?
Op https://biblehub.com kun je tientallen bijbelvertalingen onder elkaar zetten om te zien hoe dat is vertaald. Veel vertalingen spreken over ‘oren openen’ en zo gehoor geven en gehoorzaamheid creëren. Dan krijg je het idee dat die oren eigenlijk dicht zaten en dat ze door hemelse ingreep gereinigd zijn en de betrokkene weer prima kan horen. Maar is dat zo?
De in het engels vertaalde Arameese Bijbel en de katholieke Douay-Rheims Bijbel spreken over een piercing, een fysieke doorboring van de oorlel. In Hebreeën 10:5 wordt deze Psalm ook geciteerd en daar staat “Gij hebt Mij het lichaam toebereid”. Lees maar eens rustig waar dat verschil vandaan komt op www.opgrondvandebijbel.nl/informatie/de-oren-doorboord.html
Waar het mij om gaat is dat hier sprake is van ‘gehoorzaamheid’ aan de Vader. de Zoon was Zich dus terdege bewust van Zijn roeping. Die piercing of doorboring herinnerde Hem eraan, hoewel dat puur menselijk is gezegd: God de Zoon had immers geen reminder nodig! De Messias deed wat jij en ik hadden moeten doen voor God. Hij was de vleesgeworden Gehoorzaamheid!