donderdag 24 september 2015

Hemels spreken of aards praten?



Het verschil tussen hemel en aarde als beeld voor Jezus en Johannes
 
“Die van boven komt, is boven allen; die uit de aarde is voortgekomen, die is uit de aarde, en spreekt uit de aarde. Die uit den hemel komt, is boven allen.”
Johannes 3 : 31

Het zijn nogal spirituele zinsneden die Johannes de Doper hier gebruikt. En ze moeten juist zijn discipel Johannes hebben aangesproken. De Evangelist Johannes heeft een poëtische en en wat filosofische inslag. De klik tussen deze twee Johannessen boeit me steeds meer.

Wijsgerige woorden

Al eerder had De Doper zulk soort woorden gebruikt over Jezus: “Deze was het, van Welken ik zeide: Die na mij komt, is voor mij geworden, want Hij was eer dan ik.” (Joh. 1:15b) En net als bij het Bijbelboek Openbaringen vraag ik me dan af: zullen de lezers en hoorders van Johannes de Evangelist en Apostel zijn woorden begrepen hebben? Juist ook deze woorden moeten de mensen toch wonderlijk in de oren hebben geklonken? Johannes de Doper stond hier niet op de Areopagus of zo. Nee, er stonden romeinse militairen, tollenaars, hoeren, eenvoudige zielen en farizeeën voor hem.
Wat zegt hij daar dan met die woorden “Die na mij zal komen was er al ver voordat ik kwam”? Je dan toch gaat op zijn minst denken aan iemand die je al eerder hebt gezien. Alsof Johannes er een raadseltje van maakt; en is dat wel de bedoeling van preken? Preken behoren toch helder en duidelijk te volgen te zijn? En wanneer de mensen uiteindelijk zien Wie Johannes met die woorden bedoelden – Jezus van Nazareth – dan zullen enkele scherpzinnigen vast opmerken: maar Hij is toch een half jaar na jou geboren, Johannes? Hoezo: eer ik was, was Hij er al? Daarbij komt dat Johannes eigenlijk nergens zijn woorden heeft toegelicht. Hooguit met deze woorden, toen hij Jezus zag komen: “Kijk daar, het Lam Gods!” Moeten we de betekenis van die vreemde woorden misschien zoeken in het antwoord dat God de Vader Zelf geeft: “Deze is Mijn geliefde Zoon…”?

Weerleggende woorden

De woorden van vandaag roepen eveneens zulke vragen op. Laten we eerst eens letten op het doel van deze woorden. Hier worden aarde en hemel tegenover elkaar gezet. En als je goed leest, worden met deze woorden diverse grote monden gesnoerd. Er worden allemaal vragen gesteld over de positie en het gezag van die rabbi uit Nazareth. Hij ontpopt Zich volgens sommigen duidelijk als een concurrent van Johannes. De mensen zetten Johannes en Jezus op één lijn en spelen ze als het ware tegen elkaar uit. En dan grijpt Johannes in. Niet vanwege zijn eigen positie, maar om die van Jezus!
Hij zet als het ware een dikke streep onder de woorden van God de Vader: “Deze is Mijn geliefde Zoon”. Hij is geen concurrent; Hij is geen gewoon mens. Hij is afkomstig uit de hemel. Hij is boven alles en allen. En… Zijn woorden hebben veel meer gezag dan de mijne. En daarom formuleerde God de Vader het zo buitengewoon goed op de Berg der Verheerlijking, toen Hij sprak: “Deze is Mijn geliefde Zoon; hoort Hem!”
Jezus is niet een wervelend spreker die al pratend het overzicht in de gaten probeert te houden. Hij hoeft niet continue Zijn woorden te toetsen aan de Schriften, of het allemaal wel klopt wat Hij zegt. Want Hij is de bedenker van het Woord. En wat Hij zegt komt daar naadloos mee overeen. Wat Hij zegt, kun je 1op1 overnemen en blindelings vertrouwen. Het zijn waarachtig weerleggende woorden, die Johannes hier spreekt. Meer dan ik voor mogelijk hield, toen ik ze voor het eerst las.

Weloverwogen woorden

Johannes zegt dat Degene uit de hemel komt, hemelse dingen spreekt. En wie uit de aarde is, dus elk mens, die spreekt uit de aarde. Nu is die term ‘uit de aarde’ bijzonder negatief in ons jargon binnen de kerk. We gebruiken die term vaak, wanneer we de mens op zijn plek willen zetten: wij zijn uit de aarde aards. Maar zo is het hier niet bedoeld. Mensen behoren bij de aarde en spreken – zeker sinds Genesis 3 – op een aards niveau. Ook na ontvangen genade (lees de Kanttekeningen maar). Ook een begaafd prediker, die door de Heilige Geest diepe inzichten mag hebben gekregen, zal de beperking van zijn verstand ervaren, wanneer hij zich al dieper verlustigt in God. Ons verstand is eindig en beperkt. Zelfs grootse denkers komen woorden tekort, wanneer zij Gods innerlijk, Zijn barmhartigheid, Zijn heiligheid etc. zouden moeten beschrijven. Ze zijn immers niet in de hemel geweest en zijn er al helemaal niet opgegroeid. Dat maakt, dat Jezus zulke diepe – en voor de mensen merkwaardige – dingen kon zeggen. Het heeft soms lang geduurd voordat Zijn woorden werden begrepen. Terwijl Hij naar menselijke woorden zocht om het hen duidelijk te maken. Telkens weer blijkt dat we de Heilige Geest nodig hebben om het werkelijk te snappen; en dan toch ook elke keer weer in beperkte mate. Het moet voor Jezus ook een bijzondere kwelling zijn geweest dat Hij zoveel moest uitleggen over Zijn Vader en de hemelse heerlijkheid. Die onkunde, dat onbegrip van ons mensen. Ik begrijp wel dat Hij regelmatig moe was en de eenzaamheid zocht om met Zijn Vader weer op niveau te praten. Ja, ik verhef me er maar niet boven, want hoe vaak praat ik liever op aards niveau – simpel en plat – dan op hemels niveau – diepzinnig en geestelijk hooggestemd? Ook op een Bijbelkring of in een gesprek na de dienst…

Waarschuwende woorden

Toch zijn de woorden van de tekst niet denigrerend. Ze zeggen niet dat we als mensen ook maar hemels moeten gaan praten omdat dat aardse zo laag van niveau is. Nee, we kunnen eenvoudig Jezus niet imiteren. Laten we het dan ook niet proberen. Laten we niet gaan praten over dingen waar we als mens geen verstand van hebben. Praat dus niet over geloofszaken, als je tegelijkertijd roept dat je nog eerlijk onbekeerd bent. Spreek ook niet wijsgerig over de hemelse dingen, als je niet een ootmoedige houding wilt aannemen die laat merken dat je slechts zoekt naar woorden. Maar… deze woorden waarschuwen ons tegelijk wel voor het gevaar dat we aards blijven denken en spreken. We moeten staan naar verdieping en groei. En dat kan onmogelijk zonder de Heilige Geest. En hoe zouden we kunnen spreken, als we niet eerst goed hebben geluisterd? Zittend aan Jezus’ voeten. En laten wij, wanneer we spreken, dan ook geen concurrent van Jezus zijn (om de kwestie in onze tekst eens om te draaien) door de aandacht van Hem op ons te vestigen wanneer we wijze dingen roepen en beschouwen. Laat heel ons spreken, net als bij Johannes de Doper, één grote heenwijzing naar Christus zijn. Dan worden onze woorden misschien niet in een boek opgeschreven of in de krant vermeld, maar dan worden ze wel geschreven in het boek van het Lam, in de hemel.
En straks, als we eeuwig bij Hem zullen zijn, zullen we niet langer aards spreken, maar hemels denken en aanbidden. Verlang je daar naar? En verlang je ook daar nu al mee bezig te zijn?

maandag 21 september 2015

Kwijnen of ruimte geven?




Hij moet wassen, maar ik minder worden.
Johannes 3 : 30

Hoezo moet ik minder worden? Jezus kan toch ook wel gewoon de meeste aandacht krijgen zonder dat ik zo nodig minder moet worden? Wat zijn dit voor negatieve, denigrerende woorden? Behoren ze tot het soort theologie waarbij de mens, die toch vooral niets kan, actief zich moet verlagen tot diep in de modder? Hoe persé noodzakelijk is mijn minderworden? Moet ik mezelf psychisch helemaal afbreken? … Luister maar eens en lees vooral goed wat er staat; en zie wat er niet staat.

Jezus moet groeien

Groei is een gezond natuurprincipe dat God heeft ingesteld. Maar… wanneer? Na of voor de zondeval? Ik vermoed: erna. Groei omvat het principe van onvolmaaktheid, het worden wat je nog niet bent. Mijn eerste vraag is dan toch direct: was Jezus niet volmaakt? Zeker wel, maar we lezen in de evangeliën dat Hij opgroeide, dat Hij toenam in verstand en dat Hij eveneens toenam in genade/achting bij de mensen én bij God! Hoe goddelijk Hij ook was, Hij had helaas niet vanaf dag 1 in deze wereld alle aandacht en aanbidding, die Hij wel in de heerlijkheid van Zijn Vader had. Mag je best eens bij stilstaan.
En in de brieven van Paulus lezen we zelfs dat Hij gehoorzaamheid heeft geleerd uit hetgeen Hij geleden heeft (Hebreeën 5:8), hoewel Hij de Zoon van God was! Ook daar mag je best je gedachten eens over breken en je eigen gehoorzaamheid ernaast leggen.

Los van de groei die Jezus Zelf heeft ondergaan is het ook zo dat het geloof in Jezus Christus in elke gelovige moet groeien. Christus is niet direct álles en gaandeweg het leven met Hem blijkt Hij nogal eens niet op de eerste plaats te staan. Telkens weer moet Jezus voor ons groeien naar die allereerste plek. Beschamend, niet?


Groei en afbraak

Het is goed even stil te staan bij de begrippen 'wassen' en 'minder worden'. Je mag ze ook vertalen als 'toenemen' en 'afnemen'. Het draait om de plaats die Jezus inneemt. Ouders en overheden, die God boven ons heeft gesteld, hebben een bepaalde positie, ten opzichte van ons. Daaraan hangt ook onze mate van gehoorzamen. Toch staan zij niet op de eerste plek. Zij moeten worden gehoorzaamd, voor zover dat geen afbreuk doet aan de gehoorzaamheid aan God Zelf.
De persoon en het werk van de Heere Jezus moet het allerkostbaarste voor ons zijn. Het moet in ons persoonlijk leven altijd weer helder en scherp in het zicht blijven. Dat we geen andere dingen op de eerste plek in ons leven zetten. En hoe gemakkelijk doen we dat helaas tóch?!
Maar in deze tekst gaat het niet alleen daarover. Dit is een uitspraak van Johannes in de context van het ambt dat hij bekleedt. Lange tijd had híj alle aandacht gehad en kwamen de mensen naar hém luisteren, lieten zich door hém dopen en volgende hém. Maar dat kon en mocht niet zo blijven. Ze moesten niet bij de vriend van de Bruidegom blijven steken, maar ze moesten verder, naar Jezus Zelf Ze moesten geen Doperianen worden, maar Christenen! Hem moesten ze dienen, liefhebben en alle eer in hun leven toebrengen. Alleen zo konden verloren levens weer doeltreffende levens worden.
En daaruit voortvloeiend mochten ze ook anderen oproepen om tot Christus te gaan. De jonge volgelingen mochten zaaiers worden, herders zelfs, als ze maar niet in de weg stonden naar Christus toe. Als ze maar niet op de plek van Jezus Zelf gingen staan.


Moet ik afgebroken worden?

Er is wat een vertekening in kerkelijk Nederland gegeven over de woorden 'jezelf mishagen' uit het Avondmaalsformulier. Alsof ik mijzelf moet haten, verachten en verwaarlozen. Een soort moderne zelfkastijding. Hoe verhoudt zich die houding met het feit dat elk mensenleven kostbaar is in Gods oog? Hoe verhoudt zich die houding met het feit dat Jezus Zijn leven wilde afleggen voor vijanden? Of is dit toch een soort tegenprestatie van onze kant, een eigen offertje om God tevreden te stellen of gunstig te stemmen? Ik vrees dat het dat in veel gevallen is geworden. Maar is niet de betekenis van die woorden. Wel is het zo dat je boos kunt worden op jezelf, als je weer, voor de zoveelste keer in zonden gevallen bent. Je kunt meer dan eens verzuchten: Wanneer houdt dat zondigen nou toch eens op?! Zoveel goeds van Gods kant… en dan dit!
Mishagen, ik heb daar al eens eerder op gewezen, is het tegenovergestelde van behagen. Ik behaag mijzelf niet langer… Ik verzaak het mijzelf behagen en schep geen genoegen meer in mijn eigen werken. Daarentegen is dat geen doel op zich. Daarvoor in de plaats mag ik een diep en intens behagen scheppen in Christus, Die mij vrijkocht met Zijn kostbaar bloed. En ik zal nooit woorden genoeg voor kunnen vinden om die rijkdom te beschrijven.

Het woord 'minder worden' in onze tekst is ook zo'n woord. Het betekent: 'onderschikt maken in waardigheid' of 'afnemen in gezag of populariteit'. Met name die laatste betekenis heeft het in onze tekst. Johannes moest steeds verder afnemen in populariteit. En ook afnemen in gezag. Zijn preken waren niet langer dé lijn die werd uitgezet. Jezus nam die lijn over en zette die voort. Johannes was slechts de wegbereider, de voorloper. Gaandeweg zou blijken uit Jezus' woorden dat Johannes het bij het rechte eind had. En te meer zal blijken dat Jezus de beloofde Messias is.

In het bedrijfsleven, waar haantjesgedrag en concurrentiebeding hoogtij viert, kan men zich de blijdschap van Johannes totaal niet indenken. Welk bedrijf is er blij over wanneer haar klanten naar de concurrent lopen? Maar in Gods Koninkrijk gaat het zo totaal anders. Daaraan zie je hoe verziekt onze maatschappij is geworden! En het lijkt wel of er geen weg terug is. Toch roep ik op tot die houding van Johannes. Laat die gestalte meer en meer worden gevonden in ons land, in de kerk en in onze gezindten.
Laten we blij zijn als ook door toedoen van anderen, mensen tot Christus worden geleid. Als mensen vanuit de goot of vanuit de kerkbank tot geloof komen! Want er is ook in de hemel blijdschap, als er een zondaar tot bekering komt. Dan speel ik daar toch geen prominente rol in? Dan hebben we het toch niet over 'ons toedoen' dat eraan heeft bijgedragen dat iemand tot geloof kwam? Dan spreken we over het wonder dat een ziel van de dood is gered.

In die zin moeten wij kerkmensen misschien ook wel wat meer worden afgebroken… Hmm een ongedachte doordenker in deze tekst, vrees ik.

vrijdag 18 september 2015

Glunderen over Jezus’ glorie

Fragment uit het bekende altaartstuk van Matthias Grünewald met in het latijns de tekst "Hij moet wassen, ik moet minder worden"

“Die de bruid heeft, is de bruidegom, maar de vriend des bruidegoms,
die staat en hem hoort, verblijdt zich met blijdschap om de stem des bruidegoms.
Zo is dan deze mijn blijdschap vervuld geworden.”

Johannes 3 : 29

Ik zou er wel bij hebben willen staan; wat zou ik graag het gezicht van Johannes hebben gezien, toen hij deze woorden uitsprak! In een preek van ds. C. den Boer las ik mooie dingen; deze zal ik hier en daar doorgeven omdat ze heel waardevol zijn om te overdenken.

Johannes en Johannes

Ds. den Boer zegt: “Het zijn maar enkele woorden, gemeente die ons bewaard zijn gebleven uit de geestelijke nalatenschap van Johannes de Doper. Maar die enkele woorden behoren zonder twijfel tot de geweldigste woorden van heel het Nieuwe Testament. Het woord van de tekst voor de preek van deze morgen is een van die indrukwekkende woorden, ons door de evangelist Johannes overgeleverd. Johannes de Doper brengt daarin zijn relatie met de Heere Jezus onder woorden.”
Deze gedachte deed mij realiseren dat de evangelist Johannes hier vrijwel zeker bij stond en zo kon hij deze emotionele en indrukwekkende woorden op de hem zo bekende manier verwoorden. Johannes was immers een discipel van zijn naamgenoot De Doper? En kort daarop is ook hij weggegaan en is Jezus gevolgd, samen met die andere discipel: Andréas.
De beide Johannessen hebben elkaar hoogstwaarschijnlijk goed aangevoeld. Ze hebben elkaar opgescherpt en deelden een puur, gevoelig en toch evenwichtig geloofsleven. De Doper was misschien wat ruw en recht voor zijn raap, terwijl de Evangelist wat meer een bedachtzame denker was. Zo verschillend kunnen kinderen van God zijn terwijl ze elkaar verstaan, aanvullen en opscherpen. Heerlijk, niet?

Johannes en vreugde

Maar wat maakt Johannes de Doper zo blij? Hij begon toch langzaamaan zijn toppositie te verliezen? Een stap terugdoen is niet gemakkelijk, zeker niet als je zoveel publiek hebt getrokken de afgelopen jaren. Zoveel mensen de waarheid aangezegd, zoveel verteld over het komende Koninkrijk en zoveel mensen mogen dopen. En nu moet hij gaan loslaten. En juist dat blijkt hem met vreugde te vervullen. Dit is waar hij voor had geleefd en gepreekt. Hij heeft dat niet gedaan om de mensen aan zichzelf te binden, maar om ze bij Jezus te krijgen, bij de hemelse Bruidegom. Hier, in deze tekst, noemt Johannes zich de vriend van de Bruidegom en hij is er bijzonder blij mee. Zo dichtbij Jezus… en al die mensen hun bestemming bij Jezus zien krijgen! Ja, dat vervult hem met diepe blijdschap. ‘Chara’, dat is de blijdschap die je in iemand ervaart. Dat gaat haast nog dieper dan ergens blij over zijn.
Dat Jezus aan Zijn eer komt, dat vervult Johannes met blijdschap; sterker nog, hij zegt dat zijn blijdschap vervuld is (verwezenlijkt, tot zijn bestemming is gekomen). Net zoals het Jezus met diepe blijdschap vervult wanneer Zijn Vader aan Zijn eer komt. Dat is toch een hele goede graadmeter voor predikanten, ambtsdragers en jeugdwerkers. Is het ons daarom te doen? En beleven we er ook zo’n vreugde aan, wanneer wij wegvallen en mensen, jongeren wellicht, hun bestemming bereiken bij de HEERE? We zijn slechts vriend van de Bruidegom, maar… dat gaat dieper dan ‘dienstknecht van de Bruidegom’. Immers, Jezus zei tegen Zijn discipelen: “Ik noem jullie niet langer dienaren, maar vrienden. Dienstknechten weten niet wat hun heer doet, maar vrienden des te meer!” Dat zijn diepe woorden!

Johannes en de Bruid

Maar… als Johannes zich de vriend van de Bruidegom noemt, die zich verheugt in het contact dat wordt gelegd tussen Bruidegom en Bruid, waar plaats je Johannes dan? Behoort hij niet tot de Bruid?
Zeker wel. Allereerst moet je letten op wat Johannes in onze tekst zegt: "de vriend des bruidegoms, die staat en hem hoort, verblijdt zich met blijdschap om de stem des bruidegoms." Op het horen van Jezus' gerucht, wordt er bij Johannes van binnen iets losgemaakt. En dat kent hij als van voor zijn geboorte! Toen zijn moeder Elizabeth de Maria hoorde aankomen, spring de ongeboren Johannes al op in haar baarmoeder. Als het ware zie je dat hier zich herhalen. Geweldig! Zeg nou zelf, daar had je toch bij willen zijn? Dat zijn toch prachtige momenten?
Johannes behoorde zelfs van voor zijn geboorte tot de Bruid van Christus. Deze Bruid wordt door Christus geworven (om haar als Bruid te werven, kwam Hij ten hemel af!), maar Hij doet dat middelijk. Onder andere door Zijn wegbereider, Johannes, en tot op de huidige dat door al Zijn verkondigers van deze zeer blijde boodschap. De Bruid zelf is ook werven. De HEERE zet de geworvenen in om verder te werven. Wat heet een missionaire Kerk!

Tot slot nog een citaat uit de preek van ds. den Boer:


"De Heere God kan een mens geen hoger eer bewijzen dan hem te roepen tot de taak van bruidwerver van Jezus. Ooit bracht ik een bezoek bij een ernstig zieke man in het ziekenhuis. Hij kon niet zo goed meer denken. Maar toen ik hem vroeg, of hij wist, wie ik was, zei hij: ‘U bent de boodschappenjongen van God’. Ik vond het een erenaam. Maar wat te denken van de naam die in onze tekst gegeven wordt aan een die bemiddelen mag tussen de Heere Jezus en de mensen? U mag mij ontvangen, gemeente, als een bruidwerver van Christus.[…]
Het is een hoge eer dus: vriend van de Bruidegom Jezus te zijn. Als zodanig mag ook ik u alle goeds vertellen van Hem. Ik mag de liefde van deze Bruidegom breed uitmeten; alsmaar goed van Hem spreken.
Maar ik mag ook iets meer doen. Ik mag ook de bruid van Christus werven. Nu, ik denk, dat er onder mijn gehoor mensen zijn die de Heere Jezus niet kennen en niet liefhebben. De Bijbel vertelt ons, dat wij vijanden van God en van Zijn genade zijn. Van nature hebben we er geen flauw idee van, met hoeveel tegenzin we onze godsdienstige verplichtingen verrichten. Wij moeten van dood levend worden gemaakt.
Welnu, als ik een echte vriend van de Bruidegom Jezus Christus mag zijn, kan ik het niet hebben, dat er hier nog een mens zit die Hem niet liefheeft. Ik moet u uw ‘feilen’ tonen. Ik mag u niet met rust laten. Ik moet u zeggen, dat u tot de bruidsgemeente van Christus mag behoren. Maar als dat u tegenstaat, als u liever uw eigen weg gaat, dan gaat u niet alleen verloren, maar dan bent u ook verloren. Daarom roep ik u toe: ‘Laat u met God verzoenen’. Welnu, zo mag een dienaar van het Woord erbij staan."

donderdag 17 september 2015

Getuigen kunnen erover meepraten

Getuigen behoren de waarheid te spreken en moeten erover mee kunnen praten.


Gijzelven zijt mijn getuigen, dat ik gezegd heb: Ik ben de Christus niet;
maar dat ik voor Hem heen uitgezonden ben.
Johannes 3 : 28

Johannes is er duidelijk in (mocht er nog twijfel zijn): hij is de Messias niet. Hij was slechts de wegbereider. Later, in de gevangenis was hij er even niet zo zeker van of Jezus nu echt wel de Messias was, maar… dat hij het zelf niet is, daarover hij helder. En hij roept zijn eigen discipelen erbij om dit te beamen. Zij waren bereid tot het afleggen van getuigenis. Maar het moest nog verder gaan: zij moesten ook getuigen van Christus worden.

Een ontkennende getuigenis

Wat ik zo vreemd vind aan atheïsten is dat ze zo druk zijn met het bewijzen dat God niet bestaat. Als Hij toch niet bestaat, wat boeit het je dan dat anderen geloven dat Hij wel bestaat. Maar soms kan het enorm belangrijk zijn dat je druk bent met het betogen dat iets niet zo is, of dat je niet bent, wie anderen wél denken dat je bent. In een rechtzaal bijvoorbeeld is men druk in de weer te bewijzen dat een verdachte niet schuldig is; dat hij of zij niet daar was, waar het delict plaats vond. In onze tekst is Johannes niet alleen zelf druk bezig te betogen dat hij niet degene is waar men hem voor lijkt te houden; hij roept er zelfs zijn volgelingen bij tot getuigen. "Nee, ik ben de Messias niet!", horen we hem roepen, "en jullie waren erbij toen ik duidelijk vertelde dat ik slechts Zijn wegbereider was!"
Getuigen erbij halen heeft iets doorslaggevends. Je hoort om je heen nogal eens de uitroep: "Ik zweer het je, ik heb het niet gedaan…" of "Bij Allah, het is echt waar…" Dat noemen we zweren en de Bijbel raadt dat ten zeerste af. Zweert niet, maar laat uw ja ja zijn en uw nee nee!", roept Jezus ons toe in Mattheüs 5 : 34-37. Het lijkt mee ook een volkomen gezond advies!
Toch heeft Johannes hier alle recht van getuigen oproepen. Omdat de eer van Jezus in het geding lijkt te komen. Mensen kijken met argusogen naar die Rabbi uit Nazareth die daar verderop zomaar aan het dopen is. Hij lijkt een nieuwe gemeente om Zich heen te verzamelen. Waar loopt dat op uit? Laten we toch gewoon hier bij Johannes blijven. Hij is onze man! Johannes ziet het gevaar van deze visie. Ze moeten niet bij hem blijven, maar naar Jezus gaan. Hij moet wassen en Johannes moet minder worden.


Een beamende getuigenis

We lezen niet veel reactie van de tot getuige geroepen discipelen, maar we kunnen ons levendig voorstellen dat zij instemmend hebben geknikt. We lezen immers ook geen stellige ontkenning. Misschien ook wachtte Johannes hun antwoord niet af, maar was het meer een rethorische vraag. Uiteraard verwachtte Johannes niets anders dan beaming.
Het merkwaardige is dat – na de inbreng van deze getuigen – de mensen niet massaal naar Jezus overliepen. We lezen zelfs geen enkele reactie, althans niet in dit hoofdstuk. Het volgende hoofdstuk zet niettemin heel vreemd in en we zullen daar denk ik ook nog bij stilstaan, want ik wil ook graag het volgende hoofdstuk overdenken, waarin die prachtige geschiedenis met de Samaritaanse vrouw staat. Aan het begin van dat hoofdstuk lezen we dat Jezus meer discipelen maakte dan Johannes. Dus gaandeweg groeit de schare rond Jezus en slinkt de kring rond Johannes. En zo was het goed. Uiteindelijk zal Jezus een prachtig getuigenis over Johannes geven (Mattheüs 11):
Voorwaar zeg Ik u: onder degenen, die van vrouwen geboren zijn, is niemand opgestaan meerder dan Johannes de Doper; doch die de minste is in het Koninkrijk der hemelen, is meerder dan hij.
En van de dagen van Johannes den Doper tot nu toe, wordt het Koninkrijk der hemelen geweld aangedaan, en de geweldigers nemen hetzelve met geweld.
Want al de profeten en de wet hebben tot Johannes toe geprofeteerd.
En zo gij het wilt aannemen, hij is Elias, die komen zou.
Wie oren heeft om te horen, die hore.
Ook Jezus' getuigenis over Johannes onderstreept de belijdenis van Johannes zelf dat niet hij maar Jezus de Messias is. Bij Hem moet je zijn. Jezus beaamt ook Johannes getuigenis en stelt daarmee ieder schuldig die ondanks deze oproep, blijft zitten waar hij zit, zonder tot Christus te komen. En dat zegt ons vandaag de dag nog steeds wat!

Een belijdende getuigenis

Je ziet in deze geschiedenis dat je zomaar op het aller onverwachts kunt worden opgeroepen tot getuige. Jezus zei tegen Zijn discipelen dat zij Zijn getuigen zouden zijn. Zij waren er immers bij geweest. Zij konden erover meepraten. Zij moesten zich vooral niet vooraf sappel maken over wat ze zouden spreken. God zou op dat bewuste moment hen de woorden in de mond leggen.
Je komt vandaag de dag bosjes mensen tegen die op een dwangmatige wijze vinden dat je altijd moet getuigen. Dat zou kunnen. Maar is dat precies de bedoeling? We moeten zoeken naar mogelijkheden om iets van God te laten zien en Zijn stem te vertolken te midden van dit krom en verdraaid geslacht. Maar dat kan niet zonder twee dingen: gebed en zending. Je kun bidden tot je een ons weegt, maar als je niet gezonden bent is je getuigenis ijdel. Wat? Gaan we nu op speciale missie zitten wachten? Nee, elk waar christen heeft deze roeping. Hem of haar zal dan ook door God de woorden in de mond worden gelegd. Maar als je geen band met Hem hebt ben je niet gezonden en zullen er ook geen woorden in je mond worden gelegd. Daar moet je althans niet op rekenen. Ook Saul was onder de getuigen/profeten, maar zijn missie was op zijn eigen manier dan ook gedoemd te mislukken; met alle schade van dien.
Belijdende getuigen zijn levende christenen. Geen stuiteraars die wat om zich heen lopen te roepen dat tegen het blasfemische aanschuurt, of die trappen tegen alles wat kerk is. Evenmin zijn dit brave traditionele kuddedieren die eigenlijk nooit echt hebben gelezen in de Bijbel en daarover goed hebben nagedacht. Belijdende getuigen zijn bepaald niet het type mens dat bij het uitgaan van de kerk aan de wereld het idee geeft dat er zondag op zondag een grafstemming heerst daar in die kerk. Belijdende getuigen zijn mensen aan wie je merkt, hoort en ziet Wie God werkelijk is. Dat kun je niet maken, dat is voluit het werk van de Heilige Geest, die niet alleen doet getuigen, maar ook doet geloven, buigen en aanbidden.

dinsdag 15 september 2015

Ambtsdragersverkiezing


Vruchtbare ambtsdragers en andere arbeiders in de kerk worden vanuit de hemel geroepen tot opbouw van de Gods Kerk

“Johannes antwoordde en zeide: Een mens kan geen ding aannemen,
zo het hem uit den hemel niet gegeven zij.”
Johannes 3 : 27

Johannes hoort het twistgesprek tussen de farizeeën en zijn discipelen aan en doorziet de werken van satan. Altijd maar weer onrust stoken; altijd maar weer discussies die niet over de kern gaan. Zijn eerste stelling zet de toon krachtig aan. Je hoort de ruziërs als het ware opeens stilvallen.

Een mens kan niets aannemen

Vandaag stoten we op een ware maar o zo vaak verknipt gehanteerde tekst. Hier hebben de mensen van de passieve godsdienstigheid een sterk wapen in handen: “Een mens kan niks aannemen; ja, of het moet hem uit de hemel worden gegeven.” Je begrijpt wel dat dát hier niet staat en ik laat deze dwaalleraren dan ook liefst onbesproken. De Kanttekeningen geven ook helemaal geen aanleiding om deze tekst zo uit te leggen. Ze wijzen op de bedoeling van Johannes’ woorden: Niemand kan een ambt op de juiste manier bedienen en vrucht zien op zijn werk, als God hem niet heeft geroepen.

Nou is de mens super geraffineerd om dit gegeven te manipuleren. Succes kun je ‘faken’ of zo je wilt ‘creëren’. Dat doe je door de omstandigheden zo te manipuleren dat je de mensen kunt laten geloven dat er vrucht op je werk is gekomen. Zo zijn er nogal wat valse gebedsgenezers de jaren door geweest die vriendjes optrommelden om een of andere ziekte te ‘spelen’. Na de seance veren ze dan op uit hun rolstoel of van hun bed en lopen huppelend weg. Zie je wel…?! Maar al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel. Vroeg of laat komt dit uit en is de schade voor Gods Koninkrijk soms enorm. Niet zelden haken hele generaties af en keren God definitief de rug toe.
Dat kan ook aan de ‘zware’ kant van de godsdienst. Het is niet zo moeilijk om op mensen in te praten en ze laten geloven dat God niet zomaar hoort. Vele labiele mensen gaan gebukt onder het juk van slavenpredikers die hen doen geloven dat God eerst wil dat je jezelf tot in de hel mishaagt en veracht en daarna… ja, misschien dan… zal God in Zijn ondoorgrondelijke genade misschien naar je omzien; maar Hij is natuurlijk niks verplicth!
De satan is wat dat betreft vindingrijk en in alle flanken van de kerk (en daarbuiten in vrije groepen) weet hij wel aansluiting te vinden. Het beeld van God zijn we sinds Genesis 3 kwijt. Daardoor kan ons beeld van God heel gemakkelijk worden bijgesteld in de verkeerde richting. Het meest tartende beeld dat de man met het ene talent uit de gelijkenis van God schetste was: “Ik wist dat U een hard mens was, maaiend waar U niets gezaaid hebt…” Een mens kan niets… want hij is – en dat is helaas waar – sinds Genesis 3 slechts in staat God en zijn naaste te haten en zichzelf te verheffen. Ja dat is waar, voor wat betreft de oude mens. Maar de nieuwe mens is een ander ‘verhaal’!

Een mens kan zeker iets aannemen

Hoewel een mens kan huichelen in het uitvoeren van zijn (kerkelijk) ambt, zal vroeg of laat de waarheid blijken. Met alle schade van dien in gezinnen en gemeente. Maar wat Johannes hier eigenlijk bedoelt te zeggen is dit: wanneer die mensen ginds bij Jezus tot geloof komen, dan kun je er eigenlijk wel vanuit gaan dat Jezus geen concurrent maar een Medearbeider is. En als de hemel iemand de opdracht tot het ambt heeft gegeven – of zo je wilt: geroepen heeft tot het ambt – dan mag je er ook vrucht op verwachten.

Ambtsdragers moeten staan naar vrucht, niet naar roem. En zij moeten er onverdeeld verblijd over zijn dat andere ambtsdragers ook vrucht mogen zien op hun werk. Zelfs moeten zij verblijd zijn als er onder de arbeid van anderen meer tot geloof komen dan onder hun eigen arbeid. Blijkbaar hebben zij op dat moment niet zoveel ingang bij mensen, terwijl anderen dat wel hebben. Wees niettemin blij, want de hemel is blij! Laten ze vooral nooit jaloers zijn, want het is allemaal vrucht voor de Landman en niet voor de ambsdragers zelf! Als de hemel iets geeft, als de Heilige Geest in de raderen is, dan mag je zelfs grote zegen en veel vrucht verwachten.

God moet het doen

Het is inderdaad God, Die het doen moet. Maar dat ontslaat ambtsdragers – ook wij die in het ambt aller gelovigen dienen – er niet van dat we volvaardig en aanhoudend bidden én werken! In deze tijd, waarin langzaamaan ambtsdragersverkiezingen weer in beeld komen, is het goed om te beseffen dat we moeten zoeken naar mannen vol van de Heilige Geest. En dat we met deze verkiezingen geen partijschappen voorstaan of dienen.
Wel is het belangrijk toe te zien op balans in de kerkenraden. De hand moet niet tegen de voet zeggen: ik heb u niet nodig. Wanneer een kerkenraad blindevlekken vertoont of zelfs koestert, wordt het tijd voor vernieuwing. Het totaalspectrum van de gemeente en de gaven die er zijn, moet in beeld blijven. Met als doel dat de Landman de vrucht zal ontvangen die Hem toekomt.
Dat besef voorkomt ook dat we levenslang in een kerkenraad willen zitten, alsof het allemaal van ons afhangt. Dan helpt het ons ook om het ambt weer los te laten als dat van ons wordt afgenomen door de HEERE. Zijn werk moet doorgaan, niet ons plan!
Zo komen en gaan predikanten; zo komen en gaan diakenen en ouderlingen; zo komen en gaan jeugdwerkleiders en andere functionarissen in de gemeente. Want de gemeente moet een plek zijn waarin ook onze kinderen en kleinkinderen op den duur het roer kunnen en mogen overnemen om vrucht voor de Landman voort te brengen. 
En als iemand wordt geroepen tot iets in de gemeente, dan kan het zijn dat mensen die namen indienen het verborgen leven van deze broeder of zuster niet kennen. In het verkiezen gaan we af op wat we weten, zien en horen. Maar God kent ons hart. Laat de geroepene dan ook serieus voor Gods aangezicht zijn of haar roeping overwegen en transparant eerlijk voor de HEERE, biddend, bezig zijn. Opdat er niet – wanneer wij dubbele agenda’s hebben of een buitenkant hebben die niet correspondeert met onze binnenkant – de schade in de gemeente groot zal zijn. En dat daardoor de Landman rotte vrucht zal ontvangen.
Maar als we mogen zien dat deze roeping vanuit de gemeente daadwerkelijk de roeping van de HEERE is, dan mogen we ook vrolijk en vol goede moed zijn. Immers, het wordt ons alles uit de hemel gegeven. En daar bevindt zich een Schatkamer van jawelste!

zondag 13 september 2015

Concurrentie in de kerk van Christus?

"Er rees dan een vraag van enigen uit de discipelen van Johannes met de Joden over de reiniging. En zij kwamen tot Johannes, en zeiden tot hem: Rabbi, Die met u was over de Jordaan, Welken gij getuigenis gaaft, zie, Die doopt, en zij komen allen tot Hem."
Johannes 3 : 25-26

Hoe zit dat nou met Jezus? Hij lijkt wel een concurrent van Johannes te worden. En het ging juist zo goed met dat Koninkrijk van God?! Je merkt in deze verzen de verwarring die ontstaat nu Jezus hetzelfde lijkt te gaan doen dan Johannes en mensen dus gaan kiezen naar wie ze zullen gaan luisteren. Een soort shoppen in de kerk; welke prediker staat je het meest aan? Verwarring over wie het nu bij het rechte eind heeft. Dat had ook alles te maken met de dingen die Johannes over Jezus had gezegd. Hijzelf was de Messias niet; daar was hij helder over. Hoe zit het nu?

Doop of ceremoniën?

We vallen middenin een vraaggesprek binnen. Een discussie tussen de discipelen van Johannes en de Joodse overpriesters en leraren. Het is van alle eeuwen dat wie zijn hoofd boven het maaiveld uitsteekt, commentaar krijgt. Zo ook Johannes. En wees eerlijk, hij was niet mals. Zijn donderpreken oogsten niet alleen bekering, maar ook haat. En de meest geniepige vorm van haat is die van verdachtmaking. Moeilijke vragen in de trant van: "Klopt dat wel, die doop? Moeten we ons niet houden aan de door God ingestelde wetten van Mozes? Gelden die wetten dan niet meer? Heeft God ooit verteld dat ze zijn afgeschaft? We horen alleen maar van bekeren, bekeren, bekeren. Allemaal mooi en aardig, maar waar blijft de wet? Predikers die het Woord aan de kant schuiven en eigenzinnige godsdiensten ontwikkelen dienen te worden uitgeroeid." 
Middenin die discussie, waarbij Johannes wellicht vele overtuigende argumenten heeft aangedragen en het 'kamp' van Johannes lijkt te groeien, wordt een ander discussiepunt ingebracht. "Zeg, als dat nou allemaal waar is wat je daar zegt, Johannes, hoe zit dat dan met die rabbi die jij korte tijd geleden zelf hebt gedoopt? Hij staat daar een stukje verderop ook te dopen… vind je dat nou niet heel vreemd, Johannes? Hij lijkt wel je concurrent geworden te zijn; is Hij nu ook al zieltjes aan het winnen voor die zogenaamde nieuwe leer?"
Dat nieuwe discussiepunt brengt de discipelen van Johannes ook in verwarring en dat is precies wat satan wil. Johannes is, zo blijkt uit het verdere van deze geschiedenis, totaal niet uit het veld geslagen, maar de discipelen van Johannes wel. Johannes, hoe zit het nou eigenlijk? Even tussen twee haakjes, die discussie over de reinigingswetten lijkt helemaal vergeten te worden; of is het een listig plan om het totaalplaatje 'Johannes' belachelijk en verwerpelijk te maken?

Doop 1.0 of Doop 1.1?

Ja, de nieuwe discussie richt zich op de vraag hoe die twee dopers, Johannes de Doper en Jezus de Doper, zich tot elkaar verhouden? Als we terugbladeren in het evangelie van Johannes dan zien we dat Johannes de Doper vooral benadrukte dat hij de Messias niet was. Die na hem zou komen, Die was de langbeloofde Profeet! Johannes had er nog iets merkwaardigs bij gezegd en je moet goed lezen wat hij zegt in Johannes 1:26-27: "Ik doop met water, maar Hij staat midden onder ulieden, Dien gij niet kent; Dezelve is het, Die na mij komt, Welke voor mij geworden is, Wien ik niet waardig ben, dat ik Zijn schoenriem zou ontbinden." Je zou verwachten dat Johannes ging vertellen: "Ik doop wel met water, maar Hij doopt met de Heilige Geest" of zo iets. Maar hij lijkt halverwege die zin te stoppen en blijft steken in de vergelijking tussen hem en Jezus. Kijk maar niet te hoog tegen mij op. Ik ben nog niet waardig om Jezus' schoenriem los te maken! Jezus zou dus duidelijk iets anders gaan doen dan Johannes. 
De Joden hadden toen ook al gevraagd: "Johannes, waarom doop je dan, als je de Messias niet bent?" Blijkbaar zat er een link tussen dopen en de Messias. Vreemd, want ik dacht toch heus dat proselieten zich lieten dopen als ze tot het Joodse geloof overgingen. Dat dopen was dus helemaal niet zo bijzonder verbonden met de komende Messias. Toch vragen de Joden dit. Ze vragen eigenlijk  lees de Kanttekeningen – naar de missie, de zendingsopdracht van Johannes. Wie heeft je gestuurd? En wie heeft je opgedragen te gaan dopen?
Als Johannes verteld heeft dat hij wegbereider mag zijn van de Messias, lijkt de discussie te luwen. Maar… nu Jezus ook doopt laait die vraag weer op: Is Hij dan ook een wegbereider? Of is Hij wat anders? Waarom gaat er nu nóg iemand dopen? Of is er verschil tussen deze Dopers? Ze hadden inmiddels toch al wel het nodige over die Jezus van Nazareth gehoord. Maar nu Hij ook 'gewoon' doopt, stelt Hij zich op één lijn met Johannes, lijkt het wel. Zeer verwarrend. Is er onderscheid in die twee dopen? Een soort 'update' van de doop van Johannes? Ze hadden wel gehoord dat Jezus niet Zelf doopte, maar Zijn discipelen. En ze hadden ook vernomen dat Jezus eveneens opriep tot bekering, net als Johannes. Dus was dit wel echt een update? Of gewoon meer van hetzelfde? Wellicht hadden ze een en ander vernomen via Andreas of zelfs via Johannes de Evangelist?

Johannes of Jezus?

Ja, als ik al die dingen zo op een rijtje zet snap ik best dat dit verwarring gaf. Ook als je Johannes de Doper serieus neemt blijft het vreemd dat Jezus nu ook gaat dopen. Deed Johannes het niet goed? Had Hij het Zijn wegbereider niet gewoon kunnen blijven laten doen? En nog wel zo dichtbij! Als Jezus nu in Galilea, waar Hij vandaan kwam, ging dopen dan hadden we het nog wel kunnen plaatsen. Maar hier zo vlakbij Enon, zo dichtbij Johannes!
Voordat ik hier een uitspraak over doe – in een van de komende bijbelstudies – leg ik toch even de vinger bij een probleem of valkuil die predikers kan aankleven. Ik denk dat Johannes' prediking erin hakte en dat veel mensen onder zijn preken tot bekering zijn gekomen. En hoewel Johannes in zijn preken van zich afwees, bleef de vervulling van die komende Messias maar uit. Tot dit moment moesten de mensen het toch van Johannes hebben. Hij preekte zo anders, zo puur en recht voor zijn raap. Heel anders dan de overpriesters en schriftgeleerden. Het gevaar lijkt levensgroot dat men Johannes als een soort preektijger is gaan zien. Hij was hun voorman en aanvoerder tegen de ingezakte godsdienst der overpriesters. Hij nam geen blad voor zijn mond en dat doet het soms goed. Maar het gevaar is dat je dan een gevierde prediker wordt. En dan… dan komt opeens Jezus. Je ziet de mensen opeens verward kijken? Ja maar, hoe zit dat dan? Het hoeft nog helemaal niet zo te zijn dat Johannes zich op een voetstuk stelde. Ik betwijfel ook of dat zo is geweest. Meer geloof ik dat de mensen Johannes op een voetstuk hebben gezet. En nu is het tijd dat Jezus optreedt. De wegbereider is klaar met zijn werk. Hij plaveidde slechts de wegen, maar is allerminst een concurrent van Jezus. Daar is Johannes in het vervolg wel heel duidelijk over.
Laten we op dit punt allert zijn dat we predikers niet over het paard tillen en hun preken adoreren. Bid en werk eraan mee dat ze gewoon met twee voeten op de grond blijven staan. Zichzelf kunnen blijven en trouw kunnen blijven arbeiden in de taak die God op hun schouders heeft gelegd. Mag je dan niet genieten van preken? Zeker. En het is een zegen als je genieten kunt. Maar als God andere dienstknechten stuurt, die minder begaafd zijn maar evenzeer geroepen en gedreven, neem ook hun woord aan en geef ze de gelegenheid ook te groeien in de gave van het Woord. Stap niet in de valkuil predikers met elkaar te vergelijken om ze zodoende af te serveren. Luister scherp of het Woord recht wordt gepreekt en, jawel, of Jezus de volle aandacht krijgt! En in Hem natuurlijk de Vader! Als dat aan de orde is, heb je een punt. En predikers behoren zich bewust te zijn van de steken die ze laten vallen. Wanneer ze in liefde worden aangesproken op mankementen, laten ze dan niet hun hakken in het zand zetten, maar doen als Johannes.

donderdag 10 september 2015

Jezus doopt ook

Jezus doopt… en Johannes doopte ook…


"Na dezen kwam Jezus en Zijn discipelen in het land van Judea, en onthield Zich aldaar met hen, en doopte. En Johannes doopte ook in Enon bij Salim, dewijl aldaar vele wateren waren; en zij kwamen daar, en werden gedoopt. Want Johannes was nog niet in de gevangenis geworpen."
Johannes 3 : 22-24

Dat Jezus door Johannes de Doper werd gedoopt weten we. We kunnen er ons, gevoelsmatig en ook dogmatisch, ook nog wel goed iets bij voorstellen. Hoewel… de doop van Johannes was de doop der bekering; niet de Heilige Doop zoals we die vandaag de dag kennen. Dat bedenkend vraag ik me af: hoe zal Jezus hebben gedoopt? Zal Hij ook iets hebben uitgelegd over de besnijdenis, of die nog steeds van kracht moest blijven? In ieder geval is dit iets, waar ik nog nooit dieper over heb nagedacht. Het zal in de komende verzen zelfs een vraagstuk worden onder de discipelen van Johannes. Laten we eens luisteren naar de verzen van vandaag.

Komen

Na dezen… Het gesprek met Nicodémus is geëindigd. Nicodémus is vertrokken in de nacht. Hoe zal hij die nachtelijke tocht door Jeruzalem hebben beleefd? En hoe zal Jezus hem hebben nagekeken? Toch moest Hij verder. Na dezen – na het gesprek met Nicodémus, maar ook na de tempelreiniging – kwam Jezus met Zijn discipelen in het land van Judea. Dat betekent: het omliggende land, rondom Jeruzalem. Hij verliet de stad van Zijn Vader en ook de stad van Zijn voorvader David. Hij trok Zich terug. Dächsel wijst erop dat Hij in de voorgaande geschiedenis Zijn Koninklijke waardigheid had getoond. De ijver van Gods Huis had Hem verteerd. In het gesprek met Nicodémus leerden we Hem kennen als de Grote Profeet. En nu? Hij verlaat dit werkgebied om Zijn werkterrein uit te breiden om er ook Zijn Priesterlijk werk bij te gaan tonen.

Dopen

Hij onthoudt Zich (verpoost) daar niet alleen, maar doopt er ook. Uit Johannes 4 : 2 blijkt dat niet Hij, maar Zijn discipelen dat dopen uitvoerden: "(Hoewel Jezus zelf niet doopte, maar Zijn discipelen)". Jezus preekt dus niet alleen, maar bekrachtigt die preken ook met het dopen van mensen die tot bekering komen. Johannes preekte vooral dat het Koninkrijk Gods nabij was gekomen. Maar wat zou Jezus preken? Dat het Koninkrijk nu eindelijk gekomen is? In Markus 1 : 14 lezen we dat Jezus preekte "het Evangelie van het Koninkrijk Gods." In de synagogen predikte Hij met theologische argumenten onderbouwd dat Hij de vervulling is van al de profetiën. Maar tegen het gewone volk en de buitenstaanders spreekt Hij over de deur die Hij gaat openen. Luister naar Zijn woorden in Mattheüs 4 : 17: "Van toen aan heeft Jezus begonnen te prediken en te zeggen: Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen." Jezus predikt niets anders dan dat Johannes dat deed. En daarom ook doopt Hij zoals Johannes doopt: de doop der bekering.

Komen en gedoopt worden

Als Jezus in de synagogen preekt wordt Hij nogal eens uitgelachen of zelfs uitgeworpen. Juist binnen de 'kerk' ondervindt Hij zoveel tegenstand. Maar hier, in de velden buiten Jeruzalem is er geen opstand; ook lopen de mensen niet massaal weg. Nee, we lezen: "En ze kwamen en werden gedoopt!" Ze kwamen niet slechts uit nieuwsgierigheid luisteren naar deze 'nieuwe Rabbi', nee ze luisteren en bekeren zich. En als onderstreping van deze omkering werden ze gedoopt.
Er zijn nogal eens mensen die deze teksten misbruiken om de kinderdoop te ontkrachten en de geloofsdoop promoten. Maar… heb je goed gelezen? Ze werden gedoopt. Er staat niet 'ze lieten zich massal dopen nadat ze Jezus hadden aangenomen'. Het is maar een klein woordje 'werden', maar ik lees er dit in: Jezus zag de Heilige Geest, Die bij Zijn Eigen Doop was neergedaald, werken in deze mensen en riep ze bij Zich om hen te dopen. Deze doop zal – net als bij Johannes – gepaard zijn gegaan met een belijdenis en een heilig voornemen van nu voortaan anders te leven. Niet uit verdienste, maar uit dankbaarheid. Ergens ligt deze doop dichter bij ons Avondmaal dan bij de kinderdoop. Later zullen mensen zich bekeren met heel hun huis en zullen ook de kinderen in dat huisgezin worden gedoopt. Hier komen mensen tot Jezus om hun verknoeide levens aan Zijn voeten te leggen. Dat is wat?! Wat bieden ze daar nu eigenlijk aan Hem aan? Wat een waardeloos gedoe hebben ze van hun leven gemaakt. Een leven dat nog wel door God de Vader aan hen was gegeven! Zeg eens, zie je jezelf ook al gaan tot Jezus? Ook na ontvangen genade… dagelijkse bekering. En toch, ondanks dat, trots en rijk gezegend, dat je een Christen mag zijn; dat deze Verlosser en Middelaar de jouwe is en jij de Zijne!

woensdag 9 september 2015

Proud to be a Christian



"Maar die de waarheid doet, komt tot het licht,
opdat zijn werken openbaar worden, dat zij in God gedaan zijn."
Johannes 3 : 21

Het gospeltrio Philips, Craig & Dean had jaren geleden een ogenschijnlijk merkwaardig nummer met het volgende refrein:

But I'm proud that I'm a Christian
I'll say it loud that I'm a Christian
There ain't no doubt that I'm a Christian
I am so proud of it
Lord, I'm so proud of it

Misschien liggen zulk soort uitdrukkingen je niet; neem ze dan ook niet klakkeloos over maar denk er wel over na. Want de Bijbeltekst spreek op soortgelijke wijze over het komen tot het Licht; als uit een soort trots op je werken die in God zijn gedaan.

Christen zijn

Wie zich Christen noemt, heeft iets met het Licht: Jezus Christus. Ik weet wel dat Jezus hier niet in eerste instantie doelt op Zichzelf, maar toch schrijf ik – net als gisteren – Licht met een hoofdletter. Licht, zoals Jezus het hier gebruikt, is openheid, reinheid en heiligheid; wars van de zonde zijn en niets te verbergen hebben. Maar het heeft alles met Hem te maken, die Zich hét Licht noemde. In Hem woonde de Godheid lichamelijk; in Hem is nooit onrecht gevonden; Hij had geen zonde gedaan.
Wie zich Christen noemt heeft dus iets met het Licht: Jezus Christus. Hij of zij draagt Zijn Naam: Christus - Christen. Wie de waarheid doet, wie oprecht is in zowel zijn uiterlijk waarneembare daden als in zijn innerlijk en niet waar te nemen daden, die zal graag in Gods nabijheid vertoeven. Hij heeft niets te verbergen en komt vrijmoedig tot God. Dat is iets wat door bepaalde stromingen in kerkelijk Nederland wordt bestreden; alsof je ook na ontvangen genade nog steeds onverkort vol vrees blijft voor de over de zonde toornende God. De tekst van vandaag – nota bene uit Jezus' Eigen mond – laat iets totaal anders horen. Wie waarlijk Christen is komt graag in het Licht, laat zich graag doorlichten. Want hij of zij wil graag zuiver leven voor de HEERE. Waarom? Om de hemel te verdienen? Nee, zeker niet, maar om God met Zijn Eigen daden blij te maken. De dingen die goed gingen vandaag, die tot eer van de HEERE waren mogen we aan het einde van de dag als een geschenk aan de HEERE teruggeven. Hij is er met eerbied gezegd trots op weer kenmerken terug te zien in ons, die Hem zo verblijden in Zijn Eigen Zoon.

Trots op je Christen-zijn

Er zijn mensen die er prat op gaan dat ze Fries zijn of juist Limburger. Er zijn mensen die er trots op zijn dat ze blank of blond zijn, een doctorstitel hebben of een Jaguar rijden. Chauvinisme of status slaan nergens op, omdat ze vergankelijk zijn. Maar ben je waarlijk Christen dan mag je daar trots op zijn (in de juiste zin van het woord). Je mag er nooit hoogmoedig van worden, maar een zekere trots past wel. Het is niet zomaar een naam: Christen. Wie ooit persoonlijk bij de koning is geweest zal dat meermalen vertellen tegen anderen. Wie een persoonlijke brief van de president van Amerika heeft gekregen, zal die aan allen die het maar horen willen laten (voor)lezen.
Ver daarbovenuit stijgt het Christen-zijn. Je zult maar een eeuwige verheerlijking te wachten staan! Je zult maar als koningen mogen heersten! Je zult maar eeuwig bij de HEERE in Zijn heerlijkheid mogen zijn! Wat je ook wordt afgenomen, dat nooit!
De mensen die Jezus in de dagtekst beschrijft, worden ook door een soort trots gekenmerkt. Ze willen maar al te graag in het Licht komen, want dan zal openbaar worden dat hun werken in God (of tot Gods eer en verhoging) zijn gedaan. Hun daden komen dan tot hun bestemming. Ze hebben armen en behoeftigen geholpen, maar ze deden dat uit liefde tot de HEERE. Wie veel genade heeft ontvangen zal ook veel genade delen.
Christenen zijn niet trots op hun eigen en egoïstische werken; nee, ze zijn trots op de werken die ze voor God mochten doen. Je kent dat wel, een kind van een jaar of zes/zeven dat voor de meester op school een boodschap mag doen. Je ziet het kind lopen, glunderend: het mag voor de meester een boodschap doen! In de hedendaagse platvloersheid is dit beeld misschien niet meer zo te vinden, maar vroeger was dat zeker het geval. Ik weet nog dat ik in de zesde klas een pakje sigaretten voor de juf moest gaan kopen in de winkel van de ouders van mijn vriendje. Kwam je daar, onder schooltijd. Je wist dat je zou worden herkend, maar je had een goede reden. En als je terugkwam in de klas, zei de juf ook nog "Dank je wel". Dat vergat je niet snel.
Maar nu vergeving van de HEERE ontvangen hebben… en elke dag met Hem wandelen. Hem vertellen wat je van binnen beleeft en voelt voor Hem. Als een kind aan Zijn hand door deze wereld lopen. Misschien heb je geen schep grond in eigendom, maar je loopt over Zijn aarde. Alles om je heen is van je hemelse Vader… en wat van Hem is, is ook een beetje van jou. Je bent er extra zuinig op. Ja, trots bij deze God te horen, Hem tot Vader te hebben, Zijn kind te mogen zijn. Best een beetje trots.

Zou Nicodémus de kwinkslag van Jezus begrepen hebben? Hij kwam in het duister naar Jezus, het Licht der wereld. Hij liep letterlijk in de duisternis, maar ook geestelijk. Hij zat vol vragen. Maar hier, bij Jezus zag hij het Licht. In de Bijbelverklaring van Dächsel lezen we het volgende:

"Met dit woord scheen Jezus tot Nikodemus te zeggen: u bent nu in de nacht tot Mij gekomen, eens zult u in het licht tot Mij komen - tot wederziens in het licht.
Nikodemus heeft de laatste veel betekenende woorden zwijgend aangehoord; wat is het
gevolg in zijn hart? Vooreerst wordt niets bericht en dat heeft een diepe waarheid. Hoe vaak gaan wij heen en zijn nog niet in staat te besluiten! Hoe langzaam komen onze overtuigingen tot rijpheid. Waar wij misschien tegenspraken en ons verzetten, is evenwel een weerhaak blijven vastzitten, waardoor wij ongemerkt worden getrokken, de latere verborgene ontroering is groter dan een snelle bijval. Zo ging Nikodemus heen; in de Hoge raad sprak hij later, toen zijn ambtgenoten Jezus vervloekten, de vreesachtige, maar toch goede belijdenis uit (Hoofdstuk 7: 50): "Oordeelt onze wet de mens, tenzij dat zij eerst van hem gehoord heeft en begrijpt wat hij doet?" en onder het verdragen van hoon en lastering werd hij sterker, onder Gods lankmoedigheid kwam zijn geloof tot rijpheid, totdat het in het vuur van de beproeving vast bleek te zijn en hij beter gezind bleek te zijn dan de mannen van zijn stand, voor wie de eer bij de mensen liever was dan de eer bij God (Hoofdstuk 12: 43), onder de smaad van het kruis geheel openbaar werd (19: 39). Dat was niet, zoals de Farizeeër Saulus, een plotseling bekeerde, dat was een man, door Gods lankmoedigheid gaandeweg getrokken. Wie dankt genoeg voor de tijd van de genade, als ons door Gods lankmoedige trouw nog tijd wordt gelaten om nog laat tot het licht te komen."

dinsdag 8 september 2015

Ben jij ook zo lichtschuw?


"Want een iegelijk, die kwaad doet, haat het licht,
en komt tot het licht niet, opdat zijn werken niet bestraft worden."
Johannes 3 : 20

Wat vind je van Achab? Goddeloze man, hè? Toen Elia hem na drieëneenhalf jaar droogte opzocht kon Achab zijn bloed wel drinken; toch durfde hij de man Gods niet te vermoorden. Zelfs niet na het gebeuren op Karmel. En nadat Achab Naboths wijngaard in beslag wilde nemen, ontmoette hij Elia opnieuw. O wat irriteerde hij zich aan deze profeet! "Hebt gij mij gevonden, o, mijn vijand?" Hij had een hekel aan Elia omdat die zijn boze werken in het helle licht van Gods heiligheid stelde. Dat irriteerde hem mateloos. Hij haatte dat Licht! En toch wil ik Achab ook als positief voorbeeld nemen vandaag. Luister maar.

Het licht haten

In de paar regels intro schetste ik Achab, zoals we hem kennen uit de Bijbelverhalen. Dit is hem ten voeten uit. Man, wat had hij een hekel aan het Licht. En als klap op de vuurpijl betrapte Elia hem nog bijna op heterdaad, daar in die wijngaard van Naboth. Als een klein kind had Achab thuis liggen dreinen dat hij zijn zin niet kreeg: Naboth weigerde zijn erfgebied te verkopen. Achab haatte die mensen die de HEERE koste wat kost wilden blijven dienen. Want dat dienen van de HEERE stond zijn egocentrisch geluk in de weg. Hij wilde hebben wat hij zag… hij was toch de koning en hij bulkte toch van het geld?! Izebel was van een iets ander hout gesneden, maar even goddeloos. Zij gedroeg zich als een Bloody Mary en deinsde er niet voor terug die vrome kwezel van een Naboth uit de weg te ruimen. Wie is hier nou helemaal de baas! Als een kind zo blij huppelde Achab even later naar 'zijn' wijngaard en raad eens wie daar bij het hekje stond te wachten… Nee, hè, niet weer! Lees het allemaal maar in 1 Koningen 21.
Achab moest Elia passeren, anders kon hij 'zijn' wijngaard niet in. Hij rechtte zijn rug en 'vermande' zich door een stoere stem op te zetten: "Zo, heb je mij weer eens gevonden, o mijn vijand?!" Het spuug hoor je haast van grimmigheid uit Achabs mond spetteren. Want daar stond niet zomaar iemand; daar stond ook niet alleen maar een profeet van God, maar die man belichaamde Achabs geweten! Het zien van die man, deed diep van binnen zijn geluksgevoel verzuren. En dat haatte hij met een zinderende haat! Dood moest dat stemmetje dat tergend irritant zeurde: "Je bent een moordenaar! En God heeft alles gezien!"
Ja, inderdaad God had alles gezien en haarfijn wist Elia hem te vertellen – zonder dat hij het zelf gezien kon hebben – wat Achab op zijn geweten had: "U hebt uzelf verkocht om datgene te kunnen doen dat kwaad is in Gods ogen!" Die moord was erg; maar het 'verkopen van je ziel aan de duivel' om daarmee vrij spel te hebben, was voor God de diepste oorzaak. De mens wilde als God zijn en kunnen doen wat hij wilde, zonder ook maar ergens door gehinderd te zijn. Om dat te voorkomen liet God het geweten in de mens achter na Genesis 3. En wie zich daaraan irriteert begeeft zich op een angstaanjagend gevaarlijk pad. Want wie niet transparant wil zijn, haat het licht. Op alle terreinen: op financieel gebied, op fiscaal gebied, op bedrijfskundig gebied, op het gebied van internetsurfen, op het gebied van sjans en charme, op communicatief gebied, maar zeker ook op godsdienstig gebied. Denk aan 'de man zonder bruiloftskleed' uit de eerder genoemde gelijkenis die verstomde toen hij in de schijnwerpers werd gezet en daarna belandde in de buitenste duisternis! Hoor hem tandenknarsen daar in het duister; o, wat haatte hij ten diepste het licht, terwijl hij in de bruiloftszaal had gezeten!


Tot het licht komen

Toen ik vanmorgen naar mijn werk reed, zag ik mijn geboortedorp in de verte in de volle ochtendzon, terwijl ik zelf nog in de schaduw van een regenbui reed. Daardoor werd het zonlicht des te intenser. Het zien van dat licht, maakte me al blij; het leek haast alsof ik het al voelde. En even later voelde ik het daadwerkelijk, toen ik het zonlicht binnenreed. Het is mysterieus en tegelijk fascinerend: dat contrast van het doorbrekende felle zonlicht met de sombere schemering rondom. Ik baalde dat ik geen fototoestel bij met had.
Opeens moest ik aan de tekst van vandaag denken. Hoe is het als ik zondig en Gods licht breekt opeens door? Ervaar ik dan niet hetzelfde als Adam en Eva die God hoorden aankomen, nadat ze van de verboden vrucht hadden gegeten? "Wegwezen!", zegt je oude mens. En als je geen nieuwe mens hebt blijft het daarbij. Maar wat zegt je nieuwe mens? Johannes schrijft daar iets over in zijn eerste zendingsbrief, het eerste hoofdstuk: "Maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, zo hebben wij gemeenschap met elkander, en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde." Kijk, als je een fake-christen bent en je houdt de zonde nog gewoon aan de hand, zegt Johannes, dan lieg je, want dan loop je nog gewoon in de duisternis! Hij spreekt zelfs van 'wandelen', in je element zijn… Wie in de duisternis in zijn element is, moet er ten diepste niet aan denken iets met Jezus te hebben. Want dat confronteert hem met het risico in het licht te worden gesteld: alles zal openbaar worden. Zeker op de Jongste Dag. Maar wie werkelijke gemeenschap heeft met Jezus Christus, wil niets liever dan dat elke zonde openbaar wordt. Want elke zonde is een barrière tussen God en zijn ziel. En die opstakels móeten weg.

Maar nu nog even terug naar de geschiedenis met Achab. Want van Achab hebben wij een bepaald beeld: goddeloze koning. Nou inderdaad zeg, dat is me een typisch voorbeeld van een licht-hater. Jezus had hem in dit gesprek met Nicodémus als duidelijke illustratie bij deze tekst kunnen gebruiken. Ho, wacht eens even; lees eens met me mee in vers 27-29:
Het geschiedde nu, als Achab deze woorden hoorde, dat hij zijn klederen scheurde, en een zak om zijn vlees legde, en vastte; hij lag ook neder in den zak, en ging langzaam.
En het woord des HEEREN geschiedde tot Elia, den Thisbiet, zeggende:
Hebt gij gezien, dat Achab zich vernedert voor Mijn aangezicht? Daarom dewijl hij zich vernedert voor Mijn aangezicht, zo zal Ik dat kwaad in zijn dagen niet brengen; in de dagen zijns zoons zal Ik dat kwaad over zijn huis brengen.
Als het ware stoot de HEERE Elia aan en wijst hem op Achab: "Elia, heb je dát gezien? Achab heeft zich vernederd voor Mij!" Dat woord 'vernederen' wordt ook wel gebruikt in de betekenis van 'verootmoedigen'. Hier zien we een goddeloze koning die zich verootmoedigt voor Gods Licht. Hij bedrijft rouw. Het is niet aan ons daarover een waarde-oordeel te vellen; veeleer mogen we verblijd zijn over Gods onbegrijpelijke zondaarsliefde. Maar boven alles is Achab hier een voorbeeld voor ons. Want zijn verootmoediging was niet een los voorval: het werd gesignaleerd in de hemel en de HEERE was er opgetogen over! En dat uitte Hij tegen Zijn knecht Elia! Wat vind jij van deze voorbeeldfiguur? Heeft hij je wat te zeggen? Valt er nog wat te verootmoedigen in jouw leven? En ben je ook net zo opgetogen als de HEERE over zondaren die tot het Licht komen?

maandag 7 september 2015

Hoe is het toch mogelijk?




“En dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is, en de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht; want hun werken waren boos.”
Johannes 3 : 19

Kwam Nicodémus verder niet meer aan het woord? Of is het vers van vandaag een antwoord op zijn vraag die niet is opgeschreven? Het lijkt namelijk alsof de Heere Jezus hier een gedachtesprongetje maakt, door over het oordeel te beginnen. Alsof iets Hem juist dit punt nader heeft doen uitleggen. De Bijbelverklaring van Dächsel legt hier kort de vinger bij en vermoedt hier een verwonderde vraag van Nicodémus.

Hoe is het mogelijk?

Had Nicodémus eerder in het gesprek gevraagd aan Jezus: “Hoe is dat toch mogelijk, dat wedergeboren worden?”, nu lijkt hij zich verwonderd af te vragen: “Hoe is het toch mogelijk dat mensen nog steeds niet tot geloof komen?”

“Vroeger verwonderde zich Nikodemus dat de mens moest worden wedergeboren en kon hij niet denken, hoe dat moest plaats hebben. Begrijpen wij hem juist, dan heeft hij zich nu verwonderd hoe een mens niet wedergeboren kan worden en heeft zijn ziel gevraagd hoe het mogelijk was, dat er toch zodanigen waren, die niet geloven en daarom al geoordeeld zijn. Daarop geeft de Heere hem in het volgende antwoord. En dit is het door de ongelovige zelf gevelde oordeel, waarvan Ik zo-even sprak (vs. 17 v.). Daarin bestaat het, dat in Mij, de nu verschenen Messias het licht persoonlijk in de wereld gekomen is, om het uiterste tot hun redding te doen, het licht dat reeds in het begin van de schepping in een bepaalde betrekking tot de mensen stond en hen ook toen nog probeerde te verlichten, toen zij zich aan de duisternis hadden overgegeven (Hoofdstuk 1: 4 v. ). En de mensen hebben in plaats van zich aan de genadige werking van het licht over te geven, de duisternis, d. i. hun vervreemding van God, hun valse door het eigen hart verzonnen vrijheid en haar met de dienst van de wereld en het vlees overeenstemmende grondstellingen, liever gehad dan het licht. Voor het licht trokken zij zich schuw en snel, ja met een dadelijk scherp uitgedrukten afkeer terug, want hun werken waren boos en omdat zij wel voelden dat deze door het licht werden geopenbaard en veroordeeld en zij ze dan moesten opgeven, als zij gemeenschap wilden hebben met het licht, gaven zij liever deze gemeenschap prijs dan die werken van hen.”

Ik weet, het is niet van doorslaggevend gewicht of dit nu werkelijk zo heeft plaatsgevonden, maar ik werd wel getroffen door deze geruisloze vraag van Nicodémus en dat zou ons aller vraag moeten zijn: Wat moet de HEERE nog meer doen? Hoe is het toch mogelijk dat er nog zoveel mensen onbekeerd in deze wereld rondlopen, en… wat is het nog veel onbegrijpelijker dat er nog zoveel mensen jaar in jaar uit onbekeerd in de kerk zitten? Hoe is het mogelijk dat de nodiging tot de Avondmaalstafel zó indringend en laagdrempelig was gisteren en nog steeds dezelfde mensen blijven zitten? Hoe is het mogelijk dat, als we horen wat het verlangen van de HEERE Zelf is, dat wij er achteloos langsheen leven met quasi vrome clichées die allen zijn terug te voeren op een ongelovig ‘ja-maar’. De eerlijk-onbekeerde afblijver staat op één lijn met de man zonder bruiloftskleed.
Terug naar onze tekst: hoe is het mogelijk? Waarom blijven mensen wie ze zijn? Wat weerhoudt hen ervan om tot geloof te komen, terwijl het hen zo indringend wordt verkondigd en zo dicht aan het hart wordt gelegd?
Ik moet nog wel even een nuancering aanbrengen voor slechte lezers. Het is niet zo dat alle avondmaalmijders per definitie onbekeerd zijn, zoals ook niet alle avondmaalgangers per definitie bekeerd zijn (al mag je dat laatste natuurlijk wel verwachten!). Dat laatste bewijst de gelijkenis van de Koninklijke bruiloft wel in de persoon van de man zonder bruiloftskleed. Inderdaad zitten in het ‘kamp’ van avondmaalmijders ook kleingelovigen die het maar niet voor mogelijk kunnen houden dat de HEERE hén roept. Zou je ze ‘mensen mét bruiloftskleed maar vóór de drempel van de feestzaal’ kunnen noemen? Ik moet wel zeggen dat ik dat maar moeilijk een plaats kan geven, omdat het de HEERE zo tekort doet; maar de HEERE oordeelt daar vast anders over. Toch blijf ik hopen en bidden dat het geloof zo mag doorbreken dat zij ook tot ruimte komen. En dan niet zo dat ze terugkijken en in hun lange vertwijfeling een bevestiging zien dat de HEERE je soms lang laat wachten (want dat is de grootste leugen die wordt verspreid door schijngelovigen onder kleingelovigen), maar dat ze met schaamte terugdenken aan al die tijd dat ze de HEERE hebben laten wachten en daardoor anderen des te meer aanmoedigen om hun twijfel en ongelovigheid af te leggen en te staan naar zekerheid!

Helaas is het mogelijk!

Wat weerhoudt mensen ervan om tot geloof te komen? Jezus’ oordeel en antwoord is snoeihard en vlijmscherp. De reden waarom mensen – terwijl ze het Licht zien schijnen – de duisternis blijven verkiezen ligt in het feit dat hun werken boos zijn. Tot het Licht komen, Jezus de Koning van je hart laten zijn, is alles uit handen geven.
Je mag al van ‘geluk’ spreken dat Adam en Eva tevoorschijn kwamen na de zondeval. Blijkbaar is Gods machtswoord toch nog effectiever dan wij denken. Wat hen betreft waren ze gewoon blijven zitten, wachten tot God weer verdween; dan konden ze zichzelf blijven en doorgaan op de weg die ze waren ingeslagen. Ze moeten aan alles gemerkt hebben dat het fout zat met wat ze deden. Ze móeten haarfijn aangevoeld hebben dat ze God zo niet onder ogen konden komen en dat dat onherroepelijk gevolgen zou hebben voor hun status in het Paradijs.
Toch denk ik dat zij niet wisten wat ‘schuldbelijdenis’ was. Dat kenden ze niet. Ze kenden nu wel het verschil tussen goed en kwaad en waren, volgens de woorden van de satan, aan God gelijk (maar slechts op dát niveau: het kennen van kwaad en goed). Maar schuldbelijdenis was hen niet ingeschapen; ze kenden het niet. Dat hoefde ook niet, want ze waren in ware gerechtigheid en heiligheid geschapen; daar zat nergens een logeerkamertje voor schuldbelijdenis in. Je ziet dat direct al in hun reacties: dat wijzen naar de ander.
Ook is het zo dat de slang gelijk had gekregen. Hij had gezegd “Je zult de dood niet sterven, maar als God zijn, kennende het goed en het kwaad”. Inderdaad, ze waren niet gestorven; Gods woorden bleken dus loze dreigingen, nietwaar? Zie je hoe listig satan is? Hij krijgt af en toe ‘gelijk’ in wat hij beweert en dat lijkt te bevestigen dat hij de waarheid spreekt.
Haarfijn ontrafelt Jezus het probleem van verstokt ongeloof: sinds de zondeval hebben de mensen het duister liever dan het Licht, want hun werken zijn boos. Die werken passen totaal niet bij het Licht. Het houdt dus niet op met ‘komen tot het Licht’. Het kan niet blijven bij ‘komen zoals je bent’. Het moet er ook van komen dat je ‘niet blijft wie je bent’. Je werken moeten anders worden.

En zelfs na ontvangen genade zijn onze dagelijkse zonden nog pijlen van satan die je te binnen brengen: “Zie je nou wel dat het allemaal niks voorstelt, dat geloof van jou? Moet je kijken wat je allemaal denkt, begeert, voelt, zegt en doet! Zeg nou zelf…” Er is echter één verschil met het ongeloof waar Jezus hier op doelt. En dat ligt in het feit wat je zonden met je doen. Vind je het prima zo of smart het je dat je de HEERE verdriet doet en niet voldoet aan het beeld dat Hij van je wil maken? Vullen de zonden je met schaamte en brengen ze je tot dat nieuwe, dat je er bij de schepping niet bij kreeg: schuldbelijdenis.
Durf jij je zonden in het licht van Gods heiligheid neer te leggen? Om ze eeuwig kwijt te raken in het zondengraf dat Jezus heeft gedolven voor de zonden van al Gods kinderen? Hoe is het mogelijk… dat is waarachtig een goeie vraag, maar dan zo: Hoe is het mogelijk dat ik ondanks zoveel genade nog zoveel zonde doe? Hoe is het mogelijk dat de HEERE niet moe wordt van het zonden vergeven? Hoe is het mogelijk dat Jezus’ offer tien werelden van zondaars zou kunnen zaligen? Die verwondering zal blijven en zal de aanbidding doen aanzwellen in het volle licht voor Gods troon: “Gij zijt waardig te ontvangen alle eer, aanbidding en dank tot in alle eeuwigheid!

zaterdag 5 september 2015

Jezus is ons enige Redmiddel



"Die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar die niet gelooft, is alrede veroordeeld, dewijl hij niet heeft geloofd in den Naam des eniggeboren Zoons van God."
Johannes 3 : 18

Hoe kan het zijn dat Jezus voortdurend van Zichzelf naar Zijn Vader wijst en toch deze woorden spreekt in de tekst die vandaag voor ons ligt? Johannes de Doper wees van zichzelf af en riep: "Zie het Lam Gods." Jezus sprak legt voordurend uit dat Hij er niet is voor Zichzelf, maar voor de eer van Zijn Vader én om Zijn Vader aan ons te openbaren. Zijn die dingen in tegenspraak? Moet ik in Jezus geloven of in God de Vader?

Jezus en God de Vader

Inderdaad is Jezus Degene Die laat zien Wie Zijn Vader is. Hij vestigt de aandacht niet op Zichzelf. Er is een voortdurende band tussen Hem en de Vader. Hij verheerlijkt Zijn Vader op aarde, maar Zijn Vader verheerlijkt Hem in de hemel. En af en toe onderstreept de Vader dit ook op aarde. Denk maar aan de geschiedenis van de doop van Jezus of de geschiedenis op de berg der verheerlijking. Daar laat de Vader hoorbaar merken dat Hij een enorme vreugde in Zijn Zoon schept, omdat Die Hem verheerlijkt en aanprijst op de aarde. Ja, omdat Die eindelijk doet, wat wij mensen hadden moeten doen: God grootmaken. Die band met de Vader prijst Jezus ook aan ons aan. Wij moeten weer in het reine komen met God en… dat kan: door Jezus!
In Johannes 5 vers 19 zegt Jezus iets wonderlijks: "De Zoon kan niets van Zichzelven doen, tenzij Hij den Vader dat ziet doen." Alsof Hij toch niet helemaal God is… Niets is minder waar. Hij wil echter niets anders doen dan wat Zijn Vader doet. Zo één wil Hij met Zijn Vader zijn en blijven. En daarin tekent Hij ons het prototype van al Gods kinderen. Herken je je in die profielschets?

De Joden en God de Vader

De Joden meenden, door Mozes strikt te volgen en de wet uiterst serieus te nemen, dat zij verbonden waren met God in het verbond dat Hij met hun volk sloot. Wat God met het verbond bedoelde was verworden tot een warboel aan wetticisme en eigenwillige godsdienst. Zij meenden dus ook dat er maar één God is en waren blind voor het bestaan van de Zoon en de Heilige Geest. Maar wie geen band met de Zoon en met de Heilige Geest heeft, heeft ten diepste ook geen band met de Vader. Hij volgt God slechts op slaafse wijze maar niet als kind. Talloze keren heeft Jezus daarop gehamerd.
In datzelfde hoofdstuk 5 van het Johannesevangelie zien we dat de Joden Jezus probeerden te doden; eerst vanwege het feit dat Hij een mens op de sabbath had genezen. Dat was voor hen heiligschennis van het sabbathsgebod, dus was Jezus in hun ogen een oproerige zondaar. Maar toen Hij even later zei dat Zijn Vader ook werkt op de sabbath, lezen we: "Daarom zochten dan de Joden te meer Hem te doden, omdat Hij niet alleen den sabbat brak, maar ook zeide, dat God Zijn eigen Vader was, Zichzelven Gode evengelijk makende." Het was voor hen onbestaanbaar dat Jezus de Zoon van God is. En daarmee distantieerden zij zich van zowel het feit dat zij bekering nodig hadden als van het feit dat ze juist deze Jezus nodig hadden om werkelijk kind van God te worden! Jezus wees hen in Johannes 8 op een enorm probleem: "Gij zijt uit den vader den duivel, en wilt de begeerten uws vaders doen; die was een mensenmoorder van den beginne, en is in de waarheid niet staande gebleven; want geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zo spreekt hij uit zijn eigen; want hij is een leugenaar, en de vader derzelve leugen. Maar Mij, omdat Ik u de waarheid zeg, gelooft gij niet." Hij rekende het hen fel aan dat zij God helemaal niet tot een Vader hadden; ze hadden de satan tot een vader en immiteerden díe. Dat is waarachtig een schokkende boodschap!


De discipelen en God de Vader

Ook de discipelen konden het nog niet allemaal op een rijtje krijgen, al was Jezus' oordeel over hen veel milder, want Hij zegt: "Gijlieden gelooft in God, gelooft ook in Mij" (Johannes 14:1). Op Judas na, had Hij in hen het leven gewekt en konden zij naar waarheid (al was het nog onder een deksel) zeggen dat ze kinderen van de Vader waren. Het prachtige hieraan is dat zij dus op 'één lijn' stonden met Jezus: ze waren beiden kind van God de Vader.
Meer dan eens vertelde Jezus aan hen dat ze door Hem met de Vader waren verbonden. En ook tegen andere discipelen, ja ook tot de schare zei Jezus dat ze Hem nodig hadden, wilden ze tot de Vader kunnen komen. Aldoor stelt Jezus Zichzelf niet in het middelpunt, maar… is Hij de verbindende schakel tussen mensenharten en Gods hart. Denk maar aan al die bekende teksten als "Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven", "Ik ben het Brood des Levens", "Ik ben de deur (!)" en "Ik ben de Ware Wijnstok". Daarmee is Hij het Middel om verbonden te zijn met God de Vader.
Jezus is het enige Redmiddel dat ons verlost van het komende Oordeel. Wie in Hem gelooft zal niet meer worden veroordeeld. Daar staat Hij borg voor! Let erop dat dat in de tegenwoordige tijd staat. Dat betekent dat we nú reeds deelgenoot van zijn, ook al moet het Oordeel nog komen, hét testmoment waarop definitief zal blijken dát Hij het toereikende Redmiddel is.
Maar ook het andere deel van onze tekst staat in de tegenwoordige tijd! Wie níet gelooft in de Zoon, die ís (nu reeds) veroordeeld. Zijn leven manisfesteert zich en ontwikkelt zich onder de vloek. Nou, daar zijn dunkt me de voorbeelden legio van in het leven van alle dag. Als je de verbondenheid met de Vader niet kent, niet dagelijks gemeenschap met Hem oefent, dan is je leven min of meer samen te vatten als een last, een zwaar en altijd weer tegenvallend gebeuren. Het leven valt altijd tegen, omdat het ons niet biedt wat het belooft. Geluk is vluchtig, pret is van korte duur, genieten wordt al snel weer overwoekerd door jaloezie en ontevredenheid. We worden voortgedreven door een tomeloze en rusteloze drang naar nieuwe uitdagingen en nieuwe avontuurtjes.
Daarentegen de levende relatie met God de Vader is een bloem die steeds verder openbloeit. En… om die bloem telkens weer vol in kleur te zetten, voluit tot bloei te brengen en ook vruchtdragend te laten zijn, is er naast het hoorbare Woord van God ook het zichtbare en tastbare Woord van God, de dienst der sacramenten, om ons zwakke geloof te versterken. Wie in de Zoon gelooft heeft niet alleen toegang tot de Tafel, maar die heeft het ook keihard nodig. Elke keer weer. Daar ondervinden we nog eens extra onderstreept de gemeenschap met God, de hernieuwde verzekerdheid van het geloof. Daar leven we op en daar teren we op… totdat Hij komt!

vrijdag 4 september 2015

Vreest niet, gij klein kuddeke!

"Want God heeft Zijn Zoon niet gezonden in de wereld, opdat Hij de wereld veroordelen zou, maar opdat de wereld door Hem zou behouden worden."
Johannes 3 : 17

Om het nog maar eens duidelijk neer te zetten: Jezus kwam niet tot een oordeel, maar tot een voordeel. Het behoud van de wereld ging God aan het hart! Hoe kan het dan toch zijn dat van die wereld wordt gezegd "maar de Zijnen hebben Hem niet gekend" of zelfs "ze hebben Hem niet aangenomen"?! God heeft er werkelijk alles aan gedaan. Nog een tweede vraag: waarom is vers 16 wel zo populair en vers 17 een stuk minder? Ja, er worden zelfs kritische kanttekeningen bij geplaatst; en echt niet alleen aan de vrijzinnige kant van kerkelijk Nederland!

Bang voor Jezus

Dat de komst van de Messias als een oordeel werd gezien is niet zo vreemd. Verschillende profeten lieten Christus' dag samenvallen met Christus' wederkomst. En de Joden doen dat nog tot op de huidige dag. Echter, we staan tussen Zijn twee komsten in.
In de geschiedenis van de bezetene in het land der Gergesenen komt dit overduidelijk naar voren. De bezetenen – en door hen de duivelen zelf – riepen "Jezus, Gij Zone Gods! wat hebben wij met U te doen? Zijt Gij hier gekomen om ons te pijnigen voor den tijd?" Ze sisten en sidderden, want ook zij wisten niet het moment van het Laatste Oordeel. Nu zij, als een van de weinigen (!), Jezus herkende als de Zoon van God en wisten dat Hij tot een oordeel naar de aarde zou worden gezonden, meenden ze dat nu het moment was aangebroken.
Die duivelen waren doodsbenauwd. Uit de kalmte waarmee Jezus hen te woord staat en tegemoet treedt, blijkt Zijn heersende almacht. Al die boeken en films die de strijd tegen satan en zijn aanhangers afschilderen als een woeste doodstrijd, kijken verkeerd naar Jezus macht. Ze schetsen een beeld dat opkomt uit angst voor de satan. Maar laten we vooral leven vanuit de wetenschap dat de satan doodsbenauwd is van Christus. Hij voelt duidelijker dan wij mensen dat het het laatste der dagen is.
Opmerkelijk is in die geschiedenis in Mattheüs 8 dat Jezus er niet tegenin gaat. Hij zegt niet: "Nee, nu nog niet, hoor." Integendeel, Hij laat ze in die angst en stuurt ze zelfs weg.
Daarentegen zegt Hij hier tegen Nicodémus overduidelijk: Ik ben niet gekomen om de wereld te veroordelen, maar de behouden. Maar… zegt Jezus ook niet ergens ander (Lukas 12) totaal andere dingen? Daar lezen we in vers 49-51: "Ik ben gekomen, om vuur op de aarde te werpen; en wat wil Ik, indien het alrede ontstoken is? Maar Ik moet met een doop gedoopt worden; en hoe worde Ik geperst, totdat het volbracht zij! Meent gij, dat Ik gekomen ben, om vrede te geven op de aarde? Neen, zeg Ik u, maar veeleer verdeeldheid." Dat zijn toch heftige dingen. Nou, deze dingen vertelt Jezus om het vertekende beeld van Zijn komst bij te stellen. Vooral naar de wet- en schriftgeleerden toe. Die hadden een beeld van de Messias gecreëerd dat totaal niet met de werkelijkheid overeenkwam. In al die dingen gaat Jezus als het ware 180° de andere kant op staan. Hij veroorzaakt geen vrede, omdat het volgen van Hem geen vrede veroorzaakt, maar haat in deze wereld. Hij wil het vuur van de heiliging op de aarde werpen, maar zij hebben zelf een heiligheidsvuur aangestoken; zo dat het vuur van Zijn toorn dan niet oproepen? Maar tegen Zijn kinderen zegt Hij overduidelijk; "Wees maar gerust. Ik ben niet gekomen om de wereld te veroordelen, maar te behouden!" Sterker nog, in Lukas 12 : 32 lezen we: "Vreest niet, gij klein kuddeken, want het is uws Vaders welbehagen, ulieden het Koninkrijk te geven." Niet alleen 'niet vrezen', maar zelfs de belofte van het Koninkrijk en dat het geven daarvan juist Gods welbehagen is! Hoor je dat? God heeft in mensen een welbehagen!

Blij met Jezus

Bang zijn voor Jezus, angstig en bevend tot Hem komen, is niet wat God wil zien. Hij wil dat Zijn kinderen Hem vertrouwen en niet voortdurend verdacht maken. Hij wil de Zijnen vertroosten. En hoe kun je vertroosten als er totaal geen vertrouwen is? Echter, hoewel Jezus kwam om voor de wereld behoudenis te creëren, zijn er tallozen die Hem negeren of zelfs haten. Eens komt er een einde aan Zijn liefde en geduld met deze wereld. Het is niet de vraag wie tot die wereld behoren, maar wat wij met Zijn welmenend aanbod doen. Natuurlijk zijn wij onvermogend om ons te bekeren. Natuurlijk zijn wij machteloos in onszelf. Maar het gaat er niet om wat we in onszelf zijn, maar wat we in Hem zijn geworden. Dat eindeloze peuteren in de oude mens brengt een mens niet in de hemel. We moeten Jezus hebben als ons levende Paspoort. En uit Hem leven.
Natuurlijk bedroeven we Hem dagelijks met onze zonden. En wees daar maar verdrietig over. Maar dat is slechts één kant van de zaak. We hebben ons ook te verootmoedigen voor en te verlustigen in de HEERE. Want Hij wil graag behouden en niet graag verdoemen. Wie dat in twijfel trekt, slaat Hem recht in het gezicht. Nou, zeg het maar, in het licht van het komende Avondmaal en de komende Bruiloft van het Lam: vertrouwen we Hem al op Zijn woord? Hebben wij een bruiloftskleed aan, of zitten we eigenlijk illegaal aan, ja zitten we ten diepste illegaal in de kerk en kijken mensen naar ons alsof we een diepdoorgeleide bekeerde vrome christen zijn, terwijl we voortdurend minzaam neerzien op dat oppervlakkige spreken van Jezus Zelf?
Aan Zijn tafel zitten is gemeenschap met Hem oefenen. Zie je daarnaar uit? Ben je blij met Jezus, Die je persoonlijk uitnodigde voor deze geestelijke maaltijd? De voorsmaak van Zijn Koninkrijk! Zou ik niet diep dankbaar en blij zijn voor Jezus en Zijn werk?

donderdag 3 september 2015

De wereldwijd bekendste Bijbeltekst

Is het wel een terecht discussiepunt 'wat de wereld precies inhoudt' in Johannes 3:16?


"Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe."
Johannes 3 : 16

De allerbekendste Bijbeltekst, die het meest wereldwijd verbreid en het meest veelkleurig is opgevat: Johannes 3 : 16. Zou dit soms een uitgesleten steen zijn, waarbij we blinde vlekken hebben bij het lezen? De tekst wordt vaak losgeknipt, ontrafeld en van kleur veranderd. Wat zegt God hier in deze tekst? Is het wel een tekst waarover je zou moeten discussiëren? Moet ik mij afvragen wat 'de wereld' precies betekent? Of zit de kern in een ander deel van deze tekst? Ik haal er vier woorden uit die iets wezenlijks willen zeggen tegen je.

Want

Gisteren lazen we vers 15, waar staat: "Opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe." De tweede slang, Jezus, moest worden verhoogd, opdat mensen tot geloof komend, niet verloren gaan, maar eeuwig met Hem zullen leven. Het zijn dezelfde woorden als in de tekst van vandaag. Dit stelde Jezus vast en gaat in de tekst van vandaag er iets dieper op in. Het is geen steriel kijken naar een opgerichte Jezus aan een kruis… Het was ook niet een steriel kijken naar de koperen slang op die stang… Het is niet de mystieke ervaring die ik heb, maar hier spreekt en handelt God en laat het diepst van Zijn hart zien. Wij zijn erg geneigd deze tekst uit te leggen voor ons eeuwig geluk; en dat is niet helemaal verkeerd, maar het doet de tekst geen recht; het doet God geen recht. Hij wil je iets vertellen. "Want God heeft de wereld lief en heeft een Weg geopend, zodat een ieder die in Jezus Christus gelooft níet zal verloren gaan, maar nu reeds deelgenoot is van het eeuwig leven! 'Want', dat betekent: Jezus verklaart Zich nader; nee, Hij verklaart Zijn Vader nader. Opdat we zullen zien wat Hem bewoog!

Alzo

Het woordje alzo wordt vaak uitgelegd als 'zó'. God had de wereld zó lief… En dat is zeker zo, maar staat dat er? Ik zet de meest bekende Bijbelvertalingen op een rijtje:
  • Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. (SV)
  • Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven, opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.  (NBV)
  • Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.  (HSV)
  • Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.  (NBG51)
  • Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon gegeven heeft, opdat iedereen die in hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft.  (Groot Nieuws Bijbel)
  • Want Gods liefde voor de mensen was zo groot, dat hij zijn enige Zoon gegeven heeft. Iedereen die in hem gelooft, zal niet sterven, maar voor altijd leven.  (Bijbel in Gewone Taal)
Met name de versie van de Bijbel in Gewone Taal geeft weer wat de meeste anderen ook bedoelen. Alleen de Statenvertaling en de Nieuwe Vertaling laten dat woordje 'alzo' staan op dezelfde plek. De meeste vertalingen schetsen Gods liefde als een bijna exploderend vat, dat zich een uitweg zocht en toen Zijn Zoon maar zond. Ik chargeer een beetje, maar daar komt het wel op neer. Een soort drang met de daad als gevolg.
Echter, het woordje 'alzo' betekent niet 'zó', maar 'op deze wijze' of 'op deze manier'. Je moet de zin dus zo lezen: Gods liefde voor de wereld uitte zich op deze manier: Hij heeft Zijn eniggeboren Zoon gegeven… Eigenlijk is het de toelichting op Jezus komst in deze wereld. En Jezus vertelt dit uit Eigen beleving, want Hij was er in de eeuwigheid bij. God wil ons Zijn liefde laten zien en doet dit door Zijn Zoon te zenden! Dringt het tot je door? Johannes zegt het in zijn eerste zendbrief zo: "Ziet, hoe grote liefde ons de Vader gegeven heeft, namelijk dat wij kinderen Gods genaamd zouden worden."
Het gaat dus in Johannes 3 : 16 niet om wie tot die wereld precies behoort en wie niet; nee, het gaat om de liefde die God tot uitdrukking wilde brengen, om ons ervan te overtuigen dat Hij ons welmenend roept!

Gegeven

Gegeven is een bijzonder diep en veelzeggend woord. Het is niet zo dat Gods Zoon door het noodlot is getroffen. Dat Hij ten onder ging aan machten die sterker waren dan Hijzelf. Nee, Zijn Vader gaf Hem en Hij wist hoe het af zou lopen. Uiteraard kwam Jezus vrijwillig naar deze wereld, die Hem vijandig gezind was. Tenslotte ging Hij naar het terrein dat satan voor zichzelf claimde. Hij liet Zich, met eerbied, droppen boven vijandelijk terrein. Maar meer nog dan Zijn vrijwilligheid springt in onze tekst de vrijgevigheid van de Vader ons in het oog. En daar moet je oog voor krijgen. Zeker in een week van voorbereiding op het Avondmaal. Hoe wil je de Zoon gedenken aan Zijn tafel, zonder de Vader te danken voor Zijn gift: Zijn eniggeboren Zoon.
Hij kwam ook niet met de hoop dat het misschien goed zou aflopen hier op aarde. Hij wist wat Hem te wachten stond, want tegelijk met het geven van Zijn Vader, loopt het Zich verbergen van de Vader voor de Zoon. Vanaf dag 1 was Christus Zich bewust dat het er van zou komen: verstoten van Zijn Vader! Wordt je daar niet klein onder? En dan deze woorden uit nota bene Jezus' Eigen mond te horen: "Want Mijn Vader heeft de wereld liefgehad en uitte dat op deze manier: Hij gaf Mij, Zijn eniggeboren Zoon…"


Hebbe

Je kunt pas gever zijn, als er ook een ontvanger is. God vergist Zich nooit. Hij gaf en wel met een heel speciaal doel: de Zijn schepselen, die Hem vijandig gezind zijn geworden, weer vrij te maken uit satans macht. Zo ervaren die schepselen dat niet, maar zo is het wel! Wat in het woordje 'hebbe' dus zit opgesloten is het 'ontvangen'. Mensen komen, wanneer ze gaan geloven, in het bezit van iets super kostbaars!
En… ze zullen dat niet na een lange weg ontvangen, of pas na dit leven, maar er staat 'hebbe', dus NU. Het eeuwige leven krijg je niet, maar daar ben je nu reeds bezitter van. Zeker, het stervensuur wacht nog, maar de voorsmaak van het zalig hemelleven mag je reeds hier op aarde genieten. En laat niemand je wijsmaken dat je dat helemaal niet kunt kennen en proeven in dit leven. We moeten staan naar geloofszekerheid. Daar mogen we zeker dagelijks om bidden. Want in het nú reeds genieten van dat eeuwig leven, de voorsmaak ervan, wordt de Gever geëerd en verblijd.
Jezus ging een onmogelijk diepe weg. En toch lezen we dat Hij, vanwege "…voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen, en schande veracht…" (Hebreeën 12 : 2). Hij genoot er zelfs in Zijn smartelijk lijden van en dat maakte dat Hij niet alleen het kruis en de moeite/smart verdroeg, maar zelfs de schande die Hij ondervond 'verachtte'! Christenen zijn parelzoekers, die slechts één Parel hebben. Al die anderen parels, waar de wereld zo warm voor loopt, verachten zij. Weg wereld, weg schatten… Ah, dat bekende gedicht van Ledeboer, dat vaak niet helemaal goed geciteerd wordt en dat hij leende van Hieronymus van Alphen:

Roem, wereld! uw schatten!
Gij kunt niet bevatten,
Hoe rijk ik wel ben.
’k Heb alles verloren;
Maar Jezus verkoren.
Wiens rijkdom ik ken.


Nu ben ik de Zijne;
Zijn goed is het mijne;
Dat maakt mij zo rijk;
En zo zal ik blijven.
Als gij met uw schijven
Verzinkt in het slijk.


’k Had, armer dan allen,
In schulden vervallen,
Geen penninkje meer.
Die arremoe griefde
Mijn Schuldheer. O liefde!
Wat geve ik U weer?

Geen recht te verzaken.
Mij schatrijk te maken.
Is de eer van mijn God.
Door niets te betalen
Een kwijtbrief te halen.
Is ’t heil van mijn lot.


Mijn rijkdom was boven.
Toen God door beloven
Mijn schuldenaar was;
Eer Jezus op aarde
Een schat mij vergaarde,
Die de armoe genas.


Toen Jezus ten hemel.
Van ’t aardse gewemel.
Verwinnende steeg;

Een voor Zijne broed’ren
De hemelse goed’ren
In eigendom kreeg.


Toen heb ik ontvangen.
Zou ’k meerder verlangen?
’t Geen God had beloofd,
’k Zal ’t alles eens erven;
Maar, wijl ik moet zwerven.
Bewaart het mijn Hoofd.


Dies moet ik nu leven
Van ’t geen Hij wil geven;
En dat is genoeg.
Van alles versteken.
Blijft niets mij ontbreken:
’k Heb meer dan ik vroeg.


’k Mag juichende roemen,
Den rijksten mij noemen;
Wijk, werelds goed, wijk!
Mijn schat is geborgen!
Ik heb niet te zorgen!
’k Ben bedelend rijk!


Bewaart Ge, mijn koning!
Mijn schat in Uw woning...;
’k Moet in de woestijn
Bij rovers verkeren...
Ai wil me dan leren
Uw bedelaar zijn!