vrijdag 30 januari 2015

Op weg naar een bergtopervaring

"En Hij zeide: Ga uit, en sta op dezen berg, voor het aangezicht des HEEREN."
1 Koningen 19 : 11a

Op een 'bergtop' geeft de HEERE uitzicht, overzicht en doorzicht voor het geestelijk leven


Vind jij het ook zo bijzonder dat de Heere Elia gewoon laat uitpraten, zonder hem tegen te spreken? Sterker nog, God gaat er verder niet op in. Hij zegt enkel: kom uit die spelonk en klim net als Mozes deze berg op. En ga daar voor Gods aangezicht staan. Wat een merkwaardig bevel. Kom laten we dichterbij gaan staan en kijken war er precies gebeurt.

Op de berg - I

Toen God Zijn wet aan het verbondsvolk Israël gaf, deed Hij dat vanaf de berg Horeb of Sinaï. Het was Zijn vriend Mozes die gedurende veertig dagen en veertig nachten op deze berg in Zijn nabijheid verkeerde. In de kinderbijbel-verhalen leer je al vroeg druk bezig te zijn met het gouden kalf en Mozes' verbolgenheid over die zonde. Maar hoeveel aandacht wordt er besteed aan die dagen van intieme omgang met de HEERE? Ik begrijp het wel, daar staat niet zoveel over in de Bijbel. En een kind kan zich daar dan misschien niet zo veel bij voorstellen. Maar wij grote mensen? Kunnen wij ons er misschien toch wel iets bij voorstellen? Of kunnen wij op zijn minst toch eens nadenken over hoe dat moet zijn geweest? Niet uit nieuwsgierigheid, maar uit een stuk verrukking en verlangen om ook zo dicht bij de HEERE te leven? En Mozes keerde enkele dagen later opnieuw terug en verbleef daar dicht bij God.
Toen Mozes van de berg kwam, met de wet op de ongebroken stenen tafelen, was aan zijn gezicht te zien dat hij bij God was geweest. Zoals ook aan Zacharias op het tempelplein te zien was dat hij een gezicht van engelen had gezien.
Mozes - Horeb - Gods nabijheid --> de verheerlijking op de berg. Daar, bij Jezus' verheerlijking op de berg (een andere berg!) komen we Mozes opnieuw tegen. Waarom hij?

Op de berg - II

Zoals de HEERE Mozes het bevel gaf om de berg op te klimmen en bij Hem te komen, zo geeft de HEERE ook in onze tekst zo'n zelfde bevel aan Elia. Kom uit die grot, daar onderaan de berg en klim de berg op om daar dicht bij Mij te zijn. Elia wilde weg uit het leven en eeuwig bij God zijn. Welnu, hij mag dichtbij God zijn, maar wel daar, bovenop de berg. We horen geen reactie van Elia, maar wat moet er door hem heen gegaan zijn? Daar zal toch wel enige schaamte zijn over die woorden die Elia tegen de HEERE had gezegd: "Ik heb zeer geijverd…"? Ik vrees van niet, want hij zal diezelfde woorden aanstonds herhalen!
De HEERE nodigt hem bij Zich. Zoals Hij ook met Zijn volk zou doen, later: "Komt, laat ons tezamen rechten". God gaat nog niet in discussie, maar nodigt in alle lankmoedigheid en barmhartigheid om naast Hem te komen zitten en eens samen naar de dingen te kijken. Dan ziet het er al een stuk anders uit! Het is een rijke zaak, als we samen met de HEERE naar onze onmogelijkheden kijken. Immers, dan kijken we er naar met een Kenner en een Expert (met eerbied gezegd). Hij overziet het geheel. Zijn plannen falen niet. Hij weet wat van Zijn maaksel is te verwachten. Maar Hij weet ook hoe het verder moet.


Op de berg - III

Op de berg… het is een plek, hoog boven alle aardse beslommeringen. Misschien staat bij jou het water aan je lippen. Maar op Gods berg is er een plaatsje daar je kunt uitkijken over je problemen. Neerkijken op alle zorgen, en opzien naar de zaligheid.
Op de Berg des HEEREn zal het worden voorzien, zo ondervond Abraham het, toen hij zijn zoon moest offeren.
Jesaja mocht profeteren: "En vele volken zullen heengaan en zeggen: Komt, laat ons opgaan tot den berg des HEEREN, tot het huis van den God Jakobs, opdat Hij ons lere van Zijn wegen, en dat wij wandelen in Zijn paden; want uit Sion zal de wet uitgaan, en des HEEREN woord uit Jeruzalem."
God laat profeteren door Obadja dat er op de Berg des HEEREN, Sion, heilanden zullen komen, verlossers, van wie de Heere Jezus de voornaamste Verlosser is…
En was de Heere Jezus ook niet vaak op de berg in gebed? In dit verband komt de verheerlijking op de berg ook weer op in mijn gedachten, want ook Elia was daarbij aanwezig. Elia - Horeb - Gods nabijheid --> de verheerlijking op de berg. Waarom hij? 
En tenslotte stierf de Heiland op een berg en voer van een berg op naar de hemel. Een berg is een bijzonder object in het geloof… geloof, dat bergen verzet.
En wat mag Jesaja in het 25e hoofdstuk diepe dingen laten zien: "En de HEERE der heirscharen zal op dezen berg allen volken een vetten maaltijd maken, een maaltijd van reinen wijn, van vet vol mergs, van reine wijnen, die gezuiverd zijn. En Hij zal op dezen berg verslinden het bewindsel des aangezichts, waarmede alle volken bewonden zijn, en het deksel, waarmede alle natiën bedekt zijn. Hij zal den dood verslinden tot overwinning, en de Heere HEERE zal de tranen van alle aangezichten afwissen; en Hij zal de smaadheid Zijns volks van de ganse aarde wegnemen; want de HEERE heeft het gesproken."
Ook voor Elia zal gelden dat het 'bewindsel' van zijn oog zal worden afgenomen als hij daar bij de HEERE op de berg is. Hij zal mogen gaan zien dat zijn wens geen goede wens was en dat de HEERE zijn bede toch verhoort, maar veel rijker dan hij had durven hopen.


Nog even terug naar die twee vragen: waarom Mozes op de berg der verheerlijking was en waarom Elia? Er wordt meestal een symbolische link gelegd naar deze twee vertegenwoordigers van het Oude Testament: de wet (Mozes) en de profeten (Elia). Dat is wel een heel bijzonder detail. Waar Elia in onze geschiedenis nog dacht de enig overgebleven profeet te zijn, daar verheft de HEERE hem in het Nieuwe Testament tot de vertegenwoordiger van alle profeten uit het Oude Testament. Nogmaals, op een bergtop overzie je de dingen anders. En de HEERE geeft in dit aardse leven meer dan eens zo'n bergtop. Soms om het leven weer te kunnen overzien, maar veelal om het hemels Jeruzalem weer in het vizier te krijgen. Daar gaat het heen! Heb jij ook wel eens zulke bergtopervaringen?

Psalm 24 vers 2 en 3
Wie klimt den berg des HEEREN op?
Wie zal dien Godgewijden top,
Voor 't oog van Sions God, betreden?
De man, die, rein van hart en hand,
Zich niet aan ijdelheid verpandt,
En geen bedrog pleegt in zijn eden.

Die zal, door 's HEEREN gunst geleid,
En zegen en gerechtigheid
Van God, den God zijns heils, ontvangen.
Dit 's Jacob, dit is't vroom geslacht,
Dat naar God vraagt, Zijn wet betracht,
En zoekt Zijn aanschijn met verlangen.

woensdag 28 januari 2015

Als angst je TomTom is

En hij zeide: Ik heb zeer geijverd voor den HEERE, den God der heirscharen; want de kinderen Israëls hebben Uw verbond verlaten, Uw altaren afgebroken en Uw profeten met het zwaard gedood; en ik alleen ben overgebleven, en zij zoeken mijn ziel, om die weg te nemen.
1 Koningen 19 : 10

Elia ziet zichzelf als de enig overgebleven ware gelovige…


Als Maria Magdalena in de Hof van Jozef van Arimathéa haar naam hoort noemen door de Heere Jezus, valt ze stil en herkent haar lieve Meester. Wanneer echter de HEERE de naam van Elia noemt in vers 9, lijkt het wel of Elia verblind is; niet beseft dat de HEERE hem bij name roept. Hij brandt los en spuit zijn gal. Maar wat zegt hij eigenlijk?

Ik heb zeer geijverd

IJver is een woord dat bij ons een totaal andere betekenis heeft gekregen. Wij worden beloond om ons ijverig gedrag. IJver en vlijt zijn grote deugden; waar komt je ze nog tegen, vragen sommige mensen zich weleens af. Maar ijver in de Bijbel heeft een andere lading. 
Als Elia wijst op zijn ijver voor de HEERE, dan bedoelt hij niet dat hij zo druk is geweest voor Gods zaak, maar dat hij zich kwaad heeft gemaakt over het feit dat het volk de HEERE heeft verlaten. IJver kun je associëren met jaloersheid. Zo horen we de HEERE in de Tien Geboden zeggen dat Hij een naijverig God is, die de zonde niet ongestraft laat. Hij kan het niet hebben als Zijn schepselen doen, alsof hij niet bestaat. IJver, zoals Elia het woord gebruikt, is een deugd buiten jezelf: het is je inspannen voor de zaak van de ander; in dit geval de HEERE. Het is je druk maken over het feit dat God niet aan Zijn eer komt, door het gedrag van medeschepselen. Herken je daar iets in? Ben je ook vervuld met heilige toorn, wanneer mensen de HEERE niet eren?
Echter, wanneer Jehu dat woord gebruikt in 2 Koningen 10 tegen Jonadab: "Ga met mij, en zie mijn ijver aan voor den HEERE…", dan wil hij daar zelf iets mee worden. Jehu slaat ook door in zijn ijver. Hij dient ten diepste de HEERE niet. Maar dat is niet de insteek van Elia. Echter…

Zij hebben verlaten

Hoewel Elia gelijkt heeft – het volk heeft immers de HEERE verlaten, vóór die belijdenis op de Karmel – trekt hij wel de dingen uit proportie. Al pratend tegen de HEERE zet hij zichzelf af tegen het volk. Al redenerend plaatst hij zichzelf in het kader 'goed' en zet hij het volk in het hokje 'fout'.
Dat is op zich niet onjuist, maar daar komt een gevaar om de hoek kijken: je kijkt niet meer kritisch naar jezelf en je generaliseert over die anderen. Ze zijn allemaal tegen… ze doen allemaal maar waar ze zin in hebben… ze hebben niet… ze hebben wel… zij… zij… zij… Ik daarentegen…
Elia loopt ook het gevaar de dingen buiten proportie te zien. Hij laat zich imponeren door de dreigende woorden van Izébel en interpreteert ze als de nieuwe belijdenis van het volk. De vraag is of dat mag en of je daar jezelf niet onnodig mee in de put praat. En… of je die ander wel recht doet!
Daarbij noemt Elia feiten, die gepasseerd zijn. Het volk had immers beleden op Karmel, dat ze de HEERE weer zouden dienen; wat ook de waarde van die belijdenis moet zijn geweest.
Oude koeien doen het goed, in gifspuwen, maar niet in bruggenbouwen en wonden helen!

Ik ben alleen overgebleven

Je ziet het gevaar direct concreet worden, wanneer Elia zelfmedelijdend zegt: "Ik alleen ben overgebleven…" Enkele jaren geleden preekte er een dominee op dermate wijze, dat de HEERE de Grote Onbereikbare werd en de mensen zich vooral moest bezighouden met gewroet in zijn zondig hart. Totaal geen ruimte voor een eerlijk beeld van de HEERE en het feit dat God ook een vriendelijk aangezicht heeft. De mens stond centraal en de mens moest zich inleven in zijn zonden. Als je dat niet deed, kon het nooit wat zijn geweest.
Na afloop stelden enkele jongeren hem wat vragen; het gesprek escaleerde in rap tempo. Enkele jongeren, die in alle eenvoud probeerden deze prediker – die al op gevorderde leeftijd was – tot bedaren te brengen, maar kregen te horen dat zij niet wisten wat bidden was en dat zij geen geestelijk kennis hadden. Toen de predikant werd gevraagd of hij inzag dat zijn manier van preken toch wel uitzonderlijk beperkt was in het licht van de Schrift, zei hij dat hij altijd zo heeft 'moeten' preken en dat hij helaas nog zo'n beetje de enig overgeblevene was die zo preekte.
De predikant kon zich helaas troosten met het feit dat er nog veel te veel van zulke predikers in diverse kerken rondliepen. De harten van de jongeren waren gekwetst, de zondag was verknald en het satan had dikke pret.
"Ik alleen ben overgebleven…" is geen oprechte, godverheerlijkende belijdenis van een eenzame vluchteling, maar uiting van een onevenwichtig stuk zelfmedelijden. De HEERE laat in het vervolg van de geschiedenis zien hoe Hij daarmee omgaat. Maar het heeft mij verbaasd hoe terughoudend de HEERE hier is in Zijn spreken. Hij velt geen oordeel, maar handelt heel zachtjes met Zijn knecht.

Zij zoeken mijn ziel

Het staat er in het meervoud: "Zij zoeken mijn ziel…" Maar het is de vraag hoevelen hem werkelijk zochten. Misschien Achab, naast Izébel. Natuurlijk had Elia een punt, als hij had gewezen op de onbetrouwbaarheid van het volk. Ze waren immers een riet, dat heen en weer bewogen werd. Ze waren een golf van de zee, die dan eens hierheen rolt, en dan weer daar heen.
Maar als men de ziel van Elia op dit moment zocht, bevond Elia zich dan in een andere situatie dan toen hij moest vluchten naar de Krith. Sterker nog, toen gaf God Elia de ópdracht om te vluchten. Maar nu niet!
Toen ik vanavond beelden van vluchtende Yezidi's zag en hun verhalen hoorde, moest ik aan Elia denken. Ook raakte het mij, wanneer ik mezelf temidden van die mensen plaatste. Wat zou ik doen. Je zult maar zo ontheemd zijn. Zo vol angst en nergens je leven zeker. Het is ook zeker goed herhaaldelijk voor dit soort vluchtelingen te bidden en te vragen om Gods ingrijpen.
Maar ik komt toch telkens weer terug op Gods vraag aan Elia (dat geldt overigens niet richting die Yezidi's, hoor!): "Jij hier?" Het ging er God niet zozeer om of het begrijpelijk was dat Elia vluchtte, maar Hij was er vooral 'verbaasd' over dat Elia iets deed uit eigen beweging, zonder Gods bevel af te wachten. En hier, in de spelonk aan de voet van de Horeb, neemt de HEERE Elia op school. Om hem wat te leren. Want: de HEERE zoekt Elia's ziel ook! Om die weer vervuld te maken met dingen waar Hij door verheerlijkt wordt.


Herken je je in Elia? Is angst je TomTom in dit leven? Ik snap het wel; angst is een gevaarlijke raadgever en een plakkerig monster in je brein. Luister dan goed naar Elia's God; kijk hoe Hij te werk gaat met Elia. Vaderlijk wil Hij je ondersteunen; want Hij kent je zwakke kracht. Hij wil je in Zijn armen beschermend dragen uit elke vijandige overmacht!



Gezang 147 vers 2 en 3

Prijs Hem, die in bange tijden
onze vaad'ren uitkomst gaf!
Prijs Hem, die ook ons wil leiden,
snel tot hulp en traag tot straf!
Halleluja, halleluja,
d' eeuwen door tot steun en staf!

Vaderlijk wil Hij ons schragen,
kennend onze zwakke kracht,
in zijn arm beschermend dragen
uit des vijands overmacht.
Halleluja, halleluja,
Hem, die ons verlossing bracht!

Mag God jou vragen wat je aan het doen bent?

"…en ziet, het woord des HEEREN geschiedde tot hem, en zeide tot hem: Wat maakt gij hier, Elia?"
1 Koningen 19 : 9b


In Gods spelonk schuilen betekent ook God onder ogen komen!


Had Elia de handdoek in de ring gegooid? Dan was hij dus profeet-af. Maar kijk eens wat er in onze dagtekst staat: "Het woord des HEEREN geschiedde tot hem…". Dat betekent: "Profeet, er is werk aan de winkel in Mijn wijngaard!" Om die reden is Gods vraag aan Elia meer dan een belangstellende vraag wat hem hier brengt. Je mag er gerust de uitnodiging in lezen, om je hart bij God uit te storten, maar geloof me, het is meer. Er zal na deze uitnodiging absoluut een verantwoording moeten volgen. Een goede vader zal zijn weggelopen zoon misschien wel eerst rustig laten vertellen, maar dán volgt wel het vraaggesprek naar het 'waarom' van dat weglopen. Een Vader Die Zijn zoon, net als een verloren schaap, heeft teruggevonden zal die vraag toch moeten stellen: "Mijn kind, wat breng jou hier?"


Wat er niet staat

Wie gaat zoeken naar wát er precies in de grondtekst staat, zal zien, dat niet alle woorden uit onze vertaling er daadwerkelijk staan. Er staat in telegramstijl eigenlijk dit: "Wat hier, Elia?" of "Waartoe hier, Elia?" Het woord maken – of eventueel een ander werkwoord – wordt niet genoemd. Het zal wel geen exegetisch verantwoorde gedachte zijn, maar ik vond het kenmerkend voor Elia's situatie: geen werkwoord, maar een werkelooswoord: "waartoe hier"?
Als onze daden ten diepste geen daden, maar ijdelheid zijn, hebben ze geen eeuwigheidswaarde. Ik wil Elia niet te hard vallen; als wij kritisch naar onze woorden, gedachten en daden kijken, dan zijn er best veel die sowieso geen vruchtbaarheid voor de eeuwigheid vertonen. Op voorhand al niet.
Ik lees de klank van Gods stem niet in deze tekst. Ik moet het slechts doen met de woorden die God gebruikt en die zijn uiterst sober. Wat,mals de Heere met weinig woorden in ons leven spreekt?

Wat er niet klopt

Allereerst moet ik iets recht zetten, dat in een voorgaande bijbelstudie waarschijnlijk niet juist is oogevat. Hoewel Elia bij elkaar 850 priesters of profeten van Baäl en van het bos uitnodigde op de Karmel, zo verschenen er toch slechts 450. Volgens de Kanttekeningen hield Izébel die thuis, als we 1 Koningen 22 : 6 goed begrijpen.
Wel, als Elia die 450 profeten van Baäl keelde, daar bij de Karmel, dan was zijn taak daarna om die overige 400 profeten of priesters van het bos op te zoeken en uit te roeien. De afgodendienst moest immers met wortel en tak uitgeroeid worden? Terecht vraagt God: "Waarom kom Ik je hier tegen, Elia?"
Elia is hier, zóveel kilometers van zijn arbeidsterrein, niet bruikbaar voor de Heere. Hier zijn klopt niet met de opdracht van de Heere. Zijn taak zit er niet op, mij heeft nog een kleine 27 jaar voor de boeg!
Hoever ben jij verwijderd van je taak om de Heere te dienen? Misschien geen kilometers, maar wellicht woorden. Wat ik bedoel? Zwijgen, terwijl je spreken moet is ook een weglopen van je roeping. Of lekker lui leven in de zonde, terwijl je geroepen bent om heilig te leven is ook weglopen van je roeping. Dat klopt niet!
Vraagt God zich misschien ook over jou af: "Wat voert je hier naar toe? Waarom tref ik je hier aan?"

Wat er niet gebeurt

Je zou verwachten dat de Heere Elia terugstuurt. "Keer weder, Elia, en dood de achtergehouden profeten van het bos. Trotseer Izébel en haar handlangers en sluit je aan bij Obadja en de 100 profeten van Mij. Laat het volk nu ook zien hóe de Heere gediend moet worden. Wees een voorbeeld voor hen." Maar niets van dat alles. Elia krijgt straks weleen paar nieuwe taken uit te voeren, maar die liggen een heel andere kant uit.
Ook wordt hij niet teruggestuurd naar de weduwe in Sarepta Sidonis. Die moest daar in haar eentje in een heidense omgeving de Heere dienen, net als later Naäman in Eliza's tijd en de Moorman uit Filippus' tijd. Had hij daar geen taak, zoals ook Paulus door de Geest werd gedreven om de jonge gemeenten na een aantal jaren weer te bezoeken en te versterken. Nee, dat gebeurt niet. Blijkbaar voorzag de Heere haar in alle geestelijke zaken die ze nodig had. 
Elia wordt niet weggestuurd, maar hij mag een antwoord gaan geven op die vraag van de Heere. Wat zal hij zeggen? We zullen het morgen zien. Vooralsnog mag hij hier nog even blijven. Maar het is geen vakantie!


Vind je het vervelend dan de Heere naar de reden van Elia vraagt, om hoer te zijn? Had je liever iets anders gelezen? Bijvoorbeeld hoe het is om veilig bij de Heere te schuilen en geborgenheid te voelen? Ik ook, maar toch blijkt dat schuilen bij de Heere pas kan als alles tussen jou en de Heere weg is. Intimiteit met de Heere gaat nooit ten koste van Zijn rechtvaardigheid. Hier niet, aan de Avondmaalstafel niet en nooit niet! Geen enkele dag. Als je de dag met Hem afsluit, belijd je zonden en vertel dan alles wat je bezighoud en… laat de Heere toe om je ongerechtigheid in je leven aan te wijzen.


Psalm 32 vers 3 en 4
'k Bekend', o HEER', aan U oprecht mijn zonden;
'k Verborg geen kwaad dat in mij werd gevonden;
Maar ik beleed, na ernstig overleg,
Mijn boze daân; Gij naamt die gunstig weg;
Dies zal tot U een ieder van de vromen,
In vindenstijd, met ootmoed smekend, komen;
Een zee van ramp moog' met haar golven slaan,
Hoe hoog zij ga, zij raakt hem zelfs niet aan.

Gij zijt mij, Heer', ter schuilplaats in gevaren;
Gij zult mij voor benauwdheid trouw bewaren;
G' omringt me, daar Gij mij in ruimte stelt,
Met blij gezang, dat mijn verlossing meldt.
Mijn leer zal u, o mens, naar 't recht doen hand'len,
En wijzen u den weg dien gij zult wand'len;
Ik zal u trouw verzellen met mijn raad;
Terwijl mijn oog op u gevestigd staat.

vrijdag 23 januari 2015

Net als Jezus: 40 dagen en 40 nachten

"Zo stond hij op, en at, en dronk; en hij ging, door de kracht derzelver spijs, veertig dagen en veertig nachten, tot aan den berg Gods, Horeb. En hij kwam aldaar in een spelonk, en vernachtte aldaar…"
1 Koningen 19 : 8-9a

De berg Gods, Horeb


Aflopen zondag preekte de dominee over Jezus' verzoeking in de woestijn. De Heiland had 40 dagen en 40 nachten niet gegeten en gedronken. "Dat is zo'n beetje het maximale dat een mens kan uithouden," zei hij. Ook Jezus' werd als mens gebonden binnen die uiterste grens: "En tenslotte kreeg Hij honger" staat er in Mattheüs 4 : 2. Daar staat nog iets bij, dat Lukas anders formuleert: "Nadat Hij 40 dagen en 40 nachten gevast had"; Lukas spreekt over een verzoeking van de satan, gedurende die 40 dagen en 40 nachten en laat het 'vasten' achterwege.

Eet je wel goed?

Het is de bezorgde moeder die maar nauwelijks kan geloven dat haar zoon goed voor zichzelf zal zorgen, als hij kortere of langere tijd op zichzelf gaat wonen. "Eet je wel goed, jongen?" Lief, misschien. Maar er kan ongewild ook iets in zitten van 'het niet kunnen loslaten van een zelfstandig wordend kind'.
Hoe zou de moeder van Elia hem hebben losgelaten? Ik weet, de cultuur in die tijd en in die gebieden is totaal anders dan de onze. Maar toch vraag ik het me af. Immers, de joodse jongens trouwden wel, maar bleven in hun stam wonen. Nu is het zo dat Elia uit Gilead kwam en daar komen nog wel eens vrijgevochten verhalen vandaan. Denk aan Jefta, maar ook het verhaal van de Hagarenen (de Ismaëlieten) die toch godvrezende leefden in die streek en een speciale verhoring van de HEERE kregen (1 Kronieken 5 : 20-22).
Hoe zou Elia's moeder het hebben beleefd, toen haar kind plots door de HEERE werd weggeroepen om Achab een kernachtige, maar verpletterende boodschap te brengen: droogte! Drieëneenhalf jaar lang! Sindsdien is Elia uit haar nabijheid verdwenen en sindsdien is hij ook zijn leven niet meer zeker. Weliswaar zien we hem bij de Krith weer terugkeren naar zijn geboortegrond.
Eet je wel goed? God had hem daar bij de Krith geen gebrek laten lijden. Onder Gods zorgende Vaderhand was hij goed af geweest, maar zouden zijn ouders het hebben geweten?

Drink je wel goed?

Was hij bij de Krith nog tamelijk dichtbij, op zijn weg naar Zarfath ging hij verder van huis. Niettemin voedde de HEERE hem ook daar. Elia mocht er zijn voedsel zelfs opeisen: "Vrees niet, ga heen, doe naar uw woord; maar maak mij vooreerst een kleinen koek daarvan, en breng mij dien hier uit; doch voor u en uw zoon zult gij daarna wat maken" (1 Koningen 17 : 13).
Samen mochten ze er leven van Gods belofte: "Want zo zegt de HEERE, de God Israëls: Het meel van de kruik zal niet verteerd worden, en de olie der fles zal niet ontbreken, tot op den dag, dat de HEERE regen op den aardbodem geven zal." En de HEERE had hem en de weduwe met haar zoon niet beschaamd. Deze weduwe mocht uit dankbaarheid de profeet verzorgen als een moeder. Maar toen het moment aanbrak dat God weer regen gaf, moest ze hem ook laten gaan. Zou ze hem ooit nog terug hebben gezien?
Elia ging nóg verder van huis: naar het zuiden; tot waar we hem vandaag aantreffen tijdens een zwerftocht door de Sinaïwoestijn. We lezen dat hij niet alleen at, maar ook dronk. Nu kan een mens maximaal 40 dagen zonder eten, maar drinken… daar kun je maximaal 2 dagen zonder! Bij de HEERE Jezus lezen we ook alleen maar over 'honger' en niet over dorst. Dus God zal toch wel voor drinken hebben gezorgd.
Lafenis (dorst lessen) is intenser dan je honger stillen. Drinken is het belangrijkste… het verkwikt je geest. Niet voor niets begeert de Samaritaanse vrouw levend, stromend, water waar ze geen dorst meer van krijgt. Maar Jezus doelt op de diepere dimensie van 'levend water'. Hij is het ook die de dorstige pelgrims hier op aarde toeroept: "Ik zal den dorstige geven uit de fontein van het water des levens voor niet" (Openbaringen 21 : 6b). Dat is goed drinken!

Slaap je wel goed?

Er is echter nog iets, wat moeders soms met zorg kan vervullen richting hun kinderen: voldoende slaap. Je hebt energie nodig om je werk goed te kunnen doen. Maar als (geestelijk) leider heb je mentale en fysieke fitheid nodig om goed, zorgvuldig en beheerst leiding te geven. Ik las daar toevallig vandaag een artikel over op CIP.nl.
Maar als we goed naar onze tekst kijken, zien we dat die slaap er bij Elia die 40 dagen helemaal bij inschoot: "hij ging, door de kracht derzelver spijs, veertig dagen en veertig nachten"! Je kunt daaraan gaan tornen en zeggen dat hij slechts een deel van de nacht zal hebben gelopen, maar het staat er echt. En het staat er net zo zeker, als de periodebeschrijving van het water van de zondvloed, van Mozes verblijf op de Sinaï en… van Jezus verzoeking in de woestijn. Dat is dus ook inclusief grofweg 6 sabatten.
En dan lezen we in de dagtekst dat Elia bij de Horeb kwam, een spelonk vond en er vernachtte. Hij herbergde er; hij kwam er tot rust. Waar? Juist, bij de Horeb, de berg Gods. Was God verdwenen uit Israël? De HEERE lokte hem in de woestijn, ontnam hem het laatste restje zelfredzaamheid – als hij dat nog had – en bracht hem even dicht bij Zijn Vaderhart als dat Hij eertijds Mozes had gedaan.
Slaap je wel goed? Wie in de schuilplaats (of de spelonk) van de Allerhoogste is gezeten, die zal vernachten (letterlijk: de nacht doorbrengen) in de schaduw (of beschutting) van de Almachtigen. Dan kun je met de Psalmdichter liggen en gerust slapen, want je mag je bewust zijn van de trouw van de HEERE. En reken maar dat je dan goed slaapt!


Als de Heere Jezus met Zijn jongeren alleen is, na een lange en vermoeiende dag, dan gunt Hij ze ook rust. Hij heeft laten zien dat Hij werkt als het dag is, maar ook dat Hij de rust en de eenzaamheid belangrijk vindt. Een korte vraag tot slot: volg jij ook daarin de HEERE, heel praktisch, of wil je wijzer wezen dan de Heiland? Heb je zo'n spelonk, zo'n beschutting bij de HEERE, zo'n stille plek, waar je de HEERE kunt ontmoeten, maar waar je Hem ook de gelegenheid geeft om jou tot rust te laten komen?


Psalm 3 vers 3

Ik lag en sliep gerust,
Van 's HEEREN trouw bewust,
Tot ik verfrist ontwaakte;
Want God was aan mijn zij';
Hij ondersteunde mij
In 't leed, dat mij genaakte.
Ik zal, vol heldenmoed,
Daar mij Zijn hand behoedt,
Tienduizenden niet vrezen;
Schoon ik, van allen kant,
Geweldig aangerand
En fel geprangd moog' wezen.

donderdag 22 januari 2015

Op krachten komen voor Gods plan

"En de engel des HEEREN kwam ten anderen male weder, en roerde hem aan, en zeide: Sta op, eet, want de weg zou te veel voor u zijn."
1 Koningen 19 : 7

A still life with bread, glass, a jug and a knife, 2008, Henk Helmantel


Soms dreigt het leven te bestaan uit 'overleven'. Dat is korte termijn denken. Je richt je op het nu, om de werkdruk aan te kunnen, de hoeveelheid werk af te krijgen en uitgeblust aan het einde van de dag in bed te stappen. Er kunnen tijden tijden zijn dat je merkt dat je op maandag al door je energie bent. De nachtrusten zijn niet een reserve opbouwen voor de volgende dag, maar een energieschade inhalen van de afgelopen dag.


Relativeren

Wie heeft leren zien dat zonder jou het werk ook wel doorgaat (bijvoorbeeld na je pensioen of tijdens een flinke griep), zou moeten kunnen relativeren. Dat de omstandigheden dat soms lastig maken, geloof ik zeker. Een pas op de plaats en een vermanend woord tot jezelf. Hoe zou je immers uitgeblust kunnen getuigen van de hoop die in je is. Je weet immers maar nooit welke taak God er nog snel bij zou willen schuiven in jouw agenda!
Dat probleem van de energieschade zie je ook terug in de visie op de zondag. Is de zondag een dag rust na een werkweek, of is het een bron van energie van waaruit je de week weer in kunt? Ik zal niet zeggen dat het ene totaal fout is en het andere compleet goed, maar het is wel een visieverschil dat ook zijn weerslag heeft in de besteding van die zondag. Het is natuurlijk ook de dag waarop je terugkijkt en alle dingen die je zwaar wegen voorzichtig leert relativeren in het licht van de eeuwigheid. De afstand die je mag nemen tot je werk vergemakkelijkt ook de dingen te overzien en te letten waar het werkelijk om draait. Of liever, om Wie het werkelijk draait.
Voor mij is de zondag niettemin écht het begin van de werkweek, van waaruit ik de week mag binnengaan. God rust mij eerst toe, opdat ik in staat zal kunnen zijn om mijn dagelijks werk en de andere taken die Hij mij opdraagt, te kunnen uitvoeren.

Recreëren

Kijkend naar de tekst zie ik nog een lijn: die van het Heilig Avondmaal. Diep ingrijpend en boordevol van Gods Vaderlijke zorg is de lading van deze woorden in het licht van het Avondmaal: "Sta op, eet, want de weg zou te veel voor u zijn." Wat wij niet kunnen is dit: zien wat er allemaal op onze weg komen zal, de komende tijd. De HEERE kan dat wel. En als Hij naar onze levenskracht kijkt, in relatie tot de taken die wachten, dan concludeert Hij: "de weg is voor jou teveel". Dat zegt Hij niet afstandelijk, autoritair, maar Vaderlijk en liefdevol. Zijn zorg druipt van die woorden af. Je zult maar zó'n Vader hebben! Je zult maar mogen leven uit Zijn hand. Ik hoef niet te weten wat er allemaal op mijn weg gaat komen, want Hij weet het nú al en zorgt dat ik het aan kan.
Of ik het altijd zo zie? Nee, helaas niet. De sporen die dat in je leven trekt, voel ik nog telkens weer. Maar mijn verstand roept mij tot bezinnen: Hij zorgt! Opdat ook mijn hart mee zal komen. Want er is nog iets. De HEERE duwt me de week niet in; Hij stuurt me niet van de Avondmaalstafel weg met een houding van "Ga heen en wordt warm"! Nee, Hij is erbij, van stap tot stap. Maar voordat ik die stappen ga zetten, zet Hij me eerst stil. Kijk naar jezelf en ervaar je kleine kracht. Zie op Mij en wees doordrongen van Mijn grote kracht. Laat Mijn aangezicht (mijn liefdevolle aanwezigheid en krachtige hulp) met je meegaan. Bekeer je van elke vorm van zelfredzaamheid en heb Me nodig, dagelijks. Laat je herscheppen; recreëer, Mijn kind!

Revalideren

God de Vader besteedt deze taak uit aan Zijn bode, Zijn engel. We zien in onze tekst 'de engel des HEEREN'. In veel gevallen gaat het dan om God de Zoon. Een engel is al bijzonder. Het hoort bij Gods belofte dat Hij Zijn engelen zal bevelen om ons op de handen te dragen. Wellicht had Elia die eerste keer (vers 6) uit een zekere heilige huiver gehoorzaam een hap en een slok genomen; bescheiden voor deze heilige engel. Maar zo gemakkelijk ben je niet gevoed. Opnieuw roept de engel hem op om te eten. "Zo red je het niet! Je hebt nog een fikse weg af te leggen, Elia!"
Maar als we hier daadwerkelijk Gods Zoon zien, hoe veel meer gewicht krijgen dan die woorden: "Sta op, eet, want de weg zou te veel voor u zijn." Waar de mens Elia zei: "Mijn taak zit erop", zegt God Zelf: "Ik revalideer je: ik verleng de geldigheid van je ambt". Gods plannen met Elia liepen verder dan het punt dat Elia meende als eindstation te zien.
Revalideren in het nederlands is 'opnieuw in staat gesteld worden om te werken'. En dat is wat er met Elia gebeurt. Maar in het engels heeft het woord nog een andere lading; daar heeft het met opwaarderen of verlenging van de geldigheid te maken. En beiden zitten in Gods bevel dat tot Elia klinkt: "Sta op, eet…" "Doe nieuwe krachten op, Elia, want Ik heb je veel langer nodig. Je hebt een forse reis achter de rug, maar je heb een nog langere reis voor de boeg!"
De Kanttekenaren vertalen het ook met: "Sta op, eet, want de reis zou voor u te groot zijn om die in de je nog resterende eigen kracht te doen". Verootmoedigend, dat revalideren.



Bij God op krachten komen betekent niet lekker lui achterover leunen, luieren. Nee, het in God recreëren heeft altijd een doel. De HEERE rust op voorhand toe, in dit leven. Niet zo zeer achteraf. Dat komt, als Hij je straks verwelkomt in Zijn heerlijkheid: "Komt in, gij gezegende Mijns Vaders…" Daar blijft dan een rust over (straks) voor het volk van God (Hebreeën 4 : 9). Mijn vraag is niet: zie je uit naar die rust, maar: kom je hier en nu wel voldoende tot rust, op krachten, om bruikbaar te zijn in Gods plan? Want de velden zijn wit om te oogsten.


Psalm 23 vers 2 en 3

Ik vrees niet, neen, schoon ik door duistre dalen;
In doodsgevaar, bekommerd om moest dwalen,
Gij blijft mij bij in alle tegenspoeden;
Uw stok en staf zal mij altoos behoeden.
Gij troost mijn ziel, en richt, in mededogen,
De tafel aan,
voor mijner haat'ren ogen.


Gij zalft mijn hoofd; Gij doet mijn blijdschap groeien,
En van Uw heil mijn beker overvloeien.
Het zalig goed, mij door Uw gunst gegeven,
Verlaat mij niet, maar volgt mij al mijn leven;
Zodat ik in het heilig huis des HEEREN,
Een lange reeks van dagen, blijf verkeren.

woensdag 21 januari 2015

Bed & Breakfast in de woestijn

"En hij leide zich neder, en sliep onder een jeneverboom; en ziet, toen roerde hem een engel aan, en zeide tot hem: Sta op, eet; en hij zag om, en ziet, aan zijn hoofdeinde was een koek op de kolen gebakken, en een fles met water; alzo at hij, en dronk, en leide zich wederom neder."
1 Koningen 19 : 5-6

Elia door een engel gevoed; ca. 1660, Ferdinand Bol (1616-1680)
 

Elia een oude man?

Hoe oud denk je dat Elia was, toen hij wegvluchtte voor Izébel? Vaak denken we aan een oude man, die aan het eind van zijn leven is gekomen. We zien hem hierboven ook als een oude man geschilderd door Ferdinand Bol (en meerdere schilders deden hetzelfde). Uitgeput en levensmoe. Toch is het maar de vraag of dat klopt. Want hoe lang kennen we Elia al? Op de keper beschouwd drieëneenhalf jaar slechts!
In 1 Koningen 16 volgt Achab zijn vader Omri op. Hij stapelt de goddeloosheid in snel tempo op. En als klap op de vuurpijl lezen we aan het einde van dat hoofdstuk die aangrijpende geschiedenis van Hiël: "In zijn (Achabs) dagen bouwde Hiel, de Betheliet, Jericho; op Abiram, zijn eerstgeborenen zoon, heeft hij haar gegrondvest, en op Segub, zijn jongsten zoon, heeft hij haar poorten gesteld; naar het woord des HEEREN, dat Hij door den dienst van Jozua, den zoon van Nun, gesproken had."
En dát voorval wordt naadloos gevolgd door 1 Koningen 17 vers 1: "En Elia, de Thisbiet, van de inwoneren van Gilead, zeide tot Achab: Zo waarachtig als de HEERE, de God Israëls, leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, indien deze jaren dauw of regen zijn zal, tenzij dan naar mijn woord!"

Elia een supermens?

De uitgeputte Elia, die we hier in de woestijn onder de bremstruik aantreffen, staat eigenlijk nog maar aan het begin van zijn profetenloopbaan. Al die bekende geschiedenissen moeten nog komen, maar dat weet Elia niet. Nee, hij ligt hier te wachten tot God hem gehoorzaamt en zijn ziel wegneemt.
Als Jacobus over Elia vertelt, in het kader van de kracht van het gebed, dan schrijft hij: "Elias was een mens van gelijke bewegingen als wij; en hij bad een gebed, dat het niet zou regenen; en het regende niet op de aarde in drie jaren en zes maanden. En hij bad wederom, en de hemel gaf regen, en de aarde bracht haar vrucht voort." (Jacobus 5:17-18). Elia's hoogtepunt lijkt voorbij in onze geschiedenis. Terecht omschrijft Jacobus hem als 'een mens van gelijke beweging als wij'. Die term 'van gelijke beweging' betekent 'hetzelfde lijden als een ander' of 'dezelfde gevoelens hebbend'. Amen. Laten we maar niet op Elia neerkijken, maar naast hem gaan zitten en zien wat er gebeurt.

Elia snel onder de indruk?

Toen Maria Magdalena in de hof bij Jezus' graf kwam, was ze zo verteerd door verdriet dat ze niet door had Wie er tegen haar sprak. Ze meende dat het de hovenier was, maar het was haar Heiland. Vol vuur, gemengd met tranen, begint ze tegen Hem te praten, zonder te zien Wie er werkelijk voor haar stond.
Iets dergelijks gebeurt er hier ook. Elia is overmand door verdriet en desillusie. "Het is genoeg; neem nu, HEERE, mijn ziel, want ik ben niet beter dan mijn vaderen," had hij gezegd in het voorgaande vers. In afwachting van zijn wegneming, had hij zich te ruste begeven op het bed onder de bremstruik. Wat zal er in zijn hart gewoeld en gegist hebben? Weliswaar moet hij oververmoeid zijn geweest van de lange reis naar het zuiden. Maar talloze beelden zullen door zijn hoofd hebben gespookt; beelden van Karmel, de furieuze Izébel, de plichtsgetrouwe bode, de slappe Achab en de afgeslachte Baälsprofeten. Toch vertroebelden die beelden in een onrustige slaap. Totdat…

Zond Izébel er haar bode op uit om Elia de dood aan te zeggen, de HEERE deed hetzelfde om Elia het leven aan te zeggen: Hij zend Zíjn bode (in de grondtekst staat er exact hetzelfde woord מַלְאָךְ (malach) voor bode in vers 2 en engel in vers 5). Je ziet op de achtergrond de krachten zich bundelen, terwijl Elia denkt dat hij weet hoe het allemaal precies in elkaar zit. Maar waar hij een punt wil zetten (en hij vraagt of God dat ook maar wil doen), gaat God één grote komma zetten! Het eerste deel van die komma bestaat uit een tik tegen Elia's bovenarm, zijde, of – aannemelijker nog – wang. Daar immers waren de handen van de engel, toen ze het versgebakken brood en de fles water neerzetten, bij zijn hoofdeinde (ook daar klopt het schilderij hierboven niet, want daar ligt het brood aan zijn voeteneind). Een ontbijt wordt hem opgediend, middenin de woestijn!
Elia rukte nors met zijn schouders en draaide zich kribbig op zijn andere zijde; hij wilde niet gestoord worden. Nee… dat staat er niet! Er staat: hij at, hij dronk en ging weer liggen. Onbegrijpelijk. Zou hij de engel niet hebben gezien? Zou hij pas later, toen de engel met hem sprak, hebben geconcludeerd dat het een engel moet zijn geweest die dit deed? Misschien.
Of is het inderdaad het diepe verdriet dat hem zo verblind. In ieder geval lijkt Elia niet snel onder de indruk van Gods barmhartigheid en ontferming.


In die zin is verdriet een lastige en listige vijand. Het kan je waarneming misvormen. Verdriet voorkom je niet gemakkelijk. Maar het is wel goed om scherp op jezelf te letten, dat je niet doorslaat. Dat lukt je zeker niet in eigen kracht. Juist in je goede, vrolijke dagen, mag het bewuste gebed tot de HEERE wel zijn, dat Hij je in tijden van tegenslag en verdriet in balans houdt. Opdat je Zijn Woord zult blijven vertrouwen, Zijn boden zult blijven opmerken, Zijn stem zult blijven herkennen en niet zult verdwalen in het labyrint van verdrietige emoties. Het vervolg van de geschiedenis mag een bemoediging zijn, dat de HEERE er van af weet en er heel teer en genadig mee omgaat.


Psalm 142 vers 2 en 6
Als mij geen hulp of uitkomst bleek,
Wanneer mijn geest in mij bezweek,
En overstelpt was door ellend',

Hebt Gij, o HEER', mijn pad gekend.

Hoor mijn geschrei; 'k ben uitgeteerd,
Door mijn vervolgers overheerd
;
Ai, help en red mij uit den nood,
Want hunne macht is mij te groot.

dinsdag 20 januari 2015

Uithuilen aan Gods Vaderhart

"Maar hij zelf ging henen in de woestijn een dagreis, en kwam, en zat onder een jeneverboom; en bad, dat zijn ziel stierve, en zeide: Het is genoeg; neem nu, HEERE, mijn ziel, want ik ben niet beter dan mijn vaderen."
1 Koningen 19 : 4

Elia is gevlucht uit het Noorden, door Samaria en Judea, tot Berseba aan Kanaäns zuidergrens.

Soms verlies ik me in details. Zoals hier, in deze geschiedenis: was er een profetenschool waar Elia zijn jongen achterliet? Ik wilde weten waar hij hem achterliet. Hij moet dat met een doel hebben gedaan. Ik kwam het niet te weten. Maar ik geloof dat Elia hem veilig achterliet. Zeker. Echter, ik vond wel iets anders, aangrijpends – een herkenbaar plaatje – en wil het je doorgeven. Een antwoord op de vraag: was Elia ook zijn uitzicht kwijt? Kun je zo'n vlucht maken en tóch op de HEERE betrouwen?

De richting van Elia's vlucht

We zagen Elia fier en onverschrokken op de Karmel. En we zien hem hier in zijn vlucht naar het zuiden als een geslagen hond. Is dit dezelfde Elia? Zal zijn knecht de hele weg gezwegen hebben? Zullen ze woorden hebben gewisseld? Heeft hij gezwegen tegen zijn jongen, terwijl hij in zijn hoofd een plan van zelfmoord uitbroedde? Wilde hij zijn jongen wegstoppen voor wat hij zelf ging meemaken? Ooit zag ik een film, waarin een oude vrouw die zeer ziek was, een hoge berg beklom om er daarboven te sterven. Haar vriendinnen volgden haar tot op een zekere hoogte; toen wees ze hen terug. Ze wilde deze weg alleen gaan en in eenzaamheid sterven. Was het zo bij Elia?
Ik kreeg een stuk van het boek 'Wagen Israëls en zijn ruiteren' van de markante – aanvankelijk hervormde en later gereformeerde – ds. J.C. Sikkel onder ogen en het raakte me, vlijmscherp en peilloos diep!

ds. J.C. Sikkel

Elia heeft een groot wonder mogen doen op de Karmel; dat wonder heeft het volk in beweging gebracht en heeft wellicht Achab aan het twijfelen gebracht, maar de granieten goddeloze Izébel is er niet van onder de indruk. En juist die ene halstarrige blijft bij Elia haken! "Wat heeft hij nog langer in Jizreël te zoeken?" vraagt ds. Sikkel zich af? (Prik alsjeblieft door de taal van 100 jaar geleden heen en zet je ertoe te begrijpen wat deze predikant je wil zeggen).
"Elia is op Izebels dreiging van Jizreël gevloden, om zijns levens wil. Hij is gevlucht uit het Noorden, door Samaria en Judea, tot Berseba aan Kanaäns zuidergrens. Daar heeft hij zijn knecht achtergelaten en is van Israëls bodem gescheiden. In de woestijn, die zich zuidwaarts naar Sinaï en Egypte uitbreidt, is Elia getrokken, een dagreis ver.
Hier zoekt hem niemand. Hier is Elia veilig. En hier is hij eenzaam. Hij zet zich hier onder een “jeneverboom”, één der hooggewassen bremstruiken, die in deze streken de vlakte breken, en die met eenige schaduw en beschutting tegen zon en wind haar bessen tot lafenis bieden.
Hier zit Elia neer; hier vindt hij rust in het eenzaam uitzien, al beroert de dreiging nog zijn ziel. Elia gevoelt zich hier aan het einde van zijn levensweg en levenstaak; en hij zucht hier zijn ziel uit tot den Heere, om hier en thans te mogen sterven doordat de Heere zelf zijn ziel wegneemt: “Het is genoeg! Neem nu, Heere! mijn ziel! want ik ben niet beter dan mijn vaderen!”
Zoo heeft Elia zich, na zijn ziel den Heere bevolen te hebben, hier te slapen neergelegd, om te sterven."

De visie in Elia's vlucht

Wie Elia echter wil schetsen als een depressieveling, of iemand met een burn-out, vindt weliswaar aanknopingspunten voor die visie, maar doet tekort aan de echte Elia. Ik haast me om nog meer te citeren uit het boek van ds. Sikkel:
"We hebben hier zeker eenigermate een tegenbeeld van den Elia op den Karmel. Zij, die het Woord Gods en het leven der genade in den dienst des Heeren niet verstaan, spelen die twee tegen elkaar uit met de bewering, dat het ééne beeld van Elia het andere onmogelijk maakt, en dus niet beide tegelijk waar kunnen zijn. Bij het waarachtige licht van Gods Woord ziende zullen wij echter veeleer getuigen, dat het ééne beeld voor de waarheid van het andere instaat; deze twee kunnen elkaar in zekeren zin niet missen; het ééne is niet te verklaren zonder het andere.
Reeds een zekere geestelijke inzinking, terugbuiging of ontspanning, die bij Elia op de hooge spanning van den Karmeldag volgt, is zielkundig alleszins verklaarbaar en schier noodzakelijk; en die ontspanning of terugbuiging moest dan wel in zekeren zin in haar kracht aan de voorgaande spanning evenredig zijn.

Hiermee is echter veel te weinig gezegd en verklaard; te weinig en te veel. Wij moeten verstaan, dat Elia’s strijd in den Naam des Heeren Israël gold in volk en koningshuis, en daarmee de eere van den levenden God tegenover de afgodische volken rondom en tegenover de vereerders van Baäl en Astarte in het bizonder.
Heel Elia’s zending en taak was die strijd. Daarom is zijn optreden gezet in het teeken van den regen, dien de Heere zou weren van de aarde en dien Hij te Zijner tijd van den hemel geven zou.
Zóó kwam de groote dag op den Karmel, waar Elia tegenover Achab en Israël en tegenover de vereering van Baäl voor den Heere stond, nadat in heel Israëls Tienstammenrijk des Heeren altaren verbroken en Zijn vereerders uitgeroeid waren.
In den grooten strijd op den Karmel heeft de Heere gezegepraald en is Zijn profeet gerechtvaardigd voor de conscientiën van koning en volk. De Heere heeft Zich de levende God betoond na Baäls beschaming; en Israël heeft Hem beleden.
Toen is de kracht van den Baäldienst in het dooden van Baäls profeten gebroken; en de regen des Heeren is gestroomd van den hemel over heel Israëls bodem, mensch en beest en aardrijk zegenend. Door de kracht des Heeren aangegrepen en juichend over zijn volk is Elia vóór Achab heen in Jizreël gekomen.
En toen – toen bleek daar in Jizreël in Izebel de ongerechtigheid onverbrekelijk en voor het dooden van den profeet des Heeren niet terug te deinzen. Alle hoop op den zwakken laffen Achab verging en ook de hope voor Israël verging mee bij den profeet. Elia’s taak was ten einde toe volvoerd; – en het scheen voor het oogenblik wel alles tevergeefs.

Wat heeft Elia dan nog in Jizreël te doen Wat heeft hij dan nog te doen in Israël! Zóó zal hij straks lagen bij Horeb, en zóó is zijn zielestemming bij zijn ontvlieden van Jizreël en Kanaän.
Zeker, Elia vlucht om zijns levens wil. Maar het is niet, omdat hij den dood vreest. Neen, sterven wil hij; te sterven begeert hij in de woestijn; hij bidt daar, om te mogen sterven, en hij maakt geen aanspraak, om te mogen leven tot zijn rechtvaardiging. Alleen, hij wil sterven doordat de Heere zijn ziel neemt.
Elia wil niet sterven door Izebel; hij, die de eere van den Naam des Heeren in Israël tegen Baäl en Astarte ophief, hij wil niet, door als profeet des Heeren te vallen onder den slag van Izebel, de fanatieke beschermvrouw van Baäls dienst, dat de Naam des Heeren gelasterd zal worden in zijn dood, gelijk die geloofd is in zijn leven."

De correctie op Elia's vlucht

Zo kan het gaan, als gevoelens in je leven de overhand krijgen. Zijn dat zondige gedachten? Hoe eenzaam kun je je voelen, hoe zwaar drukt het vreemdelingschap hier op aarde. Je voelt aan alles: ik hoor hier niet. Er is zoveel onrecht, zoveel goddeloosheid (niet in de laatste plaats in je eigen hart!). Echter, de balans is zoek. Het verlangen om ontbonden te zijn en met Christus te zijn is weliswaar legitiem, maar niet op die momenten: sterven is geen escape, maar een doorgang op Gods tijd naar het eeuwige leven! En dat verschil ben je op zo'n moment soms uit het oog verloren. Luisteren we tenslotte nog naar diepe woorden van ds. Sikkel daarover: 
"En zóó zal Elia ook niet sterven; zoo mag hij niet sterven; neen, zijn einde zal een getuigenis in Israël blijven, gelijk zijn leven een getuigenis voor den Heere was. Dat weet Elia niet; maar nu de taak, die de Heere hem in Israël heeft opgelegd, volbracht is, en de goddeloosheid in Jizreël volhardt, nu ontvlucht Elia Izebel vluchtend tot den Heere in de woestijneenzaamheid, en smeekend, om daar eenzaam bij zijn God te mogen sterven.
Neen, hier is bij Elia geen inzinking zonder geloof, geen vertwijfeling, geen daad zonder beraad, – al buigt in de eenzaamheid der woestijn Elia’s ziel, nu zich loslatend in smartvollen weedom, voor den Heere diep ter neer, snikkend smeekend om te mogen sterven.
Die smartvolle nederbuiging in weeklacht teekent ons den profeet des Heeren in de woestijn. Zeker, Elia is hier aan het einde van zijn kracht; hij klaagt hier in zieledroefheid en levensweerzin.
Maar Elia is hier in de woestijn voor het aangezicht des Heeren. Hij is hier eenzaam. Geen menschenoog bespiedt hem hier; geen menschenoor beluistert hier zijn zielesnikken. Hier is geen gevaar voor lastering van des Heeren Naam; hier is Elia alleen bij den Heere.
Tenslotte trekt ds. Sikkel de geschiedenis naar ons toe. Herken je er iets van? Luister dan naar zijn zachte, welgemeende en terechte correctie:
Zeker, er is een einde aan onze levenstaak voor den Heere, voor Zijn Naam en Woord, al kunnen wij ons in dat einde als Elia vergissen. Er is een einde ook aan de kracht, die door de genade des Heeren ons verleend is. O ja, en zeker, dan moeten wij ons terugtrekken; dan moeten wij ons onttrekken aan menschenoog. Dan mogen wij in eenzaamheid vluchten tot den Heere. En ja, dan mogen wij ook in onze woestijn in zekeren zin onze ziele voor den Heere laten gaan, al kan zij te ver gaan; en al gaat zij ook in haar klagend wegvlieten voor den Heere allicht te ver.

Er is een willen sterven ook na groote geestelijke levensworsteling, die op de blindheid en de onbekeerlijkheid der menschen stuit. Er is een stervensverlangen, ja er kan een smeekende zucht zijn, om te mogen sterven; immers een begeerte om ontbonden te worden en met Christus te mogen zijn; maar ook een innig heimwee, om alleen met den Heere, ver van alle menschen, te mogen sterven en tot de rust te mogen ingaan.
Dit kan te ver gaan, en het gaat allicht bij ons, zwakken, te ver na groote spanning en in diepe zielesmart. Maar het is niet enkel zwakheid, die hierin spreekt.
Ook hierin ontbreekt niet geheel de waarachtige daad der zielewijding aan den Heere bij hen, die naar lichaam en ziel Hem ten dienst zijn overgegeven.
Alle groote mannen Gods, allen, die waarlijk den grooten geestelijken heldenstrijd geestelijk gestreden hebben, zij hebben hun vluchten gekend tot den Heere, hun ver terugwijken in zieleëenzaamheid, in donkere nachten, en op verren afstand van het levensgewoel, om te mogen spreken en klagen, te mogen zuchten en smeeken, wat ze onder de menschen nooit zeggen of klagen wilden noch konden, en ook niet mochten.
Ook de Heere Jezus Christus Zelf, Gods Zoon in Zijn Middelaarsvernedering in de dagen Zijns vleesches, had Zijn nachten op de bergen; en Hij heeft Zijn klacht gehad, eenmaal eenzaam in Getsémané, ja zelfs om onzentwille openbaar aan Zijn kruis.

Bij den Heere, in de eenzaamheid, voor Zijn oor en hart, daar mogen wij, ook mannen, schreien en snikken; daar mogen we klagen en smeeken; daar mogen we het harnas onzer ziele losgespen, en haar strijdensmoe laten zinken aan de voeten des Heeren.
Toch, wij zwakken, wij gaan daarin te ver. Wij willen daarin dan slapen en wegslapen, voor altoos ontslapen aan ons levensleed, onbegeerig om ooit weer moed te hebben, en in gevaar om te wanhopen aan de vrucht van ons leven.
De Heere waakt echter ook dan over wie Hem in oprechtheid vreezen en dienen. Hij is ook in onze woestijn bij ons, en Hij waakt ook daar over ons. Hij laat ons wel even slapen en rusten; maar Hij wekt ons dan weer. Hij voedt en verkwikt dan weer onze ziele. Hij leert ons dan weer leven; en Hij richt ons eindelijk weer op, opdat we onzen weg vervolgen, om weer Zijn aangezicht te zien en Zijn Woord te dienen.

Zoo komt in het einde Elia weer in de woestijn uit; zoo komt hij op Horeb; en zoo komt hij ook weer uit de woestijn, als de man Gods, die de eere des Heeren in Israël draagt.
Zoo zijn Gods helden, met verteederd oog, uit de eenzaamheid van hun zielsnood weergekeerd, met nieuwe olie gezalfd!
En zoo richt de Heere ook nog ons hoofd omhoog, en richt Hij weer onzen voet, om in het land der levenden te wandelen voor de eere van Zijn Naam en Woord."
Wat een heerlijk ontwaken; nadat je aan Gods Vaderhart bent uitgesnikt en uitgerust, weer te gaan in Zijn kracht. Veertig dagen… of langer!

zondag 18 januari 2015

Elia's zorg voor zijn hachje en zijn jongen

"…en kwam te Ber-seba, dat in Juda is, en liet zijn jongen aldaar."
1 Koningen 19 : 3b

Kaart van Israël om de genoemde plaatsen eens op te zoeken

Gisteren zagen we Elia met zijn jonge knecht de poort van Jizreél uitsnellen. Ze zijn op de vlucht voor Izébel. Waar Abraham gehoorzaam zijn zoon offerde in de verwachting dat God Izaäk wel uit de doden kon opwekken (Hebreeën 11 : 18), daar is bij Elia alle vertrouwen weg. Maar al die invloedrijke Baälsprofeten zijn toch uitgeschakeld? Elia focust echter alleen op Izébel en haar gezworen wraak.

Geen doel

Maar waar gaat Elia heen? Achab had al drieénhalf jaar zijn gebied afgestroopt om Elia te vinden. Waar was Elia tóen? Eerst aan de beek Krith. Daar had God hem verborgen gehouden, onvindbaar voor Achab. De Krith is een zijtak van de Jordaan, aan de onderkant van het land van Gilead. Grofweg dezelfde afstand tussen Jizreël en het berggebied van Karmel (in het noordwesten), zat er tussen Jizreël en de beek Krith, maar dan naar het zuidwesten. Een kilometer of vijftig. 
Toen ik het op de kaart zag, verbaasde het me dat Achab Elia niet heeft kunnen vinden. Zo dichtbij. Obadja wist er alles van, hoe verwoed Achab had gezocht. Blijkbaar was het een goede schuilplek geweest. Ging Elia er nu weer heen terug? Welnee, in razende vaart is hij naar het zuiden gegaan. Sommigen vermoeden langs de kust, anderen denken toch aan de doorgaande weg midden door Israël. Helemaal onderaan, vlak voordat hij de Negevwoestein in zou gaan, houdt hij halt in de plaats Bersheba. Maar het heeft er veel van weg dat hij in blinde angst, zonder doel is weggevlucht.

Geen knecht

Er zijn mensen die hieruit opmaken dat Elia aan een depressie of een burn-out leed. Er zitten zeker herkenbare dingen in zijn houding en gedrag, maar of het dat is weet ik niet. Waar Petrus nog riep "Heere, red mij", daar horen we Elia zeggen "laat me maar sterven". In zijn gedachten is hij verder dan je denkt. Als hij een forse prestatie heeft geleverd door helemaal naar Bersheba te reizen, is er onderweg iets in zijn innerlijk gebeurd. 
Van een vlucht uit Jizreël is het tot een vlucht uit het leven gekomen. Maar daar wil hij zijn jongen niet bij hebben. Hij brengt hem onder op een vertrouwd adres in Bersheba. Het heeft er alles van weg dat ze onderweg weinig of niets hebben gegeten. Hij heeft echter nog wel de tegenwoordigheid van geest om de jongen niet mee te trekken in zijn dood. Ik werd door die toch wel tere zorg – ondanks de uitzichtloosheid van dit moment – getroffen. Zie het als Gods zorg die even zichtbaar wordt, om straks Elia een halt te gaan roepen en op het juiste spoor te zetten. Zie je hoe kwetsbaar je bent, als je je laat leiden door je eigen goeddunken (zoals we gisteren zagen)?

Geen uitzicht

Duidelijk is wel dat Elia gaandeweg tot de conclusie is gekomen dat hij weg moet uit het machtsgebied van Achab. Daarom staat er in onze tekst zo uitdrukkelijk "dat in Juda is". Dat is niet, omdat er een tweede Bersheba is (zoals er wel een Bethlehem in Galilea is, naast het bekende Bethlehem-Efratha in Juda). 'Juda' wil hier duidelijk maken 'het rijksgebied van de twee stammen'.
De goddeloosheid in Achabs rijk lijkt na de volksbekering nog hetzelfde. Althans, dat leidt Elia af aan Izébels reactie. Hij concludeert dat zijn ijver voor de Heere geen effect heeft gehad. Dan houdt het op. Hij keert zich naar het rijk met de Messiaanse belofte. En daar regeerde een godvrezende koning: Josafath. Ik herkende die houding van Elia: ik wil hier weg. Weg uit deze goddeloze en materialistische omgeving en mij begeven naar een plaats waar wel met God en Zijn gebod rekening wordt gehouden. Onder de vleugels van een godvrezende leidinggevende. Maar was dat ook Gods plan? Elia gaat het aanstonds leren.


Gods plan heeft toekomst, visie en geeft uitzicht, al zien wij niet altijd waar de Heere naartoe werkt. Onze visie is soms ingekleurd door onze emoties. Daarmee raken we het uitzicht kwijt. Soms laat de Heere ons een tijdje aanmodderen. Bij Elia duurde het die lange reis naar Bersheba plus 1 dag. Let er de komende dagen op hoe liefdevol de Heere Elia weer op Zijn spoor zet en een nieuwe missie geeft. En ik hoop dat jij dat ook herkent in je leven als je het zicht op de toekomst ook wel eens bent kwijtgeraakt.


Psalm 142 vers 3 en 4


Zij hebben vol arglistigheid

Een strik op mijnen weg gespreid.

'k Zag uit, in nood, ter rechterhand,

Maar vond noch vriend, noch onderstand.

'k Wou vluchten, maar kon nergens heen,
Zodat mijn dood voorhanden scheen,
En alle hoop mij gans ontviel,
Daar niemand zorgde voor mijn ziel.

zaterdag 17 januari 2015

Een vuurproef na een vuurbewijs

"Toen hij dat zag, maakte hij zich op, en ging heen, om zijns levens wil…"
1 Koningen 19 : 3a

Petrus zinkt weg, nadat hij Jezus uit het oog heeft verloren en slechts keek naar de golven!

Daar loopt de bode van Izébel. Achab had hem precies gezegd waar Elia was heengegaan. Immers, Elia had voorop gelopen toen Achab met zijn gevolg naar Jizreël was teruggekeerd. De koning sloeg linksaf naar het paleis, de profeet liep de stad verder in. Achab had hem nog nagestaard, als wilde hij de tijd nog rekken om Izébel onder ogen te komen. Wat was dat toch met die Elia. Achab haatte hem, maar iets in hem trok hem toch weer naar Elia toe. Even later sloeg Elia de hoek om, op de voet gevolgd door zijn knecht. Zonder dat Elia het had gezegd, wist Achab waar Elia heenging. En daar, vlakbij de poort van de stad, snelde de bode van Izébel heen. Het was een geheime opdracht, geen van de inwoners van Jizreël wist wat deze bode moest gaan doen. Niemand? Elia zag hem komen. De HEERE had het hem bekend gemaakt. God had Zíjn bode gestuurd: een engel.

Gods bescherming

Elia was niet bang geweest op de Karmel. Hij had daar alleen gestaan, maar God was aan zijn zijde! Met Psalm 91 kon hij meezingen: "Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen. Ik zal tot den HEERE zeggen: Mijn Toevlucht en mijn Burg! mijn God, op Welken ik vertrouw!" Natuurlijk was het gevaar groot, waarin Elia zich bevond, maar met zijn God kon hij over muren springen. Hij vreesde het grote gevaar niet. Moedig had hij daar gestaan, temidden van die honderden Baälsprofeten. Groot en zichtbaar geweld, of geniepig gevaar deerde hem niet, want hij vertrouwde rotsvast op zijn God: "Want Hij zal u redden van den strik des vogelvangers, van de zeer verderfelijke pestilentie. Hij zal u dekken met Zijn vlerken, en onder Zijn vleugelen zult gij betrouwen; Zijn waarheid is een rondas en beukelaar." Waarheid… daar was het om gegaan: Wie is God: Baäl of de HEERE?
De afgodendienst was als een besmettelijke ziekte onder het volk uitgebreid. Het hele volk was er door aangetast; maar Obadja niet, de honderd profeten van de HEERE niet en… Elia niet. "Gij zult niet vrezen voor den schrik des nachts, voor den pijl, die des daags vliegt; Voor de pestilentie, die in de donkerheid wandelt."
Tot aan vanmiddag, toen het doek voor Baäl viel, toen God met vuur antwoordde. Elia had niet gevreesd "…voor het verderf, dat op den middag verwoest."
Nadat de HEERE had geantwoord uit de hemel, en het volk had geantwoord "De HEERE is God",  had Elia in Gods naam de priesters laten doden. "Aan uw zijden zullen er duizend vallen, en tien duizend aan uw rechterhand; tot u zal het niet genaken. Alleenlijk zult gij het met uw ogen aanschouwen; en gij zult de vergelding der goddelozen zien." De dichter van Psalm 91 had daar natuurlijk iets heel anders mee bedoeld, maar hier op de Karmel had Elia inderdaad de bijna duizend priesters zien vallen… ja, hij had de vergelding van de goddelozen gezien. Fier was hij voor Achab uitgelopen, richting Jizreël, "Want Gij, HEERE! zijt mijn Toevlucht! Den Allerhoogste hebt gij gesteld tot uw Vertrek; u zal geen kwaad wedervaren, en geen plage zal uw tent naderen."

Gods engel

De HEERE had Zijn engel gestuurd, "Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen. Zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot. Op den fellen leeuw en de adder zult gij treden, gij zult den jongen leeuw en den draak vertreden. Dewijl hij Mij zeer bemint, spreekt God, zo zal Ik hem uithelpen; Ik zal hem op een hoogte stellen, want hij kent Mijn Naam. Hij zal Mij aanroepen, en Ik zal hem verhoren; in de benauwdheid zal Ik bij hem zijn. Ik zal er hem uittrekken, en zal hem verheerlijken.
De engel had hem in naam van zijn Zender verteld wat er in de kamer van Achab en Izébel was gebeurd. Hij had hem verteld hoe Izébel in woede was uitgebarsten als een jonge leeuw; en het had Elia niet verbaasd. Hij kende Izébel goed genoeg om te weten, dat ze dit nooit over haar kant zou laten gaan. Vuurspugend had ze haar plan uitgebroed, zoals een adder zijn eieren uitbroedt. Maar Elia had de grootheid en de majesteit van de HEERE gezien op de Karmel. Als díe God aan jouw zijde staat, als je in Zijn schaduw mag leven en Hem als je schuilplaats mag hebben… dan behoef je nooit en te nimmer te vrezen! Hij zou op die adder Izébel trappen. Hij kon haar zelfs tarten als het moest; mits God de opdracht ertoe gaf. Hij zou die woeste, jonge leeuw met een armzwaai aan de kant schuiven, als was ze een vliegje; haar vadsige lichaam ten spijt.

Gods belofte

Maar net toen hij de laatste regel van Psalm 91 wilde zingen, "Ik zal hem met langheid der dagen verzadigen, en Ik zal hem Mijn heil doen zien", realiseerde Elia zich wát die engel hem daar probeerde te vertellen. Izébel had een eed gezworen: "Zo doen mij de goden, en doen zo daartoe, voorzeker, ik zal morgen omtrent dezen tijd uw ziel stellen, als de ziel van een hunner." Eigenlijk had hij moeten lachen… welke goden? Was het niet ademloos stil gebleven daar op de Karmel? Welke goden? Die slapenden, of die peinzenden, of die goden die op een lange reis waren? Ha, wat zijn toch de afgoden, HEERE, bij U vergeleken?
De woorden van Izébel haakten in zijn hart. Zijn blik dwaalde door het raam naar buiten. Vanaf de paleistrap zag hij de door Gods bode aangekondigde bode van Izébel aankomen. "Kijk," had de engel gezegd, "zie je hem komen?" Elia pakte zijn knecht bij de arm, trok hem met haast de deur uit, rende de stadpoort uit en haastte zich 'om zijns levens wil'!


Nee, dat staat toch niet in de Bijbel?! Ja dat staat er wel. Schrik je daarvan? Het verhaal dat ik ervan maakte, met Psalm 91 erdoorheen staat er natuurlijk niet zo; dat deed ik, om je mee te nemen naar Gods beloften aan het einde van de Psalm en naar het kniekpunt bij Elia. Maar dit, in onze tekst, is dezelfde Elia als die op de Karmel zo vol vuur had geroepen: "Hoe lang hinkt gij op twee gedachten?" Hoe kan dat? Daar zijn veel filosofiën over en daar kom ik in het vervolg nog op terug. Maar direct moest ik denken aan Petrus, die de Heere Jezus bevel gaf om hem uit het schip op de golven te laten lopen. En het lukte! Maar toen Petrus de golven zag – en Jezus uit het oog verloor, ondanks zijn geloofsband met Hem – zonk hij weg. Zo ook Elia. Er is iets veranderd in Elia. We lezen "om zijns levens wil". Dat is dus puur lijfsbehoud. Om zijn ziel te redden, zo zou je het ook kunnen vertalen. Hij was dus op dat moment niet meer bereid te sterven voor de zaak van God. Maar lees nu eens wat er in de Kanttekeningen staat – en dat trof me diep – hoe zij dit anders vertalen en uitleggen: "leven: dat hebreeuwse woord betekent ook wel ziel. Anders vertaald: "naar zijn ziel", dat is: naar zijn goeddunken." Is dit een moment, waarop Elia eigen beslissingen neemt, los van God? Het heeft er alles van weg en in het vervolg zal dat vermoeden meer bevestigd dan ontkracht worden, helaas!
Na dat grote ingrijpen van God, op de Karmel, door middel van een vuurbewijs, komt nu de vuurdoop voor Elia. Hij dwong het volk tot een keuze en verweet hen dat ze zo moeilijk een goede keuze konden/wilden maken. Maar hier lijkt Elia in hetzelfde te struikelen. We houden onze adem in… en wat dacht je dat de engel des Heeren deed?

Psalm 91 vers 7 en 8
"Dewijl zijn ziel Mij teêr bemint"
(Dus laat God Zelf Zich horen),
"Heb Ik voor hem, als voor Mijn vrind,
Een heilrijk lot beschoren;
Omdat hij Mijnen naam erkent,
Zal hem Mijn gunst verzellen;
Ik zal hem redden uit d' ellend',
En op een hoogte stellen."

"Hij zal, in alle ramp en pijn,
Tot Mij om uitkomst zuchten,
En Ik gestadig bij hem zijn
In al zijn ongenuchten;
't Gevaar zal Ik hem doen ontvliên;
Zijn levensdagen rekken;
'k Zal hem Mijn eer en heil doen zien,
En nooit Mijn hulp onttrekken." 

woensdag 14 januari 2015

Wraakactie na een moord

"Toen zond Izebel een bode tot Elia, om te zeggen: Zo doen mij de goden, en doen zo daartoe, voorzeker, ik zal morgen omtrent dezen tijd uw ziel stellen, als de ziel van een hunner." 
1 Koningen 19 : 2

"Je suis Charlie?' Kan dat eigenlijk wel als christen?
Is satire het wapen of de oorzaak van geweld? "Je suis Jesus", want het gaat om de strijd tegen de geestelijke boosheden in de lucht (Efeze 6 : 12)!


Gisteren hoorden we Achab vertellen hoe Elia alle Baälsprofeten en de profeten van het bos had gedood. Samen opgeteld – lees 1 Koningen 18 : 19 – waren dat er maar liefst 850. Wat moet er door Achab zijn heengegaan toen hij zijn volk – en vooral zijn soldaten – die bijna duizend profeten of priesters zag afslachten in opdracht van één man: Elia. Die profeten hadden het volk al drieënhalf jaar in hun duivelse greep gehouden! Door nu aan deze profeten te komen, kwam Elia aan Achabs vrouw. Achab moet hebben geweten dat daar thuis problemen van zouden komen. Hier kon hij niet mee bij Izébel aankomen. En ja hoor, vandaag lezen we wat haar reactie is. Achab had staan toekijken (of zou hij misschien in de massa hebben meegedaan?). Izébel niet. Kun je denken!

Eten van de koninklijke tafel

Voordat we gaan kijken wát Izébel doet, staan we nog even stil bij die actie van Elia. Nou… het was ten diepste een actie van God. Want wat gebeurde er? Door deze profeten uit te roeien, verbrak God de band met de afgoderij. Zolang die profeten in leven bleven, bleef er verontreiniging aan het hof. En daarmee leefde het volk in een zondige atmosfeer.
De koningin stond in nauw contact met deze profeten, want zij gaf hen brood. Lees maar in vers 19 van het vorige hoofdstuk: "…de vierhonderd en vijftig profeten van Baäl, en de vierhonderd profeten van het bos, die van de tafel van Izebel eten."In datzelfde hoofdstuk lees je ook nog over andere profeten die van diezelfde tafel aten, maar dan in het geheim (vers 4 en 13). Obadja, de rechterhand van Achab, had honderd profeten van de HEERE verstopt en gaf ze te eten van diezelfde koninklijke tafel. Hij was een godvrezende man. Lees maar wat Obadja tegen Elia zegt in vers 12: "Ik, uw knecht, nu vrees den HEERE van mijn jonkheid af".
Lijk jij op Obadja? Wat geweldig als je al jong de HEERE mag vrezen en dienen. Dat moet zichtbaar zijn in jouw leven. En… dat is hier zo bijzonder: dat moet ook in Obadja's leven zichtbaar zijn geweest. En dat, terwijl hij in dat goddeloze paleis van Achab werkte! Ik weet niet hoe hij dat heeft gedaan, maar wel weet ik dat dat niet de normale weg is. Probeer zoveel mogelijk goddeloze plaatsen (boeken, films en games) te vermijden. Niettemin zul je waarschijnlijk, als je werk gaat zoeken, terecht komen tussen mensen die de HEERE níet vrezen en misschien wel net zo goddeloos leven als Achab. Wat is het dan een zegen als je al jong hebt leren leven met de HEERE; zo ontwikkel je standvastigheid in het geloof.

De zonde totaal uitroeien

Maar nu die actie van Elia. Hij roeide die Baälsprofeten uit. Daarmee roeide hij de oorzaak van de zonde uit. Zo ontstond er ruimte dat het volk de HEERE weer kon dienen. Dat is ook voor ons ontzettend belangrijk. We moeten ons niet een beetje oppimpen, een beetje bekeren, maar totaal. Dingen die schadelijk voor ons zijn, moeten we heel bewust wegdoen uit ons leven. Elia deed dat heel rigoureus: hij doodde die machtige leiders van de afgodencultus. Ze mochten niet in leven blijven, omdat ze Gods verbondsvolk hadden verontreinigd. Misschien stuit die actie je tegen de borst, maar zo ernstig is het en zo zuinig is de HEERE op Zijn verbond met Zijn volk.
Misschien denk je: dat doen we tegenwoordig niet meer zo. Inderdaad, de doodstraf is in ons land verdwenen. Sinds het offer van de Heere Jezus wordt er niet meer zo bloedig ingegrepen door de HEERE. Maar denk niet dat het oordeel niet meer bestaat. Het is alleen uitgesteld: tot de Jongste Dag. Dan zullen alle vijanden van God (ook de religieuze en vrome vijanden) worden weggestuurd naar de eeuwige dood. Schrik je daarvan? Nou, dat is ook heftig, maar er is voor onbekeerde zondaren nog genadetijd. Gebruik die tijd goed, als je nog geen nieuw hart hebt, vóór het te laat is.
En als je wel een nieuw hart hebt, wees dan op je hoede voor de zonde, die zo maar weer binnendringt. "Dood de zonden in je leven", roept Paulus je op ("Doodt dan uw leden, die op de aarde zijn, namelijk hoererij, onreinigheid, schandelijke beweging, kwade begeerlijkheid, en de gierigheid, welke is afgodendienst", Kolossenzen 3 : 5). Strijd tegen de zonde; doe dat biddend. Dan zul je in Gods kracht ook mogen overwinnen. En je zult met Paulus uitroepen (Romeinen 6 : 12-13): "Dat dan de zonde niet heerse in uw sterfelijk lichaam, om haar te gehoorzamen in de begeerlijkheden deszelven lichaams. En stelt uwe leden niet der zonde tot wapenen der ongerechtigheid; maar stelt uzelven Gode, als uit de doden levende geworden zijnde, en stelt uw leden Gode tot wapenen der gerechtigheid."

Wraakacties

Dat overwinnen gaat niet zonder slag of stoot. En na een overwinning komt er geheid een tegenactie. Dat zie je in de tekst van vandaag: Izébel neemt wraak. "Elia, ik weet je wel te vinden, hoor; al moet ik er voor naar de andere kant van de wereld. Ik zal er persoonlijk zorg voor dragen dat jij hetzelfde zal overkomen als mijn profeten!"
Haar ogen moeten vuur geschoten hebben; maar het haalde het niet bij het vuur dat God uit de hemel liet vallen. Haar mond bralde deze wraakwoorden en de spetters vlogen misschien wel in het rond; denk nog even aan de mond van Elia, waar we gisteren bij stilstonden! Haar stem krijst nu reeds, maar haar macht is al gebroken. Ze stuurt een bode… Wat zal die man of jongen hebben gedaan? "Dag Elia, Ik moet u van de koningin vertellen dat ze u zal gaan doden." Of zou die jongen een mes bij zich hebben gehad om Elia te vermoorden? Hoe dan ook: er hangt wraak in de lucht.


Wraak. Dat hoor je vandaag de dag veel. In Parijs; in Nigeria; in Syrië. En als tegenreactie op een terroristische actie komt vanuit het beschaafde westen ook regelmatig een wraakactie. Doe daar echter niet aan mee. Ook niet in de vorm van satirische cartoons of grappen. Er is meer aan de hand dan alleen haat en nijd tussen mensen en bevolkingsgroepen. We hebben de strijd tegen de geestelijke boosheden in de lucht (Efeze 6 : 12).
De duivel laat je niet zomaar met rust; zeker niet als je hem een gevoelige klap gegeven hebt. Maar kijk ook eens mee met de knecht van Elisa (2 Koningen 6 : 15-17): "Vrees niet; want die bij ons zijn, zijn meer, dan die bij hen zijn." In deze geestelijke strijd staat ons een sterke Held terzijde, zingt Luther. Ken je de strijd tegen de zonde? Dan ken je ook deze Held: de Heere Jezus. Blijf dicht bij Hem; elke dag!



Psalm 84 vers 6 
Want God, de HEER, zo goed, zo mild,
Is 't allen tijd een zon en schild;
Hij zal genaad' en ere geven;
Hij zal hun 't goede niet in nood
Onthouden, zelfs niet in de dood,
Die in oprechtheid voor Hem leven.
Welzalig, HEER, die op U bouwt,
En zich geheel aan U vertrouwt.

dinsdag 13 januari 2015

Achab is een slechte journalist

"En Achab zeide Izebel aan al wat Elia gedaan had, en allen, die hij gedood had, te weten al de profeten, met het zwaard."
1 Koningen 19 : 1


Beeld van Elia die de Baälspriesters doode bij de berg Karmel


Je kent die geschiedenis toch wel, van Elia op de berg Karmel? Dat hij het volk en koning Achab uitdaagde om eindelijk eens te laten zien wie er nu God is: Baäl of de HEERE? Laten we even meeluisteren met Achab, want hij is het verhaal net aan het vertellen tegen zijn vrouw Izébel.

Achabs verslag van de gebeurtenissen

"Het is een ramp. Elia heeft alle profeten van Baäl vermoord!" Als door een adder gestoken, schiet Izébel met haar vadsige lichaam omhoog. Haar ogen sperren zich wijdopen. "Alle?!" De spiegel valt uit haar handen op de stenen vloer aan stukken. De gouden bokaal met wijn klettert op de grond en de wijn spat alle kanten op. Natuurlijk wist ze wel van de grote bijeenkomst op de Karmel. Maar ze was er zeker van dat Elia geen schijn van kans maakte tegen haar en Baäl. Elia, met zijn gepoch over die God van Israël; ze kan hem niet uitstaan!

Voorzichting dringt het verhaal van Achab tot haar door. Elia had de Baälspriester uitgedaagd. Ze hadden zich de hele dag al druk gemaakt, zelfs gesneden met messen, maar Baäl antwoordde niet. Elia durfde zelfs te spotten: "Misschien is Baäl op reis en hoort hij jullie niet of… nee, dat zal toch niet waar zijn… zou hij slapen?" Dat had toch gewroken moeten worden, spotten met Baäl?
Minachtend kijkt Izébel haar man aan: "En dat heb jij allemaal laten gebeuren? Jij hebt er naar staan kijken en je deed helemaal niets?" Achab schudt zijn hoofd en probeert zich vrij te pleiten. Maar hoe hij ook probeert, hij moet toegeven dat het een belachelijke vertoning was geweest, die 850 profeten en priesters, samen met een koning en een sterk leger, die niet tegen deze ene profeet van de HEERE op konden.
Ze hebben allemaal werkeloos staan toekijken, toen Elia zijn altaar kletsnat liet maken met ik weet niet hoeveel vaten water. Er moest zelfs een greppel om het altaar worden gegraven, omdat anders het hele volk in de modder zou staan; zóveel water! Hij daagde die Baäl tot het uiterste uit.
Elia had tot God geroepen met een grote stem, voor iedereen hoorbaar: "Antwoord mij, HEERE, antwoord mij; opdat dit volk erkenne, dat Gij, o HEERE, die God zijt, en dat Gij hun hart achterwaarts omgewend hebt."

En God sprak wél

Toen kwam die verpletterende flits uit de hemel. Gods heiligheid vlamde als een jaloerse toorngloed vanuit de hemel recht op het altaar. Het was erger dan de verhalen die de mensen hadden gehoord over Gods aanwezigheid op de Sinaï, in de tijd van Mozes.

En toen het volk diep onder de indruk op hun aangezicht viel en belijdenis deed: "De Heere is God, de HEERE is God" (let erop dat ze dat tweemaal deden; een dubbele belijdenis), klonk Elias stem radicaal: "Grijpt de profeten van Baäl, dat niemand van hen ontkome." En de mensen grepen die profeten; en Elia voerde hen af naar de beek Kison, en slachtte ze daar als slachtvee! Walgelijk, wat een beeld zit daar op Achabs netvlies! Achthonderdenvijftig doden waren te betreuren. En evenveel gezinnen rouwden over een dode vader of broer.
Izebel is witheet, als ze dit hoort. "En nu?!" Even is Achab bang dat ze een hartaanval zal krijgen van woede. Bleek staat hij voor haar. Hij kent haar toorn, ontvlambaar en explosief als de zwavelputten bij Sodom en Gomorra in de tijd van Loth. Maar hij heeft op de Karmel ook Góds toorn gezien.

Een slechte journalist

En – als we onze dagtekst goed lezen – hij slikte zijn laatste woorden maar in. Zijn laatste woorden? Ja, want we lezen alleen dat Achab vertelt wat Elia allemaal gedaan had; en vooral de moord van de Baälspriesters en -profeten. Hij had Elia in het kwaadste daglicht proberen te stellen, dat maar denkbaar was. Maar hij verzwijgt dat Elia ook iets tegen Achab had gezegd: "Trek op, eet en drink; want er is een geruis van een overvloedigen regen." En toen Achab – zij het met lood in zijn schoenen – naar huis wilde gaan, vuurde Elia hem nog een keer extra aan: "Er is al een wolk als eens mans hand aan de lucht verschenen. Span aan, en kom af, dat u de regen niet ophoude." Geen enkel woord van verwijt had uit de mond van Elia geklonken! Alleen maar verrukking over Gods genade en barmhartigheid.

Achab is thuisgekomen, maar van eten en drinken is weinig meer gekomen. Verslagen zit hij in zijn leunstoel. Ondanks zijn woeste baard en gespierd postuur, ziet zijn vrouw hem als een mislukkeling en een slappeling. Als hij terugdenkt aan het gebeuren op de Karmel, ziet hij zichzelf ook als een slappeling… hij had Elia zó kunnen doden. Maar hij durfde niet. Waarom? Zijn knagend geweten geeft het antwoord.


Als je dit nu zo leest, vind jij dan ook dat Achab iets belangrijks verzwijgt? Een journalist moet een objectief en volledig verhaal vertellen, van iets dat is gebeurt. Achab deed dat niet; zijn verhaal is ingekleurd en dus eenzijdig. Het verhaal dat ik je daarnet vertelde is natuurlijk een beetje geromantiseerd, maar als je 1 Koningen 18 eens goed leest – en dan weer naar onze dagtekst kijkt – zie je dat Achab eigenlijk het meest belangrijke verzwijgt: Gods genade voor een ontrouw verbondsvolk.
Het hebreeuwse woord 'zeggen' in de dagtekst, betekent inderdaad 'vertellen', 'berichten' of 'informeren'. Maar het wordt ook gebruikt in de betekenis van 'belijden', 'erkennen' en 'toegeven'. Die laatste betekenissen missen we helaas in Achabs woorden.
Check jezelf eens hoe jij verhalen doorvertelt. En vooral: hoe je over de HEERE spreekt; tegenover kerkmensen en gezinsleden, maar vooral tegenover mensen/jongeren van buiten de kerk. Want misschien is jouw verhaal wel het enige dat zij horen over God!



Psalm 119 vers 7
'k Heb and'ren al de rechten van uw mond
Met lust verteld, hen vlijtig onderwezen;
Uit al den schat van 't grote wereldrond
Is nooit de vreugd in mijn gemoed gerezen,
Die 'k steeds in Uw getuigenissen vond,
Door mij betracht, en and'ren aangeprezen.

zondag 11 januari 2015

Een preek over de engelen ter afsluiting

Gisteren besloot ik de serie over de engelen af te sluiten. Er is nog best meer te zeggen maar voor dit moment is het genoeg. Hoe bijzonder dat ik vanmorgen bij de ambtsdragersbevestiging van een vriend was in onze oude gemeente en ik het thema van de preek zag op de liturgie: Wat kunnen we leren van de engelen?
Een geweldige preek die veel van wat we in deze dagen hebben overdacht samenvatte. Indrukwekkend. Hierbij de link naar de preek.

zaterdag 10 januari 2015

Oog in oog met de engelen op de Jongste Dag

"De Zoon des mensen zal Zijn engelen uitzenden, en zij zullen uit Zijn Koninkrijk vergaderen al de ergernissen, en degenen, die de ongerechtigheid doen […] Alzo zal het in de voleinding der eeuwen wezen; de engelen zullen uitgaan, en de bozen uit het midden der rechtvaardigen afscheiden;
Mattheüs 13 : 41 en 49

Hopelijk heb jij wel eens nagedacht over de Jongste Dag. De Dag dat Jezus terugkomt op de wolken van de hemel. Is dat een angstaanjagend idee? Of is dat – met de NGB – een dag die je met een groot verlangen tegemoet ziet? Christus in ieder geval wel en met Hem al Zijn kinderen.
In de serie over engelen, wil ik daar tenslotte ook nog iets over doorgeven. Bij Christus' wederkomst denken we vooral aan het oordeel: hoe zal de scheiding vallen. En dat is een belangrijke gedachte, omdat het voor jouw en mijn ziel daarom draait! Maar het is ook goed om ons beeld van die dag wat verder in te kleuren.

Ook de engelen zullen daarbij zijn. Ze zullen een actieve rol spelen. Lees maar in de tekst van vandaag. Jezus zal Zijn engelen uitzenden om het onkruid (lees deze tekst in de context van de gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe!) weg te halen. Wij denken toch vaak dat Gods kinderen worden weggehaald uit deze boze wereld en thuisgehaald. In zekere zin is dat wel zo, maar hier staat het precies andersom beschreven! En het zijn nota bene Jezus' Eigen woorden.

We lezen twee dingen over de engelen: 'ze worden uitgezonden' en 'ze zullen uitgaan'. Dat is in het kort 'bevel' en 'gehoorzamen'. Zoals de engelen werden uitgezonden om Sodom en Gomorra (en Adama, Zeboïm en eigenlijk ook Zoar) te vernietigen, zo worden de engelen uitgezonden om de door de zonde aangetaste aarde te vernietigen; hoewel in beide gevallen God uiteindelijk het oordeel uitvoert. Zoals de engelen Loth en zijn gezin bij de hand namen en scheiding maakten tussen hen en die goddeloze steden, zo zullen ze op de Jongste Dag Gods kinderen apart zetten van deze verziekte wereld. Ze worden beschermd, tijdens de grote verwoesting, waarbij de elementen brandend zullen vergaan. Deze toorn, dit oordeel, kennen de engelen reeds, uit de tijd dat satan afviel van God. Daar ontstond de hel, die nooit geschapen is.
Wat de engelen namelijk ook doen is al de goddelozen op eeuwige afstand brengen van God. De tijd dat God nog in genade en lankmoedigheid op aarde werkzaam was, is over. Voor hen is God er nooit meer dan alleen in Zijn toorn… en dat is de hel. De helse omstandigheden zullen nog eens extra verzwaard worden (we lezen dat ook in dit hoofdstuk), door de wroeging die mensen zullen hebben: had ik maar, had ik maar!

In de gelijkenis van het onkruid hoor je de dienstknechten (de predikers en profeten; eigenlijk alle wervers van Gods Koninkrijk) zeggen: "Zullen we dat onkruid maar snel uittrekken?" Dan reageert die heer die dat goede zaad had gezaaid radicaal: "Nee, laat ze maar samen opgroeien. Want anders zou je er een tarweplantje uittrekken, misschien." Dat scheiding maken is geen taak van mensen. Zelfs niet van dominees. Dat is voorbehouden aan de engelen. Die zijn daarop getraind, zoals een elitekorps van het leger enkel wordt ingezet bij speciale operaties (denk aan Parijs, gisteren).
Laten we dus onthouden dat aan ons dat schiften en scheiding maken niet toekomt. Engelen zijn zo puur, en op God gericht, dat zij daartoe in staat worden gesteld. Dat zien we ook in de gelijkenis van het visnet, waarbij we de engelen als vissers op de oever, bezig zien het net te legen en de goede van de kwade vissen te sorteren (vers 49).
De mens is immers een weinig minder dan de engelen gemaakt, zo zagen we al eerder in deze serie. Niettemin staat er ook in de Bijbel dat de mensen, Gods kinderen, als koningen zullen heersen: "En Gij hebt ons onzen God gemaakt tot koningen en priesteren; en wij zullen als koningen heersen op de aarde" (Opb. 5:10).

Wanneer zal dat moment zijn? Wanneer zullen we oog in oog staan met de HEERE én met Zijn engelen? Wanneer zullen zij de scheiding bewerkstelligen tussen ons hier op aarde? Jezus zegt daarover dit: "Doch van dien dag en die ure weet niemand, ook niet de engelen der hemelen, dan Mijn Vader alleen" (Mattheüs 24:36).
De engelen zijn dus niet zover ingewijd dat ze meer weten dan wij mensen. Ze zijn, al kan ik dat niet letterlijk zo terugvinden in de Schrift, zelfs niet nieuwsgierig naar dat moment op zich. Hun verlangen is niet een nieuwsgierig verlangen, maar een heilige weetgierigheid. Het gaat hen niet om zoveel mogelijk nieuwtjes te vergaren, zoals sommige mensen dat op een hinderlijke manier soms doen, om anderen te overbluffen met hun zogenaamde kennis. Nee, hun interesse in de Jongste Dag heeft eenzelfde insteek, als hun interesse in en aanbidding van Gods lankmoedigheid, om die Dag nog wat op te rekken, vanwege een zondaar die nog bekeerd moet worden.

Als Zacharias de woorden van Gabriël niet kan geloven, is de aartsengel tamelijk furieus: "Ik ben Gabriël, die voor God sta!" Dat betekent natuurlijk dat hij daarom betrouwbaar is. Maar deze opmerking van Gabriël is geen dooddoener van alle discussie. Hij geeft met deze woorden ook aan dat hij zó dicht bij God staat, Hem zóveel beter kent dan Zacharias, dat diens ongeloof van Gods wondermacht een krenking is van Gabriëls toewijding aan Deze Zelfde God! Snap je wat ik bedoel? Het is een lange zin. Ik bedoel dit. Gabriël weet veel beter dan ik en jij hóe God is. Hij kent Hem in Zijn genade, barmhartigheid, liefde én rechtvaardigheid. Hoe belachelijk klinken onze mensenwoorden dan, als wij proberen te formuleren dat een of ander wonder onmogelijk is bij God. Nou, dan ken je God nog niet! 

Tot slot. Het is waar dat God weer aan Zijn eer komt, wanneer mensen het beeld van Hem weer gaan vertonen. Dat neemt niet weg dat de HEERE evenzeer vereerd wordt in Zijn engelen. Zij zijn zó toegewijd, zo heilig en rein. Ze zijn zó puur gericht op Hem, zou de HEERE dat niet heerlijk vinden? Welnu, zie in deze engelen onze lichtende voorbeelden. Zo had God de mens bedoeld. Zo mogen de engelen Zijn kinderen bijstaan, beschermen en tot voorbeeld zijn. Zij zullen op de Jongste Dag de schapen van de bokken scheiden, maar… hen komt het oordeel niet toe. Dat kan alleen God Zelf, Gode zij dank! Zie jij al uit naar die grote en doorluchte dag?