"Zo stond hij op, en at, en dronk; en hij ging, door de kracht
derzelver spijs, veertig dagen en veertig nachten, tot aan den berg
Gods, Horeb.
En hij kwam aldaar in een spelonk, en vernachtte aldaar…"
1 Koningen 19 : 8-9a
De berg Gods, Horeb |
Aflopen zondag preekte de dominee over Jezus' verzoeking in de woestijn. De Heiland had 40 dagen en 40 nachten niet gegeten en gedronken. "Dat is zo'n beetje het maximale dat een mens kan uithouden," zei hij. Ook Jezus' werd als mens gebonden binnen die uiterste grens: "En tenslotte kreeg Hij honger" staat er in Mattheüs 4 : 2. Daar staat nog iets bij, dat Lukas anders formuleert: "Nadat Hij 40 dagen en 40 nachten gevast had"; Lukas spreekt over een verzoeking van de satan, gedurende die 40 dagen en 40 nachten en laat het 'vasten' achterwege.
Eet je wel goed?
Het is de bezorgde moeder die maar nauwelijks kan geloven dat haar zoon goed voor zichzelf zal zorgen, als hij kortere of langere tijd op zichzelf gaat wonen. "Eet je wel goed, jongen?" Lief, misschien. Maar er kan ongewild ook iets in zitten van 'het niet kunnen loslaten van een zelfstandig wordend kind'.Hoe zou de moeder van Elia hem hebben losgelaten? Ik weet, de cultuur in die tijd en in die gebieden is totaal anders dan de onze. Maar toch vraag ik het me af. Immers, de joodse jongens trouwden wel, maar bleven in hun stam wonen. Nu is het zo dat Elia uit Gilead kwam en daar komen nog wel eens vrijgevochten verhalen vandaan. Denk aan Jefta, maar ook het verhaal van de Hagarenen (de Ismaëlieten) die toch godvrezende leefden in die streek en een speciale verhoring van de HEERE kregen (1 Kronieken 5 : 20-22).
Hoe zou Elia's moeder het hebben beleefd, toen haar kind plots door de HEERE werd weggeroepen om Achab een kernachtige, maar verpletterende boodschap te brengen: droogte! Drieëneenhalf jaar lang! Sindsdien is Elia uit haar nabijheid verdwenen en sindsdien is hij ook zijn leven niet meer zeker. Weliswaar zien we hem bij de Krith weer terugkeren naar zijn geboortegrond.
Eet je wel goed? God had hem daar bij de Krith geen gebrek laten lijden. Onder Gods zorgende Vaderhand was hij goed af geweest, maar zouden zijn ouders het hebben geweten?
Drink je wel goed?
Was hij bij de Krith nog tamelijk dichtbij, op zijn weg naar Zarfath ging hij verder van huis. Niettemin voedde de HEERE hem ook daar. Elia mocht er zijn voedsel zelfs opeisen: "Vrees niet, ga heen, doe naar uw woord; maar maak mij vooreerst een kleinen koek daarvan, en breng mij dien hier uit; doch voor u en uw zoon zult gij daarna wat maken" (1 Koningen 17 : 13).Samen mochten ze er leven van Gods belofte: "Want zo zegt de HEERE, de God Israëls: Het meel van de kruik zal niet verteerd worden, en de olie der fles zal niet ontbreken, tot op den dag, dat de HEERE regen op den aardbodem geven zal." En de HEERE had hem en de weduwe met haar zoon niet beschaamd. Deze weduwe mocht uit dankbaarheid de profeet verzorgen als een moeder. Maar toen het moment aanbrak dat God weer regen gaf, moest ze hem ook laten gaan. Zou ze hem ooit nog terug hebben gezien?
Elia ging nóg verder van huis: naar het zuiden; tot waar we hem vandaag aantreffen tijdens een zwerftocht door de Sinaïwoestijn. We lezen dat hij niet alleen at, maar ook dronk. Nu kan een mens maximaal 40 dagen zonder eten, maar drinken… daar kun je maximaal 2 dagen zonder! Bij de HEERE Jezus lezen we ook alleen maar over 'honger' en niet over dorst. Dus God zal toch wel voor drinken hebben gezorgd.
Lafenis (dorst lessen) is intenser dan je honger stillen. Drinken is het belangrijkste… het verkwikt je geest. Niet voor niets begeert de Samaritaanse vrouw levend, stromend, water waar ze geen dorst meer van krijgt. Maar Jezus doelt op de diepere dimensie van 'levend water'. Hij is het ook die de dorstige pelgrims hier op aarde toeroept: "Ik zal den dorstige geven uit de fontein van het water des levens voor niet" (Openbaringen 21 : 6b). Dat is goed drinken!
Slaap je wel goed?
Er is echter nog iets, wat moeders soms met zorg kan vervullen richting hun kinderen: voldoende slaap. Je hebt energie nodig om je werk goed te kunnen doen. Maar als (geestelijk) leider heb je mentale en fysieke fitheid nodig om goed, zorgvuldig en beheerst leiding te geven. Ik las daar toevallig vandaag een artikel over op CIP.nl.Maar als we goed naar onze tekst kijken, zien we dat die slaap er bij Elia die 40 dagen helemaal bij inschoot: "hij ging, door de kracht derzelver spijs, veertig dagen en veertig nachten"! Je kunt daaraan gaan tornen en zeggen dat hij slechts een deel van de nacht zal hebben gelopen, maar het staat er echt. En het staat er net zo zeker, als de periodebeschrijving van het water van de zondvloed, van Mozes verblijf op de Sinaï en… van Jezus verzoeking in de woestijn. Dat is dus ook inclusief grofweg 6 sabatten.
En dan lezen we in de dagtekst dat Elia bij de Horeb kwam, een spelonk vond en er vernachtte. Hij herbergde er; hij kwam er tot rust. Waar? Juist, bij de Horeb, de berg Gods. Was God verdwenen uit Israël? De HEERE lokte hem in de woestijn, ontnam hem het laatste restje zelfredzaamheid – als hij dat nog had – en bracht hem even dicht bij Zijn Vaderhart als dat Hij eertijds Mozes had gedaan.
Slaap je wel goed? Wie in de schuilplaats (of de spelonk) van de Allerhoogste is gezeten, die zal vernachten (letterlijk: de nacht doorbrengen) in de schaduw (of beschutting) van de Almachtigen. Dan kun je met de Psalmdichter liggen en gerust slapen, want je mag je bewust zijn van de trouw van de HEERE. En reken maar dat je dan goed slaapt!
Als de Heere Jezus met Zijn jongeren alleen is, na een lange en vermoeiende dag, dan gunt Hij ze ook rust. Hij heeft laten zien dat Hij werkt als het dag is, maar ook dat Hij de rust en de eenzaamheid belangrijk vindt. Een korte vraag tot slot: volg jij ook daarin de HEERE, heel praktisch, of wil je wijzer wezen dan de Heiland? Heb je zo'n spelonk, zo'n beschutting bij de HEERE, zo'n stille plek, waar je de HEERE kunt ontmoeten, maar waar je Hem ook de gelegenheid geeft om jou tot rust te laten komen?
Psalm 3 vers 3
Ik lag en sliep gerust,
Van 's HEEREN trouw bewust,
Tot ik verfrist ontwaakte;
Want God was aan mijn zij';
Hij ondersteunde mij
In 't leed, dat mij genaakte.
Ik zal, vol heldenmoed,
Daar mij Zijn hand behoedt,
Tienduizenden niet vrezen;
Schoon ik, van allen kant,
Geweldig aangerand
En fel geprangd moog' wezen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten