zaterdag 17 januari 2015

Een vuurproef na een vuurbewijs

"Toen hij dat zag, maakte hij zich op, en ging heen, om zijns levens wil…"
1 Koningen 19 : 3a

Petrus zinkt weg, nadat hij Jezus uit het oog heeft verloren en slechts keek naar de golven!

Daar loopt de bode van Izébel. Achab had hem precies gezegd waar Elia was heengegaan. Immers, Elia had voorop gelopen toen Achab met zijn gevolg naar Jizreël was teruggekeerd. De koning sloeg linksaf naar het paleis, de profeet liep de stad verder in. Achab had hem nog nagestaard, als wilde hij de tijd nog rekken om Izébel onder ogen te komen. Wat was dat toch met die Elia. Achab haatte hem, maar iets in hem trok hem toch weer naar Elia toe. Even later sloeg Elia de hoek om, op de voet gevolgd door zijn knecht. Zonder dat Elia het had gezegd, wist Achab waar Elia heenging. En daar, vlakbij de poort van de stad, snelde de bode van Izébel heen. Het was een geheime opdracht, geen van de inwoners van Jizreël wist wat deze bode moest gaan doen. Niemand? Elia zag hem komen. De HEERE had het hem bekend gemaakt. God had Zíjn bode gestuurd: een engel.

Gods bescherming

Elia was niet bang geweest op de Karmel. Hij had daar alleen gestaan, maar God was aan zijn zijde! Met Psalm 91 kon hij meezingen: "Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen. Ik zal tot den HEERE zeggen: Mijn Toevlucht en mijn Burg! mijn God, op Welken ik vertrouw!" Natuurlijk was het gevaar groot, waarin Elia zich bevond, maar met zijn God kon hij over muren springen. Hij vreesde het grote gevaar niet. Moedig had hij daar gestaan, temidden van die honderden Baälsprofeten. Groot en zichtbaar geweld, of geniepig gevaar deerde hem niet, want hij vertrouwde rotsvast op zijn God: "Want Hij zal u redden van den strik des vogelvangers, van de zeer verderfelijke pestilentie. Hij zal u dekken met Zijn vlerken, en onder Zijn vleugelen zult gij betrouwen; Zijn waarheid is een rondas en beukelaar." Waarheid… daar was het om gegaan: Wie is God: Baäl of de HEERE?
De afgodendienst was als een besmettelijke ziekte onder het volk uitgebreid. Het hele volk was er door aangetast; maar Obadja niet, de honderd profeten van de HEERE niet en… Elia niet. "Gij zult niet vrezen voor den schrik des nachts, voor den pijl, die des daags vliegt; Voor de pestilentie, die in de donkerheid wandelt."
Tot aan vanmiddag, toen het doek voor Baäl viel, toen God met vuur antwoordde. Elia had niet gevreesd "…voor het verderf, dat op den middag verwoest."
Nadat de HEERE had geantwoord uit de hemel, en het volk had geantwoord "De HEERE is God",  had Elia in Gods naam de priesters laten doden. "Aan uw zijden zullen er duizend vallen, en tien duizend aan uw rechterhand; tot u zal het niet genaken. Alleenlijk zult gij het met uw ogen aanschouwen; en gij zult de vergelding der goddelozen zien." De dichter van Psalm 91 had daar natuurlijk iets heel anders mee bedoeld, maar hier op de Karmel had Elia inderdaad de bijna duizend priesters zien vallen… ja, hij had de vergelding van de goddelozen gezien. Fier was hij voor Achab uitgelopen, richting Jizreël, "Want Gij, HEERE! zijt mijn Toevlucht! Den Allerhoogste hebt gij gesteld tot uw Vertrek; u zal geen kwaad wedervaren, en geen plage zal uw tent naderen."

Gods engel

De HEERE had Zijn engel gestuurd, "Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen. Zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot. Op den fellen leeuw en de adder zult gij treden, gij zult den jongen leeuw en den draak vertreden. Dewijl hij Mij zeer bemint, spreekt God, zo zal Ik hem uithelpen; Ik zal hem op een hoogte stellen, want hij kent Mijn Naam. Hij zal Mij aanroepen, en Ik zal hem verhoren; in de benauwdheid zal Ik bij hem zijn. Ik zal er hem uittrekken, en zal hem verheerlijken.
De engel had hem in naam van zijn Zender verteld wat er in de kamer van Achab en Izébel was gebeurd. Hij had hem verteld hoe Izébel in woede was uitgebarsten als een jonge leeuw; en het had Elia niet verbaasd. Hij kende Izébel goed genoeg om te weten, dat ze dit nooit over haar kant zou laten gaan. Vuurspugend had ze haar plan uitgebroed, zoals een adder zijn eieren uitbroedt. Maar Elia had de grootheid en de majesteit van de HEERE gezien op de Karmel. Als díe God aan jouw zijde staat, als je in Zijn schaduw mag leven en Hem als je schuilplaats mag hebben… dan behoef je nooit en te nimmer te vrezen! Hij zou op die adder Izébel trappen. Hij kon haar zelfs tarten als het moest; mits God de opdracht ertoe gaf. Hij zou die woeste, jonge leeuw met een armzwaai aan de kant schuiven, als was ze een vliegje; haar vadsige lichaam ten spijt.

Gods belofte

Maar net toen hij de laatste regel van Psalm 91 wilde zingen, "Ik zal hem met langheid der dagen verzadigen, en Ik zal hem Mijn heil doen zien", realiseerde Elia zich wát die engel hem daar probeerde te vertellen. Izébel had een eed gezworen: "Zo doen mij de goden, en doen zo daartoe, voorzeker, ik zal morgen omtrent dezen tijd uw ziel stellen, als de ziel van een hunner." Eigenlijk had hij moeten lachen… welke goden? Was het niet ademloos stil gebleven daar op de Karmel? Welke goden? Die slapenden, of die peinzenden, of die goden die op een lange reis waren? Ha, wat zijn toch de afgoden, HEERE, bij U vergeleken?
De woorden van Izébel haakten in zijn hart. Zijn blik dwaalde door het raam naar buiten. Vanaf de paleistrap zag hij de door Gods bode aangekondigde bode van Izébel aankomen. "Kijk," had de engel gezegd, "zie je hem komen?" Elia pakte zijn knecht bij de arm, trok hem met haast de deur uit, rende de stadpoort uit en haastte zich 'om zijns levens wil'!


Nee, dat staat toch niet in de Bijbel?! Ja dat staat er wel. Schrik je daarvan? Het verhaal dat ik ervan maakte, met Psalm 91 erdoorheen staat er natuurlijk niet zo; dat deed ik, om je mee te nemen naar Gods beloften aan het einde van de Psalm en naar het kniekpunt bij Elia. Maar dit, in onze tekst, is dezelfde Elia als die op de Karmel zo vol vuur had geroepen: "Hoe lang hinkt gij op twee gedachten?" Hoe kan dat? Daar zijn veel filosofiën over en daar kom ik in het vervolg nog op terug. Maar direct moest ik denken aan Petrus, die de Heere Jezus bevel gaf om hem uit het schip op de golven te laten lopen. En het lukte! Maar toen Petrus de golven zag – en Jezus uit het oog verloor, ondanks zijn geloofsband met Hem – zonk hij weg. Zo ook Elia. Er is iets veranderd in Elia. We lezen "om zijns levens wil". Dat is dus puur lijfsbehoud. Om zijn ziel te redden, zo zou je het ook kunnen vertalen. Hij was dus op dat moment niet meer bereid te sterven voor de zaak van God. Maar lees nu eens wat er in de Kanttekeningen staat – en dat trof me diep – hoe zij dit anders vertalen en uitleggen: "leven: dat hebreeuwse woord betekent ook wel ziel. Anders vertaald: "naar zijn ziel", dat is: naar zijn goeddunken." Is dit een moment, waarop Elia eigen beslissingen neemt, los van God? Het heeft er alles van weg en in het vervolg zal dat vermoeden meer bevestigd dan ontkracht worden, helaas!
Na dat grote ingrijpen van God, op de Karmel, door middel van een vuurbewijs, komt nu de vuurdoop voor Elia. Hij dwong het volk tot een keuze en verweet hen dat ze zo moeilijk een goede keuze konden/wilden maken. Maar hier lijkt Elia in hetzelfde te struikelen. We houden onze adem in… en wat dacht je dat de engel des Heeren deed?

Psalm 91 vers 7 en 8
"Dewijl zijn ziel Mij teêr bemint"
(Dus laat God Zelf Zich horen),
"Heb Ik voor hem, als voor Mijn vrind,
Een heilrijk lot beschoren;
Omdat hij Mijnen naam erkent,
Zal hem Mijn gunst verzellen;
Ik zal hem redden uit d' ellend',
En op een hoogte stellen."

"Hij zal, in alle ramp en pijn,
Tot Mij om uitkomst zuchten,
En Ik gestadig bij hem zijn
In al zijn ongenuchten;
't Gevaar zal Ik hem doen ontvliên;
Zijn levensdagen rekken;
'k Zal hem Mijn eer en heil doen zien,
En nooit Mijn hulp onttrekken." 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten