Mattheüs 13 : 41 en 49
Hopelijk heb jij wel eens nagedacht over de Jongste Dag. De Dag dat Jezus terugkomt op de wolken van de hemel. Is dat een angstaanjagend idee? Of is dat – met de NGB – een dag die je met een groot verlangen tegemoet ziet? Christus in ieder geval wel en met Hem al Zijn kinderen.
In de serie over engelen, wil ik daar tenslotte ook nog iets over doorgeven. Bij Christus' wederkomst denken we vooral aan het oordeel: hoe zal de scheiding vallen. En dat is een belangrijke gedachte, omdat het voor jouw en mijn ziel daarom draait! Maar het is ook goed om ons beeld van die dag wat verder in te kleuren.
Ook de engelen zullen daarbij zijn. Ze zullen een actieve rol spelen. Lees maar in de tekst van vandaag. Jezus zal Zijn engelen uitzenden om het onkruid (lees deze tekst in de context van de gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe!) weg te halen. Wij denken toch vaak dat Gods kinderen worden weggehaald uit deze boze wereld en thuisgehaald. In zekere zin is dat wel zo, maar hier staat het precies andersom beschreven! En het zijn nota bene Jezus' Eigen woorden.
We lezen twee dingen over de engelen: 'ze worden uitgezonden' en 'ze zullen uitgaan'. Dat is in het kort 'bevel' en 'gehoorzamen'. Zoals de engelen werden uitgezonden om Sodom en Gomorra (en Adama, Zeboïm en eigenlijk ook Zoar) te vernietigen, zo worden de engelen uitgezonden om de door de zonde aangetaste aarde te vernietigen; hoewel in beide gevallen God uiteindelijk het oordeel uitvoert. Zoals de engelen Loth en zijn gezin bij de hand namen en scheiding maakten tussen hen en die goddeloze steden, zo zullen ze op de Jongste Dag Gods kinderen apart zetten van deze verziekte wereld. Ze worden beschermd, tijdens de grote verwoesting, waarbij de elementen brandend zullen vergaan. Deze toorn, dit oordeel, kennen de engelen reeds, uit de tijd dat satan afviel van God. Daar ontstond de hel, die nooit geschapen is.
Wat de engelen namelijk ook doen is al de goddelozen op eeuwige afstand brengen van God. De tijd dat God nog in genade en lankmoedigheid op aarde werkzaam was, is over. Voor hen is God er nooit meer dan alleen in Zijn toorn… en dat is de hel. De helse omstandigheden zullen nog eens extra verzwaard worden (we lezen dat ook in dit hoofdstuk), door de wroeging die mensen zullen hebben: had ik maar, had ik maar!
In de gelijkenis van het onkruid hoor je de dienstknechten (de predikers en profeten; eigenlijk alle wervers van Gods Koninkrijk) zeggen: "Zullen we dat onkruid maar snel uittrekken?" Dan reageert die heer die dat goede zaad had gezaaid radicaal: "Nee, laat ze maar samen opgroeien. Want anders zou je er een tarweplantje uittrekken, misschien." Dat scheiding maken is geen taak van mensen. Zelfs niet van dominees. Dat is voorbehouden aan de engelen. Die zijn daarop getraind, zoals een elitekorps van het leger enkel wordt ingezet bij speciale operaties (denk aan Parijs, gisteren).
Laten we dus onthouden dat aan ons dat schiften en scheiding maken niet toekomt. Engelen zijn zo puur, en op God gericht, dat zij daartoe in staat worden gesteld. Dat zien we ook in de gelijkenis van het visnet, waarbij we de engelen als vissers op de oever, bezig zien het net te legen en de goede van de kwade vissen te sorteren (vers 49).
De mens is immers een weinig minder dan de engelen gemaakt, zo zagen we al eerder in deze serie. Niettemin staat er ook in de Bijbel dat de mensen, Gods kinderen, als koningen zullen heersen: "En Gij hebt ons onzen God gemaakt tot koningen en priesteren; en wij zullen als koningen heersen op de aarde" (Opb. 5:10).
Wanneer zal dat moment zijn? Wanneer zullen we oog in oog staan met de HEERE én met Zijn engelen? Wanneer zullen zij de scheiding bewerkstelligen tussen ons hier op aarde? Jezus zegt daarover dit: "Doch van dien dag en die ure weet niemand, ook niet de engelen der hemelen, dan Mijn Vader alleen" (Mattheüs 24:36).
De engelen zijn dus niet zover ingewijd dat ze meer weten dan wij mensen. Ze zijn, al kan ik dat niet letterlijk zo terugvinden in de Schrift, zelfs niet nieuwsgierig naar dat moment op zich. Hun verlangen is niet een nieuwsgierig verlangen, maar een heilige weetgierigheid. Het gaat hen niet om zoveel mogelijk nieuwtjes te vergaren, zoals sommige mensen dat op een hinderlijke manier soms doen, om anderen te overbluffen met hun zogenaamde kennis. Nee, hun interesse in de Jongste Dag heeft eenzelfde insteek, als hun interesse in en aanbidding van Gods lankmoedigheid, om die Dag nog wat op te rekken, vanwege een zondaar die nog bekeerd moet worden.
De engelen zijn dus niet zover ingewijd dat ze meer weten dan wij mensen. Ze zijn, al kan ik dat niet letterlijk zo terugvinden in de Schrift, zelfs niet nieuwsgierig naar dat moment op zich. Hun verlangen is niet een nieuwsgierig verlangen, maar een heilige weetgierigheid. Het gaat hen niet om zoveel mogelijk nieuwtjes te vergaren, zoals sommige mensen dat op een hinderlijke manier soms doen, om anderen te overbluffen met hun zogenaamde kennis. Nee, hun interesse in de Jongste Dag heeft eenzelfde insteek, als hun interesse in en aanbidding van Gods lankmoedigheid, om die Dag nog wat op te rekken, vanwege een zondaar die nog bekeerd moet worden.
Als Zacharias de woorden van Gabriël niet kan geloven, is de aartsengel tamelijk furieus: "Ik ben Gabriël, die voor God sta!" Dat betekent natuurlijk dat hij daarom betrouwbaar is. Maar deze opmerking van Gabriël is geen dooddoener van alle discussie. Hij geeft met deze woorden ook aan dat hij zó dicht bij God staat, Hem zóveel beter kent dan Zacharias, dat diens ongeloof van Gods wondermacht een krenking is van Gabriëls toewijding aan Deze Zelfde God! Snap je wat ik bedoel? Het is een lange zin. Ik bedoel dit. Gabriël weet veel beter dan ik en jij hóe God is. Hij kent Hem in Zijn genade, barmhartigheid, liefde én rechtvaardigheid. Hoe belachelijk klinken onze mensenwoorden dan, als wij proberen te formuleren dat een of ander wonder onmogelijk is bij God. Nou, dan ken je God nog niet!
Tot slot. Het is waar dat God weer aan Zijn eer komt, wanneer mensen het beeld van Hem weer gaan vertonen. Dat neemt niet weg dat de HEERE evenzeer vereerd wordt in Zijn engelen. Zij zijn zó toegewijd, zo heilig en rein. Ze zijn zó puur gericht op Hem, zou de HEERE dat niet heerlijk vinden? Welnu, zie in deze engelen onze lichtende voorbeelden. Zo had God de mens bedoeld. Zo mogen de engelen Zijn kinderen bijstaan, beschermen en tot voorbeeld zijn. Zij zullen op de Jongste Dag de schapen van de bokken scheiden, maar… hen komt het oordeel niet toe. Dat kan alleen God Zelf, Gode zij dank! Zie jij al uit naar die grote en doorluchte dag?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten