maandag 30 november 2015

De oogst komt naar je toe

Korenveld met maaier, 1889, Vincent van Gogh, Saint-Rémy-Blanzy, France, olieverf op canvas, 73 x 92 cm

"Zegt gijlieden niet: Het zijn nog vier maanden, en dan komt de oogst?
Ziet, Ik zeg u: Heft uw ogen op en aanschouwt de landen; want zij zijn alrede wit om te oogsten."
Johannes 4 : 35

Vincent van Gogh heeft nogal wat schilderijen gemaakt van korenvelden. Hij hield van de wijdsheid, weg van een verstikkende wereld. Ik herken het en loop ook graag aan de rand van de stad, waar ruimte en lucht nog volop te vinden zijn. Maar de Heere Jezus leert ons ook anders naar de werkelijkheid kijken. Er is niet alleen de bedreigende woede van satan (in welke vorm dan ook) die ons in deze eindtijd benauwt, maar er is ook de aanstaande oogst. En vergeet niet dat de oogst vaak eerder komt dan de Jongste Dag. Dat is niet alleen bedreigend, maar ook zeer vertroostend; vooral voor Avondmaalsgangers die de wereld weer in moeten.

De oogst die eraan komt (1)

Nog vier maanden, dan komt de oogst. Wat dat spreekwoord in Jezus' dagen precies beduidde weet ik niet. Bijbelverklaarders uit oude tijden hebben er hun hoofd op gebroken, maar laten het meestal maar voor wat het is. De oogst die begon met Pascha en eindigde met Pinksteren, zou dus nog vier maanden duren. Voor Jezus Zelf zou het Pascha een enorm diepe dimensie krijgen.
Jezus laat de discipelen bij die oogst naar de velden richting Sichar kijken. Er staat 'landen', maar het grondwoord duidt op het buitengebied, buiten een stad; de velden buiten Sichar dus. Het lijkt erop dat daar nog niets van de komende oogst te zien is. Alles zal er nog wel groen en onrijp bij staan. Toch drukt Jezus hen op het hart dat de oogst zál komen. Er is – die opmerking vond ik bij diverse verklaarders – totaal geen reden om achterover te gaan leunen. Er is werk aan de winkel, alleen al om het feit dat de oogst eraan komt.
Die drive moet elke christen hebben, die in deze wereld loopt temidden van een 'krom en verdraaid geslacht'. Je dagelijks werk is een goddelijk beroep, maar daarmee is niet alles gezegd. Hoe treffend komt die attendering ook bij de Avondmaalstafel naar voren: "Verkondig Zijn dood totdat Hij komt." Hoe doe je dat? Als er vroeger iemand was overleden dan ging dat als een lopend vuurtje door het dorp. Als was het een nieuwtje waar je met smaak over zou kunnen babbelen met je buurvrouw of kennisen verderop. Ik heb het idee dat het onder de oudere generatie nog steeds gespreksonderwerp 1 is. Ik blijf het merkwaardig vinden.
Nu worden we aan de Tafel opgeroepen om Jezus' dood te verkondigen. En – met eerbied – ook dit nieuws zou als een lopend vuurtje door stad en land moeten blijven gaan. In de tijd van Jezus' omwandeling liep soms heel Judea uit (of Samaria!) om Hem te zien. Zijn gerucht was een gerucht van hoop (en helaas voor diversen ook een gerucht van sensatie). Dan is het gerucht van Zijn offer (Zijn dood) al helemaal een gerucht van hoop. Hoeveel te meer het gerucht van Zijn opstanding, Zijn hemelvaart én het gerucht van Zijn wederkomst. Dat is met recht een 'Goed Gerucht'!

De oogst die eraan komt (2)

Maar kijk eens goed naar de velden. Wijst Jezus naar de velden die er nog onrijp en groen bij liggen? Immers, Hij zegt: nog vier maanden; de rijping moet nog plaatsvinden, wil er een goede oogst binnengehaald kunnen worden. We zien de discipelen met een schuin oog naar de gewassen op de velden kijken, maar Jezus blijft wijzen: "Kijk eens goed! De velden zijn wit om te oogsten!" Wit? Rijp? Waar dan? Kijk dan, dáár! De oogst komt naar je toe, discipelen. En die Samaritaanse oogst, die daar aankomt onder leiding van de vrouw uit Sichar, zal een levende illustratie zijn bij het ambt van visser-van-mensen. Jezus weet dat juist dit voorbeeld hen tegen de haren instrijkt. Haal echter je neus maar niet op voor Samaritanen, want zij vormen een beschamend voorbeeld van Messias-verwachting en van het vinden van deze Messias.
De oogst komt er een, ze drommen de stadspoort van Sichar uit, op weg naar de plek waar de vrouw de Messias in Eigen Persoon had ontmoet. Ze komen aan, door Goddelijk licht geleid… Ik zou hun ogen hebben willen zien, de glans op hun gezichten. Ze wisten nog helemaal niet precies Wie Jezus was, maar ze waren tóch naar Hem op weg. Johannes was erbij, toen dit gebeurde en ik ben jaloers op hem.
Het waren Samaritanen, maar het kunnen vandaag de dag even goed vluchtelingen uit Syrië zijn, of bootvluchtelingen uit Lybië, ontheemden uit Irak of waar vandaan ook. Op zoek, zonder zelf nog precies te weten hoe en wat. Er zaten ongetwijfeld sensatiebeluste figuranten tussen. Het was niet alles Israël, dat Israël werd genoemd. Maar Jezus noemt het oogst. Zullen wij de oogst niet voortijds afkeurend inschatten?
Kom en help ons oogsten,
dat Gods Rijk zal komen.
Wie met tranen zaaien,
maaien met gejuich.
Werkers bindt uw schoven,
want de Allerhoogste
roept ons om te oogsten,
voor Zijn rijk.
Uit de grootheid van Zijn oogst spreekt de heerlijkheid van de hemelse Landman.

zondag 29 november 2015

De spijze van Jezus Christus

"Geliefden in den Heere, dewijl de Heere nu aan Zijn tafel onze zielen gespijzigd heeft,
zo laat ons al te zamen Zijn Naam met dankzegging prijzen…"

"En ondertussen baden Hem de discipelen, zeggende: Rabbi, eet.

Maar Hij zeide tot hen: Ik heb een spijs om te eten, die gij niet weet.

Zo zeiden dan de discipelen tegen elkander: Heeft Hem iemand te eten gebracht?

Jezus zeide tot hen: Mijn spijs is, dat Ik doe den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft,
en Zijn werk volbrenge."
Johannes 4 : 31-34

Als Jezus over drinken praat, tegen de Samaritaanse vrouw, dan spreekt Hij over totaal ander water dan zij. Zo ook in onze dagtekst: hier spreekt Hij over totaal ander eten, dan wat de discipelen bedoelden. Ook bij hen duurt het even voordat ze doorhebben dat Jezus ergens anders over spreekt. Wat is dat 'eten' waarover Jezus spreekt. En heeft dat ook iets te zeggen over de spijze aan Zijn Tafel, zoals we die vandaag mochten smaken?

Hemelse spijze

Toen Elia in de woestijn uitgeput in slaap was gevallen, maakte een engel hem wakker en zei: "Sta op en eet, want de weg zal voor u teveel zijn." Eten is in het gewone leven belangrijk om je werk te kunnen doen. Maar eten kan soms ook plezier verschaffen. Dan genieten we van wat we proeven en we praten er met elkaar over, hoe lekker het is. Voedsel komt tot zijn recht als we het met smaak eten en wanneer onze honger wordt gestild.
Het eten waar Jezus op doelt is in geestelijk opzicht ook zo iets, waar Hij met smaak van geniet en dat Zijn innerlijke honger, Zijn drive, stilt en bevredigt. Waar geniet Jezus dan van? Hier vertelt Hij iets over het mysterie van de verbondenheid tussen de Vader en de Zoon. De Vader geniet ervan hoe Zijn Zoon in al Zijn werk Hém bedoelt en verheerlijkt. En de Zoon geniet ervan om in alles de wil van de Vader volkomen te doen.
Als de Vader zondaren wil zaligen, maar toch ook recht moet doen aan Zijn gerechtigheid, dan zal de Zoon dat 'probleem' oplossen op een onwaarschijnlijk heerlijke manier. Hij zal het niet doen met de minste inzet, ter waarde van een 5,5, maar Hij zal dat zó volkomen doen dat een 10 nog te mager is qua beoordeling. Daarin schept de Zoon zó'n genoegen, dat het als het ware net zo is als met eten: een honger die om verzadiging vraagt. En reken maar dat de Zoon van verzadigen weet!
Gods wil doen – dat is het bijzondere aan het leven van het geloof – wordt ook de verzadiging, het dagelijks 'eten', van al Gods kinderen. Ze doen niets liever dan dat. Zo wordt ook iets zichtbaar van het leven in de hemel, waar de engelen eveneens een onverzadigbare honger hebben om God te dienen, te aanbidden en lief te hebben.
Iets daarvan heb je misschien wel gesmaakt aan de Tafel des HEEREN. Wat duurde het maar kort. Wat had je graag langer gebleven, je laten verzadigen met Hem en Zijn passie om Zijn Vader volkomen te dienen. Maar het kon niet langer duren, want de tafel werd gesloten en je moest weer gaan. Maar niet zonder Hem! Het betekent niet dat je het nu verder zonder Hem moet doen!

Werkzame spijze

Na de dankzegging/nabetrachting op het Avondmaal, vanavond, kreeg je als het ware weer nieuwe spijze mee. We keken niet alleen terug naar de Tafel, die nog er nog stond als herinnering. We keken ook vooruit, naar de Bruiloft van het Lam. Naar het moment dat we altijd bij de HEERE zullen zijn. Dat we Hem zien zoals Hij is en nooit meer honger hebben; ook geen geestelijke honger, laat staan kommer!
Maar zover is het ook nog niet. We worden niet geroepen om lijdzaam te gaan zitten (af)wachten. Maar werkzaam te zijn met de spijze die we ontvingen. En ook werkzaam te zijn met de spijze waarover Jezus hier spreekt: de wil van God doen… Hoe voelde je in de aanloop naar de Avondmaalsviering de begeerte om zonder zonde te zijn. Om geen enkele hindernis te hebben zitten tussen God en je ziel. Des te meer voel je dat, bij het vertrek uit de Avondmaalszaal, de wereld weer in.
Hoe nodig hebben we de Heilige Geest, Die altijd bij ons is en Christus met ons hart verenigt. Hoe nodig is het door Hem te worden geleid. Jezus is de Zoon van God, maar in deze dingen die we in onze dagtekst lezen, mag Hij zeker een Voorbeeldfiguur voor ons zijn. Zoals Hij het deed en beleefde, daarin had de Vader zo'n groot behagen. Zouden wij er dan niet ook een groot behagen in scheppen? Zowel in Hem, onze Zaligmaker, als in de Vader, die het doel van ons leven is.
Jezus sprak over de inhoud van de spijze: "dat Ik Zijn werk volbreng". Het verlossingswerk kunnen wij niet nadoen; godezijdank niet. Maar in het leven der dankzegging is er werk te over om te doen. Werk van de Vader: om zondaars op te roepen zich te bekeren; om dwalenden terug te roepen; om twijfelende tobbers bij te staan en te vertroosten; om aangevochtenen te versterken, bij de arm te nemen en samen ons te verlustigen in Gods Woord, luisterend naar Zijn stem; om werktuigen van Satan te weerstaan. Werk te over en daar is spijze voor nodig. Zo zie je dat de spijze aan Zijn Tafel ons aanzet om in het dagelijks leven gezond geestelijk voedsel te zoeken; om staande te kunnen blijven, weerbaar en dienstbaar te zijn en verlangend, totdat Hij komt! Naar Zijn komst heb ik zo'n 'honger'. Zijn komst is het die mijn heil volmaakt!

zaterdag 28 november 2015

Het komen tot Christus

'Komen tot Christus' aan Zijn Tafel ondervindt zoveel menselijke en pseudo-theologische drempels!

"Zij dan gingen uit de stad, en kwamen tot Hem."
Johannes 4 : 30

Dat is een geladen term, 'het komen tot Christus'. Allerlei dogmatische barrières zijn in de loop van de eeuwen opgeworpen. Remonstranten en hyper-calvinisten vormde de Gerizim en de Ebal van het hollandse kerkelijk landschap. Met die namen deze partijen te typeren hoop ik duidelijk te maken dat ze beiden niet de weg tot het heil vertegenwoordigen (hoewel daar Gode zij dank uitzonderen tussen hebben gezeten). Vandaag staan we stil, in voorbereiding op het komen tot Christus aan Zijn Tafel, bij de exodus van de Samaritaten.

Dan

Een ware exodus lijkt het, zoals Johannes het beschrijft. Ze worden wellicht aangevoerd door de Samaritaanse vrouw, maar ten diepste is het de Heiland Zelf Die ze trekt. Hij heeft in de vrouw als het ware een magneet geplaatst, die de standsgenoten hun aversie tegen de vrouw doet vergeten en met haar mee worden aangetrokken naar de Heere Jezus. Dan, staat er. Dat is een woord dat een conclusie inhoudt: "dus" of "welnu". Na ampele overwegingen besluiten ze… Nee, niet ampele (uitvoerige), maar het lijkt erop dat ze door de 'bliksem van de Geest' getroffen alles laten vallen waar ze druk mee waren en de stad uit trekken.
Een week van voorbereiding is wellicht nodig, maar kan ook te lang zijn. Allerlei ja-maars kunnen zich nestelen tussen jou en Christus. De herders in de kerstnacht hoorden het Evangelie van de geboren Zaligmaker. En wat lezen we dan? Ze kwamen met haast. Een heilige haast mag ons zeker bevangen, wanneer we de stem van onze liefste horen roepen: "Komt, want alle dingen zijn gereed!"

Uitgaan

Johannes gebruikt een grieks werkwoord (ex'erchomai) dat wel overeenkomst lijkt te hebben met ons woord exercitie (hoewel dat een latijnse oorsprong heeft): in beweging komen, wandelen, bewegen. Het woord kan ook als metafoor dienen in de betekenis 'tevoorschijn komen'. In dit geval komen ze tevoorschijn uit de Samaritaanse stad Sichar. Zoals de koningin van Schema uitging op een gerucht over Salomo en naar hem op zoek ging, zo komen deze mensen op het gerucht van de vrouw en gaan op zoek naar Jezus. Is dat niet geweldig?
Terwijl de Heiland nog met Zijn discipelen in gesprek is, die ogen vol vraagtekens hadden, ziet Hij ze al komen. Wat moet dat een vreugde in Zijn hart hebben gegeven, zoals de vader van de verloren zoon. Wat moet dat een vreugde hebben gegeven in de hemel.
Zou het alleen vreugde in de hemel geven, als er na lange strijd eindelijk een jongen of meisje, een vrouw of man in de gemeente opstaat morgen en tot Christus uitgaat? Zou het ook geen diepe vreugde moeten geven in ons hart, als we zo'n gemeentelid zien gaan, schuchter wellicht, met tranen op de wangen, maar toch?!

Komen

Uitgaan heeft ook iets van 'achterlaten'. Niets kan je meer bekoren. Je moet erbij zijn, bij Christus! Je benen lijken je geestelijke overwegingen misschien wel vooruit te zijn. Maar je komt!
Het griekse woord 'erchomai' zit ook al in dat vorige woord 'uitgaan'. Zou dat ons misschien ook iets te zeggen hebben? Van 'uitgaan' moet het ook komen tot 'aankomen'. Als God trekt, brengt Hij ook aan. Wees maar niet bang dat de HEERE half werk doet!
Als Johannes het beschrijft, komen de beelden van jaren eerder weer boven in zijn brein. Maar let erop dat hij schrijft vanuit een iets andere positie dan wij. Wij zijn toeschouwers langs de weg, maar hij zat daar vlakbij Jezus. Eens hebben zij ouders met kinderen geweerd, omdat ze dachten dat Jezus daar te druk of te geestelijk voor was. Jezus had hen toen terecht gewezen. Maar nu daar een schare afvallige Samaritanen aankomt, moet eenzelfde reflex in hem zijn bovengekomen: wat moet dat? Als Johannes het Evangelie schrijft moet hij ook gedacht hebben aan die keer (Lukas) dat hij en zijn broer die mensen het liefst door hemels vuur hadden willen laten verdelgen. Misschien wel deze zelfde mensen. Toen had de Heiland met macht gesproken: "Want de Zoon des mensen is niet gekomen om der mensen zielen te verderven, maar om te behouden." Hoe duidelijk wordt dat hier in Johannes 4!
De Hebreeënbriefschrijf zegt: "Want die tot God komt, moet geloven, dat Hij is, en een Beloner is dergenen, die Hem zoeken." We komen niet slaafs als robots, maar met verwachting. Immers, er is wat te verwachten, als Hij roept. Leg dan af alle menselijke gedachten van de HEERE en kom tot Christus aan Zijn Tafel!

Wilt u van zonde en schuld zijn verlost
Daar is kracht in het bloed                   
Daar is kracht in het bloed
Weet, dat uw redding zoveel heeft gekost      
Daar is kracht in het bloed van het Lam

Daar is kracht, kracht, wonderbare kracht
in het bloed van het Lam
Daar is kracht, kracht, wonderbare kracht
in het dierbaar bloed van het Lam

Kom dan tot Jezus, Hij stierf ook voor U
Daar is kracht in het bloed                   
Daar is kracht in het bloed
Hoort naar Zijn woord en gelooft in Hem nu  
Daar is kracht in het bloed van het Lam

Daar is kracht, kracht, wonderbare kracht
in het bloed van het Lam
Daar is kracht, kracht, wonderbare kracht        
in het dierbaar bloed van het Lam

vrijdag 27 november 2015

Oog in oog met de Messias: dat gaat jou ook overkomen!

De Samaritaanse vrouw staat oog in oog met de Messias Yeshua (Jezus)


"De vrouw zeide tot Hem: Ik weet, dat de Messias komt (Die genaamd wordt Christus);
wanneer Die zal gekomen zijn, zo zal Hij ons alle dingen verkondigen.
Jezus zeide tot haar: Ik ben het, Die met u spreek.
En daarop kwamen Zijn discipelen en verwonderden zich, dat Hij met een vrouw sprak.
Nochtans zeide niemand: Wat vraagt Gij, of: Wat spreekt Gij met haar?
Zo verliet de vrouw dan haar watervat, en ging heen in de stad en zeide tot de lieden:
Komt, ziet een Mens, Die mij gezegd heeft alles, wat ik gedaan heb; is Deze niet de Christus?"
Johannes 4 : 25-29

De vrouw dacht een aardige discussie te openen, om de aandacht van haar zondige leven af te leiden. Maar dat het hierop zou uitlopen, had ze niet kunnen dromen. Heel stellig zei ze te weten dat de Messias zal komen. Ze werd echter overrompeld door het feit dat Hij reeds gekomen is. Met als gevolg dat ze het aan iedereen wil vertellen; net als de herders, nadat die de Messias ook met ogen van het geloof hadden zien liggen in de kribbe.

Christus verwachten

Je kunt zeggen wat je wilt, maar deze Samaritaanse vrouw wachtte even sterk op de Messias als de Joden in Jeruzalem; misschien nog wel sterker. "Ik weet dat de Messias komt", zei ze. Dan heeft ze er ook van gehoord, dat Hij komen zal. Ze heeft die verwachting overgenomen. Misschien er zich wel een totaal verkeerd beeld van gevormd, net als de Joden; maar toch… Als je haar woorden zo beluistert dan zou je haar misschien wel in het rijtje van Simeon en Anna kunnen plaatsen. Die behoorden ook tot een groep die de Verlossing (de Messias) verwachtten (Lukas 2 : 28). Alleen staat daar nog iets onderscheidenlijks bij: "de verlossing te Jeruzalem verwachten"; daarin onderscheiden de Joden zich van de Samaritanen.
In ieder geval is de oproep dat de Messias komt doorgedrongen en heeft vorm gekregen in een houding van verwachten. Komende zondag begint de Adventstijd weer; ook zo'n oproep: "Hij komt!". En afgelopen zondag klonk eveneens zo'n soort oproep: De Meester komt en roept u komende zondag aan Zijn tafel. Is gaandeweg deze week de verwachting gegroeid? Zie je uit naar Hem, om Hem te ontmoeten aan Zijn tafel? Is Hij je alles geworden en wil je niets liever dan bij Hem zijn? Hij verwacht je!

Christus ontmoeten

De vrouw moet geschrokken zijn. Misschien heeft ze nog even gedacht dat het niet serieus was. Maar het lijkt er in ieder geval op dat ze toch snel over haar twijfel en verbazing heen was. Jezus gaat geen hele discussie met haar aan over wat ze nu precies verwacht, hoe ze verwacht en hoeveel verwachting ze nu precies heeft opgebouwd. "Ik ben het, Die met u spreek!" Wat zal er nu gebeuren? Zal de vrouw neervallen aan Zijn voeten? Zal ze net als Maria en Elisabeth een lofzang aanheffen? Zal ze…
Plots komen de discipelen eraan. Ze kijken met opgetrokken wenkbrauwen van de vrouw naar Jezus. Hun blikken spreken boekdelen en ze moeten het ook van elkaar hebben gezien; dat kun je wel zo'n beetje opmaken uit de manier waarop Johannes het verwoordt. Maar… niemand durft iets te zeggen. Wat een vervelend tijdstip! Precies nu, middenin zo'n zwaargeladen gesprek!
Zoals we niets weten van de echte ontmoeting tussen Petrus en Jezus na Zijn opstanding, zo weten we ook niet het fijne van deze openbaring in het hart van de vrouw. Jezus' woorden doen me denken aan Jozef die zich aan zijn broers bekendmaakt: "Ik ben Jozef!" Die openbaring had vrees teweeg gebracht. Ken je dat ook als je aan de Avondmaalstafel denkt? Maar in dit gedeelte lezen we niets over wat er in het hart van de Samaritaanse gebeurt. Het enige dat we ervan lezen is opwinding en verrukking.

Christus verkondigen

Zoals Maria de voeten van haar opgestane Heiland niet mocht vastpakken, zo lijkt ook deze vrouw de wereld te worden ingestuurd, bij Jezus vandaan. Evenzo zal het gaan, als we weer opstaan van de Tafel en de wereld in moeten gaan. Maar hoe? De Samaritaanse geeft in ieder geval een goed voorbeeld.
De discipelen – die zijn teruggekeerd – veroorzaken in het Bijbelgedeelte, maar ook in de ontmoeting met Jezus, een danige interruptie. De lijn van het verhaal lijkt te worden onderbroken, maar toch kan ik me aan de indruk niet onttrekken dat God onverminderd blijft doorschrijven. Onderwijl dat de vrouw weggaat, geeft Jezus alvast onderwijs over de oogst. 
Maar voor dit moment letten we op de vrouw. Ze gaat weg en klampt ieder aan die het maar horen wil, net als bij de herders in Bethlehem. "En als zij Het (Jezus) gezien hadden, maakten zij alom bekend het woord, dat hun van dit Kindeken (Jezus) gezegd was. En allen, die het hoorden, verwonderden zich over hetgeen hun (over Jezus) gezegd werd van de herders." (Lukas 3 : 17-18). We horen in diezelfde lijn de Samaritaanse zeggen: "Komt, ziet een Mens, Die mij gezegd heeft alles, wat ik gedaan heb; is Deze niet de Christus?"
Mag je praten over je bekering? Dat hangt ervan af; wat wil je ermee zeggen? Is het een illustratie die iets goeds en wonderlijks zegt over de HEERE? Is het iets, waar een ander wat mee kan? Geeft het voldoende aan Wie de HEERE is? Maar pas op dat je met je verhaal niet zelf in het middelpunt komt te staan. Niettemin mogen jongeren, misschien je eigen kinderen wel, merken en horen dat God ook vandaag nog net zo werkt als in de dagen van de Bijbel. De God van Abraham, Izak en Jacob is dezelfde als de God die Zich met deze Samaritaanse bemoeit en tot leven wekt; en Hij is ook vandaag niet veranderd!
Kijk wat deze vrouw roept: "Deze Man heeft verteld wat ik gedaan heb; mijn zonde kon niet langer verstopt blijven; ik moet er mee breken! Hij heeft me weggestuurd, maar ook weer teruggeroepen, samen met mijn man. Kom ga met ons en doe als wij!" Ze wist dat de Messias alles zou verkondigen, maar nu verkondigt ze zelf! De oproep aan de Tafel zal komende zondag klinken: "Verkondig Zijn dood, totdat Hij komt." Welnu, doe als zij.

donderdag 26 november 2015

Weet jij wat je aanbidt?

Joden aanbidden op de berg Sion in Jeruzalem
Samaritanen aanbidden op de berg Gerizim in Samaria

"Gijlieden aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten; want de zaligheid is uit de Joden. Maar de ure komt, en is nu, wanneer de ware aanbidders den Vader aanbidden zullen in geest en waarheid; want de Vader zoekt ook dezulken, die Hem alzo aanbidden. God is een Geest, en die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid."
Johannes 4 : 22-24

Dat zijn heftige woorden, die Jezus hier uitspreekt: "Jullie Samaritanen weten niet wat je aanbidt (dient en belijdt). Wij Joden weten dat wél!" Inderdaad, zeg je misschien. En dat hebben veel westerse kerkmensen de eeuwen door gezegd. Maar geldt dat nog steeds? Of moeten wij nu tegen de Joden zeggen: "Jullie weten niet wat je aanbidt…"? Of… zegt Jezus dat vandaag nog steeds, ook tegen ons: "Jullie niet-Joden weten niet wat je aanbidt (dient en belijdt). Wij Joden weten dat wel!"?

Een deksel op je geestesogen

Toen ik de tekstwoorden van vandaag op mij liet inwerken, schrok ik even van die laatste mogelijkheid. We hebben hier in Nederland (om maar dicht bij huis te blijven) heel vooringenomen standpunten waar het de uitleg van en de kritiek op de Schrift betreft. We belijden dat de Joden onze oudste broeders zijn, maar dat er tot op de huidige dag (voor het merendeel van hen) een deksel op hun aangezicht ligt.
Met die belijdenis blijf je als orthodoxe Hollander mooi buiten schot. Echter, we weten maar al te goed dat de theologie, die eeuwen geleden zo helder aan ons gegeven en hergeven is, vaak zo wordt verduisterd. Het zicht op Christus is vaak vertroebeld en er zijn tal van voorbeelden van kerken en gemeenten waar Christus maar amper 'uit de verf komt'.
Het gesprek met de Samaritaanse vrouw gaat stap voor stap richting Jezus Zelf: de persoon van de Messias (de Christus). Afgelopen zondag zei een predikant in onze gemeente: "Je kunt met veel mensen nog wel praten over God – een moslim en een Jood – maar het probleem ontstaat als het gesprek op Jezus Christus komt." Hoe bijzonder was ook het artikel in het Reformatorisch Dagblad vandaag over de rabbijn dr. Mark S. Kinzer, die door genade is gaan geloven in Yeshua, Jezus Christus, en nu ingaat op de vragen die voor een Jood juist dán ontstaan over het houden van de wet.
Houdt de stelling over de problemen bij het spreken over Jezus Christus ook maar overeind, waar het het gesprek betreft met een orthodoxe, hollandse refo. O, mag het deksel ook van het aangezicht vallen van alle belijdende en niet-belijdende leden in onze gemeenten, voor wie het Avondmaal door een gereformeerd voorhangsel van vertekende voorwaardelijkheid is afgesloten van de geloofsmogelijkheden. Dat zij Christus met wijduitgestrekte armen mogen zien staan, als Gastheer aan de Tafel.

Het ware zicht op de HEERE

In de tekst van vandaag staan een aantal woorden, die we nog wat beter gaan bekijken vanuit de Kanttekeningen bij de Statenvertaling:

"Gijlieden aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten…"

Dat is, waarvan gij niet zijt verzekerd, dat God aldaar wil gediend zijn, alzo gij daarvan geen gebod hebt, gelijk wij Joden hebben van den godsdienst in den tempel te Jeruzalem te doen; gelijk ook niet, dat God op zulke wijze wil gediend zijn als gij Hem dient.

Verzekering en ook geloofsverzekering gaat gepaard met een gebod/belofte van God. Als God ergens niet duidelijk over is, dan blijft het onzeker of het wel goed is. Maar als Hij ergens duidelijk over is, dan doen we ons tekort, wanneer we daaraan blijven twijfelen. Dat gold voor de plek waar God aanbeden moest worden. Maar dat geldt voor al Gods beloften. Waartoe roept Hij op, bij de nodiging tot de Tafel? Hoe welmenend toont Hij Zichzelf? Daaraan tornen is hetzelfde als eraan twijfelen, ja het in twijfel trekken. Geloofsonzekerheid is het gevolg. De satan wil niets liever dan Gods welmenendheid in twijfel trekken. Wie speel jij in de kaart?

"…want de zaligheid is uit de Joden…"

Dat is, de Zaligmaker en de zaligmakende leer, Jes. 2:3; Rom. 9:5.

De teksten die hierbij worden genoemd, zijn voor Samaritanen niet oorstrelend: "En vele volken zullen heengaan en zeggen: Komt, laat ons opgaan tot den berg des HEEREN, tot het huis van den God Jakobs, opdat Hij ons lere van Zijn wegen, en dat wij wandelen in Zijn paden; want uit Sion zal de wet uitgaan, en des HEEREN woord uit Jeruzalem" (Jesaja 2 : 3). "Welker zijn de vaders, en uit welke Christus is, zoveel het vlees aangaat, Dewelke is God boven allen te prijzen in der eeuwigheid. Amen." (Romeinen 9 : 5) Als het om de zaligheid gaat, die uit de Joden is, dan gaat het om Yeshua, Jezus Christus. Juist Hij zal uit de Joden komen en wij niet-Joden moeten daarbij onze plaats kennen. Niettemin mag dat aan de Tafel ons met verwondering en grote dankzegging vervullen!

"…de ware aanbidders zullen den Vader aanbidden in geest en waarheid…"

Dat is, niet gebonden zijnde aan zekere plaats of uitwendige ceremoniën, gelijk in het Oude Testament.

We dienen God niet meer zoals in het Oude Testament, op een vaste plek met uitwendige ceremoniën; maar hoe merkwaardig zijn die woorden in het licht van het Heilig Avondmaal. We dienen Hem dan juist op een vaste plek, aan Zijn Tafel in het midden van de gemeente, met wel degelijk uiterlijke ceremoniën, die spreken van geestelijke dingen: brood en wijn, het lichaam en bloed van onze Borg en Middelaar Jezus Christus. De Avondmaalstafel is bij uitstek zo'n plek van aanbidding, niet? Gods kinderen, de ware aanbidders, zullen er de Vader steeds intenser om dankzeggen.

"…God is een Geest…"

Dat is, een geestelijk, onzienlijk wezen, en wil daarom gediend worden met een dienst, die met zijne natuur overeenkomt, dat is, die inwendig en geestelijk is, voortkomende uit een oprecht en gelovig hart; Rom. 12:1,2.

Paulus schrijft in de genoemde tekst: "Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige en Gode welbehagelijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst. En wordt dezer wereld niet gelijkvormig; maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven, welke de goede, en welbehagelijke en volmaakte wil van God zij." Een oproep die helemaal overeenkomt met zowel de voorbereiding als de nabetrachting van het Avondmaal. Let er maar eens op dat al op voorhand de oproep klinkt om een vast voornemen het hebben van nu af aan voortaan zo en zo te leven! En na de Tafel worden we gezegend heengezonden om alzo te leven. Dat voornemen mag best onze overdenking bezighouden. Het zijn geen lichte zaken die we ons voornemen. Dat is de dienst die past bij God: Hem dienen vanuit een oprecht hart. Hem hartelijk liefhebben van ganser gemoede en met alle krachten en onze naaste als onszelf. Ons leven wordt gewaardeerd als een offer; wie zijn leven probeert te behouden, zal het verliezen, maar wie het zal verliezen om Christus' wil, die zal het behouden. We behoeven niet alle Joodse wetten na te leven, maar het leven van het geloof is allerminst een wetteloos leven! Want God is een Geest! En Hij mag het voor het zeggen hebben.

woensdag 25 november 2015

Is Jezus jouw val of jouw opstanding?

Simeon bezingt het kindje Jezus met deze woorden: "Zie, Deze wordt gezet tot een val en opstanding veler in Israël, en tot een teken, dat wedersproken zal worden", geschilderde door Greg Olson (1958-)



"De vrouw zeide tot Hem: Heere, ik zie, dat Gij een profeet zijt.
Onze vaders hebben op dezen berg aangebeden;
en gijlieden zegt, dat te Jeruzalem de plaats is, waar men moet aanbidden.
Jezus zeide tot haar: Vrouw, geloof Mij, de ure komt,
wanneer gijlieden, noch op dezen berg, noch te Jeruzalem, den Vader zult aanbidden."
Johannes 4 : 19-21

Simeon kun je met recht een profeet noemen. Hij voorzegde dat Jezus een val en een opstanding voor velen in Israël zou zijn. En de oude man voegde daar nog aan toe dat Hij ook werd gezet tot een teken dat wedersproken zou gaan worden. Hoe heeft hij gelijk gekregen. Tot op de huidige dag wordt er gediscussieerd over Jezus; zijn er allerlei visies op Hem binnen de islam, het jodendom én ook binnen de christelijke kerken. De Samaritaanse vrouw zag Hem aanvankelijk als een groot profeet.

Wat zie jij in Jezus?

Zo dicht bij het Levende Water… maar de vrouw gaat niet weg, haalt niet haar man. Ze kijkt hem onderzoekend aan en lijkt allerminst onder de indruk (hoewel zal blijken dat ze dat wel degelijk was!). Haar uitroep "Ik zie dat Gij een profeet zijt…" is niet een belijdenis, maar een inschatting en een reden, om Hem met 'brandende vragen' te bestoken. Weet je hoe gevaarlijk zo'n actie is? Van uitstel kan afstel komen!
Voor dat we luisteren naar wat ze Jezus vraagt, de vraag: wat zie jij in Jezus? Een profeet? Een voorbeeldfiguur? Een onbereikbare? Een … Of komt de naam 'mijn Liefste' weleens over je lippen? De bruid uit het Hooglied tekent Hem wel zo. Daar hoef je niet spiritueel voor te zijn. Als Hij alles voor je is en steeds meer voor je wordt, dan is er sprake van liefde! Als Zijn stem dan klinkt in de oproep om tot de tafel van het Verbond te komen, dan veer je toch op?

Wie heeft de beste kerk?

Jezus een Teken dat wedersproken zal worden? Wat is dat? Het griekse woord betekent 'betwisten' of 'je tegen iemand verzetten' of 'weigeren om met iemand te maken willen hebben'. De persoon van de Messias zal al dit soort gevoelens oproepen. Men heeft een bepaald beeld van Hem, maar hoe anders zal Hij blijken te zijn. Daar zal ook aanstonds het gesprek over gaan. Maar eerst schuift daar een schijnbaar andere kwestie tussen.
De vrouw draait zich half om en wijst naar de Gerizim, de grote berg aan de zuidkant van Sichem; ten noorden van de stad ligt de berg Ebal.



"Daar aanbidden wij God en onze voorvaderen deden dat ook, al generaties lang. Jullie beweren dat het alleen in Jeruzalem mag." De vrouw stelt niet echt een vraag, maar Jezus voorziet die niet-gestelde vraag al en snijdt haar de pas af. Het is een afleidingsmanoeuvre, die Hij direct doorziet. Weliswaar geeft Hij antwoord, maar dat gaat het bevattingsvermogen van de vrouw te boven. Daarmee blijkt zij wel godsdienstig interessant te willen lijken, maar nog zo onkundig te zijn. Een les voor allen die willen meepraten op godsdienstig vlak, maar zelf geen deelgenoot van het heil zijn. Niet: zwijg dan maar liever. Maar: check je motivatie waarmee je jouw vragen stelt.
Er is geen 'beste' kerk. De kerk is geen doel op zich, maar een middel in Gods hand. Hebben we niet te staan naar zuiverheid? Zeker wel. Maar niet om die zuiverheid te cultiveren. We moeten er juist mee woekeren; om het dienstbaar te maken aan de uitbreiding van Gods Koninkrijk. En daar past concurrentie totaal niet bij!
De Messias was dan ook niet de meest succesvolle Leider, maar Hij kwam om de mens met God de Vader te herenigen. Snap jij het verschil? Het staat of valt met Jezus Christus; maar het gaat uiteindelijk om God de Vader. "En wanneer Hem alle dingen zullen onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon Zelf onderworpen worden Dien, Die Hem alle dingen onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen" (1 Kor. 15 : 28).

Hoe wil de Vader gediend worden?

Hoe wil God nu gediend worden? Zijn onze godsdienstige verrichtingen nu een hindernis om God te dienen, of een instrument en stimulans? Met de laatste woorden van vers 21 lijkt Jezus zowel Jeruzalem als Gerizim van tafel te vegen. Hoe zit het dan met de beloften voor Jeruzalem die nog uitstaan? Nou, die blijven rechtovereind staan.
Maar waar Jezus op doelt is dat we van het heiligdom geen cultus moeten maken, maar een ontmoetingsplek. Sterker nog: God Zelf zal er een ontmoetingsplek maken, want Hij roept Zijn gemeente rondom Zijn Woord. Waar twee of drie in Mijn Naam samen zijn, ben Ik in het midden. En, opdat wij vast zullen geloven – en onze twijfel steekt telkens weer irritant de kop op – roept Hij ook rondom Zijn Tafel, om onze zwakke zielen te spijzigen en te laven. Zo doet God dat.
Daar kun je misschien avonden over debatteren, of het niet anders kan en waarom het nou zó precies moet. Maar zo heeft het God goed gedacht. Niet wij maken de dienst uit, maar Hij. Daarom doet Gerizim er niet toe; daarom doet ten diepste Jeruzalem er ook niet toe (ondanks de nog uitstaande beloften). God is niet aan tijd of plaats gebonden. Hij wil aanbeden worden in Geest en waarheid. En wat dat betekent zullen we morgen zien.
Zie je dat de mens niet centraal staat, met al zijn godsdienstigheid? Ook niet met al zijn zondekennis en dogmatische knowhow. God is niet gediend van wat wij allemaal aan boord denken te hebben. Hij wil gediend zijn en Hij schept er een behagen in om zwakke zielen te versterken met een eenvoudige stukje brood en een eenvoudig beetje wijn. Tekenen die iets vertellen, laten zien en smaken. Iets vertellen, waar woorden tekort schieten. Maar wat alles te maken heeft met: Wie is Jezus voor jou? De Vader liet duidelijk horen dat Hij een behagen schept in Zijn Zoon en Diens verlossingswerk. Schep jij ook zo'n behagen in Hem?

dinsdag 24 november 2015

Ik heb geen Man

"Ik heb geen man", zei ze, maar ten diepste miste ze de Man, Die voor haar stond!

"De vrouw antwoordde en zeide: Ik heb geen man.
Jezus zeide tot haar: Gij hebt wel gezegd: Ik heb geen man.
Want gij hebt vijf mannen gehad, en dien gij nu hebt, is uw man niet;
dat hebt gij met waarheid gezegd."
Johannes 4 : 16-17

De jongste zoon uit de gelijkenis, dacht dat hij wel veel vrienden had in zijn zondige leventje, maar uiteindelijk stond hij er alleen voor. Al helemaal als je bedenkt dat hij zo, onbekeerd, de eeuwigheid in had kunnen gaan. Hoeveel mensen buiten de kerk leven ook zo achteloos door. Maar… hoeveel mensen binnen de kerk liggen ook niet echt wakker van hun onbekeerde leven. En als je wel bekeerd bent, lig je dan ook weleens 'wakker' van de zonde die je zomaar weer aankleeft? Ook sinds de vorige Avondmaalstafel?

Niet eenzaam

Er is op internet een boekje te vinden waarin aantekeningen bij diverse Bijbelgedeelten staan; zo ook bij ons tekstfragment "ik heb geen man". Daarin wordt nogal breed ingegaan op de vraag hoe het nu precies zat met die vijf voorgaande mannen en wat die huidige 'man' nu voor iemand was. Omdat er niet speciaal negatief over die vijf voorgaande mannen wordt gesproken, zou je ook kunnen denken dat deze mannen waren overleden. Of dat zij door middel van een scheidbrief deze vrouw hadden verlaten, ingewisseld voor een andere.

Ik moet eerlijk zeggen dat – hoe ik ook naar deze tekst kijk – ik nergens hard kan maken dat deze vrouw een overspelige vrouw was. Wij hebben er al snel van gemaakt dat ze vijf mannen had versleten… maar onze dagtekst zwijgt daarover. Wel is Jezus scherp, als Hij zegt: "Die je nu hebt is je man niet". Het voornoemde boekje draait de situatie zelfs om: "De man die je nu hebt, gedraagt zich niet als je man". Hij onttrekt zich aan de verantwoordelijkheid en plichten, die een man voor zijn vrouw zou moeten hebben. Zo naar deze vrouw kijkend, zou je haar beklagenswaardig gaan vinden.
Echter, ik blijf toch nog zitten me haar eigen woorden in vers 29: "Komt, ziet een Mens, Die mij gezegd heeft alles, wat ik gedaan heb…" Het lijkt er toch wel op dat deze vrouw eerlijk voor de HEERE is geworden en haar leven zelf ook bestempelt als zondig. Ze zegt niet: "… alles wat mij is overkomen"! Dat is een waardevol aspect.
Ze is eerlijk: Ik heb gedaan wat kwaad was in Uw oog. Ken je dat? Al heeft de hele wereld gezondigd en was iedereen om je heen veel slechter dan jij, dan nog blijft het onverteerbaar dat jij ook niet tot Gods eer hebt geleefd. Om de vraag van gisteren te herhalen: wat moet jij gaan 'halen' van Jezus? Waar moet jij mee breken? Welke zonde moet jij aan Zijn voeten kwijt raken? Wat staat er in de weg naar de Avondmaalstafel? Ga dan heen… en kom terug!

Maar wel alleen

Laten we de situatie van de vrouw toch weer even terugplaatsen in de setting van "vijf mannen versleten en samenwonen met een man die eigenlijk met een andere vrouw was getrouwd". Onze tijd is vergeven van zulke relaties. Juist deze dagen hoorde ik die walgelijke reclame weer op de radio van SecondLove: "Ben jij gelukkig getrouwd? Ik ook. Ga naar…" Getrouwd zijn en flirten met iemand die de jouwe niet is en zelfs niet kán zijn, want jij bent getrouwd!
Er moet uitdaging in het leven blijven, vindt de mens anno 2015. De Samaritaanse vrouw had die uitdagingen ook intens gezocht, net zoals de bloedvloeiende vrouw hulp en heil had gezocht bij allerlei doktoren. Maar haar leven was een aaneenschakeling geworden van teleurstellingen. Alleen was ze niet; ze hoefde nooit alleen te zijn. Aan elke vinger één. En toch…
Dorst; onlesbare dorst. En toen was er dat Levende Water, dat haar om niet werd aangeboden. Nou, om niet, ze moest er wel haar man voor gaan halen. De zonde moest eraan! Want anders zou ze niet alleen temidden van haar turbulente leven alleen zijn; als ze voor God moest verschijnen zou ze 'moederziel alleen' staan, met lege handen, zonder Borg.
Wat een wonder dat deze onmisbare Borg haar zocht… en vond! In een ferme streek haalde Hij de wond open: "Dat heb je naar waarheid geantwoord: ik heb geen man". Ik ben een godsdienstige Samaritaanse, met wel zes mannen, maar … dé Man Die ik nodig heb, heb ik niet. Met recht heb je gezegd – amen gezegd op – dat je er buiten staat. Misschien besef je het nu nog niet, maar later zul je begrijpen wat je hier bij deze Jacobsbron hebt beleden. We hebben Jacob tot een vader, maar wat helpt het? Je moet God tot een Vader hebben! Pas dan, ja, pas dan ben je nooit meer alleen. In leven en in sterven, het eigendom, de Bruid, van mijn getrouwe Zaligmaker!
Zou deze vrouw naast je aan de Avondmaalstafel mogen zitten, aanstaande zondag?

maandag 23 november 2015

Wat moet jij van Jezus halen?

Censura Morum: "Ga heen, roep uw man, en kom hier (weer terug)", geschilderd door Giovanni Lanfranco (1582-1647)

"Jezus zeide tot haar: Ga heen, roep uw man, en kom hier."
Johannes 4 : 16

Een week van voorbereiding. Hoe beleef je dat? Zelfonderzoek, hoe pak je dat aan? Dit vooropgesteld: we worden opgeroepen tot het onderzoeken van onszelf, maar juist dán merk je hoe listig je hart is. Je geweten is vaak een goede richtingaanwijzer. Maar meer dan eens moet de Heilige Geest krachtiger druk op je uitoefenen, voordat je écht in de spiegel wil kijken. Het gaat sinds Genesis 3 niet echt meer vanzelf: eerlijk naar jezelf kijken. Het zit er sinds datzelfde Genesis 3 ook niet zo gemakkelijk meer in om eerlijk tegen God aan te kijken. Lijk jij ook op die Samaritaanse vrouw?

Levend Water

Alweer zo'n merkwaardig antwoord van de Heiland. De vrouw is verbouwereerd over het feit dat Jezus blijkbaar al water heeft en dat haar wil aanbieden. Maar direct flapt ze eruit: "Geef mij dat water dan maar…" In haar beleving proeft ze dat bijzondere water al met haar tong…
Totdat haar kaken op elkaar klappen, als Jezus Zich niet voorover bukt – om de een of andere kruik water te pakken die Hij achter Zich had verstopt – maar haar juist recht in de ogen kijkt en messcherp zegt: "Haal je man!" In plaats van dat Hij de vrouw dichterbij laat komen, stuurt Hij haar weg en sluit Hij Zijn bevel af met een tweede bevel: "Kom weer terug!" Daar kom ik in het tweede gedeelte op terug.
Het Levende Water dat Hij haar aanbiedt is juist een pijnplek in haar 'Morum', haar zedelijke leven. Levend Water, het ziet op de Heilige Geest en Zijn werk. Maar ook op de heiligmaking, die onlosmakelijk verbonden is met de rechtvaardigmaking. Levend Water is de enige manier van geestelijk leven na Genesis 3! Drinken van dat water kan pas na de doodsteek aan de zonde. Vandaar dat Jezus de vrouw wegstuurt om die doodsteek te gaan laten toebrengen. Ga heen, onderzoek uzelf…
Maar direct komt ze erachter dat ze dat niet zal redden in haar eentje… Zie je dat Gods Geest onmisbaar is en dat rechtvaardigmaking en heiligmaking onlosmakelijk verbonden zijn aan elkaar?
Haar dorst, veroorzaakt door de zonde, moet eerlijk openbaar komen voor God. Pas dán kan Hij die dorst lessen. En reken erop dat Hij lessen kan!
Wat zal de vrouw doen? Rechtovereind blijven staan? Of woedend uitvaren tegen Jezus: "Begint U nu ook al? Ze wijzen me in Sichar allemaal al na. Ik wordt gek van iedereen!"? Stampvoetend of juist met kaken op elkaar doorgaan met water putten?
We zullen het in een komende Bijbelstudie zien. Voor nu is belangrijk hoe Jezus aanzet tot zelfonderzoek; en leg er je eigen zelfonderzoek eens naast.


Censura Morum

Op refoweb kun je lezen dat de term 'Censura Morum' letterlijk 'onderzoek naar de zeden' betekent. Met verbazing heb ik daar gelezen – het is blijkbaar een blinde vlek op mijn hervormde netvlies – dat vanuit de Dordtse Kerkorde dit slechts een zaak van ambtsdragers onderling was. In veel 'afgescheiden' kerken fungeert dit zo en wordt het ook niet afgekondigd vanaf de kansel. Maar, zo las ik, "er zijn kerken, vooral in hervormde gemeenten, waar Censura Morum breder is en gemeenteleden ook bezwaren in kunnen dienen tegen leer en leven van andere gemeenteleden." Volgens mij is dat juist uiterst belangrijk om het sacrament van het Avondmaal ook heilig te houden. De praktijk is overigens wel, dat daar zelden iemand komt, wanneer enkele of alle ambtsdragers op de afgesproken tijd van Censura Morum zitten te wachten. En áls er al iemand komt, dan zal hem of haar steevast worden gevraagd of er al een gesprek is geweest met degene tegen wie men belastende getuigenis wil afleggen. Toch acht ik de hervormde wijze wel de meest gezonde. Zo houdt je openheid en transparantie in de gemeente. Al is een gesprek met je wijkouderling of wijkpredikant eveneens een goed moment om zorgen op het gebied van de 'Morum' te delen.

Maar, hoe het ook plaatsvindt in jouw gemeente, het zelfonderzoek waar het in de voorbereiding op aankomt, is ten diepste een 'Censura Morum' van jezelf. Hoe staat het met de relatie tussen mij en God? Strijd ik tegen de zonde en is voor mij elke struikeling in de zonde van harte leed? En geloof ik Gods beloften zonder reserve? En hoe staat het met de relatie tussen mij en mijn naaste?

Nog één ding, waarop ik zou terugkomen. Jezus' bevel klinkt: "Ga heen … en kom hier!" Zijn dat geen prachtige woorden van oordeel en genade? Klinken in die laatste drie woorden niet Zijn innerlijke bewegingen van barmhartigheid? Hoor je de trilling in Zijn stem ook? De hunker dat je de zonde ontdekt in je leven en afzweert, maar dan ook zult terugkeren (bekeren)? "Ik heb grotelijks begeerd dit Avondmaal ook met jou te vieren!" Ga heen, want het moet; zo kan het niet doorgaan… Maar kom terug, want je hebt het nodig, Mijn kind. Breek met de zonde, beken, belijd en laat. Ook die zonde van verachtering in de genade, van lauwheid en oppervlakkigheid. Wees ervan overtuigd dat je het niet zelf kunt; heb Me nodig in jouw strijd tegen de zonde. Want Ik maak jouw strijd tot de Mijne. Kom, laten we eten. Een voorproef van Mijn Bruiloftsmaal, wanneer Ik je nooit meer hoef weg te sturen! Ga… en kom!

zondag 22 november 2015

Geef mij van dat Water!

'Seeking Shiloah', door de mormoonse fijnschilder Joseph Brickley; met een beetje fantasie zie je er de Samaritaanse vrouw bij de Jacobsbron in, terwijl ze tegen Jezus zegt: "Geef mij dat water, opdat ik niet dorste…"

"De vrouw zeide tot Hem: Heere, geef mij dat water,
opdat mij niet dorste, en ik hier niet moet komen, om te putten.
"
Johannes 4 : 15

Er zijn mensen die zich bij een godsdienst aansluiten omdat daar voordelen aan zitten. Er zijn ook mensen die traditioneel godsdienstig zijn, omdat vader, opa en overgrootvader dat ook waren. Die eerste groep heeft er in zeker zin over nagedacht, als schiet het tekort; die tweede groep heeft er meestal niet of nauwelijks over nagedacht. Gelukkig is er ook nog een derde groep, die heel bewust leeft van genade! De Samaritaanse vrouw zou je kunnen scharen onder die tweede groep, maar vandaag staat ze op het punt om vanwege het profijt, iets voordeligs, haar godsdienstige leven te gaan aanpassen. Haar dorst is er de oorzaak van.

Onmisbare begeerte

Ik vind die vraag van de vrouw zo geweldig mooi. Zo puur, haast kinderlijk. Zonder lang na te denken roept ze uit: "Oh, dat is handig! Geef mij ook van dat water, want dan hoef ik niet helemaal hierheen te komen, als ik dorst heb." Dat had een dubbel praktisch voordeel. Ze hoefde dan niet dat hele stuk naar de Jacobsput te lopen. Maar we zagen al eerder dat ze niet zonder reden op dit hete tijdstip naar deze put komt. Als ze dat Levende Water kan krijgen, dan hoeft ze nooit meer het risico te lopen door mensen te worden nagekeken. Dan is ze voorgoed af van die afkeurende blikken en dat geroddel achter haar rug om.
Haast naïef waren de woorden over haar lippen gekomen. En toch wil ik even stilstaan bij de puurheid van haar vraag. Ik zou willen dat veel belijdende leden in de kerk, die worstelen met de toeëigening van het heil, ook zo kinderlijk eenvoudig zouden denken en reageren. Als Jezus naar Zijn tafel roept, heel persoonlijk nodigt, dan blijven ze zitten; gaan piekeren, plussen en minnen. Het wordt een hele optelsom van misschien wel allemaal geestelijk gezien negatieve bedragen. En onder de streep eindigt de optelsom diep in het rood. Ze blijven zitten.
Ooit stuurden mijn vrouw en ik bovenstaande afbeelding als kaart naar iemand die ook aldoor aanvechting ervaarde en daarom vaak afbleef. De puurheid die de kunstschilder Joseph Brickley in het gezicht heeft proberen te leggen trof ons. Wat zou je willen dat al die ja-maars eens aan de kant werden gelegd en er écht geluisterd werd; dat de schellen van de ogen afvallen en dat ze komen…
De kaart hielp niet direct, maar toch… inmiddels mag deze zuster aangaan en we hopen en bidden dat er balans en vrede in haar geestelijk leven is rondom de vieringen van het Avondmaal. Want ook achteraf kan satan je toch nog aan het rekenen zetten: Jij aan die tafel? Wat deed je er? Had jij rechten? Jij?
Zwijg, satan, je hebt niets te vertellen. Jezus roept; Hij mag het zeggen in het leven van zulke worstelaars. Alle ruimte voor Jezus' trekkende liefde. Luister maar naar Zijn heerlijke stem!

Onnozele begeerte

De vrouw echter – daarmee wil ik het voorgaande allerminst onderuit halen – dacht wel heel 1-dimensionaal. Kinderen kunnen dingen soms heel letterlijk opvatten. Ik was 6 en zat in klas 1; na de kerstfeestviering op de lagere school kregen we van de hoofdonderwijzer een pluim, omdat we zo goed ons best hadden gedaan. Toen ik na afloop nog bleef dralen, vroeg mijn zus: "Waar wacht je op?" "Nou, ik zou nog een pluim krijgen," antwoordde ik. Ik had direct een plaatje in mijn hoofd van een pluim lekker pluizig en zacht – die ik ergens op mijn slaapkamer kon zetten of leggen. Een rode zou ik kiezen. Ik was hevig teleurgesteld dat de pluim slechts figuurlijk bedoeld was en een complimentje betekende.
De vrouw in deze geschiedenis dacht ook zo. Ze hoort over water waar je geen dorst meer van krijgt en ze ziet direct voor zich hoeveel voordelen dat haar dat zou geven. Haar naïeve, onnozele begeerte doet ons misschien gniffelen, maar de Heiland gaat het aanstonds bloedserieus opnemen. Want in één klap zal de vrouw straks begrijpen wat haar dorst is en waar Jezus op doelde met 'geen dorst meer'. Al is zij daarna nog best lang bezig met vragen stellen.

Nu kun je denken: ja, maar als de nodiging tot de tafel klinkt, dan kan ik niet zo naïef doen als die vrouw en direct gaan. Dan moet ik toch eerst goed nadenken, overwegen, onderzoeken, plussen en minnen. Ik moet niet zomaar gaan, want dan heb ik naast een gestolen Jezus (als Die al zou bestaan bestaan) ook nog gestolen verbondstekenen. Dan eet en drink ik mij een oordeel. 
Helaas! Juist daar maken velen de denkfout. De vrouw praatte aldoor langs Jezus heen; dát was haar fout. Ze zocht een betekenis in Jezus' woorden die er helemaal niet in lag. En op diezelfde manier – door diezelfde denkfout – blijven heel veel worstelaars ook af. Want ze denken dat ze met zelfonderzoek eerst op een positief sommetje moeten uitkomen. Maar troost je, bespaar je de moeite: dat sommetje zal nooit positief uitvallen. Als jouw rekensommetje positief onder de streep eindigt, moet je nog maar eens goed nadenken of je wel aan de Tafel hoort. 
Juist als je diep in het rood uitkomt, moet je de houding van Esther overnemen: Kom ik om, dan kom ik om, maar ik zál tot de Koning gaan! Bij Hem moet ik zijn, want buiten Hem is geen leven, maar een eeuwig zielsbe- en zielsverderf. 
Als Hij roept, moet je niet vragen: mag ik wel? Maar: wat is er waarom het niet zou kunnen? Wat staat Zijn uitnodiging in de weg? En als er steekhoudende zaken zijn die jou de toegang tot de Tafel zouden ontnemen, zou je er dan geen haast mee maken om die uit de weg te ruimen? Of om er juist mee naar Hem te gaan! Je blijft toch zeker niet zitten?
Laat die naïeve Samaritaanse je dan maar tot voorbeeld zijn. We zullen morgen verder zien hoe Jezus haar onderwijst; en dan komt Hij heus wel uit, waar Hij haar hebben wil!

zaterdag 21 november 2015

Dorstlessen en lessen over dorst


Levend water, gratis. Gegarandeerd geen dorst meer. Weliswaar niet in blikjes van 0.33 liter, maar altoos overvloeiend!
 
"Jezus antwoordde, en zeide tot haar: Een ieder, die van dit water drinkt, zal wederom dorsten; maar zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven."
Johannes 4 : 13-14

Waarom staan er geen Kanttekeningen bij deze teksten in de Statenvertaling? Zou de grondtekst direct helder zijn geweest? Of leverde het zoveel vragen op dat men er maar over zwijgt? Het is nogal ingewikkelde, spirituele tekst. En een volgende vraag: waarom spreekt de Heere Jezus plots zo ingewikkeld? Of zou het voor de vrouw wel helder zijn geweest? Is dit de aanloop naar het diepere gesprek en zal weldra het kwartje vallen als Jezus vraagt aan de vrouw om haar man te halen? Omdat ik aan het begin sta van een week van voorbereiding op het Heilig Avondmaal, zal in de komende week ook meerder malen een link worden gelegd met het Avondmaal. Zo is de (bijna) dagelijkse overdenking gelijk stof voor de voorbereiding.

Jezus' antwoord

Een antwoord op een vraag behoort helder te zijn. Politici die omzichtig om de hete brei heendraaien als hen om hun mening wordt gevraagd, vallen al gauw uit de gratie. Het antwoord en de vraag moeten daarom ook een duidelijk verband met elkaar hebben; anders praat je langs elkaar heen. Vertoont het antwoord van Jezus een duidelijk verband met de vraag van de vrouw? Laten we de vraag van de vrouw er nog eens bijhalen:
  1. Hoe komt U aan dat Levende Water? U kunt er helemaal niet bij!
  2. Bent U meerder (groter, ouder of sterker) dan vader Jacob?
  3. En hebt U zoveel water dat U allen die bij U horen kunt onderhouden, net zoals hij?
Wat vrijvertaald heb ik de vraag van de Samaritaanse vrouw teruggebracht tot drie punten. Direct en indirect geeft Jezus wel degelijk antwoord op haar vraag. Wel is het waar dat de vrouw niet alles direct heeft begrepen, maar Jezus zal dat in de komende verzen verder uitwerken. En wat ik zo mooi vindt, bij de geschiedenis van Nicodémus doet die er al vrij snel het zwijgen toe, maar deze vrouw blijft doorpraten en vragen. En daarom blijft dit gesprek eigenlijk zo dicht bij onze belevingswereld. Laten we kort Jezus' antwoord op haar vraag/vragen bezien om er daarna verder op in te gaan.
  1. Ik doel niet op dít water, uit de put, want daar krijg je telkens weer dorst van. Het water dat Ik heb is voor eeuwig dorstlessend!
  2. Ja, Ik ben sterker dan vader Jacob, want hij moest elke dag weer opnieuw water putten voor zichzelf en voor zijn huisgenoten en zijn vee. Maar Ik heb water dat, wanneer je het drinkt zelfs meer zal worden dan het al is!
  3. En ja, Ik heb ruim voldoende! Dat water zal zichzelf vermenigvuldigen; het zal opborrelen en aanzwellen tot een fontein, een bron, waaruit steeds weer nieuw, fris water opwelt, om ook anderen te laven. Het zal voldoende zijn voor Gods gehele Huisgezin, Mijn broeders en zusters.

Jezus' gave

Vanmorgen lazen we – bij toeval – Spreuken 9 aan tafel. Daar wordt gesproken over 'gestolen water' in vers 17. Het water der zonde, simpel gezegd. Daartegenover stelt de Opperste Wijsheid (de Heere Jezus, zie ook Spreuken 8:22 en de Kanttekeningen daarbij) de maaltijd die Hij heeft klaargemaakt.
2. Zij heeft Haar slachtvee geslacht. Zij heeft Haar wijn gemengd; ook heeft Zij Haar tafel toegericht.
3. Zij heeft Haar dienstmaagden uitgezonden; Zij nodigt op de tinnen van de hoogten der stad:
4. Wie is slecht? Hij kere zich herwaarts! Tot de verstandeloze zegt Zij:
5. Komt, eet van Mijn brood, en drinkt van den wijn, dien Ik gemengd heb.
6. Verlaat de slechtigheden, en leeft; en treedt in den weg des verstands.
Zoals Hij hier bij de Jacobsbron de vrouw uitnodigt om van Zijn Levende Water te drinken, zo doet Hij dat zondag aan zondag. En om ons zwakke geloof tegemoet te komen, doet Hij dat ook nog eens zichtbaar door het sacrament van het Heilig Avondmaal. Hij heeft de tafel aangericht, het brood staat klaar, de wijn is gemengd (gekeurd, met water en kruiden op smaak gebracht) en… Hij heeft zijn dienstknechten (hier staat alles in vrouwelijk vorm) uitgezonden om te nodigen. Als het ware komt het beeld van de Koninklijke bruiloft bovendrijven.
De HEERE doet er alles aan om ons te overtuigen dat bij Hem een overvloed is in onze armoede. De gave die Hij de vrouw aanbiedt is totaal toereikend! En dat is vandaag niet anders. Het feit dat wij er morgen en ook komende zondag van mogen horen en genieten moet voor ons helemaal duidelijk maken dat het Levende Water van Christus een fontein is die tot in eeuwigheid opborrelt.

Jezus' zegen

Tenslotte nog iets over dat opbruisende water dat Jezus belooft. Ik ben nooit in de bergen van Zwitserland geweest, maar als ik aan de Lek sta en de brede stroom voorbij zie golven, vraag ik me altijd weer af: hoe is het mogelijk dat dat nooit ophoudt? Ik heb de macht van dat Lekwater gezien, als het omhoogzwelt tot aan de kruin van de dijk. Dat is best eng. Ik heb gezien dat vele zandzakken het water maar amper kunnen houden. Dan wordt de kracht van dat water zelfs bedreigend. 
En inderdaad, er lijkt geen einde aan te komen. Telkens is er weer nieuw smeltwater uit de bergen dat zich een weg zoekt, ook langs Schoonhoven. Water, dat zich zelfs vertakt tot in onze polders, al proberen we als mensen daar met molens, gemalen en dammen wel macht op uit te oefenen. Je merkt, als je daarover nadenkt, de verantwoordelijkheid van dijkgraven, polderbesturen en waterschapsbeheren.
Welnu, het water waar Jezus over praat kent eveneens een Bron die niet uitgeput raakt. Maar nu het bijzondere in Jezus belofte van zegen: dat Levende Water komt uit een onuitputtelijke Bron (God Zelf), maar wanneer Hij iemand ervan laat drinken, gaat die persoon op zijn of haar beurt OOK een onuitputtelijke bron vormen. Als ik drink van het Levende Water, zal dat in mij een fontein worden die opborrelt, opbruist, tot in het eeuwige leven. En op een ander moment zegt Jezus: "Die in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stromen des levenden waters zullen uit zijn buik vloeien." In deze citaten van Jezus wordt water niet gebruikt in de zin van afwassing der zonden, maar als levensbron. Nieuw leven kan daaruit ontstaan.
Jezus spreekt hier bij de Samaritaanse vrouw alvast over de uitstorting van de Heilige Geest. En zo maakt Hij hier een verbinding naar het gesprek met Nicodémus (geboren worden uit water en Geest). Dat zal de vrouw wellicht zijn ontgaan, maar ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat Jezus het hier heel doelbewust deed voor ons als Nieuwtestamentische gemeente, die het geheel van de Schrift kunnen lezen. Zo legt Hij verbanden, die je al bestuderend ontdekt! Wat een zegen als je de Bijbel mag lezen door de Geest Die van de Vader én de Zoon uitgaat; Die het uit Christus neemt en ons verkondigt en toepast. 

Dus nooit meer dorst? Nee en ja. Mijn dorst die ik sinds Genesis 3 heb, is gelest; voorgoed. Ik heb voldoende aan Christus' offer en behoef geen smart meer te lijden in de eeuwige vlammen van Gods toorn. 
Niettemin heb ik dagelijks dorst naar God. Een onweerstaanbaar verlangen Hem meer te kennen, lief te hebben en te dienen. En dat is een gezonde 'dorst' die we eigenlijk 'lafenis' moeten noemen, geestelijk leven! Christus schenkt Levend Water, en maakte in mij een bron van waaruit Hij verder laat vloeien, stromen, bruisen. "Laat m' in U groeien, bloeien…!" "Uw Koninkrijk kome…"

woensdag 18 november 2015

Hoezo 'onze (oud)vaderen'?

De Jacobsbron bij Sichem, getekend met potlood en aquarel door de engelse David Roberts (1796-1864)
tijdens zijn rondreizen in het Midden-Oosten

"Zijt Gij meerder dan onze vader Jakob, die ons den put gegeven heeft,
en hijzelf heeft daaruit gedronken, en zijn kinderen en zijn vee?"
Johannes 4 : 12

Het is opvallend dat deze vrouw zo hoog opgeeft van haar 'vader Jacob'. Ze zet hem op een voetstuk, maar… wat voor voetstuk? Vind zij hem echt geweldig, of gebruikt ze hem, om haar bestaansrecht en de graad van zuiverheid van haar godsdienstig leven te waarborgen? Dat laatste gedrag zie je ook bij refo's die schermen met oudvaders. Aanstonds zal blijken dat Jezus door zo'n façade heen prikt. Maar voor vandaag zoomen we in op dat gedrag.

Schermen met oud- of voorvaders

Ik wil nog even terug naar Jacob en de put. Op www.broedersinchristus.nl/Bijbel-Sichem vond ik het volgende, dat best wat verheldering geeft over deze geschiedenis in Johannes 4:
De naam Sichem betekent iets als: op zijn schouders nemen, wat een actie aangeeft, zoals vroeg beginnen of niet aarzelen’. De plek was al vroeg in de geschiedenis bewoond. In de tijd van Abraham was hier een Kanaänitische stad. Ongeveer 500 m ten zuidoosten van Tell Balata ligt aan de weg naar het Jordaandal, op het terrein dat Jacob eens van de koning van Sichem kocht, de bron die hij voor zijn huisgezin en zijn kudden groef. Aan de echtheid van de put van Jacob, twijfelt men niet meer, want het is in de verre omtrek de enige waterput. Via een trap kan de put worden bereikt. De emmer moet ± 20 m neergelaten worden om water te kunnen scheppen, uit een waterader die van de berg Gerizim naar de Wadi Fara loopt. Het water smaakt uitstekend.
Ik doel stuur dan ook niet aan op een discussie over de vraag of Jacob deze put heeft gegraven. Stefanus maakt het ons nog wel wat moeilijk, als hij beweert dat "onze vader" Abraham hier een stuk grond heeft gekocht (lees zijn preek in Handelingen 7), maar laten we de Kanttekeningen en veel uitleggers maar volgen die menen dat hier een verschrijving heeft plaatsgevonden en dat het dus wel degelijk Jacob was die hier de put heeft gegraven.
De vraag is echter: wat wil je daarmee zeggen? Waarom beroep je je op vader Jacob? Wil je daarmee zeggen dat jij voluit een nazaat (dochter in dit geval) van deze Jacob bent? Dat zou nog wel eens lastig kunnen worden. Deze samaritaans heeft namelijk ook heidens bloed in zich. Al moet worden toegegeven dat ook de nazaten van Rachab, Ruth en Davids moeder (die eerst met de ammonitische koning Nahas was getrouwd).
Stefanus spreekt overigens in zijn preek in Handelingen 7 ook regelmatig over 'onze vader Abraham' of 'onze vaderen' (de twaalf zonen van Jacob). Hij beroemde zich niet op zijn voorvaderen, maar sprak zo tegen de massa voor hem, om aan te geven dat ze één volk zijn met gemeenschappelijke voorvaderen, de aartsvaders Abraham, Izak en Jacob. Daarmee noemde hij zich voluit Jood, ondanks dat hij Jezus volgde, diende en liefhad. Dat bijt elkaar niet!

Je beroemen op voorvaderen of oudvaderen kan niettemin een gevaarlijke zaak zijn. Ten diepste sta je – als je daar fout mee omgaat – niet ver af van de Roomsen die heiligen aanroepen om zo een streepje voor te hebben bij God. En we belijden toch dat bij de HEERE GEEN AANNEMING DES PERSOONS is? We worden niet zalig door de woorden van oudvaders. We worden al helemaal niet zalig door hun geloof. Het komt aan op persoonlijk geloof. En dat is het wat in dit hoofdstuk zo prachtig duidelijk wordt, tot grote vrijheid van deze vrouw en haar stadsgenoten. Ook zij zullen later zeggen: "We geloven nu niet vanwege deze vrouw, maar omdat we ZELF hebben gezien en gehoord…"
Zijn oudvaders dan onbelangrijk? Doen gelovige voorvaderen er dan niet toe? Het zijn goede richtingaanwijzers waar je zeker zegenrijk gebruik van kunt maken. Je mag er God dankbaar voor zijn dat Hij door de lijn der geslachte werkt. Maar die voor- en oudvaders zijn geen wet Gods op zich; ze zijn al helemaal geen heiligen in Roomse zin. Ze zijn nog minder in staat jou geloof te schenken. Het komt op persoonlijk geloof aan!

Je houdt het niet voor mogelijk

Nog kort iets over de haast smalende woorden "zijt Gij dan meerder dan…" Je komt ze tegen, het wettische type mensen, dat zich in de gemeente weliswaar uitgeeft voor een soort bevindelijken, maar dat stuk voor stuk door de mand valt, als het op een persoonlijk gesprek aankomt. Die op deze toon communiceren: "Wou jij het beter weten dan vader Smijtegelt?" of erger nog "Wou jij ingaan tegen de nu zalige Van der Groe?" Calvijn is bij veel hypercalvinisten toch nog een tikkeltje te lichtzinnig en te theologisch. Ze houden het liever bij haarklovers uit de Nadere Reformatie (en begrijp me goed: ik heb niets tegen de Nadere Reformatie, maar wel tegen 'leerlingen' die preciezer willen zijn dan hun zogenaamde 'leermeesters') en leggen die dan zo diffuus, ja mistig, uit dat ze er eigenlijk niet veel verder mee komen dan: God moet het doen.
Graag zou ik met hen meelezen en dan wel met de Bijbel er naast natuurlijk! Want ja, die heeft het laatste woord. Ik weet van gezelschappen waar op een gegeven moment de Bijbel dichtging, omdat men enkel nog leefde bij het licht van de Heilige Geest. O ja, veel charismatische groeperingen doen vandaag de dag ook zo! Dan moet je wel heel ver van het pad af zijn.

Ongelovig keek de vrouw Jezus aan. Elke overlegging was zinloos: hoe moest Hij water kunnen putten zonder emmer? Die put is meer dan 20 meter diep! Zelfs Goliath had niet zulke lange armen. Jezus zegt het niet, maar Hij had het kunnen zeggen: "Wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God!" Het gevaar – dat wij gaan beredeneren of de HEERE iets met onze geestelijke dorst kan – is dat we nooit tot de vraag komen: "Heere, geef mij ook van dat levende water!"
En dat is het resultaat van hypercalvinisme. Een mens kan niet vragen… Dat is de vrucht van passief kerkgangerschap (ik wil het woord christen hierbij zelfs niet in de mond nemen!). Schud jezelf wakker; schud je buurman in de kerk of thuis wakker, als je nog nooit van dat levende water gedronken hebt. En laat je laven! Houdt het maar rustig voor mogelijk, want we hebben met God te doen. Die zal je nog eens versteld doen staan!

vrijdag 13 november 2015

Als dorst je kwelt en levend water ter sprake komt

Het ijs is niet direct gebroken tussen de vrouw en Jezus, maar toch… haar vraag van vandaag verraad dat ze bewust vragen gaat stellen (tekening van Harold Copping (1863-1932))

"De vrouw zeide tot Hem: Heere! Gij hebt niet om mede te putten, en de put is diep;
van waar hebt Gij dan het levend water?"
Johannes 4 : 11

"Hoe kan God nou de aarde in zes dagen hebben gemaakt?" Of: "Hoe zou een God, die helemaal ergens ver weggestopt in het heelal, nu weten wat er daar op die kleine planeet aarde in mijn hart leeft?" Of: "Hoe kan één sterfgeval (van Jezus) nou genoeg doen aan Gods toorn over de zonden van al die miljarden mensen die op aarde leven of hebben geleefd?" Of dichterbij: "Hoe kan God nou mijn dwarse hart bekeren tot Hem?" De vraag van de vrouw zou je in ditzelfde rijtje kunnen zetten. En ook in het rijtje van de argwanende Schriftgeleerden in de tempel (toen Hij nog twaalf was), maar ook de inwoners van Nazareth die zich afvroegen: "Van waar komen Dezen deze dingen, en wat wijsheid is dit, die Hem gegeven is, dat ook zulke krachten door Zijn handen geschieden? Is deze niet de timmerman, de zoon van Maria?"

Een onbetwijfelde onmogelijkheid

Heeft Jezus levend water? De vrouw denkt direct aan fris, helder, stromend water. Geen dood, stilstaand, troebel water. Nou, dat is ook de reden waarom ze naar deze put komt. Deze Vreemdeling vraagt eerst aan haar om levend water te mogen drinken; en vervolgens draait Hij de rollen en om zegt dan dat zij aan Hem om drinken had moeten vragen. En Hij belooft erbij dat Hij het nog zal geven ook. Zij heeft een kruik of emmer waarmee ze kan putten, maar Hij… wat heeft Hij dan om mee te putten? Als Hij levend water wil aanbieden, maar Hij heeft er eerst haar kruik voor nodig, dan kun je niet echt spreken van 'geven'. Dan heeft niet zij Hem, maar Hij haar nodig.
Voor de vrouw is helder dat er iets raars in Jezus' woorden zit. Wat ze ook precies heeft gedacht, ze moet er toch een beetje lacherig, spottend wellicht, bij hebben gekeken. Met opgetrokken wenkbrauwen zegt ze: "Heere! Gij hebt niet om mede te putten, en de put is diep!" Zelfs al zou Jezus Zelf willen afdalen in de put om er met Zijn handen fris water uit op te halen, zou het nog niet gaan. Veel te diep. Wat een vreemde Vreemdeling!
Zo heb je veel kerkmensen die alleszins godsdienstig zijn, maar met menselijke maatstaven rekenen waar het Gods handelen betreft. Ze weten precies hoe een mens bekeerd moet worden. Ze weten waarlangs de weg moet gaan (ook al hebben ze vaak die weg nog niet zelf afgelegd). Ze weven hun godsdienstige verhalen langs menselijke mogelijkheden en duwen Gods mogelijkheden binnen de grenzen van hun eigen begrijpen. En anders kan het niet. De atheïst trekt alles over God in twijfel, de twijfelaar houdt het niet voor mogelijk, maar deze mensen doen vaak heel vroom en godsdienstig, maar ze bevinden zich heel dicht bij atheïsten, die God meten met menselijke maatstaven. Wat ze in een boekje lazen en met hun verstand konden volgen, waar ze een bekende structuur in ontdekten, dat is de waarheid.
Jezus, Die in Kana water in wijn veranderde, zou Hij niet fris helder water kunnen scheppen uit een putdiepe put, terwijl Hij gewoon naast de put bleef zitten? Zou Hij van het stof, waaruit Hij in Genesis 1 de mens formeerde, niet evengoed water hebben kunnen maken? Zou Hij, Die de wateren – waarover de Geest van God zweefde (broedde) – maakte en ze paal en perk stelde door het land dat Hij schiep, geen levend water kunnen scheppen? Niet scheppen met een emmertje, maar scheppen, uit niets doen ontstaan! Inderdaad heeft de vrouw nog niet door dat ze oog in oog staat met de Schepper van hemel en aarde en dat Hij uit al die miljoenen ook haar bij name kent!

Een betwijfelde mogelijkheid

Hoor je opeens de aarzeling in haar stem? Ze houdt dat levende water nog wel voor mogelijk, maar… loopt alleen vast met het 'hoe'; hóe krijgt Hij dat boven de grond en in haar kruik? Ze zegt niet "dat kan niet" en loopt dan weg. Ze blijft toch enigermate geïnteresseerd staan en stelt vragen. Weet je dat me dat enorm blij maakt? Mensen die niet achteloos aan het heil voorbijlopen (juist ook binnen de kerk), maar die vragen stellen. En die daarmee een deur op een kier zetten. Die toch hier of daar de mogelijkheid voor mogelijk houden dat hun verstand niet toereikend is. Dat ze iets over het hoofd zien, waar ze geen rekening mee hebben gehouden. Een mogelijkheid, betwijfeld wellicht, die voor God een zee aan kansen inhoudt.
Denk nog even met me terug aan enkele dagen eerder. Er was laatdunk, minachting en haat onder de farizeeën, omdat Jezus zo populair begon te worden. Hij was vertrokken; en wat zal het Hem gesmart hebben. Jeruzalem, Jeruzalem… Ik heb geroepen, maar je luisterde niet. Ik heb Mij over je willen ontfermen, maar je haatte Mij. En hier staat een godsdienstige samaritaanse, die even verstrikt zit in haar godsdienst als de Joden in Jeruzalem. Even wettisch denkt en leeft (hoewel haar levensstijl wetteloos was), maar die gaat nadenken, gaat twijfelen aan zichzelf, heel pril nog, en die gaat vragen: "Waar hebt U dan dat levende water vandaan?"
Voor zich strekt zich een Rode Zee aan onmogelijkheden uit, aan haar zijden heffen de bergen van onwaarschijnlijkheid zich hoog op, maar achter haar nadert de dorst en hoe dan ook, levend water is een uitkomst. Nou, als jij nog naast die Joden in Jeruzalem staat of naast deze vrouw in Samaria, blijf dan nog goed luisteren de komende dagen, naar hoe dit verder zal aflopen. En trek alvast enkele lessen uit de woorden van deze dagtekst en wat we er daarnet over hebben overdacht. Levend water… de dorst moet toch iets met je geestelijke tong doen, als je het woord 'levend water' hoort vallen, niet?

donderdag 12 november 2015

Jezus houdt het gesprek gaande

Jezus en de Samaritaanse vrouw bij de Jacobsbron, 1890, Henryk Siemiradzki (1843-1902),
olieverf op doek; bevindt zich thans in The Lvov Picture Gallery in Lvov (Oekraïne)


"Jezus antwoordde en zeide tot haar: Indien gij de gave Gods kendet,
en Wie Hij is, Die tot u zegt: Geef Mij te drinken,
zo zoudt gij van Hem hebben begeerd, en Hij zoude u levend water gegeven hebben."
Johannes 4 : 10

Nadat Jezus om drinken had gevraagd, had de vrouw verbaasd en zelfs een beetje cynisch gereageerd. "Hoe bestaat het dat U aan mij vraagt om drinken! U bent een Joodse man en ik een Samaritaanse vrouw! Wees eerlijk, groter verschil en onmogelijkheid bestaat er niet." Ze had Jezus bepaald ongelovig en misschien wel wat spottend aangekeken. Een Jood die dorst heeft… Het machtsevenwicht was geheel aan haar kant. Met haar stadsgenoten had ze misschien niet zoveel op, maar deze Jood mocht voor haar part verdrogen. Wat er ook door haar hart had gespookt aan kwade gevoelens en gedachten, toch houdt Jezus uiterst vriendelijk het gesprek gaande. En, o, wat zal ze daar later diep dankbaar voor zijn geweest; ja, ik geloof dat ze er vandaag de dag in de hemel nog niet over uit kan en God groot om maakt! Wij ook?

Jezus verheerlijkt Zijn Vader

Als er al sprake van machtsevenwicht was, dan maken de komende woorden duidelijk dat dat evenwicht geheel aan Jezus' kant was. Zijn vriendelijke stem heeft een natuurlijk en vanzelfsprekend gezag: "Je hebt half niet door wat hier op dit moment gebeurt! Het ontbreekt je aan twee stukken kennis. Allereerst ken je Gods gave niet. Ten tweede ken je de Persoon voor je niet! Want als dat wel het geval zou zijn geweest, had je totaal anders gereageerd. Dan had je daar niet recht overeind gestaan met je kruik in je handen, maar dan was je op de grond gevallen, aan Mijn voeten en had je Mij gevraagd om de Heilige Geest!"
Allereerst letten we op het feit dat Jezus alle eer aan Zijn Vader geeft. Dat Jezus hier zit, is te danken aan Zijn Vader. Dat Hij überhaupt naar deze plek is gekomen, is te danken aan Zijn Vader. Dat Jezus tenslotte specifiek naar deze vrouw op zoek is gegaan én haar heeft gevonden, ook dat is geheel aan Zijn Vader te danken. Hij profileert Zichzelf dan ook niet als de Messias of het Licht der wereld, maar als 'de Gave Gods'.
Die term komt niet zoveel in de Bijbel voor. In Prediker 3 gaat het eigenlijk om het goed dat God je in het leven geeft. Geniet ervan tot Zijn eer. In het Nieuwe Testament gebruikt Petrus deze term in Handelingen 8, wanneer hij Simon de Tovenaar vervloekt, die dacht dat hij de gave van God (de krachten die Petrus kon doen door de Heilige Geest) wel met geld kon kopen. En ook Paulus doelt op bijzondere gaven van de Heilige Geest, die Timotheüs had gekregen – zo lezen we in 2 Tim. 1 – door de oplegging van Paulus' handen.
Maar hier gebruikt Jezus deze term voor Zichzelf. In de Kanttekeningen staat over 'Gave Gods': "Dat ben Ik, Die door God aan de mensen ben gegeven tot Zaligmaker". Verwezen wordt daar naar Romeinen 8 : 32 waar staat: "Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken?" Paulus beschrijft Christus daar eigenlijk als dubbele Gave, want met Hem krijgen wij nog meer van de Vader. Je snapt wel dat Jezus niets liever doet dan juist op deze punten Zijn Vader grotelijks te verheerlijken. Voel je met Hem mee?

Jezus vestigt de aandacht op Zichzelf

Maar je proeft in de tekst van vandaag toch ook dat Jezus de aandacht op Zichzelf vestigt. Niet om Zelf alle eer te ontvangen, maar simpelweg omdat deze vrouw (en jij en ik eveneens) Hem nodig heeft om ooit met God de Vader in het reine te kunnen komen! Het kan niet buiten Jezus om; daarom!
"Als je zou weten Wie Hij is Die met je spreekt en jou om drinken vraagt, dan…"
Als iemand dat tot je zegt, moeten als het ware de alarmbellen gaan rinkelen. Ik heb blijkbaar iets niet door en de Persoon tegenover mij probeert mij indirect wakker te schudden. Als we naar deze vrouw kijken, lijkt het erop dat ze maar moeilijk wakker kan worden. Hoewel Jezus de aandacht op Zichzelf vestigt gaat het goed beschouwd toch ook om de vrouw; om haar zaligheid en de verwakkering van haar ziel.
Hoe zou ze daar later op hebben teruggekeken? Zou ze de vraag van Jezus ook steeds merkwaardiger zijn gaan vinden? En tegelijk de waarachtigheid van Zijn woorden zijn gaan beseffen?
Je zult toch maar zo'n wonderlijke ontmoeting hebben gehad! Dan heb je wat te vertellen op geestelijk gebied. Zou het? Zou je er iets mee worden? Zou je er 'het échte kind van God' mee uithangen? Zou ze…
Zou ze nog in Samaria hebben gewoond, toen enkele jaren later Filippus daar begon te preken? En een tijd later, toen er vluchtelingen uit Jeruzalem aankwamen, omdat ze op de vlucht waren voor Paulus? Zou Christus ook aan deze vrouw hebben gedacht, Zijn eerste getuige in Samaria, toen Hij zo nadrukkelijk aan Zijn discipelen vertelde: "Gij zult ontvangen de kracht des Heiligen Geestes, Die over u komen zal; en gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem, als in geheel Judea en Samaria, en tot aan het uiterste der aarde" (Handelingen 1 : 8). In ieder geval toonde Hij Zijn discipelen dat Israël één moet zijn en dat ook deze Samaritanen erbij horen. Zij werden al ver voor de heidenen in geplant, ja eigenlijk ingeboren.
De volle aandacht op Jezus voorkomt bij de vrouw, zowel als bij elk kind van God, dat ze zelf iets wordt met deze bekering en wedergeboorte. Laat Jezus maar alle aandacht krijgen in je (s)preken en schrijven! Dat de mens zondig is weten we wel en leren we al meer. Maar dát verdient de schoonheidsprijs niet. Jezus, geen Naam is er zoeter en beter voor 't hart!

Jezus verzekert van verhoring

Nog kort aandacht voor de belofte die Jezus verderop zal uitwerken. Nog vóór dat de vrouw kan doorgronden wat Jezus eigenlijk bedoelt, vertelt Hij alvast hoe gewillig Hij is en hoe graag Hij schenkt waar men Hem om bidt. "Jij begeert van Mij… en Ik zal het geven". Hij is er zo verblijd over als mensen tot de ontdekking komen dat er niet alleen een Heiland en Zaligmaker is, maar dat Deze al op de uitkijk staat en popelt (met eerbied) om te redden.
Ben je nog een zwakke in het geloof? Twijfel je nog of Jezus wel wil? Hoe kom je aan zulke gedachten over Hem? Luister dan naar Zijn woorden in onze dagtekst. Hij wil niets liever. Nog voor de bidder is uitgepraat is Hij er vaak al. Ja, soms zegt God het in Zijn Woord nog scherper: "Eer zij roepen, zal Ik antwoorden!"
Kom, alle twijfels en boze of verkeerde gedachten over God overboord! Stel je beeld van God bij. Het is Jezus immers Die Zijn Vader 'toont', uitlegt en uitschildert in Zijn ware karakter. Door de zondeval zijn we heel anders tegen God gaan aankijken; maar daarom ís Hij nog niet zo, zoals het in ons brein door satan is misvormd! Integendeel.

woensdag 11 november 2015

Alles tegen, zo het lijkt

De Samaritaanse vrouw had tegen dat Samaritaan was én vrouw was;
en toch stapt Jezus over die grenzen, om haar te redden!
 
"Zo zeide dan de Samaritaanse vrouw tot Hem: Hoe begeert Gij, Die een Jood zijt, van mij te drinken, die een Samaritaanse vrouw ben? Want de Joden houden geen gemeenschap met de Samaritanen."
Johannes 4 : 9 


Dat had ze al best snel gezien: dat er een Jood voor haar zat. Het liefst had ze Hem doodgewenst; in ieder geval zou het haar een plezier gedaan hebben als Hij Zijn mond had dichtgehouden. Maar, o Godswonder van genade, Hij bleef zitten en zweeg niet! Zoals Jezus zweeg toen Zijn Eigen naam en positie in het geding was bij Pilatus, bij Herodes maar vooral op Golgotha, zo spreekt Hij juist hier. Laat het even op je inwerken!


Afstand Jood-Samaritaan

Nou, jij en ik verheugen ons in dit wonderlijke handelen van de Heiland, maar de vrouw is zich er allerminst van bewust. Haar nukkige houding en uiterst gereserveerde woordkeus laten zien dat ze liefst zo snel mogelijk van deze plaats weg zou gaan. En Johannes voegt er nog even het feit aan toe – alsof we dat nog niet wisten – dat Joden en Samaritanen zich verhouden als water en vuur. Gemeenschap houden strekt zich blijkbaar zelfs zóver uit dat ze ook niet met elkaar converseren. Maar ondanks dat ontstaat er toch een – aanvankelijk misschien wat geforceerd, vanuit de vrouw gezien – gesprek.
Er zijn twee dingen die bij me bovenkomen. Waar kwam die haat vandaan en wat vertelt Gods woord erover? Het tweede is: wat is de rol van Johannes in deze formulering? Op dat laatste zal ik bij punt 3 ingaan. Over het feit en de oorsprong van die haat lezen we iets in de Kanttekeningen, die ons verwijzen naar Lukas 9 : 53, de geschiedenis dat Jezus met Zijn discipelen opnieuw door Samaria reist en geen onderdak krijgt. We lezen in de Kanttekeningen bij vers 53, "En zij ontvingen Hem niet, omdat Zijn aangezicht was als reizende naar Jeruzalem":
‘Jeruzalem’: Namelijk om daar de godsdienst te plegen, hetwelk de Samaritanen juist deden op den berg Gerizim, Joh. 4:20; Josef. Antiq. lib. 11, cap. 8 Flavius Josefus, Joodse Oudheden, 11e boek, 8ste hoofdstuk, waaruit grote haat en vijandschap tussen de Joden en Samaritanen ontstond; Joh. 4:9.
Op Wikipedia lezen we veel interessante gegevens over de Samaritanen; waard om eens rustig te lezen. Maar wat ik er voor dit moment uit wil halen is dit:
In 722 v. Chr. werd een deel van de inwoners van het noordelijke koninkrijk Israël (ook wel Samaria genoemd) door de Assyriërs weggevoerd; de Assyriërs brachten andere kolonisten voor hen in de plaats. De noordelijke Israëlieten vermengden zich met deze nieuwkomers en hieruit ontstonden de Samaritanen.

Zij werden echter niet door de zuidelijke Israëlieten van het koninkrijk Juda geaccepteerd omdat zij de gemengde Samaritanen niet als echte Israëlieten beschouwden en de Samaritanen naar hun mening niet het zuivere Israëlitische geloof navolgden.

Toen de zuidelijke Israëlieten op hun beurt ook in gedwongen ballingschap gingen (de Babylonische ballingschap) waaruit ze in tegenstelling tot het gedeporteerde deel van de noordelijke Israëlieten wel terugkeerden en vervolgens de door de Babyloniërs verwoeste tempel in Jeruzalem wilden herbouwen, deden de Samaritanen een verzoek om te mogen meehelpen hetgeen de zuidelijke Israëlieten (vanaf toentertijd Joden genaamd) afwezen. De Samaritanen moesten genoegen nemen met hun eigen tempel in het heuvelland van Samaria op de berg Gerizim, die volgens de Israëlieten van het zuiden niet geldig was.
Rond de tijd van Jezus Christus aan het begin van de jaartelling werden de Samaritanen door de Joden nog steeds als tweederangsburgers en dito gelovigen behandeld. Daarom antwoordde Jezus volgens het Evangelie volgens Lucas in het Nieuwe Testament op de vraag van een rechtsgeleerde "wie is mijn naaste?" met de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan. 
Het geeft aan hoe hardnekkig dit conflict dus was. En… dat dit ook daadwerkelijk een hindernis was die alleen door Jezus kon worden overbrugd. De vrouw had het nooit gewild. Zelfs de discipelen zouden geen contact hebben gezocht.


Afstand man-vrouw

Er is echter nóg een scheiding die de afstand tussen de vrouw en Jezus groter maakt. We zagen al dat de vrouw liefst zo snel mogelijk wilde weglopen. Misschien is het enige dat haar niet doet wegrennen, haar bijzondere interesse in mannen. En zeker mannen die haar onderzoekend aankijken en proberen aan te spreken. Wellicht dat ze zelfs dacht dat Hij haar aansprak vanwege haar (sensuele/uitdagende) uitstraling; in ieder geval was er iets in haar dat bij sommige mannen iets losmaakte. Maar niets is minder waar.
Niet dat Jezus geen gezonde afstand bewaart tot vrouwen; zij behoorden als huwelijkspartner niet tot Zijn opdracht hier op aarde; Hij zoch slechts Zijn geestelijke bruid. Hoewel Hij als mens uit een vrouw geboren was en op haar schoot was gevoed, zou Hij nooit nauwe omgang met een vrouw kunnen hebben; want Hij is God.
Maar waar het de uitbreiding en verdieping van Zijn Koninkrijk betreft, laat Hij rustig een Maria aan Zijn voeten zitten om onderwijs te ontvangen. Laat Hij rustig een zondares zijn voeten zalven. Laat Hij rustig een Maria Magdalena, een Johanna, een Salome, een Maria, Hem volgen op Zijn weg door Israël heen. Ja, Hij laat het toe dat ze Hem daar zo zien hangen aan het kruis.
De afstand man-vrouw was voor de vrouw wel een hindernis, maar voor Jezus niet. Hij spreekt haar tegen alle ongeschreven regels aan. En haar stadsgenoten zullen Hem er later eeuwig dankbaar voor zijn! Er is ook niemand in de buurt die ethisch roet in het eten kan gooien. Jezus snijdt haar de pas niet af en drijft haar niet in een hoek. Ze staat daar bij de put in volle vrijheid om te gaan, maar… ze gaat niet en houdt voetje voor voetje het gesprek gaande.

Afstand voldongen feit?

Valt het je ook op hoe statisch Johannes hierover schrijft? Alsof het hem niets doet. Hij stelt in onze dagtekst eigenlijk heel klinisch vast dat Joden (let op de volgorde) geen gemeenschap met de Samaritanen (onder)houden. Hij wijst wel het eerst naar zijn eigen volk, de Joden die zich volgens hem dus superieur gedragen, maar legt zich vervolgens zonder enige reserve neer bij het feit dat contact tussen zijn en haar volk gewoonweg onmogelijk is. Zo is dat nu eenmaal. Je zou van deze discipel die Jezus liefhad toch wel iets anders verwachten, niet? Tja, ook kinderen van God kunnen niet altijd met iedereen door één deur.
Daarnet noemde ik Lukas 9 al; lees eens wat Johannes daar in vers 54, samen met zijn broer, roept (nota bene vlak na het voorval van de verheerlijking van Jezus op de berg!):

"Als nu Zijn discipelen, Jakobus en Johannes, dat zagen, zeiden zij: Heere, wilt Gij, dat wij zeggen, dat vuur van den hemel nederdale, en dezen verslinde, gelijk ook Elias gedaan heeft?"
Jezus is furieus over deze uitspraak. Zo deed Elia dat in zijn tijd niet; zijn ze nu helemaal! Ze moeten hun Bijbel nog maar eens beter lezen, voordat zij echte Boanerges (zonen des donders) kunnen zijn in hun prediking (lees de Kanttekeningen bij deze naam in Markus 3 : 17). "Gij weet niet van hoedanigen geest gij zijt. Want de Zoon des mensen is niet gekomen om der mensen zielen te verderven, maar om te behouden." En dat doet Hij ook hier in Johannes 4.
Ik blijf het onderwijl vreemd vinden dat Johannes zelf in zijn evangelie niet rept over dit voorval. Schaamde hij zich ervoor? Maar dan had hij toch ook wel iets anders kunnen schrijven in onze dagtekst? Of lag daar toch nog een stukje oude mens?
Al met al hadden die twee barrières er wel voor kunnen zorgen dat deze vrouw bleef liggen in haar zonden en een totaal verkeerd beeld van God behield. Hoe zou de Jongste Dag er dán voor haar hebben uitgezien? En voor haar stadsgenoten, niet te vergeten!