Joden aanbidden op de berg Sion in Jeruzalem |
Samaritanen aanbidden op de berg Gerizim in Samaria |
"Gijlieden aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten;
want de zaligheid is uit de Joden. Maar de ure komt, en is nu, wanneer
de ware aanbidders den Vader aanbidden zullen in geest en waarheid; want
de Vader zoekt ook dezulken, die Hem alzo aanbidden. God is een Geest,
en die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en waarheid."
Johannes 4 : 22-24
Johannes 4 : 22-24
Dat zijn heftige woorden, die Jezus hier uitspreekt: "Jullie Samaritanen weten niet wat je aanbidt (dient en belijdt). Wij Joden weten dat wél!" Inderdaad, zeg je misschien. En dat hebben veel westerse kerkmensen de eeuwen door gezegd. Maar geldt dat nog steeds? Of moeten wij nu tegen de Joden zeggen: "Jullie weten niet wat je aanbidt…"? Of… zegt Jezus dat vandaag nog steeds, ook tegen ons: "Jullie niet-Joden weten niet wat je aanbidt (dient en belijdt). Wij Joden weten dat wel!"?
Een deksel op je geestesogen
Toen ik de tekstwoorden van vandaag op mij liet inwerken, schrok ik even van die laatste mogelijkheid. We hebben hier in Nederland (om maar dicht bij huis te blijven) heel vooringenomen standpunten waar het de uitleg van en de kritiek op de Schrift betreft. We belijden dat de Joden onze oudste broeders zijn, maar dat er tot op de huidige dag (voor het merendeel van hen) een deksel op hun aangezicht ligt.Met die belijdenis blijf je als orthodoxe Hollander mooi buiten schot. Echter, we weten maar al te goed dat de theologie, die eeuwen geleden zo helder aan ons gegeven en hergeven is, vaak zo wordt verduisterd. Het zicht op Christus is vaak vertroebeld en er zijn tal van voorbeelden van kerken en gemeenten waar Christus maar amper 'uit de verf komt'.
Het gesprek met de Samaritaanse vrouw gaat stap voor stap richting Jezus Zelf: de persoon van de Messias (de Christus). Afgelopen zondag zei een predikant in onze gemeente: "Je kunt met veel mensen nog wel praten over God – een moslim en een Jood – maar het probleem ontstaat als het gesprek op Jezus Christus komt." Hoe bijzonder was ook het artikel in het Reformatorisch Dagblad vandaag over de rabbijn dr. Mark S. Kinzer, die door genade is gaan geloven in Yeshua, Jezus Christus, en nu ingaat op de vragen die voor een Jood juist dán ontstaan over het houden van de wet.
Houdt de stelling over de problemen bij het spreken over Jezus Christus ook maar overeind, waar het het gesprek betreft met een orthodoxe, hollandse refo. O, mag het deksel ook van het aangezicht vallen van alle belijdende en niet-belijdende leden in onze gemeenten, voor wie het Avondmaal door een gereformeerd voorhangsel van vertekende voorwaardelijkheid is afgesloten van de geloofsmogelijkheden. Dat zij Christus met wijduitgestrekte armen mogen zien staan, als Gastheer aan de Tafel.
Het ware zicht op de HEERE
In de tekst van vandaag staan een aantal woorden, die we nog wat beter gaan bekijken vanuit de Kanttekeningen bij de Statenvertaling:"Gijlieden aanbidt, wat gij niet weet; wij aanbidden, wat wij weten…"
Dat is, waarvan gij niet zijt verzekerd, dat God aldaar wil gediend zijn, alzo gij daarvan geen gebod hebt, gelijk wij Joden hebben van den godsdienst in den tempel te Jeruzalem te doen; gelijk ook niet, dat God op zulke wijze wil gediend zijn als gij Hem dient.Verzekering en ook geloofsverzekering gaat gepaard met een gebod/belofte van God. Als God ergens niet duidelijk over is, dan blijft het onzeker of het wel goed is. Maar als Hij ergens duidelijk over is, dan doen we ons tekort, wanneer we daaraan blijven twijfelen. Dat gold voor de plek waar God aanbeden moest worden. Maar dat geldt voor al Gods beloften. Waartoe roept Hij op, bij de nodiging tot de Tafel? Hoe welmenend toont Hij Zichzelf? Daaraan tornen is hetzelfde als eraan twijfelen, ja het in twijfel trekken. Geloofsonzekerheid is het gevolg. De satan wil niets liever dan Gods welmenendheid in twijfel trekken. Wie speel jij in de kaart?
"…want de zaligheid is uit de Joden…"
Dat is, de Zaligmaker en de zaligmakende leer, Jes. 2:3; Rom. 9:5.De teksten die hierbij worden genoemd, zijn voor Samaritanen niet oorstrelend: "En vele volken zullen heengaan en zeggen: Komt, laat ons opgaan tot den berg des HEEREN, tot het huis van den God Jakobs, opdat Hij ons lere van Zijn wegen, en dat wij wandelen in Zijn paden; want uit Sion zal de wet uitgaan, en des HEEREN woord uit Jeruzalem" (Jesaja 2 : 3). "Welker zijn de vaders, en uit welke Christus is, zoveel het vlees aangaat, Dewelke is God boven allen te prijzen in der eeuwigheid. Amen." (Romeinen 9 : 5) Als het om de zaligheid gaat, die uit de Joden is, dan gaat het om Yeshua, Jezus Christus. Juist Hij zal uit de Joden komen en wij niet-Joden moeten daarbij onze plaats kennen. Niettemin mag dat aan de Tafel ons met verwondering en grote dankzegging vervullen!
"…de ware aanbidders zullen den Vader aanbidden in geest en waarheid…"
Dat is, niet gebonden zijnde aan zekere plaats of uitwendige ceremoniën, gelijk in het Oude Testament.We dienen God niet meer zoals in het Oude Testament, op een vaste plek met uitwendige ceremoniën; maar hoe merkwaardig zijn die woorden in het licht van het Heilig Avondmaal. We dienen Hem dan juist op een vaste plek, aan Zijn Tafel in het midden van de gemeente, met wel degelijk uiterlijke ceremoniën, die spreken van geestelijke dingen: brood en wijn, het lichaam en bloed van onze Borg en Middelaar Jezus Christus. De Avondmaalstafel is bij uitstek zo'n plek van aanbidding, niet? Gods kinderen, de ware aanbidders, zullen er de Vader steeds intenser om dankzeggen.
"…God is een Geest…"
Dat is, een geestelijk, onzienlijk wezen, en wil daarom gediend worden met een dienst, die met zijne natuur overeenkomt, dat is, die inwendig en geestelijk is, voortkomende uit een oprecht en gelovig hart; Rom. 12:1,2.
Paulus schrijft in de genoemde tekst: "Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw
lichamen stelt tot een levende, heilige en Gode welbehagelijke
offerande, welke is uw redelijke godsdienst. En wordt dezer wereld niet gelijkvormig;
maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt
beproeven, welke de goede, en welbehagelijke en volmaakte wil van God
zij." Een oproep die helemaal overeenkomt met zowel de voorbereiding als de nabetrachting van het Avondmaal. Let er maar eens op dat al op voorhand de oproep klinkt om een vast voornemen het hebben van nu af aan voortaan zo en zo te leven! En na de Tafel worden we gezegend heengezonden om alzo te leven. Dat voornemen mag best onze overdenking bezighouden. Het zijn geen lichte zaken die we ons voornemen. Dat is de dienst die past bij God: Hem dienen vanuit een oprecht hart. Hem hartelijk liefhebben van ganser gemoede en met alle krachten en onze naaste als onszelf. Ons leven wordt gewaardeerd als een offer; wie zijn leven probeert te behouden, zal het verliezen, maar wie het zal verliezen om Christus' wil, die zal het behouden. We behoeven niet alle Joodse wetten na te leven, maar het leven van het geloof is allerminst een wetteloos leven! Want God is een Geest! En Hij mag het voor het zeggen hebben.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten