dinsdag 28 april 2015

Een treurig refrein

"En na dezen is Hij geopenbaard in een andere gedaante, aan twee van hen, daar zij wandelden, en in het veld gingen. Dezen, ook heengaande, boodschapten het aan de anderen; maar zij geloofden ook die niet."
Markus 16 : 12-13


Daar zijn ze, de Emmaüsgangers. We kennen ze wel, zelfs deels bij name, maar wat weten we echt van ze? De Bijbel vertelt er haast geheimzinnig over. Natuurlijk kun je dat afdoen met ' dat is dus niet belangrijk', maar soms is het niet verkeerd toch eens wat buitenbijbelse bronnen te lezen. Daarnaast lijken deze verzen in strijd met het verhaalde uit Lukas 24. Lees maar eens mee.

Geen namen

In het evangelie van Markus worden geen namen genoemd van de reizigers naar Emmaüs; zelfs het reisdoel wordt achterwege gelaten. Markus is sumier in zijn beschrijving. Het gaat hem vooral om de ontmoeting die als bewijs dient van Christus' opstanding. Hij rijgt ook de ene ongeloofkraal aan de andere ongeloofkraal, zodat er een ketting van ongeloof ontstaat. En die rijgt zich zelfs tot aan de Hemelvaatsdag. Maar daar kom ik zo op terug.
Wie was Kleopas? En wie was zijn metgezel? Er zijn bronnen die Kleopas en Klopas als één en dezelfde persoon beschouwen. Dan zou je tot de conclusie kunnen komen (en lees het maar eens rustig na op deze site) dat Klopas, Alfeüs en Kleopas dezelfde figuur vormen. Er zijn er die zover gaan dat de metgezel van Kleopas dus Maria, zijn vrouw, moet zijn geweest. De aangereikte site doet uit de doeken dat dat met simpele sudoku-logica ergens een keer gaat wringen.
Het is opmerkelijk dat deze geschiedenis eigenlijk alleen maar door Lukas breed beschreven staat. En het is het meest aannemelijk dat de metgezelf van Kleopas dus Lukas was. Juist de gedetailleerde beschrijving van Jezus' vertoning bij het breken van het brood en hoe Hij wegkwam uit hun ogen, maken dat het vermoeden sterk wordt dat Lukas dit met eigen ogen heeft gezien.
Vooralsnog blijft het onduidelijk wie Kleopas was; hij was vrijwel zeker een van de zeventig die werden uitgezonden door Jezus. En laten we wel zijn, daar weten we verder bijna geen namen van. Ze worden de 'zeventigen' genoemd, maar namen ontbreken.
Niettemin waren Kleopas en zijn vriend nauw betrokken op Jezus; behoorden tot de kring rondom de Heiland, maar… legden alle dingen die de Heiland had geleerd vanuit hun eigen interpretatie uit. Wij dachten dat… en wij hoopten dat…

Geen details

Markus, die ook tot de nauwe kring van Jezus geliefden behoorden, hoewel hij nog jong was, putte zijn evangeliestof vooral uit Petrus; hoewel hij natuurlijk door de Heilige Geest was geïnspireerd. Het is soms maar net aan wie je de details vraagt; je bent dan afhankelijk van hoe die ander de samenhang van de dingen ziet. Het is dus belangrijk zélf te onderzoeken, te overleggen en te mediteren. Laat dat vooral een les zijn!
Over de ontmoeten van Jezus en de reizigers in het veld wordt wel erg sumier beschreven. Geen reis naar Emmaüs, geen vraag om mee te eten, geen beschrijving van de maaltijd en de verhalen en exegese van de Heiland. Markus beperkt zich tot een losse-flarden-versie: "Vervolgens toonde Jezus Zich in een andere gedaante aan twee mannen die door het veld reisden. Zij boodschapten het ook aan de discipelen, maar ook hen geloofden de discipelen niet!"
Jezus in een andere gedaante, is dus: Jezus onherkenbaar voor deze twee mensen. Hoe herkenden zij Hem, zodat zij blij nieuws te vertellen hadden? Markus gaat er blijkbaar vanuit dat iedereen het verhaal zelf wel kent, maar de essentie van zijn boodschap is: continue ongeloof. Hij wil dus iets anders zeggen, dan alleen een verslag van wat er gebeurd is.

Geen geloof

Even verderop stelt Markus: "Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden." Hij wil dus duidelijk maken aan de lezers van zijn evangelie, dat het op geloven aankomt!
Ook Mattheüs zet die kanttekening bij zijn evangelie, als hij erop wijst dat – zelfs toen Jezus Zich vertoonde aan de Zijnen – de discipelen voortduren werden overmand door twijfel en ongeloof. "En als zij Hem zagen, baden zij Hem aan; doch sommigen twijfelden." Terecht verwijt Hij hun hun ongeloof.
Ditzelfde element komt in de volgende verzen van Markus 16 nogmaals naar voren, daarom laat ik het voor dit moment rusten. Waar het me vandaag om gaat is dat je samen in de kerk kunt zitten onder dezelfde prediking, maar dat het geloof bij de ene doorbreekt en wordt versterkt bij voortduur, terwijl anderen alsmaar blijven twijfelen. Je kunt daar moedeloos van worden. Hoe laag moet de drempel nu nog liggen? Hoe duidelijk moet de voorganger het nu nog zeggen? Hoe eenvoudig moet het evangelie nu nog worden gepreekt? Hoe heerlijk moet de schat van het Evangelie nu nog worden uitgestald? Twijfel en ongeloof blijven hardnekkige vijanden en sterke wapens in satans hart. Als we dat nu een doorzagen; als we daarom des te sterker riepen tot de Opgestane Heiland: "Heere, zend Uw licht en waarheid… leidt ons door Uw Geest… breek door in kerk en vaderland!"

donderdag 23 april 2015

Getuigen als ploegen op de rotsen




"En als Jezus opgestaan was, des morgens vroeg, op den eersten dag der week, verscheen Hij eerst aan Maria Magdalena, uit welke Hij zeven duivelen uitgeworpen had. Deze, heengaande, boodschapte het dengenen, die met Hem geweest waren, welke treurden en weenden. En als dezen hoorden, dat Hij leefde, en van haar gezien was, geloofden zij het niet."
Markus 16 : 9-11

Vervolgens gaat Markus in een bepaalde volgorde de verschijningen van Jezus benoemen als bewijzen van Zijn opstanding. Straks zal hij de Emmaüsgangers noemen. Het merkwaardige aan dat tweetal is dat zij tegen Jezus spraken over een engelenverschijning, terwijl we vandaag lezen dat Maria Magdalena zelf de Heiland heeft ontmoet. En zij heeft dat nota bene ook geboodschapt aan 'degenen die met Hem waren geweest', dus de discipelen en – naar ik vermoed – ook aan Kleopas en zijn metgezel. Wat maken de verzen van vandaag duidelijk aan ons?

Persoonlijke geloof

Niet dat ik daar iets mee te maken heb, maar wat zou de HEERE hebben bewogen om juist aan Maria Magdalena als eerste te verschijnen? Bij de HEERE is geen aanneming des persoons, maar Hij doet ook niets zonder doel. Feit is dat Maria op de een of andere manier is teruggekeerd naar het graf, nadat ze de boodschap van de engelen aan de discipelen heeft doorgegeven. Daar bij het graf vind de ontmoeting tussen de Heere Jezus en Maria Magdalena plaats. De engelen zijn waarschijnlijk al teruggekeerd naar de hemel; Jezus neemt hun taak over en neemt de leiding weer na Pasen. Hij en de Vader zijn Eén, zeker in hun strijdt tegen satan. En juist een veelvuldige bezetting van satan was beëindigd in Maria's leven. Is dat wellicht de reden – haar bijzondere kwetsbaarheid wegens het eens bezeten zijn van satan, die zijn prooi levenslang probeert te blijven claimen – dat juist Maria het eerst wordt gerustgesteld en vastgemaakt in haar geloof?
De ontmoeting met de opgestane Heiland was voor haar als een schat in de akker, waarop zijn ongedacht stuitte. Satan, die haar eens had bezeten, richtte alles enkel richting de dood en het verderf. Maar hier voor haar stond de opgestane Paasvorst, Die de macht van de dood en de hel had verbroken. Is het wonder dat ze Hem wilde vastgrijpen en alles weer laten zijn zoals het was, vóór Goede Vrijdag? Echter, zij moest niet bij melk blijven, maar opgroeien naar vaste spijze. Geloven is een persoonlijke zaak. Je kunt het niet doen met het geloof van een ander, zelfs je aller liefste niet. De Heilige Geest werkt naar zelfstandige gelovigen, naar vastheid en zekerheid in het geloof. Wie dat probeert in twijfel te trekken, wie de zekerheid van het geloof als iets onbereikbaars afschildert, stelt zichzelf tegenover de ganse Schrift en daarmee tegenover de HEERE Zelf!

Persoonlijke getuigenis

De ontmoeting met de levende Jezus maakte Maria mededeelzaam. Dit wilde ze delen met haar geliefden. De boodschap van de engelen nam de vrees niet weg; de vorige keer zagen we immers dat de performance van deze getuigenissen niet echt doeltreffend was. Maar nu is het anders. Een vast tred, ja zij moet hebben gerend, alsof haar voeten vlogen en de straten van Jeruzalem amper beroerde.
Het persoonlijk getuigenis van Maria kwam recht uit haar hart en ze was er ten volle van verzekerd, immers de Heere Jezus had Zelf tegen haar gesproken.
Ze haast zich naar 'degenen die met Hem geweest waren'. Zaten ze toen ook al achter gesloten deuren? Dan heeft ze gebonsd op de deuren: "Doe open, doe open! De Heere leeft! Ik heb Hem zelf gezien!" Zou Rhodé ook hier de deur hebben opengemaakt? Men liet haar in ieder geval binnen. Wat een contrast vormt deze opgetogen, blije christen, met de sombere massa binnen! Wat een klein lampje in een stikdonkere kamer doet, zou haar blijde boodschap in deze opperzaal ook moeten doen: verlichten en verblijden. Als een zinderende vreugdegolf zou de kamer moeten schudden op haar grondvesten. Buiten zou het klinken als een geweldig gedreven wind. De tongen zouden losraken en in vlammende kleuren schetsen: "God heeft bij ons wat groots gedaan!"
Maar… een persoonlijk getuigenis is slechts een plaatje bij de boodschap. Het maakt niet dat mensen gaan geloven. Het onderstreept slechts en is daarom van het grootste belang. Maar het is niet per definitie doeltreffend en vrucht is niet altijd verzekerd. Niettemin heeft Maria Magdalena gedaan, wat ieder na haar zou moeten doen: goed spreken van de HEERE en groot getuigenis geven van Jezus Christus, Die dood was en ziet Hij leeft!

Persoonlijke keuze

Maar kijk nog eens goed naar de tekst, wat is het resultaat van Maria's persoonlijk getuigenis? De huisgemeenteleden treuren en wenen. Vanwege hun ongeloof? Vanwege hun zonden? Vanwege hun totale blackout jegens Christus' Eigen woorden? Nee, vanwege het gemis en de droeve gang van zaken en de sombere toekomst. Maar daar konden Maria's woorden toch wel verandering in brengen?
"En als dezen hoorden, dat Hij leefde, en van haar gezien was, geloofden zij het niet." Ha, daar hoor ik Kleopas, morrend inzichzelf: "Houd toch op, Maria, je raast. Dat kan immers niet?! Je bent zozeer door verdriet overmand dat je dingen hebt gezien die er niet waren. We weten wel dat je intens van de Heiland houdt, maar… stop maar, het is over. Echt!" Kleopas is in verwarring. En hij krijgt wat een metgezellen! Is het op dit moment geweest dat hij bruusk opstond en de zaal verliet, gevolgd door een van die metgezellen?
Nota bene op het horen van de blijde boodschap dat Jezus leeft, manifesteert satans kille greep zich in de vorm van klam ongeloof dat als een duffe deken over de samenvergaderden uitstrekt. Satans persoonlijk getuigenis lijkt meer doel te treffen dan die van Maria. Wat moet dat voor haar een aanvechting zijn geweest! Het zal immers nog tot de avond duren, eer Jezus Zich ook aan deze kring zal vertonen. Maar… daar komt nog een andere, zeer bijzondere getuigenis bij: die van Petrus. Daarover een andere keer.
Wat we leren kunnen is: wij kunnen anderen niet overtuigen. Persoonlijk geloof ik niet in het feit dat mensen zozeer somberen dat je ze maar moet laten in hun triestheid. Laat je niet remmen in het getuigen. Maar wees er op voorbereid dat satan niet stilzit en dat jij anderen niet kunt overtuigen. Zaai, spreek en getuig, zoals de Geest het je ingeeft, maar dwing geen vrucht af. Het moet de persoonlijke keuze van mensen worden, die wordt geplant en gewekt door de Heilige Geest.
En soms komt die vrucht uit een ongedachte hoek! We hebben dat zelf ervaren met iemand dit vast zat in een denkraam en levenspatroon, waaruit die iemand niet los kon komen. Hoe zou het geloof ooit kunnen doorbreken? We hebben van alles geprobeerd, maar het leek niet te lukken. Totdat die persoon iemand anders sprak en dat eerste beste gesprek resulteerde in een doorbraak. De dingen, die wellicht allang aan de oppervlakte lagen, maar niet werden gezien, braken door en het zicht op de HEERE was er! Wat hebben we een heerlijk God en wat werkt de Heilige Geest heerlijk en vrijmachtig! Onderwijl: laat ons niet nalaten te getuigen, als de kans gegeven wordt!

dinsdag 21 april 2015

Performance en prediken

"En zij, haastelijk uitgegaan zijnde, vloden van het graf, en beving en ontzetting had haar bevangen; en zij zeiden niemand iets; want zij waren bevreesd."
Markus 16 : 8

Toen Jezus werd geboren, verkondigden miljoenen engelen dit heugelijke feit. Zij spraken de herders aan en wezen hen de weg naar de stal in Bethlehem. En toen de herders in de stal waren geweest en gezien hadden wat God had gedaan, maakten zij 'alom bekend' wat er was gebeurd, wat de engel had gezegd en ze vertelden het aan iedereen die het maar horen wilde. Hoe tegengesteld is dat bij Christus' opstanding! Heeft de evangelische preek van de engel dan geen effect?

Hals over kop gevlucht

Gisteren vroeg ik mij nog af waarom de discipelen – na de ontvangen blijde boodschap van Christus' opstanding – nog steeds in Jeruzalem waren. Je kunt natuurlijk zeggen dat het zondag was en reizen dus niet was toegestaan, maar toen was de sabbat nog de rustdag, dus dat kan het niet zijn geweest. Luisteren we nog even naar wat de Emmaüsgangers vertelden tegen Jezus, met Wie zij opwandelden: "Maar ook sommige vrouwen uit ons hebben ons ontsteld, die vroeg in den morgenstond aan het graf geweest zijn; en Zijn lichaam niet vindende, kwamen zij en zeiden, dat zij ook een gezicht van engelen gezien hadden, die zeggen, dat Hij leeft." Over de vrouwen vertellen de Emmaüsgangers dat zij de discipelkring met hun boodschap 'ontstelden'. Ze raakten er door in verwarring. Bij ons leeft het beeld dat de Emmaüsgangers vast zaten in hun ongelovigheid doordat ze gewoonweg slecht luisterden naar de boodschap van de vrouwen; en de vrouwen zien we voor ons als blij en jubelend, een beetje verdrietig over het hardnekkig ongeloof van de mannen. Ik wil dat beeld niet helemaal omhalen, maar misschien is het goed toch even te kijken naar de presentatie van de vrouwen: die maakte niet dat de omstanders het snel gingen geloven.
We zien ze in onze tekst gaan, de prille evangelisten: bevend, vol ontzetting die hen zelfs 'bevangen' (in haar greep) had. Er staat voor 'bevangen hebben' een woord dat wij kennen: echo. Als het ware resoneerde, echode, de angst door heel hun voordracht. Niet direct een overtuigende performance, zou je zeggen. Daarnaast hadden ze tegen dat ze vrouwen waren; verwarde vrouwen die iets vertelden over een 'gezicht van engelen'. Het geheel komt ons toch wat verward over. Maar… zo ver was het nog niet direct; eerst moesten ze de weg nog afleggen van het graf naar de discipelen. We maken in de tekst dus even een stap terug in de tijd.

Niemand iets verteld

In onze tekst staat dat ze niemand iets zeiden, want ze waren bevreesd. Wat is dat nou? Ze worden door de engelen verwelkomd in het meest blijdschapgevende graf uit de geschiedenis: het lege graf van Jezus. Er wordt hen verteld dat hun geliefde Jezus leeft en dat Hij in Galilea op hen wacht om hen daar te verwelkomen. Wat een nieuws, wereldnieuws, nietwaar? Met zo'n boodschap op pad worden gestuurd, daar moet je toch wel van getuigen? Dat moet naar buiten barsten, niet?
Niets van dat al, in de dagtekst. Wat wordt er bedoeld? De Kanttekeningen verklaren ons iets over dat 'tegen niemand iets zeggen' van de vrouwen: "Namelijk (niets zeggen tegen) degenen, die hen ontmoeten, totdat zij tot de discipelen kwamen, aan wie zij het (wél) geboodschapt hebben, zie ook Mark. 16:10 en Luk. 24:9."
We zien ze gaan, als een pijl uit de bood; doordat ze waren aangedreven door de pees van angst en verwarring. Opeens was hun toekomstbeeld in positieve zin 180° omgekeerd. Zich geen tijd gunnend om alles rustig te laten bezinken, zoals even later Johannes wel deed, speren ze met hun boodschap naar de discipelen.
De talloze tegenvragen van de discipelen konden ze onmogelijk beantwoorden. Ze wisten simpel weg niet hoe het kon, maar dat het waar was, stond voor hen wel vast. Wel terdege hebben ze hun boodschap overgebracht, maar de verwarring en niet goed overdachte werkelijkheid maakte hen het gedreven getuige zijn onmogelijk. Het is daarom goed om niet in een staat van verwarring te gaan evangeliseren. Dat neemt niet weg, dat je toch mensen kunt tegenkomen, die je staande houden en vragen stellen. De vrouwen renden door, wimpelde de vragen af en liepen door. Ik denk dat dat op dat moment toch het beste was. Want wat je in zo'n verwarde situatie zegt blijft wel haken bij anderen.
En als je moet spreken, spreek dan eerlijk je vragen uit, voor zover die iets toelichten over je eigen situatie, maar geef wel een duidelijk en eerlijke beeld van de HEERE door, ook al ben je zelf het zicht op Hem kwijt.
Zo zie je maar, niemand is onbruikbaar in het Koninkrijk van God. Maar soms ben je wel minder vruchtbaar en dienstbaar. Hoe nodig is het een stabiele geest in je te hebben en een vast en evenwichtig vertrouwen op God. De dagelijkse, standvastige omgang met de HEERE, juist in de moeilijke situaties van je leven, zijn onmisbaar.
En zie, tot slot, dat God die povere preekje van de vrouwen, gaandeweg de dag ondersteunt met getuigenissen van bijvoorbeeld Petrus en Johannes: De HEERE is waarlijk opgestaan en Hij is door de vrouwen gezien? Ja, maar Hij is ook door Simon gezien!

maandag 20 april 2015

Jezus gaat voor naar Galilea

"Doch gaat heen, zegt Zijnen discipelen, en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galilea; aldaar zult gij Hem zien, gelijk Hij ulieden gezegd heeft."
Markus 16 : 7

Gods kinderen zondigen nooit goedkoop. Niet alleen omdat er zo'n enorme prijs aan het offer voor de zonde hangt (God gaf Zijn Eigen Zoon!), maar ook omdat God er in dit leven nog op terugkomt, wanneer zij zondigen. Voor veel goddelozen komt dat moment pas op de Jongste Dag, maar in het leven van Zijn kinderen moet God dat vóór die Dag met eerbied gezegd 'op orde hebben'. Niet dat zij hun zondeschuld kunnen aflossen, maar wel om de dingen weer recht te zetten in hun geheiligd leven. Pijnlijk komen we dat in dit vers tegen; hoewel we ook zullen zien hoe pastoraal en liefdevol Hij de Zijnen die zijn afgedwaald weer opzoekt.

Ga naar Zijn discipelen

De vrouwen, hoe verschrikt ze de engel ook kijken, worden op pad gestuurd. "Kijk maar goed, dan kun je straks zeggen dat jullie alle drie met eigen ogen gezien hebben dat het graf leeg is; ja, dat Hij leeft!" En, het is nu eenmaal een vaste wet dat in de mond van twee of drie getuigen alle ding zal bestaan. Het wegsturen van de vrouwen maakt duidelijk dat ze niet moeten blijven hangen bij wat is geweest en niet meer is. Als het je aard is om snel te blijven hangen in het voorbije, dan is dat een harde en moeilijke les. Het lege graf is ook zo totaal tegengesteld aan het beeld waarmee ze die morgen op weg gingen.
De opstanding van Christus en de angst van de soldaten zou kunnen duiden op een wraakactie. In zoveel films komt dat aspect aan de orde, waarin een held overwonnen leek, opstond en zich in totale wraak uitleefde op zijn vijanden. Maar zo niet bij Christus. Zelfs geen wraak aan Zijn jongeren, die Hem zo schandelijk alleen lieten. Nee, Hij stuurt – bij monde van de engel – de vrouwen op pad om Zijn komst in vrede aan te kondigen.

Ga naar Petrus

Toch zit er niet enkel liefde en ontferming in deze tekst, hoewel… "… zegt Zijn discipelen én Petrus…" Er wordt onderscheid gemaakt door de engel; en niet zonder reden, dat voel je wel aan. Met die woorden zet de engel Petrus eigenlijk buiten de discipelkring. Pijnlijk. Wij weten dat het allemaal anders is geworden, maar Petrus had zich de plaats in de kring onwaardig gemaakt. Laat ik direct zeggen dat we daar geen grote woorden over moeten spreken. Want wie van de discipelen – zelfs Johannes niet – die blijkbaar nog wel binnen die kring stonden, had zich die plek waardig gemaakt? Waren ze niet allen op de loop gegaan? Hadden ze niet allen Christus verlaten? En was dat ten diepste ook niet juist Jezus' bedoeling? Hij wilde de pers vrijwillig en alleen treden!
Wat Petrus betreft, de Heiland zag reeds naar hem om, nog voordat hij Hem zou zien! Er moest wat recht worden gezet, en wij denken altijd dat dat bij de zee van Tiberias gebeurde, maar er is een persoonlijke ontmoeting met Jezus aan voorafgegaan; dat lezen we in 1 Korinthe 15 vers 5: "En dat Hij is van Cefas gezien, daarna van de twaalven." En in het evangelie van Lukas, hoofdstuk 24 vers 34 roepen de opgetogen stemmen vanuit de zaal in Jeruzalem de Emmaüsgangers tegemoet: "De Heere is waarlijk opgestaan, en is van Simon gezien!" Zij zelf hadden Hem nog niet gezien, maar Petrus mocht als eerste mannelijke getuige worden ingevoegd, na de vrouwen! Wel vreemd dat de vrouwen hun boodschap hadden doorgegeven aan de discipelen, maar dat die nog steeds in Jeruzalem bleven. Wat weerhield hen om naar Galilea te gaan?

Ga naar Galilea

De soms wat tegensprekende berichtgevingen in de evangeliën lijken wat verwarrend, op het eerste gehoor. Jezus gaf de opdracht om naar Galilea te gaan, maar we komen die eerste Paasavond de hele kring nog tegen in de opperzaal te Jeruzalem. Waarom zijn ze niet gehoorzaam op pad gegaan? Je zou wellicht kunnen denken dat ze, zoals de Emmaüsgangers al zeiden, de vrouwen niet serieus namen. Maar dan spreken ze zich toch later op de avond tegen, als ze roepen dat juist ook Petrus Hem heeft gezien. Wat Petrus daar op dat moment? Als we goed lezen zien we dat Petrus daar ook in de zaal was. De opgetogen mensen hebben, al sprekend tegen de Emmaüsgangers, met drukke armzwaaien richting Petrus gewezen. Hij zal hebben geknikt. Misschien wel met een brok in de keel. Hij als eerste van de hele kring, terwijl hij zijn Meester zo laf had verloochend. Maar… het gesprek met Jezus, onder vier ogen, had hem reeds hersteld in zijn plaats te midden van de andere broeders en zusters. Daarmee was zijn getuigenis ook voor hen acceptabel. Niet iets om trots over te zijn; niet iets om net te doen of er niets is gebeurd. Maar juist dit bezoek aan Petrus was het bewijs dat het inderdaad Jezus móest zijn. Zo een is hun Liefste! Duidelijk herkenbaar!

Ga naar Jezus

Niettemin ligt daar dus nog steeds die opdracht van Jezus aan de Zijnen. Ze moeten naar Galilea gaan, dáár zullen ze Hem zien. Vreemd genoeg komt Jezus daar niet op terug, als Hij even later aan deze kring verschijnt. De engel had gezegd tegen de vrouwen: "Zeg tegen hen dat Jezus hen voorgaat naar Galilea; daar zullen ze Hem zien…" Ondanks al die geruchten, hadden ze zelf nog geen tastbaar bewijs; nog steeds hadden ze Hem niet zelf gezien. Dat zou daar in Galilea gebeuren, zoals Hij hen reeds voor Zijn dood had gezegd!
Dat woordje 'voorgaan' kan inderdaad 'voor iemand uitlopen' betekenen. Maar het is wel heel merkwaardig dat het ook betekent 'te voorschijn brengen uit een plaats waar iets of iemand verborgen is geweest'. Dáár zul je Hem zien. Nog een andere betekenis heeft dit woord: 'voorleiden voor het gerecht'. Het is zeker niet de betekenis van het woord in onze tekst, maar het is wel een mooie lijn naar de grote Oordeelsdag, waarop die rechtbank er wel zal komen, maar… Jezus de Zijnen zal vrijkrijgen wegens Zijn offer. Sterker nog… die grote dag der vrijkoping is net achter de rug: Goede Vrijdag!
Ik laat het probleempje dat Jezus toch in de opperzaal verschijnt, tot tweemaal toe, maar liggen voor dit moment. Wat ik wil benadrukken is… ga naar Jezus. Dat is de opdracht die ook vandaag nog klinkt. Hij vraagt niet veel meer dan dat. Kom zoals je bent en doe je niet mooier voor dan je bent! Evenwel kun je niet blijven wie je bent. Juist daarom moet je bij Jezus zijn! Met je zonde, je schuld, met je pijn en verdriet maar ook met je blijdschap die je van Hem hebt gekregen. Elke dag weer opnieuw, totdat… Hij zal verschijnen op de wolken. Elk oog zal Hem zien. En dan zullen wij Hem zien, zoals Hij is. Kijk je al uit naar die ontmoeting?

zaterdag 18 april 2015

Jezus van Nazareth of mijn Meester?

"Maar hij zeide tot haar: Zijt niet verbaasd; gij zoekt Jezus den Nazarener, Die gekruist was; Hij is opgestaan; Hij is hier niet; ziet de plaats, waar zij Hem gelegd hadden."
Markus 16 : 6

Soms helpt het om wat langer over een Bijbelvers na te denken. Als ik direct had opgeschreven, wat bij me opkwam, had ik iets merkwaardigs over het hoofd gezien, wellicht. Met de vrouwen meegaand in het graf, zien we een engel. Juist wát die engel zegt en hóe hij het verwoordt, bleef vragen oproepen bij me.

Geruststellende woorden

Zoals we al eerder zagen, werden de stoere soldaten met schrik bevangen en vluchtten weg van het graf. De vrouwen zijn aanvankelijk verontrust over het open graf, maar raken evenzeer verschrikt wanneer ze het graf binnengaan. Ze zien daar een (eigenlijk twee) engelen zitten in de gedaante van jongelingen die door licht omvangen zijn. De engelen laten zich hier kennen zal mensachtigen en communiceren met de vrouwen. Ze zagen de angst waarmee de soldaten werden vervuld en keken hen na, toen ze met al hun bravour de benen namen; wellicht hun schilden in de consternatie wegslingerend om maar zo snel mogelijk te kunnen rennen. Iets wat een romeins soldaat op de doodstraf kan komen te staan. Er moet later geld aan te pas komen om ze te vrijwaarden van een executiepeloton.
De engelen kwamen dan ook niet voor de soldaten, maar voor degenen die het om Jezus was te doen in positieve zin. Ik weet niet of ze de vrouwen verwachtten; God geeft ze niet altijd gedetailleerde bevelen, maar wát Hij hen opdraagt, voeren ze wel in volledige passie aan Hem uit. Daarom doorzien ze ook direct de gesteldheid van deze vrouwen. Ze beschouwen hen als Jezus' vrienden. Wanneer ze de schrik zien in de ogen van de vrouwen, begint een van de engelen verstaanbaar te spreken (niet in de talen der engelen, waarover Paulus schrijft): "Zijt niet verbaasd!" Mattheüs zegt het nog pastoraler: "Vreest gijlieden niet", waarmee hij de vrouwen stelt tegenover de romeinse soldaten.
De engel stelt de vrouwen gerust, zowel over zijn verschijning (en die van zijn geestgenoot) alsook over het lege graf. Met een armzwaai nodigt de engel de vrouwen binnen in deze dodengrot en laat de plaats zien waar Jozef en Nicodémus het lichaam met liefdevolle zorg hebben neergelegd. Op deze twee mannen doelt de engel als hij zegt: "…waar zíj Hem gelegd hebben." Zou de engel dit ook hebben gezien? Zou hij geweten hebben wie Nicodémus en Jozef waren en wat hun toewijding voor Jezus was? Hij zegt er niets over; zijn missie is de vrouwen geruststellen.
Ik kan me levendig voorstellen dat ze hier het geluid van Gods Vaderstem vertolken: "Mijn kind, kom maar, Ik weet ervan. Ik ken je angst, je verwarring; stil maar, alles komt goed, want Ik ben erbij!". Geen stem van de Roepende uit de woestijn, maar de stem (de geluidsvertolking) van de Roepende uit de hemel: "Wees gerust Mijn kind! Mij loopt niets uit de hand. En wat je ziet, is niet wat het werkelijk is. Het graf is wel leeg, maar dat betekend niet dat je nu niets meer hebt, maar juist dat je nu álles hebt!"

Vragenoproepende woorden

Hier had ik een punt kunnen zetten, enige dagen geleden. Maar iets in dit vers bleef bij me haken. De engel zegt: "Gij zoekt Jezus de Nazarener". Waarom zegt hij niet: "Ik weet dat jullie je Meester zoeken"? Waarom noemt de engel Hem niet 'Christus'? Of 'de Heiland'? Waarom zo afstandelijk 'Jezus van Nazareth"? Is het een probleem? Moet ik daar over nadenken? Ik weet het niet, maar het bleef haken.
Google-end op deze naam kwam ik het volgende tegen:
"Wanneer Petrus op Pinksteren preekt voor de mensen op het tempelplein in Jeruzalem en de gebeurtenissen uitlegt van de Pinksterdag, spreekt hij over Jezus de Nazarener.

Dat Petrus over Jezus spreekt is al opmerkelijk. Pinksteren heeft toch alles te maken met de Heilige Geest? Toch kan het niet anders of hij spreekt over Jezus, want de Geest is daaraan te herkennen dat Hij de Heere Jezus verheerlijkt. Echt Geesteswerk is immers daaraan te herkennen dat het ons dichter bij Christus brengt.


Maar waarom spreekt Petrus dan over Jezus de Nazarener? Waarom geen verhevener Naam? Omdat deze naam een heel duidelijk aanknopingspunt is voor het volk in de preek van Petrus.

De mensen in Jeruzalem dachten dat het nu wel afgelopen was met die zaak van Jezus de Nazarener. Hij was gestorven en werd begraven. Weliswaar gingen er op Pasen allerlei geruchten over Hem dat Hij was opgestaan, maar dat zal wel niet waar geweest zijn.
Petrus maakt echter op Pinksteren duidelijk dat de ‘zaak Jezus’ nu pas echt begint.
Daarom gebruikt Petrus Zijn gewone Naam; zo stond Hij burgerlijk bekend; zo sprak de man in de straat over Hem. Die Naam zal geen enkel misverstand kunnen wekken. Zo stond het ook in het opschrift boven het kruis.
Petrus weet over wie hij het heeft en de mensen, die Petrus horen weten ook over Wie de spreker het heeft.

Met die Jezus de Nazarener hebben zij slecht gehandeld. Petrus wijst daar onomwonden naar. Deze Jezus was duidelijk een Goddelijke Afgezant. Voor het gevoel van de mensen was Hij de Man uit Nazareth.

Daarin hebben zij zich wel vergist. U hebt Hem aan het kruis geslagen en Hem gedood, U hebt Hem veracht en bespot. U hebt Zijn Goddelijke Afkomst en Zending niet willen erkennen."

De engel gebruikt dus ook Jezus' gewone, burgerlijke naam. Zou hij dat ook bewust hebben gedaan, net als Petrus? Zou hij daarmee aangeven dat zij nog steeds te menselijk over Jezus dachten? Dat ze het zicht op Zijn goddelijkheid kwijt waren? En dat ze het zicht op Zijn werkelijke missie totaal uit het oog verloren waren?
Al nadenkend over deze vraag, bemerkte ik dat er veel mensen tegenwoordig wel spreken over Jezus, maar heel menselijk over Hem denken. Zowel vanwege Zijn lijden, als vanwege de dingen die Hij tijdens Zijn leven deed en sprak. Ik geloof dat tegenwoordig best veel mensen geloven in de historische Jezus, zoals ze ook geloven in de historische Mohammed en de historische Saladin of Richard Leeuwenhart. Maar wij moeten niet blijven steken in de historische mens Jezus. Het moet ons verder brengen tot de eeuwige Zoon van God en… tot de Middelaar, de Messias, Die Zijn Vader genoegen verschaft door de zonde der wereld op Zich te nemen en Zijn volk te bevrijden. Het moet ons – al helemaal in de kerk! – brengen tot de woorden die Maria Magdalena even later zal uitroepen: "Rabbouni, dat is mijn lieve Meester". Of – en die woorden steken nog dieper – de woorden van die zogenaamde ongelovige Thomas: "Mijn HEERE en Mijn God!"

dinsdag 14 april 2015

Al was het ook dat ik een engel zou zien en ik had het geloof niet…

"En in het graf ingegaan zijnde, zagen zij een jongeling, zittende ter rechter zijde, bekleed met een wit lang kleed, en werden verbaasd."
Markus 16 : 5

Zo angstaanjagend de duisternis op Golgotha was, zo angstaanjagend was ook het licht dat de engel op de eerste Paasdag meebracht uit de hemel. We lezen in het Evangelie dat, toen die engel neerdaalde bij het graf van Jezus, de stoere romeinse soldaten van angst met knikkende knieën (staat er letterlijk) het hazenpad namen. In de dagtekst lezen we dat het zien van deze zelfde engel, de vrouwen verbaast (met schrik vervuld), maar toch blijven ze staan. Maar goed ook!

Het graf in de rots

Bij Mattheüs zit er een bepaalde vaart in zijn vertelling. We lezen in hoofdstuk 28: "En ziet, er geschiedde een grote aardbeving; want een engel des Heeren, nederdalende uit den hemel, kwam toe, en wentelde den steen af van de deur, en zat op denzelven. En zijn gedaante was gelijk een bliksem, en zijn kleding wit gelijk sneeuw. En uit vrees van hem zijn de wachters zeer verschrikt geworden, en werden als doden. Maar de engel, antwoordende, zeide tot de vrouwen: Vreest gijlieden niet…" De wachter werden als doden, maar de vrouwen moesten vooral níet schrikken. Je krijgt de indruk dat de vrouwen de vluchtende soldaten zijn tegengekomen.
Kalm pakt de engel de grote steen en rolt die weg voor de ingang van het graf. Weet je nog dat de vrouwen zich afvroegen wie toch de steen zou kunnen afwentelen? Wel, de HEERE heeft er al voor gezorgd. "Uit een blinkend stromen, daalde d'engel af. Heeft de steen genomen van het overwonnen graf", zingt een bekend lied. Hij deed de deur open, maar Christus had dat graf reeds overwonnen en de dood teniet gedaan. Enerzijds zingt een ander lied "Hij steeg uit 't graf door Eigen kracht", anderzijds wekte de Vader Hem op. Die steen had Jezus ook Zelf wel kunnen wegrollen, maar de Vader stuurde Zijn dienaar om Jezus vrij te laten. En toen?
De Bijbel zwijgt over de verder details, hoe Christus opstond, waar Hij heenging. We lezen slechts dat de engel de staan wegrolde en erop ging zitten. En uit een ander Evangelie maken we op dat er nog een tweede engel, een tweede getuige, bij was, die in het graf ging.
In de beschrijving van Markus missen de vrouwen die eerste engel, althans zij merken hem niet direct op, omdat die andere engel, in het graf, tegen hen gaan spreken. Dat hemelse licht in die doodse grafruimte is zo'n contrast, dat de vrouwen verbaasd worden; schrik vervuld hen, maar ze blijven, misschien als aan de grond genageld, staan. Het is een merkwaardige kerkruimte en een nog merkwaardiger preekstoel. Morgen zullen we op de preek van de engel ingaan. Vandaag beperken we ons tot de engelenverschijning, daar in het graf in de rots.


De hemel op aarde

Wat de soldaten ervaren als de meest afschrikwekkende vertoning – en ze zijn heus wel wat gewend van de vele slagvelden – wordt voor de vrouwen de hemel op aarde. Het blijft niet bij een vertoning, maar er gaat gesproken worden.
De engel, die uittrok om de straf te voltrekken die David op zijn geweten had, werd duidelijk waargenomen. David ziet hem bij de dorsvloer van Arouna. Hij rent niet weg maar offert. De engel was uitgegaan om te verderven, vanwege de zonde. Datzelfde gebeurde ook eeuwen daarvoor in de nacht waarin Israël werd verlost uit Egypte. In beide gevallen moest er een offer worden gebracht om de engel tot stilstand te brengen. Hier had de engel in woede kunnen ontsteken, omdat de mensen hun Heiland hadden gedood. Maar hij deed het niet. God komt tot de wereld in de gedaante van een engel, een jongeling, en spreekt van vrede. Er is een offer gebracht; hét Offer! De engel wordt door God niet uitgezonden om te verderven, maar om van vrede te spreken.
Drieëndertig jaar eerder was de engel Gabriël tot tweemaal toe uitzonden om van vrede te spreken. Eerst bij Zacharias in de tempel: "Uw gebed is verhoord, en uw vrouw Elizabet zal u een zoon baren, en gij zult zijn naam heten Johannes. En u zal blijdschap en verheuging zijn, en velen zullen zich over zijn geboorte verblijden. Want hij zal groot zijn voor den Heere; noch wijn, noch sterken drank zal hij drinken, en hij zal met den Heiligen Geest vervuld worden, ook van zijner moeders lijf aan. En hij zal velen der kinderen Israëls bekeren tot den Heere, hun God. En hij zal voor Hem heengaan, in den geest en de kracht van Elias, om te bekeren de harten der vaderen tot de kinderen, en de ongehoorzamen tot de voorzichtigheid der rechtvaardigen, om den Heere te bereiden een toegerust volk." Zacharias kon het niet geloven en verwekte de engel tot toorn: "Ik ben Gabriël, die voor God sta, en ben uitgezonden, om tot u te spreken, en u deze dingen te verkondigen!" 
De tweede maal was het bij Maria: "Vrees niet, Maria, want gij hebt genade bij God gevonden. En zie, gij zult bevrucht worden, en een Zoon baren, en zult Zijn naam heten JEZUS. Deze zal groot zijn, en de Zoon des Allerhoogsten genaamd worden; en God, de Heere, zal Hem den troon van Zijn vader David geven. En Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in der eeuwigheid, en Zijns Koninkrijks zal geen einde zijn." 
In beide gevallen was de hemel even op aarde. En ook hier in Markus 16. Opnieuw een jongeling (zo was zijn gedaante het best te omschrijven) met een lange witte tabbaard van licht om zich heen. Schilders hebben door de eeuwen heen geprobeerd deze figuur te schilderen, maar bij al die platen zouden Maria Magdalena en haar vriendinnen hebben gezegd: "Nee, zo zag hij er niet uit. Dat heerlijke licht is niet uit te schilderen. De hemelse heerlijkheid is intenser dan de reinste witte olieverf."
Wij zouden misschien ook wel een engel willen zien, opdat we zouden geloven. Bij deze vrouwen werd duidelijk dat die engel er ten diepste niet toe deed. Zijn verschijning had eerder iets afschrikwekkends, dan iets bevestigends. Een bijzondere verschijning is niet zo geloofsbevestigend. Zelfs niet, ook al zit deze engel aan de rechterkant. Ze weten het plekje precies, maar dat helpt hen niet. Het zal blijken dat het om het Woord gaat, dat deze hemelbode mag spreken.

maandag 13 april 2015

Een kwestie van kijken

"(En opziende zagen zij, dat de steen afgewenteld was) want hij was zeer groot."
Markus 16 : 4

Even voor de duidelijkheid: dat laatste stukje van de zin hoort nog bij het vorige vers. Ze zaten erover in wie de steen zou kunnen afwentelen, want die steen was groot. Het probleem is dus de grootte van de steen en natuurlijk het gewicht ervan. We richten ons vandaag dus meer op de tussenzin die tussen de haakjes staan.

Als kijken zien wordt

Wat zullen ze overdacht hebben tijdens hun vroege wandeling naar het graf? Als ik de verhaal-versies van de evangelisten naast elkaar leg, krijg ik wel de indruk dat de vrouwen hebben gezien waar Jezus' lichaam snel werd neergelegd. Ze hebben gezien hoe het graf werd afgesloten en moeten dus haast verondersteld hebben dat Hij daar slechts tijdelijk lag, wachtend op een definitief graf. Wat ze niet zullen hebben gezien, is de wacht bij het graf. Dat is – vermoed ik – na hun vertrek gerealiseerd door de overpriesters. Wat bij de vrouwen en de discipelen niet eens opkwam, was juist de grote angst van het sanhedrin: dat Jezus weer zou opstaan, al dan niet in scene gezet door Zijn volgelingen.
In gedachten verzonken – en ik vermoed ook zwijgend – naderen de vrouwen het graf: "En opziende zagen zij dat de steen afgewenteld was." Als je oppervlakkig leest zou je kunnen denken dat ze vanuit een dal, of een lager gelegen deel van de weg, opklommen naar de plek waar het graf lag in de hof van Jozef van Arimathea. Maar was er een lagere plek? Ik weet het niet. In ieder geval zagen ze, terwijl ze al dichterbij kwamen, dat die donkere vlek niet de steen, maar het open graf was! Schrik sloeg hen om het hart.
Toch blijf ik zitten met het woord 'opzien'. Dan kan inderdaad 'omhoog kijken' betekenen; en laat dat maar even zo staan voor onze beeldvorming. Merkwaardig is evenwel dat het woord meestal wordt gebruikt in de betekenis van 'weer ziende worden'. Dan heeft het niet zozeer de betekenis van omhoog kijken naar iets, maar meer opzien naar Hem Die je ziende maakte. Waar blinden het gezicht weer terugkregen, wordt juist dit woord gebruikt.
Meer dan eens laat Jezus de Zijnen na Zijn opstanding kijken, maar niet zien. Zo hield Hij de ogen van de Emmaüsgangers zo dat ze niet zagen Wie er naast hen liep. En ook de vissende discipelen zien wel een Vreemdeling op het strand Die hen toeroept: "Kinderkens, heb bij niet enige toespijs", maar pas na de wonderbaarlijke visvangst worden hun ogen geopend.
Je zou kunnen zeggen dat iets dergelijks ook hier bij de vrouwen gebeurt. Ze keken en zagen opeens de werkelijkheid: het open graf. Maar… als kijken zien wordt, gaat dat soms in stappen. Het zal pas in een volgend stadium werkelijk zien worden, wanneer ze de Opgestane Zelf ontmoeten.

Als kijken dieper zien wordt


De eerste ontdekking van het open graf moet ontstellend voor hen geweest zijn. Bij lange na niet de diepe blijdschap opwekkend, die later zou komen. Het graf is open en er is maar één conclusie: het lichaam is weg. Geroofd of ergens herbegraven. Vandaar dat Maria Magdalena later ook zal vragen: "Ze mij waar gij Hem gelegd hebt." Zij ging niet van grafroof uit, maar van een begrafenis op een definitieve plek. Daar wilde ze dan graag heen.
De vrouwen hebben Jezus ontmoet en zijn door te zien gaan ontdekken dat Jezus de dood had overwonnen. Ze hebben het uit Zijn Eigen mond gehoord. Maar wie van ons kan dieper zien, wanneer hij of zij naar een gesloten graf van een geliefde op een begraafplaats kijkt? Wie kan dieper zien en belijden: "Ik geloof de wederopstanding des vleses en een eeuwig leven"?
Geloof leer dieper zien. Niet naar de omstandigheden van het vergankelijke hier en nu, maar naar de realiteit van het eeuwig en onvergankelijke straks. Dieper zien is niet op het eerst-zichtbare afgaan, maar er als het ware doorheen kijken en tegelijk luisteren naar wat de HEERE daarover in Zijn Woord zegt. Christus's opstanding zegt ons: "Ik het de sleutels van de dood en de hel!" Waar zouden we zijn, als dát niet waar was? Als Christus niet was opgestaan, dan was ijdel ons geloof en ijdel was onze prediking. Maar nu… maar nu ís Christus opgestaan. En wat er dan allemaal zich ontvouwt achter het graf, is met geen pen te beschrijven.
Hier aan de voorkant, het zichtbare, branden pijn en verdriet en gemis. Maar daar, achter het graf, vanwaaruit Christus opstond, stuwen opstanding, weerzien en eeuwig bij Hem zijn op. Dan zullen we altijd bij de HEERE zijn. We zullen zijn waar Hij is. Ja… we zullen nooit meer behoeven te zondigen. Ziet – hoor je – ziet het is alles nieuw geworden.

zaterdag 11 april 2015

Een niet af te wentelen steen

"En zeiden tot elkander: Wie zal ons den steen van de deur des grafs afwentelen?"
Markus 16 : 3

Iemand twitterde afgelopen dagen: "Met een coach in de sportwereld kan ik leven, maar kan die wildgroei aan coaches in de rest van de samenleving eens stoppen." Ik twitterde terug: "Coaches zijn het gat in de markt van de menselijke onzekerheid." De geëmancipeerdheid van (met name van de vrouwen in) onze samenleving, brengt haarfijn aan het licht hoe zeer we afhankelijk van elkaar zijn; hoe goed het is om geholpen te worden. Hier zien we drie vrouwen die eerlijk durven toegeven dat ze het zelf niet redden. Zelfs niet met hun drieën.

Tranen om een niet af te wentelen steen

Die vraag om hulp bij het afwentelen van een steen, zijn we al eens eerder in de Bijbel tegengekomen. Met name bij een put. Zo waren er de dochter van Jethro die water kwamen putten (Exodus 2), toen de vluchteling Mozes daar zat. Net op het moment dat ze wilden putten lezen we: "Toen kwamen de herders, en zij dreven haar van daar; doch Mozes stond op, en verloste ze, en drenkte haar kudden." 
En dat was niet de eerste keer. Voorvader Jacob was ook iets dergelijks overkomen. Ook moest vluchten en we vinden hem op een gegeven ogenblik bij Haran (in Mesopothamië) eveneens bij een put. We lezen daar in Genesis 29: "En hij zag toe, en ziet, er was een put in het veld; en ziet, er waren drie kudden schapen nevens dien nederliggende; want uit dien put drenkten zij de kudden; en er was een grote steen op den mond van dien put. En derwaarts werden al de kudden verzameld, en zij wentelden den steen van den mond des puts, en drenkten de schapen, en legden den steen weder op den mond van dien put, op zijn plaats." Deze laatste woorden zeggen niet dat op dat moment de put werd geopend, maar dat ze dat gewend waren zo te doen. Want ook zij liepen tegen het probleem op dat ze de steen niet zelf konden afwentelen. Als Jacob met de herders aan de praat raakt vraagt hij  zijn oom Laban nog leeft. De vertellen hem dat Rachel er zometeen wel aankomt om haar schapen te laten drinken. En lees dan eens verder: "En hij zeide: Ziet, het is nog hoog dag, het is geen tijd, dat het vee verzameld worde; drenkt de schapen, en gaat heen, weidt dezelve. Toen zeiden zij: Wij kunnen niet, totdat al de kudden samen zullen vergaderd zijn, en dat men den steen van den mond des puts afwentele, opdat wij de schapen drenken. Als hij nog met hen sprak, zo kwam Rachel met de schapen, die haar vader toebehoorden; want zij was een herderin. En het geschiedde, als Jakob Rachel zag, de dochter van Laban, zijner moeders broeder, en de schapen van Laban, zijner moeders broeder, dat Jakob toetrad, en wentelde den steen van den mond des puts, en drenkte de schapen van Laban, zijner moeders broeder. En Jakob kuste Rachel; en hij hief zijn stem op en weende."
Het beeld dat Jacob de steen afwentelde en de schapen te drinken gaf, ervaarde ik als een bijzondere lijn in de schrift naar de Opgestane Heiland. Dat is wat er aanstonds gaat gebeuren. Er komen drie vrouwen aan, in het vermoeden een dood graf te bezoeken, waarin hun geliefde Jezus ligt. Niet voor mogelijk houdend wat hun te wachten stond: een levende Jezus Die hen met open armen ontvangen zou. Zou het ook zo zijn geweest als bij Jacob: "Toen Hij hen zag hief Hij Zijn stem op een weende"? Dat was (ook in het geval van Jacob) geen pijn en verdriet, maar van blijdschap over een heerlijk weerzien. De tranen die bij de vrouwen in de ogen opwelden, waren op dit moment nog tranen van verdriet. Maar als Hij hun ogen opent, zal Hij in die zin de tranen niet van de ogen afwissen, maar verwisselen voor vreugdetranen.

Waarschuwing voor een niet af te wentelen steen

Hij, de Opgestane, is bij machte van stenen harten vlezen, harten te maken. Hij laat je vragen dat oude, steenharde hart aan Hem te geven. En het is niet om het even wat je met die uitnodiging doet. Zelf sprak Jezus over Zichzelf in Mattheüs 21 (en ook in Markus 12 en Lukas 20): "Hebt gij nooit gelezen in de Schriften: De steen, dien de bouwlieden verworpen hebben, deze is geworden tot een hoofd des hoeks; van den Heere is dit geschied, en het is wonderlijk in onze ogen? Daarom zeg Ik ulieden, dat het Koninkrijk Gods van u zal weggenomen worden, en een volk gegeven, dat zijn vruchten voortbrengt. En wie op dezen steen valt, die zal verpletterd worden; en op wien hij valt, dien zal hij vermorzelen. En als de overpriesters en Farizeën deze Zijn gelijkenissen hoorden, verstonden zij, dat Hij van hen sprak. En zoekende Hem te vangen, vreesden zij de scharen, dewijl deze Hem hielden voor een profeet."
Jezus is de Fundamentsteen bij uitstek. Maar wie niet op Hem wil gebouwd worden, zal door deze Steen worden worden vermorzeld. En let er eens op dat de Farizeeën haarfijn doorhadden dat Hij hén bedoeld. Jezus' boodschap treft altijd Zijn doel; ze waren niet te verontschuldigen. Dat is vandaag nog zo! Als deze Steen op je valt, zal dat een niet af te wentelen steen blijken te zijn! Tot in eeuwigheid. Aangrijpend, vind je niet? Dat risico wil je toch niet lopen?
Want nog een keer neem ik je mee naar de afgewentelde steen. Straks zal daar een engel op gaan zitten en hem gebruiken als een preekstoel van waaraf het Evangelie van vrije genade mag klinken! Morgen gaan Gods dienaars met diezelfde missie op pad. Ze zullen hun plek op de preekstoelen – of waar dan ook – weer innemen en ze mogen Gods mond zijn, alsof God door hen bidt: "Laat je met Mij verzoenen." Is het er al van gekomen? Dan kijk je evenzeer uit naar morgen. Want bekering is dagelijks nodig en wedergeboorte is geen eindstation. Je hart gaat uit naar de Opgestanen, om Zijn stem weer te mogen horen. Dan leeft je hart op en wellen wellicht tranen in je ogen of hart op. Tranen van liefde en verlangen. Tranen van herkenning en verwondering: "Ja, Zulk Een is míjn Liefste!"

woensdag 8 april 2015

Gaat het al een beetje dagen?

"En zeer vroeg op den eersten dag der week, kwamen zij tot het graf, als de zon opging"
Markus 16 : 2

Voor wat je levensweg betreft, kun je denken naar iets toe te werken, maar plots doet zich iets voor, dat die hele visie omvergooit. Dat kan ingrijpend, schokkend en verwarrend zijn, bijvoorbeeld wanneer ziekte, werkloosheid of zelfs de dood van een geliefde die 'omleiding' teweeg brengt. Maar het kan ook iets positiefs en blij-verrassends zijn, zoals een plotselinge promotie, een nieuwe baan, een levenspartner of een onverwacht succes. In beide gevallen kom je er achter dat de HEERE een ander en ook beter plan had met je leven dan je zelf voor ogen had.

Uit de duisternis…

Als je Paulus' carrière bekijkt binnen het denkraam van de joodse overpriesters, dan snap je niet dat hij later zegt: "Ik heb al die dingen leren waarderen als schade en als drek!" Zo'n carrière en… hij dacht ook nog dat hij geen goddeloos, maar juist een godzalig leven leed. Dit was waar elke orthodoxe jood hoog tegenop keek. Maar nee… God zette een bliksemende streep door die rekening. En wat is Paulus daar dankbaar voor geweest.
Het kan ook anders, net als bij Maria Magdalena. Ze ging gebukt onder demonisch geweld. Een uitzichtloos bestaan met een afgrijselijke angst voor de hel en de helse machten. Wellicht was ze helderziend of belast met een waarzeggende geest. Niet voor niets wordt er gesproken over zeven (een volheid) aan duivelen. Was Legio wellicht ook in Magdala aanwezig, evenals in Gardara? Maar toen kwam Jezus. Hij had een heel ander plan met Maria, dan satan. Hij sprak en de duivelen weken; niet in een kudde zwijnen (zelfs die ruimte liet Jezus hen niet toe), maar gewoon: weg, terug naar de hel.
Zolang Jezus maar bij haar was, voelde ze zich veilig. Wat kon haar gebeuren, als die liefelijke stem klonk, die zo onverbiddelijk het krachtenveld van satan in haar had gebroken? Totdat… totdat die stem na een bazuinstoot aan het kruis, definitief zweeg. Wat was er volbracht? Jezus weg uit haar leven, daar is niets volbrachts aan. De satan kreeg – zo leek het wel – weer vrijspel. Voor haar gevoel zat ze weer middenin de duisternis.
Het enige dat ze nog kon doen is dichtbij het lichaam van Jezus zijn. De bijzondere band met Jezus is niet uitwisbaar, zelfs niet door de dood. Met zorg heeft ze de zalf volgens oud recept bereid. Ze zal die nacht weinig geslapen hebben. En nog voordat het licht wordt is ze al op pad gegaan. En Maria en Salome lopen met haar mee; want ook zij voelen zich gedrongen iets te doen. Iets doen is beter dan stil in een hoekje zitten kniezen.

…tot Zijn wonderbaar licht

Het is alsof de Statenvertalers voorvoelden dan kritische Bijbellezers vragen zouden gaan stellen bij deze tekst. Hoe zat dat? Ze gingen volgens Johannes 20 vers 1 weg toen het donker was en hier lezen we dat ze bij het graf komen als de zon opgaat: "Zij hadden zich wel met het krieken van den dag opgemaakt om te gaan, toen het nog duister was, Joh. 20:1, maar zijn omtrent het graf gekomen met het opgaan van de zon."

Toch heeft die term 'de opgaande zon' wel meer geklonken in de Bijbel. Zo lezen we over Loth, na diens vlucht uit Sodom: "De zon ging op boven de aarde, als Lot te Zoar inkwam." (Genesis 19 : 23).
En na Jacobs worsteling in Pniël in Genesis 32 : 31 lezen we: "En de zon rees hem op, als hij door Pniël gegaan was…".
In het eerste geval (van Loth) lezen nog van een opgaande zon: de dag breekt aan en daarmee de redding. Maar in het tweede geval (van Jacob) rees de zon 'hem' op, dus voor hem persoonlijk. Daar daagt als het ware iets in het oosten (de opgang der zon). Er ging hem iets dagen… iets van Gods grote verlossingswerk begon door te dringen.
Zo komen we het tegenovergestelde ook tegen in de Schrift: "Alzo togen zij voort, en wandelden; en de zon ging hun onder bij Gibea, dewelke Benjamins is" (Richteren 19 : 14). En:"Maar Joab en Abisai jaagden Abner achterna; en de zon ging onder, als zij gekomen waren tot den heuvel van Amma, dewelke is voor Giach, op den weg der woestijn van Gibeon" (2 Samuël 2 : 24). In beide gevallen is er ook ethisch en maatschappelijk een zon aan het dalen en een nacht aan het invallen.
Als Maria Magdalena met haar vriendinnen (die wellicht iets ouder waren dan zij zelf) bij het graf aankomen, rijst niet alleen de zon boven de kim, maar gaat er een verlosssend licht op; terwijl ze het zelf nog niet doorheeft. Elke volgende stap zal haar meer duidelijk worden van wat er werkelijk is gebeurd. God is hen voor geweest. Hij heeft Zijn Zoon opgewekt; daar kwam geen mensenhand aan te pas en daar hoefde ook geen zalfje meer bij…
"U is een beter lot bereid; uw heilzon is aan 't dagen." (Psalm 68 vers 6 berijmd). Het duurt soms even voor we doorhebben dat de HEERE al bezig is in ons leven. Helaas. De Heere Jezus verwijt Zijn jongeren ook dat ze traag van hart zijn en onverstandig. Maar ondanks dat, is het heerlijk te ervaren dat de HEERE wonderlijk werkt en ons al een eeuwigheid voor is. Want het is niet alleen dat Hij Zijn Zoon al had opgewekt, voordat de vrouwen Hem hadden kunnen zalven en netjes begraven. Hij had sowieso Zijn Zoon al met deze taak belast en de Zoon Zelf had deze taak al van eeuwigheid op Zich genomen, voordat de mens beseft in de eeuwige problemen te zitten! Daar konden we best eens wat meer bij stilstaan.

dinsdag 7 april 2015

Betrokken op Jezus?

"En als de sabbat voorbijgegaan was, hadden Maria Magdalena, en Maria, de moeder van Jakobus,
en Salome specerijen gekocht, opdat zij kwamen en Hem zalfden."
Markus 16 : 1

Het is Derde Paasdag… we hebben zeven weken stilgestaan bij het lijdensevangelie. Maar hoe lang staan we stil bij het opstandingsevangelie? Ja, misschien zeg je: daar staan we elke zondag bij stil. Inderdaad. Maar zullen we een aantal dagen achtereen stilstaan bij wat er na Pasen gebeurde, aan de hand van Markus 16? Het is een compact verhaal dat in een notendop de tijd tussen Pasen en Hemelvaart weergeeft.

Volgens de geboden

"Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt", klinkt het vierde gebod. In Lukas 23 : 56 lezen we: "En wedergekeerd zijnde, bereidden zij specerijen en zalven; en op den sabbat rustten zij naar het gebod." De vrouwen viel niets te verwijten; ze hielden zich netjes aan het sabbatsgebod. Zouden ze met hun gedachten ook gerust hebben en zich helemaal gericht hebben op de God van de sabbat? Of waren hun gedachten (die volgens dit gebod enkel op de HEERE van de sabbat behoorden gericht te zijn), misschien toch vooral bij hun vermoorde Heere? Hem dienen… hoe zou dat nou ooit kunnen? Het enige dat ze voor Hem konden doen was Zijn lichaam balsemen. 

Over the top?

Toch blijf ik het vreemd vinden dat Jozef van Arimathea en Nicodemus voor een vermogen aan zalf hadden gekocht en Hem direct zalfden, terwijl de vrouwen óók zalf gingen bereiden? Wat konden zijn nog toevoegen aan die honderd pond zalf? "En Nicodemus kwam ook (die des nachts tot Jezus eerst gekomen was), brengende een mengsel van mirre en aloe; omtrent honderd ponden gewichts." (Joh. 19:39) Dit hadden de vrouwen gezien: "En Jozef, het lichaam nemende, wond hetzelve in een zuiver fijn lijnwaad. En leide dat in zijn nieuw graf, hetwelk hij in een steenrots uitgehouwen had; en een groten steen tegen de deur des grafs gewenteld hebbende, ging hij weg. En aldaar was Maria Magdalena, en de andere Maria, zittende tegenover het graf." (Matth. 27:59-61).
Mattheüs beschrijft ons in het eerste vers van hoofdstuk 28 dat ze slechts kwamen om het graf te bezien. Toch denk ik niet dat Markus iets verzonnen heeft. Het lijkt op een overgevoelige actie, die het begraafritueel wat over the top maakte. En er is nog iets…

De tweede voorste rij?

Wie de drie vrouwen op een rijtje zet, ziet dat zij respectievelijk 0, 1 en 2 zonen onder Jezus' discipelen hadden: Maria Magdalene (geen), Maria (Jacobus) en Salome (Johannes en Jacobus). De moeders waren hier waar hun zonen hadden moeten zijn. Ze behoorden tot de vrouwen die worden genoemd als zij die Jezus waren gevolgd vanuit Galilea.
Ze waren het zorgzame niet afgeleerd. Hoewel hun zonen volwassen mannen waren, namen zij nog steeds de moedertaken waar. Ze beredderden en waren – vrees ik – zo vol van hun Martha-achtige zorgzaamheid, dat ze de zorg van Nicodémus en Jozef niet voldoende vonden. Hun actie was als de zoveelste overlijdensadvertentie in de krant, alsof de mensen nog niet voldoende wisten dat iemand overleden was; of om aan anderen te laten lezen dat zij toch ook tot een bepaalde belangrijke kring rondom de overledene behoorden. Lief bedoeld, maar onbedoeld een tweede voorste rij in de gelederen.

Als dan niemand het doet…

Of val ik nu de vrouwen te hard af? Waar vierden zij de sabbat? Ik vermoed bij Maria – de moeder van Johannes Markus – in haar opperzaal. Zij was de gastvrouw. En de weggelopen discipelen waren een voor een bij haar binnengedruppeld. Daar zaten ze verslagen voor zich uitstarend. Er werd weg gesproken, maar het waren matte stemmen. In die sfeer zou het plan kunnen zijn uitgewerkt om op de eerste dag van de week 's morgens vroeg naar het graf te gaan en het balsemwerk af te maken.
Zalfbereiden koste tijd en was typisch een vrouwenwerk. Nog vlak voor de sabbat waren ze gauw ergens langs gegaan om ingrediënten te kopen. Ik vermoed toch stiekum dat ze de sabbat niet helemaal hebben stilgezeten. Met het kopen van zalfingrediënten heb je nog geen zalf… 
Hoe het ook zij, in al die dingen wordt ons een actieve betrokkenheid op Jezus getekend. En het stelt ons voor de vraag: hoe sta ik tegenover Hem? Als ik niet actief betrokken ben op Hem, wie doet het dan wel? Jezus had over de stenen gezegd, dat die dan wel zouden spreken over Hem, als de mensen moesten zwijgen. Welnu, zo ver laat ik het toch niet komen?

zaterdag 4 april 2015

Sjabbat Hagadol

"De Joden dan, opdat de lichamen niet aan het kruis zouden blijven op den sabbat, dewijl het de voorbereiding was (want die dag des sabbats was groot), baden Pilatus, dat hun benen zouden gebroken, en zij weggenomen worden."
Johannes 19 : 31

Stille zaterdag heeft een mystieke klank. Wat betekent dat, wat is er stil? Is het stille op deze dag het dode lichaam van Christus? Of is het een teken van rouw? In de tekst betitelen de Joden zelf die dag als 'groot'; het was de start van Pascha of Pesach. Vandaag staan we stil bij deze stille dag, waarop de nagalm van Goede Vrijdag nog in onze oren klinkt en ons gemoed zich langzaamaan voorbereid op de vreugde van Pasen.

Traditionele koestering

"Die lichamen daar, moeten weg; en snel ook." De roodaanlopende gezichten van de farizeeën die bij de legionair staan de drammen, spreken boekdelen. Hun grote zorg is dat er morgen niets meer van dit tumult te zien is. Ze waren bij Pilatus al zeer terughoudend geweest; ze wilden absoluut niet de rechtzaal binnen. Want wie bij een heiden binnen was geweest, was onrein en daarmee uitgesloten van de sjabbat en dus van Pesach.
Die Jezus van Nazareth – want hun gesputter is vooral gericht tegen die Kruiseling daar in het midden – heeft al teveel aandacht gehad. Geen dag langer. In het graf ermee, een steen ervoor en liefst dichtgemetseld.
De zorg om de sjabbat ging hen meer aan het hart dan de zorg om de Heer van die sjabbat. En had juist die Jezus van Nazareth hen daar niet haarfijn op gewezen? De traditie is heilig; het was hun houvast en het fundament van hun godsdienstige carrière. Hiermee waren zij iets geworden 'en publique'. 
Het patroon van wetten en leefregels – en hun ragfijne onderverdelingen – kenden ze op hun duimpje. Ze hadden er hún 'ding' van gemaakt en op het autistische af hielden ze zich graniet hard en loepzuiver aan de letter der wet. Hoe diepangstig en hels waren ze geworden toen Jezus zo hun godsdienstwaanzin doorzag. "Jullie leven volgens de regels van Mozes, maar de God Die Mozes deze wetten gaf wilde daarmee Zelf contact met Zijn volk! Mozes was maar mediator, middelaar. Na hem zou een Profeet komen, weten jullie nog wel? Welnu… hier ben Ik."
De haat was opgeflikkerd in hun ogen en harten. Het was een omzichtige actie geworden, maar eindelijk, eindelijk hadden ze Hem dood. En om weer tot de orde van de sjabbat over te gaan, moest alles, ook op Golgotha, aan kant. Het was nota bene Pesach; deze sjabbat was nog eens extra bijzonder. Er mocht geen dood lichaam rondhangen; God was immers een God der levenden en niet der doden?!

Religieuze eerbiediging

Stille zaterdag wordt volgens Wikipedia zo genoemd vanwege de zwijgende kerkklokken:
Paaszaterdag (Sabbatum Sanctum in het Latijn) of Stille Zaterdag volgt op Goede Vrijdag. Het is de zaterdag voor Pasen en de laatste dag van de vastentijd en lijdensweek die voorbereidt op het christelijke paasfeest. Deze zaterdag wordt ook wel Stille Zaterdag genoemd, omdat op die dag de klokken niet luiden tot aan de Paaswake.[1]
Op deze dag herdenkt men de tijd dat het dode lichaam van Jezus Christus in het graf lag. Zijn ziel was echter in het paradijs: "Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn" (Lucas 23:43b, SV).
De apostel Petrus beschrijft in 1 Petrus 3:19-20a dat Jezus Christus in Zijn dood Zich heeft geopenbaard aan de geesten in de hel om Zijn triomf te tonen: "In Denwelken [Zijn dood] Hij ook heengegaan zijnde, de geesten die in de gevangenis zijn, gepredikt heeft. Die eertijds ongehoorzaam waren, wanneer de lankmoedigheid Gods eenmaal verwachtte in de dagen van Noach, als de ark toebereid werd" (SV). Hierbij moet worden aangetekend dat over de betekenis van deze teksten veel onduidelijkheid is.[2] De Katholieke Kerk leert dat Christus op Paaszaterdag 'neergedaald is ter helle'.[3]
Liturgisch gezien duurt Paaszaterdag slechts tot de schemering, waarna de Paaswake gevierd wordt.

Er blijken op deze site nogal wat visies op deze dag. Katholieke en (Russisch of Grieks) Orthodoxe tradities. Liturgische gezien ligt er dus van alles stil. Vandaar die Stille Zaterdag. Maar… hoe ver staat al dat liturgisch traditionalisme af van het identieke joodse traditionele. In hoeverre gaat het nog om de God van die traditie? Of is de traditie een lege huls? Een vorm, waarnaar God kijkt en Zich heilig verbaast over wat de mensen uiteindelijk hebben overgehouden van Zijn bedoeling met de sjabbat?
Ik geloof zeker dat we veel van de joden kunnen leren. En blijf hen beschouwen als onze oudste broeder, dankzij wie wij het Evangelie hebben. Laat dat duidelijk zijn. Maar zowel bij velen onder hen, als onder de traditionelen links en rechts in de kerk, zie ik toch enorm veel lege hulzen. Er is van alles te zien en te horen, maar… waar is God?
Religieuze eerbied voor de traditie is ten diepste weinig anders dan zonde tegen het gebod 'gij zult niet stelen'. Immers met zo te denken en te handelen stelen we God van Zijn aanbidding en eer? Zeg me maar als ik het verkeerd zie…

Triomfantelijke overwinning

Stille Zaterdag staat vooral ook in het teken van de triomfantelijke overwinning van Jezus Christus, zoals op de Wikipediasite valt te lezen. Zijn lichaam lag in het graf, maar Zijn ziel roofde de hel 'leeg' en overwon de dood, waaruit Hij dan ook een dag later zou opstaan…
Toen ik zocht naar de term 'Grote Sjabbat', om te snappen waarom dat woordje 'groot' in onze tekst werd gebruikt, stuitte ik op de volgende site:
"Sjabbat deze week is de Sjabbat voor Pesach die Sjabbat hagadol ‑ de Grote Sjabbat wordt genoemd. Deze Sjabbat heeft veel discussie losgemaakt tussen de commentatoren.

Rabbijn mr drs. R. Evers
De Toer, het Joodse wetboek uit de 14e eeuw, ziet verband tussen de Grote Sjabbat en de moed van de Joden in Egypte. Hij schrijft: “Op die dag, de tiende Niesan, nam iedere Jood een lammetje als Pesachoffer en bond het vast aan de poten van zijn bed. Toen de Egyptenaren vroegen naar het waarom, antwoorden de Joden: “G’d heeft ons opgedragen om het lam als een offer te slachten. De Egyptenaren konden niets zeggen of doen, hoewel hun afgod werd geslacht. Daarom wordt deze dag Sjabbat hagadol genoemd, vanwege het grote wonder”.

Verhoogd niveau van heiligheid
Rabbi Jehosjoe’a Falk (16e eeuw) schrijft in zijn commentaar op de Toer dat dat verhoogde niveau van heiligheid dat de Israëlieten kregen op het moment dat zij G’ds gebod om het lam te nemen, opvolgden, speciaal verbonden is met de Sjabbat die ons allen de mogelijkheid schenkt tot een hoger spiritueel niveau te stijgen. Daarmee beantwoordt hij de vraag waarom wij het wonder van het offer van het lam speciaal op de Sjabbat voor Pesach herinneren in plaats van op de tiende Niesan.

GROOT

Het bijvoeglijk naamwoord groot, zoals in Sjabbat hagadol ‑ de Grote Sjabbat wordt weinig gebruikt in de Joodse geschriften. In de geschiedschrijving van vele andere volkeren wordt het woord groot gebruikt voor koningen, oorlogshelden, artiesten of politici.
In het Jodendom gebruiken wij de term “groot” alleen daar waar het werkelijk hoort, bij G’d. Driemaal daags gebruiken wij in het staande achttiengebed, de Sjemone Esre, de uitdrukking “grote G’d”. Hoe kwam het dat de Joden het bijvoeglijk naamwoord groot verdienden, toen zij de afgod van Egypte offerden voor G’d?

Mannen van de Grote Vergadering
Veel later in de geschiedenis komen we een groep mensen tegen, de mannen van de Grote Vergadering, die ook “groot” werden genoemd. De Talmoed vraagt zich of (B.T. Joma 69) waarom de vergadering groot werd genoemd? Het antwoord luidt: omdat zij de oorspronkelijke glorie van G’d hadden hersteld. Mosjé zei “G’d, groot, machtig en angstaanjagend”. Toen kwam de profeet Jeremia en zei: Afgodendienaren dansen in Zijn Tempel waar is zijn angstaanjagendheid? Toen hebben de Geleerden het woord angstaanjagend weggelaten uit de gebeden. Daniël kwam en zei “de afgodendienaren hebben Zijn kinderen tot slaven gemaakt. Waar is Zijn macht?”. Dus liet hij “machtig” weg uit de Sjemone Esre. De mannen van de Grote Vergadering kwamen en zeiden toen: “Juist hierin ligt Zijn kracht: Omdat Hij lankmoedig is met de slechten. Hier ligt Zijn macht want zouden de volkeren geen angst voor Hem gevoeld hebben, hoe zou dan zo een klein Joods volk kunnen overleven tussen de volkeren?”.

UITDAGINGEN AANKUNNEN

De Mannen van de Grote Vergadering leefden in een tijd dat het volk wanhopig was. Na de vernietiging van de eerste Tempel voelden vele Joden zich niet in staat om tot G’d te dawwenen en Hem te prijzen, zo als ze eerder hadden gedaan. De kracht van deze leiders lag in hun morele moed. Zij raakten niet onder de indruk van de spirituele depressie. Ondanks de moeilijke tijden waren zij in staat om een duidelijk geloof in G’d te formuleren en daarmee de kroon van G’d in zijn oorspronkelijke glorie te herstellen.

Tegen de stroom ingaan
Grootheid betekent in staat zijn tegen de stroom in te gaan; grootheid eist moed om anders te zijn en om het juiste te volvoeren ondanks de tegenwind. Deze grootheid hebben de Joden in Egypte opgebracht. Ze gingen reeds zolang gebukt onder de slavernij dat het ondenkbaar was dat zij hun Egyptische meesters zouden uitdagen. De Israëlieten zeiden tegen Mosjé: “als wij de afgod van Egypte nu voor hun ogen slachten, zullen zij dan ons niet afslachten? Mosjé antwoordde daarop: ‘uit het wonder dat dan zal gebeuren, zullen jullie begrijpen welke wonderen G’d zal doen voor jullie wanneer jullie de Joodse weg voortzetten”.
Er gebeurde een wonder: de Egyptenaren konden de Joden niets maken; dit was het begin van Israëls grootheid. De betekenis van Sjabbat Hagadol voor ons tegenwoordig is dat wij ons associëren met het woord van G’d, hoe de rest van de wereld er ook over moge denken. Sjabbat hagadol betekent dat wij ons identificeren met het grootse voorbeeld van onze aartsvaders in Egypte zodat wij ook kunnen delen in hun grootheid."

Een paar dingen over dit artikel.
  • Het is duidelijk dat de woorden in onze tekst duiden op een term: "Grote Sabbat". Dat is de dag van vandaag, stille zaterdag;
  • Ik mis hier ten ene male het woord 'voorbijgaan' (Pesach). De Paas-sabbath is daarom zo 'groot', omdat er een bijzonder wonder is te vieren (zoals wij het Avondmaal vieren): dat de Israëlieten werden voorbijgegaan, wegens het bloed aan de deurpost, terwijl de ongelovige Egyptenaren werden gestraft;
  • De Joden duiden deze sjabbat als 'groot', want deze dag luidt het Paasfeest in. Het staat ongeveer gelijk aan dat wij Goede Vrijdag als 'groot' zouden beschouwen (en niet in de eerste plaats Eerste Paasdag!). Hoe 'groot' is voor ons Goede Vrijdag?
  • Tenslotte citeer ik een bijzondere opmerking in de Kanttekeningen naar aanleiding van Goede Vrijdag en naar aanleiding van het 'grote' van die sjabbat:
    "Christus heeft dan het pascha gegeten ter rechter tijd, op den avond van den veertienden dag, gelijk God bevolen had, Exod. 12:6,18; Lev. 23:5. Doch de Joden hebben hetzelve toen ter tijd eerst gegeten des anderen daags des avonds, gelijk blijkt uit de gehele geschiedenis en inzonderheid Joh. 18:28. Hetwelk geschiedde uit een oud gebruik, waardoor zij, als de veertiende dag viel op den dag voor den sabbat, denzelven verzetten op den volgenden sabbat, opdat zij niet genoodzaakt zouden zijn twee dagen aan elkander van hun werk te rusten. Zo is dan Christus, het ware pascha, op den rechten dag van God geordonneerd voor onze zonden opgeofferd."
    Vandaag houden we stilte en denken nog even terug aan die grote dag van gisteren, maar leven ook toe naar de grote dag van morgen: Pasen. Om uiteindelijk ons leven lang heen te leven en uit te zien naar die allergrootste dag, die allergrootste Sjabbat Hagadol die zal aanbreken voor allen die tot Gods volk behoren (Hebreeën 4 : 9-11): 
    "Er blijft dan een rust over voor het volk Gods. Want die ingegaan is in zijn rust, heeft zelf ook van zijn werken gerust, gelijk God van de Zijne. Laat ons dan ons benaarstigen, om in die rust in te gaan; opdat niet iemand in hetzelfde voorbeeld der ongelovigheid valle."

vrijdag 3 april 2015

Alleen die gezien hebben kunnen martelaar zijn

"En die het gezien heeft, die heeft het getuigd, en zijn getuigenis is waarachtig; en hij weet, dat hij zegt, hetgeen waar is, opdat ook gij geloven moogt. Want deze dingen zijn geschied, opdat de Schrift vervuld worde…"
Johannes 19 : 35-36a

Je komt binnen de kerk nogal wat mensen tegen die in meerder of mindere mate actie 'voor de kerk' zijn. Je kunt ze charteren voor een rommelmarkt, voor het bijhouden van de kerktuin of de pastorietuin, ze zijn in voor een verzetje als er een strandwandeling van de kerk is, of een gemeentedag organiseren. Noem maar op. Maar voor een Bijbelkring achten ze zichzelf niet echt in de wieg gelegd. Ik wil ze niet over één kam scheren, maar voor een groot deel zou je ze de 'baat het niet dan schaadt het ook niet'-typen kunnen noemen. Te porren voor leuke verzetjes, maar het serieuze werk is aan hen niet besteed. Je komt er ook tegen die juist bij de serieuze onderdelen, zoals mannen- of vrouwenvereniging, gemeenteavonden of na afloop van de dienst het hoogste woord voeren over hoe het wel zou moeten of juist niet. Wat er niet aan klopte en hoe die of die oudvader het toch beter verwoordde. Maar… als hen rekenschap wordt gevraagd door een medegemeentelid of een ongelovige buitenstaander, dan maken ze behendig duidelijk niet 'één van Hem' te zijn. Ook hen wil ik niet over één kam scheren, maar je zou ze voor een groot deel de 'sanhedrin'-typen kunnen noemen. Maar wat is Johannes voor een type?

De getuige

Luisteren we op deze Goede Vrijdag-avond naar Johannes' conclusie. Johannes heeft alle details rond Jezus lijden en sterven op een rijtje gezet, tot in detail. Juist die details, waarin hij de enige evengelist lijkt, soms, zijn het overdenken waard. Maar je zou kunnen gaan twijfelen aan de waarachtigheid van die details. Zijn ze wel echt gebeurd?
Hij beschrijft de discussie tussen de joodse overpriesters en Pilatus. Hij trekt zijn schriftuurlijke conclusies uit het verdelen van Jezus' kleding door de soldaten. Hij vertelt hoe Jezus hem de hoede over Zijn moeder beveelde. En dan is er zelfs die innerlijke overweging van Jezus Zelf, die hij beschrijf: "Hierna Jezus, wetende, dat nu alles volbracht was, opdat de Schrift zou vervuld worden…"
De vraag kan bovenkomen: Hoe wist Johannes dat allemaal? Het moet hem zijn uitgelegd in de veertig dagen na Pasen. De kwartjes moeten een voor een op hun plek zijn gevallen.
En jaren later… jaren later weet Johannes – door de Heilige Geest geïnspireerd en behoed voor vergeetachtigheid – nog exact wat waar was en wat niet: "Ik weet dat wat ik hier nu zeg, waar gebeurd is en waarheid voldoende is, waarmee je zalig kunt worden." Al die dingen zijn echt gebeurd.  Johannes heeft het gezien, met eigen ogen, en heeft het getuigd. En deze getuigenis is waarachtig!

De netwerker

Johannes is tot op zeker hoogte wel mijn type. De breder lijnen in de Schrift zien, de rijkdom van Gods Woord door de wandel met Christus steeds dieper zien schitteren. En bij tijde de vurigheid met hartelijk verlangen. Toch vrees ik dat ik meer op Petrus zal lijken. Die trok sneller zijn conclusies. Of Johannes de Doper, die zich mateloos kon irriteren aan de halfslachtigheid van het volk en de hypocriete houding van de overpriesters en zogenaamde 'alwetende gelovigen'. En regelmatig is er de Thomas die om de hoek komt kijken. Maar ik dwaal af…
Johannes was, in tegenstelling tot mij, een netwerker. Hij had zo overal zijn contacten en bewoog zich tamelijk gemakkelijk in allerlei kringen. Als Petrus zijn Meester verloochent concluderen we nogal eens snel: die had daar in de hof van Kajafas niet moeten wezen. Hij hoorde daar niet als volgeling van Jezus! Maar Johannes dan? Hij was het die een babbeltje met de portierster maakte en Petrus naar binnen loodste.
Hij was het ook die nogal wat ins en outs wist vanuit het Sanhedrin. Als hij er al niet zelf aanwezig was, dan had hij de informatie via Nicodemus of Jozef van Arimathea of een van zijn andere lobbyers. Het merkwaardige hieraan vind ik nog, dat juist hij niets vermoedde van Judas' plan. Judas' naam moet zijn gevallen in vergaderingen (of werden die zaken ad hoc, in het 'moderamen' bekokstoofd?). Johannes was bepaald geen 'gewone visser'. Hij moet theologisch toch wel op een bepaald niveau zijn geweest, om zich in die kringen te bewegen. Hoewel, als we hem in Handelingen 4 voor de Joodse Raad zien staan, behandelen zij Johannes niet als verrader. Integendeel: "Zij nu, ziende de vrijmoedigheid van Petrus en Johannes, en vernemende, dat zij ongeleerde en slechte mensen waren, verwonderden zich, en kenden hen, dat zij met Jezus geweest waren."
Johannes is dus maar tot op zeker hoogte die kring binnengedrongen. Hij probeerde niet net als Judas buiten beeld te blijven. Integendeel, hij was naast netwerker, vooral getuige of, zoals het griekse woord ook kan worden vertaald, martelaar.

De martelaar

Waar Johannes in de nacht in Gethsémané nog wegvluchtte, bleef hij waar hij was in de rechtzaal van Kajafas, en bleef hij op Golgotha zelfs op hoorafstand van Jezus. Jezus zag hem en sprak hem aan vanaf het kruis. In Handelingen 4 is het Johannes, samen met Petrus, die volmondig en dapper getuigt: "Oordeelt gij, of het recht is voor God, ulieden meer te horen dan God. Want wij kunnen niet laten te spreken, hetgeen wij gezien en gehoord hebben."
De Boko Haran van de Joodse Raad dreigde hen wel, wanneer ze toch zouden spreken, maar ze zwegen niet! Nadat ze waren vrijgelaten keerden zij terug naar de thuisgemeente. Toen zij daar hun belevenissen vertelden, besloot men om te bidden tot God. Om bescherming en een einde aan alle dreiging en laster? Gek genoeg, nee! Beklagen ze zich, omdat ze onheus behandeld worden? Nee, ze zien in de tegenstand die zíj ervaren, de tegenwerking van satan tegen God. Luister maar: 
"Heere! Gij zijt de God, Die gemaakt hebt den hemel, en de aarde, en de zee, en alle dingen, die in dezelve zijn.
Die door den mond van David Uw knecht, gezegd hebt: Waarom woeden de heidenen, en hebben de volken ijdele dingen bedacht?
De koningen der aarde zijn te zamen opgestaan, en de oversten zijn bijeenvergaderd tegen den Heere, en tegen Zijn Gezalfde.
Want in der waarheid zijn vergaderd tegen Uw heilig Kind Jezus, Welken Gij gezalfd hebt, beiden Herodes en Pontius Pilatus, met de heidenen en de volken Israëls;
Om te doen al wat Uw hand en Uw raad te voren bepaald had, dat geschieden zou.
En nu dan, Heere, zie op hun dreigingen, en geef Uw dienstknechten met alle vrijmoedigheid Uw woord te spreken;
Daarin, dat Gij Uw hand uitstrekt tot genezing, en dat tekenen en wonderen geschieden door den Naam van Uw heilig Kind Jezus."

"En als zij gebeden hadden, werd de plaats, in welke zij vergaderd waren, bewogen. En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, en spraken het Woord Gods met vrijmoedigheid."
De oplossing van de dreiging is niet het einddoel, maar de ruimte om te spreken, opdat ook gij geloven moogt! Dat is de drive van ware getuigen. Ik ervaar die moed niet vanuit mijzelf. Als ik vooraf bedenk dat ik een ander moet uitleggen wat Goede Vrijdag betekent, en hoe rampzalig het leven buiten Christus is in de eeuwigheid, dan is mijn eerste reactie een voorzichtige houding. Ik ben niet zo'n durfal. En toch, als God de nood op je hart bindt, omdat je anderen ziet wegzinken, dan moet het en dan gaat het. 
In die dag zal de Heilige Geest je woorden in de mond leggen. Maar… Hij moet wel ergens uit putten. Je moet écht gezien hebben, wil je getuige kunnen zijn. Want meelopers haken bij verdrukking af; het kost hen teveel. Ben jij voldoende geestelijk toegerust om gebruikt te worden voor Zijn dienst? Ben je bereid getuige en dus ook martelaar te zijn? Heb je je geschoeid met de bereidheid van het geloof. Johannes had die drive… door genade. Ook toen het hem op hoge leeftijd zijn leven kostte. Onze hoogste roeping is toch echt: getuigen van Jezus Christus de Gekruisigde!

donderdag 2 april 2015

Goede Vrijdag


Eergisteren waren wij bij de opening van een bijzondere tentoonstelling in de Oude Kerk van Delft aanwezig. Een serie schilderijen van Jip Wijngaarden zijn vanaf dat moment te zien in de overzichtsexpositie onder het thema "Remember".

Eén van die schilderijen tekent een treffend aspect van Goede Vrijdag; het heet 'Daar zal Ik u ontmoeten'. Het verwijst naar de instelling van de 'Tent der samenkomst' of hedendaagser vertaald 'de tent van ontmoeting met God'.

'Daar zal Ik u ontmoeten', Jip Wijngaarden, 2011

Het schilderij vertelt hoe de HEERE aan Mozes uitlegde hoe het volk weer met Hem in contact kon komen. Er moest een bok worden geslacht en het bloed moest voor de Ark van het Verbond (linksboven in het schilderij) en op het gouden deksel met de engelen worden gesprenkeld. Er moest bloed vloeien, wilde het volk dat in zonde was gevallen, weer met God kunnen communiceren. Die nieuwe mogelijkheid was het initiatief van God Zelf! Dat bloed zelf kon de zonde van het volk niet verzoenen, maar de HEERE gebruikte dat teken, om ermee naar iets anders te verwijzen. Er zou iets anders gaan gebeuren, waardoor de zonde werkelijk bedekt kon worden en mensen God weer onder ogen konden komen.
Als dat niet zou gebeuren, zouden alle mensen eeuwig in Gods afwezigheid moeten blijven. En dat is de hel ten voeten uit! Deze bizarre werkelijkheid verdoezelen we graag, we leven er gemakkelijk langsheen, maar het is echt de werkelijkheid die we eens onder ogen zullen moeten zien, als er geen verzoenend bloed over onze zonden wordt gegoten. Van een lam? Van een dier? Ja en nee. Kijk maar naar het detail in van dit schilderij:



Op treffende wijze heeft Jip dat geschilderd, rechtsboven in het schilderij: Jezus Christus, Gods Eigen Zoon, heeft gedaan, wat geen mens kon en wat uiteindelijk ook geen lam kon bewerkstelligen: Hij gaf Zijn leven, vrijwillig. Hij riep uit: "Het is volbracht". Niet alleen Zijn taak zat erop, ook het werk was klaar, waardoor de weg tot God weer open ging. We zien mensen buigen voor het kruis. In eerbied, diep ontzag en intense dankbaarheid zetten we ons neer bij het kruis. Goede Vrijdag is met recht een goede vrijdag: hét kantelpunt in de wereldgeschiedenis; noem het maar de belangrijkste dag aller dagen. Door Jezus offer is er eeuwig leven mogelijk, in plaats van de eeuwige dood en dat moet iedereen weten! Hij verdroeg de Godverlatenheid, zodat wij niet meer door God verlaten behoeven te worden.

Ik zie mensen buigen, maar … kijk eens goed, ze dragen koffers. Zijn het reiziger? De schilderes heeft er zeker een link mee gelegd naar de wegvoering in de Tweede Wereldoorlog. Dat is namelijk ook een bloedrode draad door de tentoonstelling.

Maar ik zie er ook dit in: ons leven is een pelgrimsreis. We zijn reizigers naar de eeuwigheid, hoewel we ons misschien heel druk kunnen maken om ons aardse bestaan, onze tijdelijk rust en voorspoed. Echter… dat is wel tijdelijk. Zet je koffer eens neer, laat de echte werkelijkheid op je inwerken. Buig voor deze Man van Smarten, Die Zijn leven heel bewust aflegde, om het met Pasen weer op te nemen. Belijdt je schuld aan Hem (als je dat nog niet hebt gedaan) en laat je reinigen, daar bij het kruis. Zodat God ook jou weer kan ontmoeten; en jij Hem.
 

Hoe weet je nu zeker dat dit offer écht genoeg is (en dat er dus niet nog iets bij hoeft)? Wel, dat vieren we met het Paasfeest: God de Vader wekte Zijn Zoon weer op en daarmee toonde Hij aan de wereld hoe trots Hij op Zijn Zoon was. Wat is Hij Zijn Vader trouw geweest! Zo'n liefde voor Zijn Vader, daar nam Hij genoegen mee. Het was niet alleen volbracht, het was ook goedgekeurd, gecertificeerd. Voor eeuwig genoeg!

Aan het einde van de wereldgeschiedenis zal Jezus terugkomen. Dan zal God ons allemaal live ontmoeten. Het is niet om het even hoe je Hem dan onder ogen komt. Hij zal een vraag stellen. Niet 'Tot welke kerk behoorde je?' of 'Tot welk volk behoorde je?' of 'Hoeveel carrière heb je gemaakt in het zakenleven?', maar: "Wat heb je met Mijn Zoon gedaan? Heb je gezien wat Hij voor Mij heeft gedaan? En wat Hij voor jou heeft willen doen? Wat deed je ermee?" 

Het is elk jaar weer Goede Vrijdag, ook vandaag. Maar… heb je het goede van die Goede Vrijdag al ontdekt? Voor jou persoonlijk? Of laat je Jezus schouderophalend hangen? Het heeft nogal wat gekost! En jouw toekomst is ermee gemoeid. Die ontmoeting gaat er komen, die heeft Jezus geregeld. Vandaag is de vraag: hoe ga je die ontmoeting tegemoet?

Niet steil afhankelijk maar afhankelijk van de steilte

"Judas dan, genomen hebbende de bende krijgsknechten en enige dienaars van de overpriesters en Farizeën, kwam aldaar met lantaarnen, en fakkelen, en wapenen.
Jezus dan, wetende alles, wat over Hem komen zou, ging uit, en zeide tot hen: Wien zoekt gij?
Zij antwoordden Hem: Jezus den Nazarener. Jezus zeide tot hen: Ik ben het. En Judas, die Hem verried, stond ook bij hen.
Als Hij dan tot hen zeide: Ik ben het; gingen zij achterwaarts, en vielen ter aarde.
Hij vraagde hun dan wederom: Wien zoekt gij? En zij zeiden: Jezus den Nazarener."
Johannes 18 : 3-7


Eerder deze week hoorden we Jezus bidden: "Die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik bewaard, en niemand uit hen is verloren gegaan, dan de zoon der verderfenis, opdat de Schrift vervuld worde…" Ik zoom nog eenmaal in op die 'zoon der verderfenis', hij die een nazaat of product is van de verderfenis (of lees: de verderver zelf, satan). Vooral, omdat hij zolang is meegelopen met Jezus. Ik vermoed dat hij als enige heeft gezien waar het op zou gaan uitlopen. Je verraadt namelijk nooit je leider, als er nog perspectieven voor je zijn. Judas doorzag daarentegen dat er geen toekomst voor hem meer was. Het enige dat hem nog wat op zou leveren, is de uitlevering van Jezus voor 30 zilverlingen. De grote vraag is: wie heeft hem duidelijk gemaakt dat zijn plek bij Jezus eindig was en wie heeft hem dit laten concluderen?

Judas nam

Voorop gesteld dat Jezus de actieve Persoon bij uitstek is in heel het lijdensevangelie (immers Hij stapt naar voren en Hij geeft Zich gewillig), is er nog een tweede actieveling: Judas. Er is iets, buiten het blikveld van de discipelen veranderd. Pas later zal met name Johannes op diverse plekken tussen de regels door schrijven 'Judas die Hem verried' en 'want hij was een dief' en al dit soort toevoegingen. Hij is later terug gaan kijken wat er was gebeurd; van Petrus zegt hij iets in de trant van 'die Hem zou verlochenen', maar bij Judas deed hij dit soort dingen wel.
Er waren in Judas' optreden eerder in de tijd reeds zaken die pas later aan het licht kwamen; neem bijvoorbeeld het feit dat later bleek dat Judas een dief was. En iemand is nooit alleen maar een dief; meestentijds is er ook aanwijsbaar gedrag van leugenachtigheid en belangenverstrengeling. Het feit dat Judas niet veel in beeld is in de evangeliën versterkt het gevoel dat hij voortdurend buiten beeld wilde blijven, om vervelende vragen te ontwijken. Dit heeft hij tot het laatste Avondmaal kunnen volhouden, maar hij heeft wel gemerkt dat Jezus hem doorhad. Het feit dat zijn reputatie zou instorten – en daarin vormde Jezus uiteindelijk de belangrijkste bedreiging voor hem – heeft Judas' houding op de achtergrond doen veranderen. Het is te simpel om te zeggen dat hij zich aan Jezus' lijdensweg begon te ergeren en daarom tot zijn verraad overging.
Hij is enerzijds bang voor Jezus geworden, omdat Die hem doorzag. Het feit dat Jezus hem openlijk en toch beschermd heeft toegesproken aan de tafel (Johannes 13:21-32) maakte dat we in dat tekstgedeelte lezen: "En na de bete, toen voer de satan in hem". Dit is een heel enge mogelijkheid voor meelopers. Mensen, niet zoals Kaïn en Ezau – grof onverschillig – maar die vooral fel voor de waarheid op zich zijn, zonder dat zij een uitgesproken mening durven te hebben over Hem vanuit Wie de waarheid afkomstig is. Men bekritiseert kleurloos met veilig juiste termen; geeft vooral aan wat het NIET is, maar durft nooit tot een uitspraak te komen Wie Jezus nou daadwerkelijk voor hen is.
Ik doel niet op hen die bescheiden, kleindenkerig over zichzelf, nooit tot grote uitspraken durven komen. Maar ik heb het over hen die wel geluid in de kerk produceren, maar weinig inhoudelijks over de zaligheid en de Zaligmaker kunnen zeggen. Het zijn typen, zoals de beursdrager Judas; vooraanzittingen trekken hen, maar geestelijk leidinggeven is er niet bij. Het Avondmaal is vooral voor diegenen, die je eigenlijk nergens meer vindt; vroeger had je nog weleens zulke mensen. De Doop hangt er maar zo'n beetje bij. Bijbellezingen zijn belangrijk, maar gespreksgroepen en preekbesprekingen, bezinning en meditatie is aan hen niet besteed! Godsdienst, maar geen levend geloof.
Je zou zeggen dat dat toch wel eerder zou zijn opgevallen in een kring met mensen als Petrus, Jacobus en Johannes… maar niets is minder waar. Hoe is het mogelijk dat een figuur als Judas zo'n vooraanstaande positie kon innemen, zo annoniem tegelijk kon blijven dat de discipelen op dat cruciale moment aan de tafel – wanneer Jezus de bete Persoonlijk aan Judas gaf nota bene – nóg denken dat hij misschien nog iets moest gaan kopen voor Pesach, of… een gift aan de armen moest gaan geven. Op dit moment had toch de zaal kunnen verstarren, de blikken zouden Judas bevroren hebben aangezien en Judas zou met een ruk zijn opgestaan van de tafel en de deur zijn uitgestormd richting het Sanhedrin. Maar Jezus houdt hun ogen dat zij op dat moment nog niet zien wat er werkelijke gebeurt.

Judas stond

Ben je voor of tegen? In een discussie kan dat met woorden worden uitgedrukt. In een ruzie op het schoolplein kan een kind soms vermoeden dat iemand tegen hem is, wanneer hij qua positie dichter bij de tegenpartij staat; zonder dat die persoon – een medeleerling of een meester/juffrouw – dat ook daadwerkelijk zegt. Merkwaardig soms.
In het gedeelte van vandaag gaat dat min of meer ook op voor Judas: "En Judas, die Hem verried, stond ook bij hen."  Bij hen: bij de meute die Jezus gevangen kwam nemen. Een passieve houding kan nog in het voordeel van iemand pleiten. Niets is minder waar bij Judas. Hoe hij zich aanvankelijk nog wegmoffelde, Johannes – en ik denk alle andere discipelen ook – zag hem; en vooral: Jezus zag hem. Hier ontmoeten hun blikken elkaar weer voor het eerst na de Paasmaaltijd. Jezus' blik heeft hem niet ineen doen krimpen, zoals Jezus' blik bij Petrus deed nadat hij Jezus had verloochend. De blik van Jezus heeft Judas juist gestimuleerd verder te gaan op het ingeslagen pad.
Het feit dat Judas bij hén stond – die meute – vertelt ons ook dat hij nog tweemaal de kans kreeg om ergens anders te gaan staan… Immers Jezus vroeg tot tweemaal toe "Wie zoeken jullie?" Na Zijn antwoord 'Ik ben het', vielen zij achterwaarts. Ook Judas!

Judas verried

In een ander evangelie lezen we dat Judas daarna op Jezus toetrad en hem kuste; een groet, maar ook een afgesproken teken, waarmee Judas had afgesproken de Persoon Die zij zochten aan te wijzen. Wat was de reden van dat teken? Ze kenden Jezus toch allemaal? Het zal met de romeinse soldaten en leiders te maken hebben gehad die er zeker van wilden zijn dat ze de juiste persoon pakten. Die joden vertrouwden ze niet; wat hadden ze al vaak voor trammelant gezorgd. Maar nu is er ook een intimi vanuit de kring van die Jezus bij… hij zal tonen dat ze de juiste zullen grijpen.
Judas verraad. Hij zegt niets smadelijks of verachtelijks. Dit geeft Judas een nóg schimmiger imago dan hij reeds had. Hij doet schijnheilig vriendelijk, maar weet ondertussen haarfijn wat hij uitspookt. En dat weet Jezus ook. Judas wil van Jezus af, om zelf voor de goegemeente de rechtvaardige te blijven. Hij rekent echter mis. Hij wordt door Jezus gebruikt, zodat Die juist daar komt waar Hij wezen wil: aan het kruis, op het altaar! Judas werkt mee aan een oneerlijke berechting van de Joodse maffia en aan een pseudo-eerlijk vonnis van de staatsrechter Pilatus en zijn maatje Herodus. Uit de mond van twee of drie getuigen zal alle ding bestaan; ook het bewijs dat Jezus zonder Eigen schuld wordt veroordeelt. Dit is precies hét bewijsmateriaal, dat mede door Judas' actie wordt bewerktstelligd.
Tot slot… wat was de rol van Judas? Was hij – zoals ook weleens in The Passion wordt uitgebeeld – de tweede heiland, die voor een doel stierf? Was hij een pechvogel die verkeerde vrienden had? Was hij de trieste figuur die op het verkeerde paard had gewed? Laten we tot slot luisteren wat Judas er zelf van zegt: "Ik heb gezondigd, verradende het onschuldig bloed!" (Math. 27:4). Waar David berouw toonde over het onschuldig bloed en zich vernedert voor de HEERE, rent Judas weg omdat zijn positie nu echt onhoudbaar is geworden. Nu blijkt – en die woorden komen nota bene uit zijn eigen keel – dat hij verraden had en schuldig was aan Jezus' onschuldig bloed. Hier… nog een getuige dat Jezus onschuldig was en dus volkomen geschikt was om het offer voor de zonde te brengen. Judas is geen aanklager, maar een vrijpleiter van Jezus. Evenwel stond hij aan de verkeerde kant en wilde niet buigen. In pure waanzin – omdat nu weldra zou blijken in heel Jeruzalem dat hij een verrader en en een dief was – ziet hij geen andere weg dan de steilte af, te pletter. Gelukkig nam hij geen anderen in zijn val mee, zoals die co-piloot van dat duitse vliegtuig. Hij koos dezefde weg van die belgische politicus die vandaag werd gevonden in een kanaal, nadat zijn positie onhoudbaar was gebleken. Het is de afgrijselijke weg die ook Saul ging, toen hij zag dat God bij David was en van hem was geweken. Het was de loden last, een verbondskind te zijn en buiten het verbond te staan.
De weg die Saul en Judas kozen tonen ons, waar de satan op uit is. Velen in de kerk en daarbuiten kiezen niet de manier van Judas of Saul, maar gaan wel op dezelfde manier om met hun zondelast. Ze lopen weg, zwijgen Jezus dood, en proberen zelf onder die last vandaan te komen. Laten deze twee schrijnende gevallen ons tot waarschuwing zijn, dat er op deze manier nooit heil te verwachten is. De zondelast hef je niet op met vrome woorden of eigen gekozen wegen buiten Christus. Hij, het Offerlam bij uitstek, heeft een offer gebracht dat groter was dan de zonden van Judas of Saul, ja het was zelfs groter dan de last van Paulus, de grootste der zondaren! Hoor je me? Laat de satan, in welk vroom kleed hij zich ook wikkelt, toch nooit ingang krijgen in je denken, alsof het allemaal niets meer uit zal halen wat je doet. Vlucht tot Jezus! Tot Jezus alleen…