"Vader, Ik wil, dat waar Ik ben, ook die
bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij Mijn heerlijkheid
mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt; want Gij hebt Mij
liefgehad, voor de grondlegging der wereld.
Rechtvaardige Vader, de wereld heeft U niet gekend; maar Ik heb U gekend, en dezen hebben bekend, dat Gij Mij gezonden hebt.
En Ik heb hun Uw Naam bekend gemaakt, en
zal Hem bekend maken; opdat de liefde, waarmede Gij Mij liefgehad hebt,
in hen zij, en Ik in hen."
Johannes 17 : 24-26
Soms hoor je mensen – zeker in een tijd van vakantie – spreken op een plaats waar ze zijn geweest; ze zeggen dan: "Het was echt een paradijs!" Paradijs is gek genoeg een woord dat wel geassocieerd wordt met de Hof van Eden, maar daar nergens wordt genoemd. Salomo is de eerste die het woord gebruikt in de betekenis van lusthof of park (Hooglied 4 :13). Vervolgens spreek Jezus tegen de moordenaar aan het kruis over het paradijs (de hemelse heerlijkheid), is Paulus opgetrokken geweest in het paradijs en sluit Christus Zelf af in Openbaringen 2:7 met de woorden: "Die overwint, Ik zal hem geven te eten van den boom des levens, die in het midden van het paradijs Gods is."En dat is de plek waar Jezus ook over spreekt in onze dagtekst.
Een bevoorrechte positie op de aarde
De wereld heeft God niet gekend. Die woorden zouden de suggestie kunnen wekken dat de wereld er dus niks aan kan doen. Echter, de wereld heeft God wel gekend (in Genesis 1-3), maar heeft Hem de rug toegekeerd, Zijn beeld vertrapt en in navolging van Kaïn een verwrongen beeld van God aan het nageslacht doorgegeven. En dat laatste gaat tot op de dag van vandaag door. Nou, laat ik het juister zeggen: er is in de zondvloed niemand van het nageslacht van Kaïn overgebleven (of het moet misschien een van de schoondochters van Noach of zelfs zijn eigen vrouw zijn geweest); dat geslacht is reeds voor de Jongste Dag uitgeroeid. Echter, de nazaten van Noach hebben die keuze tegen God opnieuw gemaakt. Zij hebben Gods toorn van nabij meegemaakt, maar de chamieten spotten, de jafetieten gingen op in het vergankelijke en het overgrote deel van de semieten is een pseudo-godsdienst, een afgietsel van de dienst aan de ware God, begonnen.
Met Abraham maakte de HEERE weer een nieuw begin, door hem uit het afgodendom te halen en hem weer in contact te brengen met de ware en levende God. Was dat oneerlijk ten opzichte van Abrahams tijdgenoten? Nee, het was diepe genade dat de HEERE ook Abraham niet aan zijn lot overliet, alsmede Loth. Hij maakte Abraham tot een vader aller gelovigen. Een bevoorrechte positie op aarde.
Jezus zegt in onze tekst hetzelfde te hebben gedaan met de Zijnen. Hij maakte hen de naam (het wezen, het karakter en de heerlijkheid) van Zijn Vader bekend. Niet om hen positief te discrimineren ten opzichte van de rest van de wereld, maar om door hen de wereld tot het God terug te brengen. Dat is onze missie op aarde naast ons dagelijks werk. Wel zeker een bevoorrechte positie op aarde. Maar met het oog op een nog veel bijzonderder plaats: het paradijs.
Een bevoorrechte positie in de hemel
Wie ergens verrukt over is, kan als de beste uitleggen wat daar zo mooi en heerlijk aan is. Wie ergens geweest is waar hij enthousiast over is geworden, prijst dat aan anderen zo vurig aan, alsof hij die ander bij de arm kan nemen en meeslepen naar dat mooie, dat indrukwekkende.
Christus kan als geen ander beschrijven hoe de hemelse heerlijkheid voelt, functioneert en gestalte krijgt. Hij noemt het in onze tekst "Mijn heerlijkheid … die Gij Mij gegeven hebt". Hij benoemt het een gekregen heerlijkheid.
Als je bij je ouders woont in een bijzonder en/of mooi huis, dan kun je vertellen hoe mooi dat huis is, maar die ander moet het zien, ervaren, om te weten hoe waar je woorden zijn. Ja hij of zij moet de sfeer proeven, zich een voelen in dat wat jou zo diep raakt. Zo bidt Jezus, op een steenworp tijds afstand van Zijn diepe lijden, tot Zijn Vader die Hem zal gaan verlaten vanwege de zonde der mensen. Hij bidt, smeekt, dat de Zijnen ook de heerlijkheid van dichtbij mogen zien, ja mogen beleven. Dat is als het ware een bevoorrechte positie. Vandaag was ik bij de opening van de schilderijententoonstelling van Jip Wijngaarden, in de Oude Kerk van Delft. Een bijzondere ervaring. Ook heb ik het boek met haar schilderijen, maar ze live zien is verreweg het beste. Je moet ze ervaren, het soms vol reliëf zittende werk, de kleuren en gelaatsuitdrukkingen, de boodschap, de sfeer. Het is zeker een bevoorrechte positie deze schilderijen live te mogen zien, er als het ware met je neus op te zitten, ze te ervaren en alle indruk op je te laten hebben.
Welnu, dat is nog maar een schamele vergelijking met de hemelse heerlijkheid. Jezus prijst die in Zijn gebed aan en wenst ze de Zijnen toe. Hij wil dat waar Hij is (let op: is) ook de Zijnen die de Vader Hem heeft gegeven zullen zijn. Pas dan zullen ze – zo zegt Paulus het – zien hoe Hij is. Pas dan zullen ze kennen zoals ze gekend zijn. Pas dan zullen alle tranen echt van de ogen worden afgewist. Dan vallen alle sluiers af en is God alles en in allen. Zo over de hemel te praten is spreken over een bevoorrechte positie met de wetenschap erbij waarom je er wilt zijn. Niet om niet in de rampzaligheid te komen (dus een behoeden voor rampzaligheid), maar om de eeuwige heerlijkheid van Jezus, ja van de Drieënige God te genieten en ervaren.
Christus kan als geen ander beschrijven hoe de hemelse heerlijkheid voelt, functioneert en gestalte krijgt. Hij noemt het in onze tekst "Mijn heerlijkheid … die Gij Mij gegeven hebt". Hij benoemt het een gekregen heerlijkheid.
Als je bij je ouders woont in een bijzonder en/of mooi huis, dan kun je vertellen hoe mooi dat huis is, maar die ander moet het zien, ervaren, om te weten hoe waar je woorden zijn. Ja hij of zij moet de sfeer proeven, zich een voelen in dat wat jou zo diep raakt. Zo bidt Jezus, op een steenworp tijds afstand van Zijn diepe lijden, tot Zijn Vader die Hem zal gaan verlaten vanwege de zonde der mensen. Hij bidt, smeekt, dat de Zijnen ook de heerlijkheid van dichtbij mogen zien, ja mogen beleven. Dat is als het ware een bevoorrechte positie. Vandaag was ik bij de opening van de schilderijententoonstelling van Jip Wijngaarden, in de Oude Kerk van Delft. Een bijzondere ervaring. Ook heb ik het boek met haar schilderijen, maar ze live zien is verreweg het beste. Je moet ze ervaren, het soms vol reliëf zittende werk, de kleuren en gelaatsuitdrukkingen, de boodschap, de sfeer. Het is zeker een bevoorrechte positie deze schilderijen live te mogen zien, er als het ware met je neus op te zitten, ze te ervaren en alle indruk op je te laten hebben.
Welnu, dat is nog maar een schamele vergelijking met de hemelse heerlijkheid. Jezus prijst die in Zijn gebed aan en wenst ze de Zijnen toe. Hij wil dat waar Hij is (let op: is) ook de Zijnen die de Vader Hem heeft gegeven zullen zijn. Pas dan zullen ze – zo zegt Paulus het – zien hoe Hij is. Pas dan zullen ze kennen zoals ze gekend zijn. Pas dan zullen alle tranen echt van de ogen worden afgewist. Dan vallen alle sluiers af en is God alles en in allen. Zo over de hemel te praten is spreken over een bevoorrechte positie met de wetenschap erbij waarom je er wilt zijn. Niet om niet in de rampzaligheid te komen (dus een behoeden voor rampzaligheid), maar om de eeuwige heerlijkheid van Jezus, ja van de Drieënige God te genieten en ervaren.
Een achtergestelde positie in de hel
Hoe tegengesteld – dat moet me nog even kort van het hart – is je positie in de hel! Ik beschrijf het slechts kort in de tegen-zinnen van onze tekst:
- Wij zullen dan niet zijn waar Hij is;
- Wij zullen dan niet mogen zien (ervaren) wat Jezus' heerlijkheid is;
- Wij zullen dan niet aanbidden en zien dat de Vader volledige liefde heeft tot Zijn Zoon;
- Wij zullen dan niet erkennen dat Jezus door Zijn Vader is gezonden;
- Wij zullen dan niet worden vervuld van de liefde, waarmee de Vader Zijn Zoon liefheeft;
- Jezus Zelf zal niet in ons zijn en dus ook niet onze Verlosser en Redder zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten