dinsdag 31 maart 2015

Eenheid en gescheidenheid

"Ik bid voor hen; Ik bid niet voor de wereld, maar voor degenen, die Gij Mij gegeven hebt, want zij zijn Uw. En al het Mijne is Uw, en het Uwe is Mijn; en Ik ben in hen verheerlijkt. En Ik ben niet meer in de wereld, maar deze zijn in de wereld, en Ik kome tot U, Heilige Vader, bewaar ze in Uw Naam, die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij een zijn, gelijk als Wij. Toen Ik met hen in de wereld was, bewaarde Ik ze in Uw Naam. Die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik bewaard, en niemand uit hen is verloren gegaan, dan de zoon der verderfenis, opdat de Schrift vervuld worde."
Johannes 17 : 9-12

'Opdat zij allen een zijn' was de slogan bij de totstandkoming van de PKN. Ik wil Jezus' lijden overdenken en me nu niet in kerkpolitiek verliezen, maar een ding wist en weet ik: dat was niet de werkelijke essentie van Jezus' woorden. Want in diezelfde zinnen klinkt ook gescheidenheid door: "Ik bid niet voor de wereld". En dat wereld meer is dan alles wat buiten de kerk zit, blijkt duidelijk uit Gods Woord. Hoe kan Jezus bidden "Vader vergeef het hen, want ze weten niet wat ze doen", terwijl Hij hier duidelijk aangeeft: "Ik bid niet voor de wereld…"?

Eenheid

Jezus is toch God? Hij is toch almachtig? En alomtegenwoordig? Uit Jezus' woorden lijkt de beperktheid van Jezus te spreken: "Ik kom tot U, Heilige Vader, bewaar ze in Uw Naam". Blijkbaar is Jezus niet meer in staat om voor de Zijnen te zorgen, wanneer Hij niet meer op de aarde is, maar bij Zijn Vader in de hemel terug is.
Nou, niets is minder waar. Alleen… Jezus bidt hier en spreekt bevattelijke taal voor Zijn jongeren. Zij konden slechts denken in 'er zijn' en 'er niet zijn'. Wie ergens niet is, kan daar dus ook niets uitwerken. Dat is heel menselijk gedacht, maar ik vermoed dat zij met al hun woorden over dat Jezus 'de Zone Gods was' toch heel menselijke ideeën over Hem hadden.
Met deze 'menselijk bevattelijke' woorden wil Jezus hen troosten, juist als Hij er niet meer is. En dan doelt Hij op zowel zijn grafperiode als de periode tussen Hemelvaart en Pinksteren. Nog maar net had Hij Zijn jongeren vertelt over de 'andere' Trooster Die zou komen. Maar Die is er niet direct!
Al die tijd dat Jezus bij hen was 'bewaarde Hij hen in Gods Naam'. Maar als Hij er voor hen niet is, omdat Hij Zelf verlaten zijn door Zijn Vader – vanwege onze zondenlast – draagt Hij hen aan Zijn Vader op.
Het is opmerkelijk dat er driemaal het woord 'bewaren' in deze teksten staat. Terwijl in de eerste twee gevallen hetzelfde woord wordt gebruikt (tereo), wordt de derde maal een ander woord gebruikt (phulasso). Die woorden worden doorelkaar gebruikt. Waar de herders de wachthouden (phulasso) over hun kudde, bewaken (tereo) de soldaten bij het kruis Jezus en de twee moordenaars. Waar de rijke jongeling beweert dat hij alle geboden van God heeft onderhouden (phulasso), worden de discipelen de wereld ingestuurd om de mensen te leren te onderhouden (tereo) alles wat Hij hen heeft geboden.
Toch komt er een bijzonder aspect om de hoek kijken als je kijkt waar deze woorden oorspronkelijk vandaan komen. Tereo is verwant aan een woord (theoreo) dat 'aandachtig bezien' betekent, als ook 'genieten van iemands aanwezigheid'. Zo bewaarde Jezus de Zijnen in Gods Naam en tot de eer van Zijn Vader. Als het in vers 12 gaat om het bewaren van de uitverkorenen ten opzichte van de 'zoon der verderfenis' en zijn consorten dan zien we dat het woord phulasso verwant is aan 'phule' dat volk of natie betreft. Je kunt alle mensen gelijk beschouwen, maar de ene mens behoort tot de ene natie en de ander behoort tot een ander volk. Je kunt één Europa wensen en net doen of er geen grenzen zijn, maar je wist grenzen niet met eigen hand uit.
Opdat zij allen een zijn is geen menselijke creatie, maar slechts mogelijk als het ook inhoudelijk is zoals Jezus het omschrijft: "Zoals Wij Eén zijn". Dat bindt over kerkmuren, geografische en raciale grenzen heen. Maar alleen dát!

Gescheidenheid

Heel duidelijk bidt Jezus niet voor de wereld. Zij valt buiten Zijn bijzondere bescherming (al regent de HEERE over zowel bozen als goeden). De wereld moet uiteindelijk op 'eigen benen' staan en staat voor 'eigen rekening'. Wie niet in Gods weg gaat kan niet op Zijn zegen hopen. Dat is per definitie onmogelijk. Dat neemt niet weg dat iemand uit de wereld kan worden overgezet in het Koninkrijk van het licht. Je kunt eindeloos je focussen op het 'buitenstaan van de wereld'. Maar beijver veel meer het zendingsbevel dat ook zij binnen mogen zijn die nu buiten staan! Dat is onze roeping.
Passiviteit laat een oneigenlijke gescheidenheid onnodig voortbestaan.
Niemand uit diegenen die de Vader aan Jezus gaf, is verloren gegaan (afgevallen), dan alleen Judas. Hij viel er buiten 'opdat de Schrift vervuld zou worden' Misschien is het beter (duidelijker) dat woordje 'opdat' te vertalen met 'zodat' of 'waardoor'. Dat laatste is niet helemaal direct vertaald, maar geeft wel aan dat met de zonde van Judas een voorzegging in de Schrift is vervuld geworden; wat dus niet inhoudt dat hij willoos als pion op Gods schaakbord is ingezet om dat Schriftwoord maar vervuld te krijgen. Nee, Judas maakt welbewuste keuzen en ook na de zonde zou er vergeving mogelijk zijn; ware het niet dat Judas een andere weg kiest.
Je ziet: het is van tweeën één. Of je begeert de eenheid in Christus en de Vader óf je keert je tegen Hem en behoort tot de gescheidenheid. En denk niet dat het een willekeurig spelletje van Gods uitverkiezing is. Dat mensen voor God evenzeer nummers en pionnen zijn, als in onze huidige samenleving en het verderfelijke bedrijfsleven van groot geld, macht en corruptie. Nee, lees maar wat er in vers 10 staat: "En al het Mijne is Uw, en het Uwe is Mijn; en Ik ben in hen verheerlijkt." Doordat de Vader de Zijnen aan Jezus heeft gegeven als bekroning van Zijn werk, wordt Hij in hen en door hun verlossing verheerlijkt.
Zoals een kersverse vader en moeder naar hun pasgeboren kindje kijken en in dat kind hun liefde voor elkaar zien, zo kijk Jezus naar ons en ziet er de liefde van Zijn Vader voor Hem in en vice versa! Maar dat gaat niet buiten dat kindje om… met hoeveel warmte en diepe liefde zullen die ouders dat kindje knuffelen en verzorgen, liefkozen en beschermen. Het is immers het tastbare bewijs en bezit van hun diepste diepten. Zo ook zijn de vrijgekochten verzekerd van Gods omhelzing en verzorging, liefde en bescherming. Ze zijn immers het tastbare bewijs en bezit van Gods diepste diepten. Hoewel God volzalig en algenoegzaam in Zichzelf is, heeft Hij ervoor gekozen Zijn kinderen in die volzaligheid en algenoegzaamheid te betrekken, ja hen erin te trekken. Hier houdt mijn verstand op en blijft een zalig en zoet genieten over; nu in beginsel maar straks onbegrensd en ongetemperd tot in alle eeuwigheid. Dan zijn we een, zoals God Eén is.

zondag 29 maart 2015

En God zag dat het zéér goed was

"Ik heb U verheerlijkt op de aarde; Ik heb voleindigd het werk, dat Gij Mij gegeven hebt om te doen; en nu verheerlijk Mij, Gij Vader, bij Uzelven, met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was."
Johannes 17 : 4-5

Toen de HEERE de wereld had geschapen, deed Hij als het ware een stap achteruit en bekeek wat Hij had gemaakt. Hij was niet verbaasd over wat Hij zag, maar Hij werd wel vervuld met een diepe blijdschap zoals allen God Die kent. Dit was precies zoals Hij het bedoeld had. De HEERE verlustigde Zich in, genoot van, Zijn Eigen werk. Precies zo gaat het bij de herschepping in de tijd. Precies zo is het ook gegaan bij het Meesterstuk dat de Heere Jezus aan Zijn Vader leverde: het verlossingswerk.

Een nog niet voltooid afgerond werk

Jezus spreekt in onze tekst over het werk dat Hij voleindigd, afgerond heeft. Dat is vreemd, want het lijden en sterven, alsmede de opstanding en de Hemelvaart, moesten. In plaatsvinden. Je hebt mensen – en bij kinderen valt dat al helemaal vaak op – die al menen klaar te zijn, voordat ze echt klaar zijn met hun taak. Je roept ze terug en wijst ze op de dingen die nog niet af zijn. "Kijk eens, dit is nog niet af en dat moet je nog even mooi inkleuren…" Daar kun je op dat moment dus nog niet tevreden mee zijn. Is de Heere Jezus ook te snel klaar met Zijn werk?
Paulus zegt iets dergelijks in zijn tweede brief aan Timotheüs hoofdstuk 4:
6 Want ik word nu tot een drankoffer geofferd, en de tijd mijner ontbinding is aanstaande.
7 Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden;
8 Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter, in dien dag geven zal; en niet alleen mij, maar ook allen, die Zijn verschijning liefgehad hebben.
Ook Paulus spreekt over een taak die hij heeft volbracht, terwijl hij nog leeft en dus nog niet klaar is. Hoe zit dat? Hij mag weten, door genade, dat zijn leven verzoend is en gereinigd. Hoewel hij nog enige tijd te leven heeft, kan hij dankzij het werk van de Heere Jezus zeggen dat hij de loop, zijn levensloop of de wedloop van het geloofsleven, goed zal afronden. De Heere Jezus heeft betaald en dus loopt zijn leven vast en zeker uit op de kroon: de eeuwige heerlijkheid. Doordat dát een feit is, kan Paulus nu al spreken over een afronding van zijn leven, als over een voldongen feit.
Met de Heere Jezus is dat ook zo. Voor Hem was het niet onzeker of Hij het offer wel zou kunnen brengen. Hij zál het vast en zeker brengen. Er is geen mens die met zekerheid kan zeggen of hij iets zal kunnen volbrengen, afmaken. Immers, als je eerder sterft, is het dus niet af. Maar de Heere Jezus is ook God. Hij houdt de regie in handen. Hij levert Zichzelf over en bepaalt het moment van Zijn sterven, evenals het moment van Zijn opstanding.
Zo kan de Heere Jezus dus tegen Zijn Vader zeggen dat Hij het werk heeft uitgevoerd, dat Zijn Vader Hem heeft opgedragen. De afspraak die Hij maakte met Zijn Vader wórdt zeker volbracht. Slecht één dag later zal Jezus uitroepen: "Het ís volbracht!"

Een verheerlijkend werk

'Voor wat hoort wat' luidt het spreekwoord. Of 'belofte maakt schuld'. Jezus heeft Zijn Vader verheerlijkt hier op aarde. Dat betekent: alle eer en glorie gegeven die Hij waard was te ontvangen, ten overstaan van de mensheid. Als 'tegenprestatie', maar eigenlijk moet ik zeggen, als tweede deel van de verbondsafspraak, vraagt Jezus om zo'n zelfde verheerlijking van Hemzelf bij Zijn Vader in de hemel.
Dat is geen egoïsme, of eigen belang. Integendeel. Want als de Vader zal vertellen in de hemel wat Zijn Zoon op aarde heeft gedaan voor Hem, dan zal er een gejuich en aanbidding losbarsten in de heerlijkheid! De engelen hebben het hier op aarde al zien gebeuren, maar wanneer ze God de Vader dit  zien vertellen, als zij de schittering in Zijn goddelijke ogen zien en de ondertoon in Gods beoordeling van het werk van Zijn Zoon horen, 'het is zéér goed', dan zullen ze ook intens genieten. Wat is God toch algenoegzaam in Zichzelf! Maar wat is Hij het haast nog meer in de verheerlijking door Zijn Eigen Zoon en door hen die Hij aan Christus heeft gegeven!
Je voelt wel aan dat hier mensenwoorden tekort schieten. Daar moet je bij zijn! Nou, stil maar, wacht maar, daar zullen we bij zijn tot in alle eeuwigheid, wanneer we Hem toebehoren. Wees eens eerlijk, daar wil jij toch ook bij zijn? Pas dan kom je tot je recht, omdat God zo tot Zijn recht komt. Verheerlijking is echt een goddelijk woord! Wat denk je, zou de Vader dit verzoek van Zijn Zoon weigeren?

zaterdag 28 maart 2015

Een wonderlijke ruil

"Dit heeft Jezus gesproken, en Hij hief Zijn ogen op naar den hemel, en zeide: Vader, de ure is gekomen, verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijke."
Johannes 17 : 1



De Amsterdamse predikant Johan Temmick (1701-1768), die enkele jaren daarvoor in Schoonhoven stond, verzamelde een serie prachtige preken in een bundel over het Hogepriesterlijke gebed. Ik prijs me rijk met een oude druk van deze bundel in mijn kast. Maar hoe mooi zo'n bundel preken ook is, het Hogepriesterlijke gebed zelf is van een veel groter waarde en diepte en het overdenken waard! Ik beperkt met tot slechts enkele gedachten, de komende dagen.

Werkuitwisseling

In dit uitgebreide en diepe gebed geeft de Heiland ons een blik in hoe de Vader met de Zoon communiceert. Weliswaar op menselijke wijze uitgedrukt. Let erop dat Jezus hier God nog Zijn Vader noemt. Het uur nadert waarop Hij Zijn Vader slechts 'Mijn God' zal noemen.
Maar voor het zover is, spoort Hij Zijn Vader aan om toe te zien dat de heerlijkheid voor Jezus gereed wordt gemaakt. Het uur van diep lijden voor de zonde der wereld is aangebroken. De Vader had dit moment bepaald; de Zoon had erin toegestemd en daarin lag ook de vervulling van Zijn taak. Maar daarna zou de Vader weer 'aan zet' zijn, door Zijn Zoon met eer en heerlijkheid te kronen.
Heel bewust richt Jezus Zich op die kroon, om zo het lijden in zijn juiste proportie te zien, zoals we dat lezen in Hebreeën 12 : 2: "Dewelke, voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen, en schande veracht, en is gezeten aan de rechter hand des troons van God". Niet om er maar wegwuivend over te doen; dan beseffen we de last van onze zonden niet! Maar wel om te leren hoe Jezus omging met zulke diepe en heftige lijdensvraagstukken.
Terwijl Jezus Zich richt op het lijden en vooral het doel van dat lijden – de verlossing van de zondemacht en satans heerschappij – beveelt Hij hier reeds Zijn ziel in de handen van Zijn Vader, door Zijn verheerlijking onder de aandacht van Zijn Vader te brengen. Wist de Vader dat dan niet? Of was Jezus er niet zeker van of de Vader Hem die kroon wel zou uitreiken? Nee, maar lees de Kanttekeningen er eens bij, want die roeren een heel protocol aan dat de Vader en de Zoon samen zijn overeengekomen. Er ligt, met eerbied gezegd, een heel draaiboek van het lijden in de hemel. Maar dit benoemt Jezus zo in het openbaar, opdat Zijn jongeren hier moed en troost uit zouden putten. In de Kanttekeningen staat:  
"Dat is, toon in Zijn diepste vernedering dat Hij uw Zoon is, hetwelk ook door vele wondertekenen in Zijn lijden gesteld is, Matth. 27:46,51,52,53, en inzonderheid door Zijn opstanding, hemelvaart en zitten ter rechterhand Zijns Vaders. Zie de aantekeningen Joh. 17:5".
In vers 5 staat: "En nu verheerlijk Mij, Gij Vader, bij Uzelven, met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was." En daarbij tekenen de Statenvertalers dit aan:
"Dat is, stel mij tot uwe rechterhand in het volle gebruik mijner heerlijkheid, welke Ik van eeuwigheid wel bij u gehad heb, maar die in den tijd mijner vernedering in mijn menselijke natuur tot zaligheid der mensen, gelijk als verborgen is geweest. Zie Filipp. 2:6,7,8,9."
Beiden hebben verschillende taken in dit werk van de verlossing. De Vader is niet alleen de Aanklager en de Veroordeler, maar Hij is ook Degenen die de regie strak in handen heeft, de exacte grenzen aan de satan aangeeft, de maat van het lijden precies weet omdat Hij ook de maat van de zondeschuld exact kent. Het werk wordt verdeeld, de taken nogmaals doorgenomen en de overeengekomen afspraken uitgewisseld. Ik begrijp zo goed dat dit op dat moment aan de discipelen is ontgaan, maar naderhand… tot op de huidige dag mogen we dieper zien en dieper luisteren. Doen we dat ook?

Uitwisselwerking

Het is niet om het even hóe Christus gaat lijden. Weliswaar gaat Hij voor ons, opdat wij nimmermeer van God verlaten worden. Maar de grootste drijfveer is toch nog iets anders: de verheerlijking van Zijn Vader. Hier gaat Christus de weg die wij mensen hadden moeten gaan. Ik bedoel niet de weg van de straf en boete, maar de weg van de gehoorzaamheid en toewijding aan de Vader. Dát is de weg. Waarom willen we in onze kringen toch zo graag – zelfs in het borgtochtelijk lijden en sterven van de Heiland – zelf iets lijden toevoegen. Ik doel dan op het lijden dat wij niet kunnen lijden maar wel zouden moeten lijden. Hoewel dat waar is, is dat helemaal niet aan de orde. Dan staan wij nog naast die dochters van Jeruzalem en zien de Heiland vol treurigheid voorbijtrekken. Met al hun aandoenlijk gesnotter werden die dochters van Jeruzalem toch nog iets. Met al ons gesnotter over dat een mens niets kan – zelfs geen nagelschrapseltje aan zijn zaligheid toevoegen, integendeel, de schuld elke dat alleen maar groter maken – worden we toch nog graag de boeteling die ergens een vinger tussen Gods gesloten deur probeert te krijgen. Met een kruiperige houding in het gevlij bij God proberen te komen?
Ik zie er bij Jezus geheel niets van. Integendeel. Hij spreekt met Zijn Vader over verheerlijking van twee kanten: een wisselwerking. Ze wisselen de speerpunten uit van deze verlossingsactie. De Zoon verheerlijkt de Vader en de de Vader zal de Zoon onnavolgbaar verheerlijken. En let er dan nog een keertje op dat de Kanttekenaren de vinger leggen bij 'verheerlijking IN het lijden' en vervolgens 'verheerlijking BIJ de opstanding'. Dat van de Opstanding kunnen we nog wel snappen. Maar de Vader verheerlijkt Zijn Zoon in het lijden; zeker ook in het lijden! Bedoeld wordt dan de bijzondere tekenen die geschieden tijdens het lijden en sterven van Jezus. Denk aan de engel in de hof, de duisternis, het scheuren van het voorhangsel en de aardbeving waardoor de graven werden geopend en de doden als voorbode opstonden uit hun graven.
Jezus heeft van Zijn kant de Vader op allerlei manieren verheerlijkt tijdens Zijn lijden en sterven. Hij voegde Zich onder de wil van Zijn vader (denk aan de drie gebeden in de hof), Hij liet Zich vangen en voerde geen wraak, Hij bad voor Zijn vijanden, had oog voor Zijn moeder, de discipelen en de onnozele soldaten, ontfermde Zich over de moordenaar aan het kruis, zweeg grotendeel tijdens de valse beschuldigingen, rechtvaardigde Zichzelf niet, maar verheerlijkte Zijn vader zelfs tegenover Pilatus, Hij stelde Zijn leven en vooral Zijn ziel in de hand van Zijn Vader en riep zowel tot Zijn Vader als tot de wereld: Het is volbracht. In die drie woorden ligt de totale kern van de verheerlijking van Zijn Vader. We beschouwen Jezus als afgemat en uitgeteerd, wanneer Hij het moet afleggen van de zeis van de dood. Maar niets is minder waar. Er staat dat Hij met een grote stem riep: Het is volbracht. Laten we niet te emotioneel over het lijden spreken als was het afgrijselijk! Het lichamelijk lijden haalde het echter niet bij het van God verlaten zijn!!
Zo wisselt Christus Zijn ziel in bij de Vader en geeft de Vader Hem die weer terug op de Eerste Paasdag, als blijk van volkomen genoegdoening. Wat een uitwisseling vindt hier plaats! Kohlbrugge noemde het de wonderlijke ruil:
"die wonderlijke ruil: mijn kruis werd Zijn kruis. ‘En nochtans, Zijn kruis, al is het ook mijn kruis; want ik heb verdiend, de vloek, de eeuwige schande, de eeuwige smaad te dragen, en daaronder voor eeuwig om te komen, – nochtans: Zijn kruis! Zó heeft het de eeuwige liefde behaagd! Wat het mijne is, werd het Zijne; wat het Zijne is, werd het mijne."

Ergens las ik een artikel over dit detail uit Kohlbrugges preek. Deze preek werd wel de 'schedelpreek' genoemd, omdat hij eindigde met een voorbeeld over zijn eigen schedel. Dit voorbeeld werd omgezet in een lied dat vertaald als volgt luidt:

Wanneer ik eens gestorven ben,
– maar ik zal nimmer sterven –
en iemand vindt mijn schedel dan,
die alle licht moet derven;

dan predike die schedel nog:
ik zie Hem zonder ogen,
ik mis verstand, toch grijp ik Hem,
zal eeuwig Hem verhogen.

Ik heb geen lippen en geen tong,
maar kus Hem, mag Hem loven
met de belijders van Zijn Naam
op aarde en hierboven.

Ik, hard en dood, ben wonderbaar
versmolten in Zijn liefde,
want Hij ging uit naar Golgotha,
waar ’t zwaarste leed Hem griefde.

Ik ben hier ver van ’t Paradijs,
op sombere dodenakker,
toch leef ik ’t volle leven nu;
Zijn liefde riep mij wakker.

Ik ben een dorre schedel slechts,
maar alles trilt van ’t leven,
dat Zijne liefde wonderbaar,
mij, arme, wilde geven.

En alle leed is nu voorbij,
omdat Hij, wreed geslagen,
de vloek van zonde en van dood
voor mij heeft weggedragen.

donderdag 26 maart 2015

Verder kijken dan je neus lang is

"Ziet, de ure komt, en is nu gekomen, dat gij zult verstrooid worden, een iegelijk naar het zijne, en gij Mij alleen zult laten; en nochtans ben Ik niet alleen; want de Vader is met Mij.
Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij in Mij vrede hebt. In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goeden moed, Ik heb de wereld overwonnen."
Johannes 16 : 32-33


Een laatste, compacte, samenvatting van wat er gaat gebeuren en eigenlijk al is gebeurd. De Heere Jezus praatte wel vaker in de verleden taal, terwijl hetgeen waarover Hij sprak nog moest gebeuren. Wij mensen moeten opletten dat we niet in feiten praten terwijl het nog geen feiten zijn; we zijn mens. Maar Jezus is anders!

Verstrooiing

De ure komt en is nu gekomen… Het is een feit dat Jezus' woorden zullen uitkomen. Het schokkende is evenwel dat dat moment nu al is aangebroken, terwijl de discipelen zich nog nergens (werkelijk) bewust van zijn. Ze zullen worden verstrooid. Dat klinkt passief, maar er zit toch ook iets actiefs en dus toerekeningsvatbaars in: 'een ieder naar het zijne'. Ieder zal actief wegrennen, wanneer de oorzaak van die verstrooiing opeens zal ontstaan. En ieder zal heel bewust het hazenpad kiezen richting 'het zijne' (zijn eigen huis of beschutting).
Voor het geval de discipelen zich daarover achteraf zullen schamen, omdat ze Jezus alleen hebben gelaten, vertelt de Heiland vooraf: "Toch ben Ik niet alleen, want Mijn Vader is altijd bij Me."
Verstrooiing kun je zoeken; dan dood je de tijd. Verstrooiing kan je overkomen; en wat dan? Al eens over nagedacht? De Joden kennen de diaspora. Ik ga steeds sterker vermoeden dat wij als christenen daar ook maar eens vast over na moeten denken. Maar dan zo: als er verdrukking komt, zullen we dan niet 'een ieder naar het zijne' (de eigen kerk) rennen, maar zullen we elkaar vooral zoeken te vinden in Jezus Christus en Dien gekruisigd?! Want ik denk dat er zo'n tijd zomaar – plots net als in Gethsémané – voor de deur kan staan.

Verdrukking

Voor alles gaat het Jezus om vrede: "Deze dingen vertel Ik jullie, opdat je vrede in Mij hebt." Zijn woorden zijn niet zozeer een waarschuwing voor het gevaar (dat ook!) maar bovenal een onderstreping van Zijn liefde voor de Zijnen. Hij weet wat er staat te gebeuren. Hij is erbij en Hij draagt. Hij zal door alles heen werken aan Zijn plan: vrede met God, een vrede die verankerd ligt in Christus.
Niettemin zul je in de wereld verdrukking ondervinden. Alleen al het noemen van Jezus' naam is een risico. Ze gedogen je wel, vandaag de dag, maar probeer een ander vooral niet te overtuigen. Want het is mooi dat jij er wat aan hebt, maar boor niet in het privéleven van je buurman. Doe je dat wel: verdrukking.
Of – en dat is misschien nog wel een grotere verdrukking – je gunt het die ander zo. Maar bij alles wat je onderneemt merk je dat het niet landt, of dat die ander er zich langzaam maar zeker tegen gaat verzetten. Geen brandstapel, geen gillotine of een vuurpeloton, maar een granietharde laag eeld om het hard (sorry, hart).
Verdrukking… Jezus tekende die in de doorns in de gelijkenis van het zaad. Natuurlijk zorgvuldigheden van het leven (dacht je dat die ook geen verdrukking zijn?), maar ook tegenstand en overwoekering van het ongeloof bij anderen, die je er zo graag van had willen overtuigen.

Overwinning

Tegenover die wereld staat Jezus. Ja… maar Hij gaat toch lijden? Zijn koninkrijk is toch een luchtbel gebleken? Dat is het commentaar in de wereld. Hooguit vinden ze Hem nog triest, een sneu Figuur. Daarom doen de Passionen het ook zo goed, ze geven ons een droefgeestig gemoed (althans als het niet met geloof gemengd is). Nee, dat Koninkrijk van Jezus Christus breek bruisend baan! Misschien dat je het niet ziet, maar dat ligt niet aan het Koninkrijk, maar aan jouw ogen!
Nog voor het lijden aanbreekt, spreekt Jezus over Zijn overwinning. En dan niet: houd moed, want Ik ga de wereld overwinnen; nee: Ik héb de wereld overwonnen! En let erop dat die wereld dezelfde is als die waarin Gods kinderen de verdrukking ondervinden.
Jezus spreekt over een voldongen feit, hoewel de daad nog moet geschieden. Zo – dankzij Hem – mogen Zijn kinderen ook spreken: "Wij zijn meer dan overwinnaars, door Christus, Die ons kracht geeft." Dat is verder kijken dan je neus lang is.

woensdag 25 maart 2015

De gelijkenis van de barende vrouw

"Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, dat gij zult schreien, en klagelijk wenen, maar de wereld zal zich verblijden; en gij zult bedroefd zijn, maar uw droefheid zal tot blijdschap worden.
Een vrouw, wanneer zij baart, heeft droefheid, dewijl haar ure gekomen is; maar wanneer zij het kindeken gebaard heeft, zo gedenkt zij de benauwdheid niet meer, om de blijdschap, dat een mens ter wereld geboren is.
En gij dan hebt nu wel droefheid; maar Ik zal u wederom zien, en uw hart zal zich verblijden, en niemand zal uw blijdschap van u wegnemen."
Johannes 16 : 20-22

Met de tieners van de Tienerclub denken we dit seizoen na over onbekende gelijkenissen van de Heere Jezus. Deze stond niet in het rijtje, maar hij had er zo bij gekund: de gelijkenis van de barende vrouw. Wat wil Hij Zijn discipelen duidelijk maken… en wat wil Hij ons uitleggen?

Huilen

Er zal een periode van verdriet aanbreken. De discipelen voorvoelen wel het een en ander, maar doorgronden op dit moment nog niet wat het precies zal zijn. Jezus had iets gezegd over vluchten en Petrus had dat direct gecorrigeerd. De andere discipelen waren het weliswaar met Petrus' hoogmoedige woorden niet eens, maar zijn ferme taal beaamden we wel.
Echter, Jezus wist die overmoed uit en wijst hen erop dat het heel anders zal lopen: "Jullie zullen huilen en klagen." En daar was niets te weinig mee gezegd, want inderdaad had angst hun harten bevangen, even later. Ze vluchtten weg en ze trokken zich terug uit vrees voor de Joodse oversten.
Hoewel de realiteit hard is, schreien en klagelijk wenen, toch gaat Jezus hen nu reeds troosten. 
Maar eerst schetst Hij een contrast.

Lachen

De wereld, die Hem haat, zal lachen. Ze zullen plezier hebben over Jezus' dood. Eindelijk is Zijn mond gesnoerd. Eindelijk rust in de tent. Al is het dan wel een gescheurde tent: het voorhangsel was waarschijnlijk van ouderdom uit elkaar gescheurd, toch? Er moest in ieder geval een reden zijn dat dat heilige gordijn, dat God verhulde, zo opeens scheurde. En nog wel precies voor Pasen. Als het niet zo ernstig was, zou je er om moeten lachen. Want… al die eeuwen ervoor waren ze doodsbenauwd geweest voor dat gordijn. Ze hadden altijd keurig de voorschriften nageleefd, want anders kon je Gods heiligheid weleens als een toorn-gloed over je heen krijgen. Dat hadden Nadab en Abihu ook niet overleefd. En wat dacht je van Uza?
Maar nu was opeens dat heilige gordijn gescheurd en… er was niets gebeurd. Was heel die rituele godsdienst dan slechts bangmakerij? Daar dachten de Farizeeën toch anders over, want ze lieten in allerijl de scheur repareren. En ze waren maar wat blij dat de scheur niet zo erg zichtbaar was. Stel je voor! Een scheur in het heilige voorhangsel!
De wind van Gods Geest hadden ze niet opgemerkt. De hand van God, Die niet meer achter gordijnen wilde wonen, was aan hun aandacht en voorstellingsvermogen ontgaan! Doodeng en levensgevaarlijk.
Maar… Jezus was in ieder geval dood. Ze lachten vals. En vooral kort…

Blijdschap

Jezus richt zich tot Zijn discipelen, nadat Hij over de blijdschap van de wereld heeft gesproken. Nu ja, blijdschap, plezier. Maar blijdschap is iets heel anders! Blijdschap… dat zullen Zijn jongeren ontvangen. Want ze zullen Hem weerzien. En daarom gebruikt Jezus die gelijkenis van de barende vrouw. Een vrouw die een kindje moet baren, ondergaat pijn. Haar man kan meeleven, maar de pijn zelf voelen kan hij niet. De vrouw echter des te meer! En bijna, wanneer het babytje bijna ter wereld komt, is de pijn op zijn hevigst. Alles spant zich en perst zich in haar. Met bijna bovenmenselijke kracht trotseert ze de pijn, want het gaat om een levende ziel die ter wereld moet komen.
Als je de pijn alleen zou nemen, zou die niet alleen ondragelijk zijn, maar je zou er in ten onder gaan. Maar daar krijst een stemmetje. Het kind is er en… het leeft! Een scheut – geen pijnscheut, maar een diepe onbeschrijfelijke moederemotie – klieft zich door haar innerlijk: mijn kindje is er! De vreugde die daarachteraan opwelt is zo diep, daar maken omstanders maar een paar procent van mee. Ze uit zich in gulzige blikken, knuffels en onmetelijke vertedering die zich slechts op het kindje richt. De pijn van de weeën en de bevalling, zelfs die van het eventuele inscheuren en het buigen van haar bekken verbleekt bij de blijdschap die ze in handen mag houden.
Zo ook zal de blijdschap het voorgaande verdriet van de discipelen wegduwen. Er volledig voor in de plaats komen.
Zouden ze Jezus' woorden hebben begrepen? Nee, zeker niet. Want blijdschap is een diepe emotie. En die was op dat moment nog niet aan de orde. Maar Jezus had hem wel beloofd. En … hij is gekomen!
Die blijdschap wacht nog veel heerlijker voor allen die hier op aarde lijden moeten ondergaan, vervolgd worden om het geloof, gemarteld en gediscrimineerd. Straks zal Jezus alle tranen van de ogen afwissen, zoals een pas bevallen vrouw wordt vertroeteld, gewassen en verzorgd.
Het zal een hele bevalling worden voor de discipelen. Maar het leven baant zich voorzeker een weg. En de blijdschap zal niet te stuiten zijn.

maandag 23 maart 2015

Wat zegt Jezus nu eigenlijk?

"Een kleinen tijd, en gij zult Mij niet zien; en wederom een kleinen tijd, en gij zult Mij zien, want Ik ga heen tot den Vader. Sommigen dan uit Zijn discipelen zeiden tot elkander: Wat is dit, dat Hij tot ons zegt: Een kleinen tijd, en gij zult Mij niet zien; en wederom een kleinen tijd, en gij zult Mij zien; en: Want Ik ga heen tot den Vader?"
Johannes 16 : 16-17

Je hebt mensen die 'zweren' bij een nieuwere, eigentijdsere en laagdrempeligere vertaling, terwijl ze verachtelijk spreken over die ingewikkelde oude vertaling. Het zou kunnen, maar ik vraag je: is er een vertaling te vinden die alles hapklaar en leesbaar kan krijgen én die ervoor zorgt dat je niet meer hoeft na te denken bij wat je leest? Neem nu de teksten van vandaag… hoe wil je die vertalen, zonder de grondtekst geweld aan te doen, en tegelijk begrijpelijk? Dat lukt je niet met teksten waarover je moet nadenken en mediteren. Laten we dat dan maar gauw gaan doen en laten we niet kissebissen over oudere of nieuwere vertalingen. Mediteren vraagt om aandacht, diep ontzag en rust.

Wat Jezus zegt

De woorden die Jezus spreekt zijn niet bijzonder ingewikkeld. Als je ze oppervlakkig leest, lijken ze heel helder. Jezus zal even niet te zien zijn. En korte tijd later zal Hij gewoon weer wel te zien zijn. Er staat iets op stapel, waardoor Hij even weg moet, maar wees niet ongerust, Ik kom weer terug en dan ben Ik weer bij jullie. Oppervlakkig lezend zou je kunnen vaststellen dat dan alles weer zal zijn zoals het was.
Twee dingen vallen op: Hij zal niet te zien zijn en later weer wel; en: het is maar voor een kleine tijd. De discipelen volgen de Heere Jezus nu al zo'n drie jaar. En onafgebroken was Hij bij hen. Dat gaat wennen en je gaat het vanzelfsprekend vinden. Je beeld wordt er door vertekend, want is dat het doel van Jezus komst: bij hen zijn? Het is natuurlijk heel comfortabel als je Jezus altijd bij je hebt. Hij gaf onderwijs, als die tijd; en als er vragen over dat onderwijs waren, gaf Hij hen tekst en uitleg.
Jezus voegt daar nog iets bij: "Want Ik ga heen tot de Vader". Dat wordt in het denken van de discipelen wel een moeilijkheid. Want naar Zijn Vader gaan betekent wel héél ver weg gaan.
Al meerdere malen waren ze Jezus even kwijt geweest, wanneer Hij hen alleen liet en Zelf in het gebed ging; Zich terugtrok en bijzonder contact zocht met Zijn Vader. Maar nu zegt Hij dat Hij naar Zijn Vader gaat! Er moet iets anders gaan gebeuren dan alleen gebed.

Wat Zijn discipelen horen

Allereerst horen de discipelen iets niet: "De Vader zal nu tot Mij komen." Het beeld dat min of meer op de achtergrond zweefde was toch een nieuw koninkrijk, een nieuwe orde in de situatie van dit dagen. Een koninkrijk tegenover dat van de Romeinen. God zou Zich weer tot Zijn volk richten en het verlossen. Dat was het beeld dat ze bij de Messias hadden. Maar… ik vermoed dat de discipelen allemaal wel op scherp stonden. De bijzondere situatie van dit Paasmaal met alle signalen die Jezus hierbij afgaf, duiden dat er iets op stapel stond. Maar wat? Zou Hij nu…
"Ik ga heen tot de Vader". Gaat Hij hulp halen? Komt er een invasie van engelen? "Ik ga heen tot Degene Die Mij gezonden heeft" (vers 6).
Filippus had eerder die avond al gevraagd: "Heere, toon ons den Vader, en het is ons genoeg." Ging Jezus dan toch Zijn Vader halen om Hem aan hen voor te stellen? Ja, dan moest Hij natuurlijk even weg. En nog eerder die avond had Jezus gezegd: "Kinderkens, nog een kleinen tijd ben Ik bij u. Gij zult Mij zoeken, en gelijk Ik den Joden gezegd heb: Waar Ik heenga, kunt gij niet komen; alzo zeg Ik ulieden nu ook." Petrus dacht nog dat hij Jezus wel zou kunnen volgen; hij wilde Zijn Meester zelfs beschermen. Maar het bleek dat ze langs elkaar heen spraken, want Jezus had hem opeens geconfronteerd met zijn verlochening. Petrus heeft het bepaald niet gevat, op welke golflengte Jezus zat. En nu herhaalt Jezus dat Hij zal weggaan. Sterker nog: ze zullen Hem niet meer zien voor een korte tijd.
Snap jij het? Spreekt Jezus over Zijn wederkomst? Lekkere kleine tijd, het duurt inmiddels al meer dan twee millennia! Troost Jezus Zijn discipelen met de belofte dat Hij zal weerkomen op de wolken om hen op te halen? Nee, al is dat zeker een feit dat komen gaat. Wij kennen de geschiedenis – en ik kom daar in de volgende verzen wel op terug – maar de discipelen konden bij geen benadering bevatten hoe ze deze woorden moesten opvatten. Er zou in ieder geval een tijd aanbreken dat ze het zonder Hem moesten doen. Maar… hoe moest dat dan?

Wat Jezus bedoelt

Inderdaad zullen ze het een tijdje zonder Hem moeten doen. Maar over een dag zal blijken dat dat hen niet versterkt, maar in totale verwarring zal brengen. Dat kan Jezus' bedoeling met deze woorden dan ook niet zijn. Dat kon de Zijnen op dit moment ook nog niet troosten, want de Heilige Geest – de Trooster die door Hem zou worden gezonden – zou nog niet komen. Dat duurde nog vijftig dagen. Zonder die Geest zouden zij niet in staat blijken de tijd door te komen. Ze zouden murwgeslagen bij elkaar zitten in de opperzaal.
Nee, Jezus woorden doelden ergens anders op. De Kanttekeningen werpen licht op de zaak. De tijd dat zij Hem niet zullen zien is de tijd "als Hij in het graf zal liggen". Lees de tekst goed: Een kleine tijd zult u Mij niet zien; en vervolgens opnieuw een kleine tijd zult u Mij wel weer zien! Dat betekent dat wanneer zij Hem weer wel zullen zien eveneens een kleine tijd zal zijn. Jezus noemt het niet, maar er zal daarna blijkbaar weer een tijd aanbreken dat ze Hem niet zullen zien! Dat kan dus onmogelijk wijzen op de wederkomst. De Kanttekeningen leggen uit dat deze kleine tijd het volgende inhoudt: "Namelijk van veertig dagen, nadat Ik wederom zal opgestaan zijn, eer Ik ten hemel zal opvaren."
Jezus ontrafelt de toekomst stukje bij beetje. Eerst het lijden, de dood en de opstanding. En zelfs dat stukje is voor de discipelen niet te overzien. Ze gissen onder elkaar wat het betekent; we zullen dat morgen zien.
Duidelijk is, dat je bij een Bijbelgedeelte als dit ook terug moet bladeren om te zien wat Jezus reeds heeft gezegd, om vervolgens naar de toekomst toe alles in het juiste perspectief te zien. En tot slot: wij weten hoe het verder ging. Ik hoop morgen met je stil te staan bij het nog beperkte begrip van de discipelen, om hen zo beter te begrijpen en zelf niet dezelfde fout te maken als Petrus: dat zal mij niet gebeuren. Laten we maar voorzichtig en ootmoedig lezen en luisteren, voordat we té snelle conclusies trekken. En… laten we onszelf eerlijk afvragen: snappen wij wat God vertelt over de toekomst die zelfs voor ons nog niet in vervulling is gegaan? Begrijpen wij Gods beloften en interpreteren we ze op de juiste manier? Gaan wij op de juiste manier om met wat de HEERE zo 'duidelijk' in Zijn Woord ons zegt? De theologische verwarring die er juist ín de kerken is, laat het tegendeel zien. Hoe nodig is biddend studeren in de Bijbel. Dat los je niet helemaal op met een makkelijke vertaling. Of wel?

zaterdag 21 maart 2015

Quo Vadis?

'En nu ga Ik heen tot Dengene, die Mij gezonden heeft, en niemand van u vraagt Mij: Waar gaat Gij henen? Maar omdat Ik deze dingen tot u gesproken heb, zo heeft de droefheid uw hart vervuld."
Johannes 16 : 5-6


"Ik zie het niet meer zitten", zegt iemand die de dingen niet meer kan overzien. Wat zie je dan niet meer zitten? Wat is dat 'het'? Is dat de klus, waarmee hij of zij bezig is? Of is dat zelfs het leven? Wanneer we het overzicht kwijt zijn, of wanneer we geen oplossing meer zien voor onze problemen, wanneer ons kunnen zijn grens bereikt en we dus onze onmacht gevoelen, zijn we vaak geneigd het bijltje erbij neer te gooien. Het juiste perspectief verdwijnt en moedeloosheid – of droefheid, zoals in de tekst – vervult (bevangt) ons.

Zonsverduistering

Gisteren was er een zonsverduistering. Helaas was het weer niet helder, waardoor ik er weinig van heb kunnen zien in onze omgeving. Ik herinner me nog goed de zonsverduistering van 1999; onze derde was net geboren; het was een zonnige dag en midden op de dag werd alles somber. Niet totaal donker, maar wel somber. De vogels zwegen en een beklemmende sfeer daalde neer op de aarde. De zon was niet weg, er was immers een heel klein streepje zonlicht dat vertelde waar zij was. Maar het effect van de zon was weg. Het gevoel dat je bekruipt is totaal afwijkend van de situatie wanneer de zons 's avonds ondergaat. Dat kun je gek genoeg plaatsen, maar zo midden op de dag is het vreemd en beklemmend.
Zo eens in de paar eeuwen is er zelfs een totale zonsverduistering. Die gaan wij niet meer meemaken, want die komt over ruim een eeuw als ik mij niet vergis. Maar ik moest wel denken aan die totale zonsverduistering op Golgotha! Of… Nota bene las ik dit op Wikipedia: "Om een uur of twaalf werd het opeens in het hele land donker, drie uur lang (volgens Matteüs, Marcus en Lucas). Dit was in ieder geval geen reguliere eclips, geen zonsverduistering, want daarbij is het niet uren lang donker en bovendien kan die alleen bij nieuwe maan plaatsvinden en Pasen is altijd bij een volle maan". 
Geen gewone zonsverduistering dus, maar een wonderlijk ingrijpen van God in de orde der natuur. Ook moest ik ik juist deze week denken aan de duisternis die zal heersen als de grote verdrukking zal aanbreken. Jezus Zelf heeft daar meerdere malen over gesproken.

Godsverduistering

Een andere verduistering, die kwam bovendrijven bij de overdenking van dit tekstgedeelte is het fenomeen 'godsverduistering'. Deze associatie kwam doordat onze predikant er kort geleden over sprak. Hij werd – en ik deel het gevoel totaal – verdrietig van het spreken over godsverduistering, zonder dat dat iets uitwerkt in de mensen die het daar zo druk over hebben. Degenen die het daar zo druk over hadden de afgelopen decennia, oogsten altijd grote bijval. God zou een geding met Nederland hebben, de kandelaar zou van haar plaats worden weggenomen, omdat ons land ten onder dreigt te gaan aan de zonde en bandeloosheid, en de kerk is te slap voor woorden. Het is natuurlijk niet allemaal op onzin gestoeld, maar wát werken die woorden uit? Brengt het ons in het gebed, zoals bij Mozes en Elia, om de HEERE op te roepen terug te keren. Belijden we de zonde van onszelf en van ons volk? Bekennen we ook onze eigen onwaardigheid, in plaats van vrome woorden te spreken, zonder effectief gebed?
God kan Zich inderdaad terugtrekken. Hij kan inderdaad de kandelaar van haar plaats wegnemen. Maar… moeten we dat met lede ogen aanzien? Heeft droefheid onze zielen bevangen en zitten we bij de pakken neer? Die houding had in 1940-1945 weinig teweeggebracht. We hebben het in de jaren na de oorlog wel zo druk over het verzet, maar werd dat gevormd door mensen die enkel konden somberen over godsverduistering? Passiviteit werd gepropageerd door mensen die het Duitse juk zagen als een straf van God. Maar het waren vooral gereformeerden en communisten die in het verzet een leidende en drijvende rol speelden. Was dat mensenwerk? Of waren dit mensen die niet passief konden toekijken? Natuurlijk waren er veel activisten die geen schuld wilden belijden. Maar er waren er ook tallozen die wel beleden dat we strafwaardig waren als natie, maar die tóch met een Nehemia in actie kwamen en het onrecht dat werd gepleegd – vooral aan onze Joodse landgenoten – bestreden.
Zo is ook het praten over godsverduistering vroom gebazel, wanneer het niet meer uitwerkt dan gepraat! Gebed is nodig en dan vooral gebed om een Reveil in onze dagen, opdat de HEERE weer aan Zijn eer zal komen, juist ook in ons land!

Christusverduistering

De tekst van vandaag spreekt ook over verduistering, maar dan: Christusverduistering. Hij zal gaan verdwijnen, Zijn jongeren zullen Hem niet meer zien. In voorgaande hoofdstukken vroegen Zijn discipelen nog weleens: "Quo Vadis? Waarheen gaat Gij?" In Johannes 13 : 36 vroeg Petrus: "Heere, waar gaat Gij heen? Jezus antwoordde hem: Waar Ik heenga, kunt gij Mij nu niet volgen; maar gij zult Mij namaals volgen." En een hoofdstuk verder, Johannes 14 : 5, vraagt Thomas hetzelfde: "Heere, wij weten niet, waar Gij heengaat; en hoe kunnen wij den weg weten? Jezus zeide tot hem: Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven. Niemand komt tot den Vader, dan door Mij." 
Echter, nu – in Johannes 16 – zwijgen de discipelen allemaal. Daarom zegt Jezus hier ook "niemand van u vraagt Mij: Waar gaat Gij henen?" De discipelen zijn verstomd door verdriet. Ze kennen de details nog niet, maar ze voelen wel in Jezus' woorden dat het het allemaal anders zal gaan lopen dan ze zich hadden voorgesteld. Jezus weg? Waarheen? Hoe moet het dan met hen? Lijden? Hoe dan? Een stortvloed aan vragen. "Maar discipelen, stel toch niet allemaal van die vragen. Geloof toch simpelweg, want God heeft toch alles in de hand? Zonder de wil van de Vader zal er geen musje van het dak vallen, ja niet één haar van je hoofd; gaat gij niet vele musjes te boven?" Ja, zo zouden wij reageren. Maar zo simpel ligt het niet als droefheid je hart in beslag neemt.
Toch zijn ze gelukkig te prijzen – al hebben ze dat zelf niet door – dat het Jezus is Die dit zegt. Hij zal in de komende verzen vooral uitleggen waarom Zijn heengaan nodig is: vanwege de komst van de Heilige Geest. We zullen die verzen overslaan, om ons in deze lijdenstijd meer op de teksten te richten die over het lijden en sterven van de Heiland zullen gaan. 
Maar even kijken we wel verder dan onze leesbril toelaat. Christusverduistering is geen oordeel, maar een voordeel. En vraag maar gerust aan Hem: Quo Vadis? Waarheen gaat Gij? Vraag maar waar de weg heengaat. Vertel maar eerlijk dat je het niet allemaal overziet en dus afhankelijk van Zijn leiding bent. Want daarmee lever je je des temeer uit aan Hem, Die de hele wereld in Zijn hand heeft, houdt en zal houden! Die kant gaat het op… Dan ga ik op tot Gods altaren, tot God, míjn God, de bron van vreugd! We zongen die psalm als laatste op de jongerendag van de HHJO vandaag en het raakte me diep en vulde me met een des te sterker verlangen. Je vraagt me: Quo vadis? Naar mijn Heere en mijn God. Want dan zal ik Hem eindelijk zien zoals Hij is; ik zal geen verkeerd beeld meer van Hem hebben.

donderdag 19 maart 2015

Ik heb het je gezegd!

Deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat gij niet geërgerd wordt.
Zij zullen u uit de synagogen werpen;
ja, de ure komt, dat een iegelijk, die u zal doden, zal menen Gode een dienst te doen.
En deze dingen zullen zij u doen, omdat zij den Vader niet gekend hebben, noch Mij.
Maar deze dingen heb Ik tot u gesproken, opdat, wanneer de ure zal gekomen zijn,
gij dezelve moogt gedenken, dat Ik ze u gezegd heb;
doch deze dingen heb Ik u van het begin niet gezegd, omdat Ik bij ulieden was.
Johannes 16 : 1-4


In deze laatste twee lijdensweken wil ik graag stilstaan bij Johannes 16-18. Hier vertelt de Heere Jezus enkele dingen over Zijn achterliggende leven, maar vooral over de toekomst. Hoewel Hij eerst moet lijden, begint Hij met de toekomst daarachter. Vanuit enkele invalshoeken wil ik steeds een paar verzen tegelijk overdenken. Er is dus veel meer over te zeggen; gebruik deze Bijbeloverdenkingen maar als een opstapje om zelf nog eens dieper te zoeken en te zien wat de HEERE daarmee zegt.

Jezus' tekst en uitleg

Gisteren had ik drie korte inleidingen over 1 Petrus 4 : 17-18 (zie vorige blog), die alle drie gingen over oordeel en verdrukking. Petrus bemoedigde de christenen van zijn dagen met die woorden, door hen te laten zien wat er voor hen in het verschiet lag. En hij liet hen ook zien – dat moest Asaf ook leren – hoe het met hun vervolgers zou aflopen. Dat spoorden hen er temidden van de verdrukking toe aan om Jezus' voorbeeld te volgen en voor de vijanden te bidden: "Vader, vergeef het hen…"
Petrus had dat onderwijs niet van zichzelf; ook hij had zulk onderwijs ontvangen, toen hij met de andere discipelen en Jezus in de zaal van het laatste Pascha was en Jezus juist over die vervolgingen tekst en uitleg ging geven. 
Daar doelt Jezus dan ook op als Hij zegt: "Deze dingen heb Ik u verteld…" Hij had er juist op dat moment een doel mee. Er stond nogal wat lijden en verwarring voor de deur bij de discipelen; opdat al die verwarrende en beangstigende dingen hen niet uit het lood zouden slaan, hen zouden overrompelen als iets onverwacht, vertelt Jezus in grote lijnen wat er staat te gebeuren.
Ik ben elke keer weer diep onder indruk van de rust die de Heere Jezus hier uitstraalt, terwijl het naderend oordeel heel dichtbij komt! Hij neemt als het ware de tijd; ook het Hogepriesterlijk gebed (in het volgende hoofdstuk) getuigt alles van rust om Zijn jongeren er goed van te doordringen. Hij weet wel dat ze lang niet alles zullen bevatten. Hij weet zelfs dat ze het op dit moment allemaal nog niet eens snappen. Maar die dingen zullen na Zijn opstanding stuk voor stuk op hun plek gaan vallen!
Zeg mij eens: welke god of godenzoon uit de zogenaamde wereldgodsdiensten heeft dit ooit gedaan? Wat een Vriend is onze Jezus, Die niet alleen in onze plaats wilde staan, maar vooraf in alle rust catechese geeft aan ons: opdat we niet 'geërgerd' zullen worden. "Dat is, daardoor als door een onverwachte zaak in uw geloof niet zoudt verzwakt, of wankelmoedig gemaakt worden", schrijven de kanttekenaren. Het is de HEERE dus wel degelijk te doen om geloofszekerheid en standvastigheid. Dat mogen predikers en mondchristenen die enkel over onzekerheid en twijfel van het geloof zich wel eens diep aantrekken!

Een godsdienstige blinde vlek

In het Oude Testament roept God herhaaldelijk tot Zijn volk dat ze maar beter kunnen stoppen met hun offers. Ze brengen wel offers, maar hun hart is er niet bij! Gevaarlijke realiteit, die in onze dagen ook overal te vinden is in de kerken. Mensen die vorm-christen zijn. Ze doen alles als een robot. En ze denken zo hun verplichting te hebben gedaan. Maar de HEERE roept: stop daar mee! Ik walg ervan!
Erger is het met mensen die gedreven actief zijn, maar God tegenwerken, hoewel ze er vast van overtuigd zijn dat ze God een plezier doen! Mensen als Paulus, die de gemeente vervolgen. Ja, dat is een kenmerkend voorbeeld. Maar niet minder worden deze mensen ook getekend door de discipelen die de moeders en kinderen wegjagen bij Jezus vandaan. Ze denken voor Jezus. Maar dat is bloedlink! Alsof Hij Zelf niet kan aangeven wat Hij prettig vindt. Anderen in de wegstaan, is niet minder erg dan Gods kinderen vervolgen! Er vallen zo vooral godsdienstige en psychische slachtoffers. Ze worden misschien niet zo gesignaleerd, omdat er geen bloed vloeit. Maar de schade is niet niet minder om.
Weliswaar waarschuwt de Heere Jezus ons voor dat soort mensen, maar de eerste motivatie voor dit onderwijs ligt vooral in het geruststellen. Hoewel het ingrijpend is als je zo wordt bestreden en vervolgd, maar… Ik heb het je nu alvast gezegd: wees niet verontrust of geschokt, want dit zal gebeuren, omdat jij op Mijn Naam vertrouwt. (Dit geldt natuurlijk niet als je wel Gods kind bent, maar in zonde valt en daardoor wordt bestreden!).
De oorzaak voor dit probleem zit het hierin: "omdat zij den Vader niet gekend hebben, noch Mij." Wat God werkelijk welbehagelijk is, is voor hen eigenlijk een blinde vlek.

Diep triest dus; je ziet mensen – net als Paulus – moord en doodslag briesend rondlopen, en Gods volk te vuur en te zwaard vervolgen. Maar… ze kennen God helemaal niet, laat staan Zijn eniggeboren Zoon! Als je het zo bekijkt, stimuleert dat om voor je vijanden te bidden: ze hebben een ziel te verliezen.
Nu het nog niet zover is: kruip eens een ogenblik in de huid van zo'n vervolgde en bedenk hoe het is om voor je vijanden te bidden. Of is bidden voor je vijanden misschien jouw of mijn blinde vlek?

Jezus' slechtnieuwsgesprek

Tegenwoordig worden slechtnieuwsgesprekken vrij bot en confronterend gevoerd. Ik las ergens dat managers dit soort gesprekken maar beter aanvallend kunnen inzetten om lastige vragen voor te zijn en mensen eigenlijk zo tot zwijgen te brengen. Als manager moet je voorkomen dat je in een verdedigende positie terechtkomt; dat is alleen maar lastig. Liefst niet teveel uitleg, maar feiten; en al helemaal geen emotie.
Jezus' slechtnieuwsgesprek is zo geheel anders. Zorgvuldig kiest Hij zijn woorden en toonzet ze zó dat ze blijven haken tot het moment waarop ze in herinnering komen bovendrijven. Dán zullen ze hun werk doen. Hij kent de draagbaarheidsfactor van Zijn jongeren en weet dat het nu niet zal landen.
Nog een ander aspect komt hierbij om de hoek kijken: het indachtigmaken. Wanneer het stof is neergedaald, zullen Zijn jongeren gaan nadenken, overdenken en redeneren. Dan zullen ze elkaar aanvullen met de informatie die Hij nu reeds heeft gegeven.
Werk de Heilige Geest eigenlijk niet net zo? Hoe moet Hij aan het werk gaan in jouw en mijn leven, wanneer we geen 'gereedschap' (geen Bijbelse woorden en beloften) kennen, geen Psalmvers kennen, om te troosten en te ondersteunen. Zie je hoe belangrijk het is om bezig te zijn in het Woord; dagelijks. Zo is er kennis en geloofservaring aan boord, wanneer er moeilijk tijden aanbreken. De Geest kan dan gebruikmaken van wat er reeds aan 'boord' is.
Als Jezus er niet meer is… dan is alles anders. Maar Hij is er toch altijd? Ja, door Zijn Geest. Maar dat betekent nog niet dat dan alles weer bij het oude is. En daarnaast is het zo dat de discipelen apostelen worden; hun taak als leerling verschuift naar die van leraar. Dan is je positie ander en moet je in staat zijn anderen te onderwijzen. Nu reeds, aan de vooravond van Jezus' lijden, rust Hij de Zijnen hiervoor uit. Zijn slechtnieuwsgesprek is geen afronding, maar een nieuw begin. Machtig mooi om in Zijn dienst te mogen arbeiden; zelfs als je wordt ontslagen, als je je laatste adem uitblaast, wordt je tot die eeuwige taak geroepen in Zijn koninkrijk: Hem grootmaken tot in alle eeuwigheid, met al de heiligen en de engelen, rondom de troon. Om in deze termen te blijven praten: dat is nog eens carrière-perspectief!

Drie gedachten bij 1 Petrus 4 : 17-18



GEDACHTE 1

Oordeelstekst of Troosttekst?

“Want het is de tijd, dat het oordeel beginne van het huis Gods;”
1 Petrus 4 : 17a

“Dit oordeel is al begonnen en het houdt pas op als we ons collectief schuldig zullen kennen,” zo schrijft Bert Hofman in het ND van 21 juli 2010, terwijl hij onze tekst citeert. “God heeft een twist met Zijn gemeente in Nederland.” Dit citaat wordt aangehaald in een artikel over ds. Mallan, die dat oordeel zag aankomen, maar – aldus dit artikel dat naar aanleiding van zijn begrafenis werd geschreven – hij heeft het gelukkig niet behoeven meemaken.
In 1685 deed ene Cornelis van Niel uit Tiel hetzelfde in zijn boek ‘De donderslagh der goddelozen’, dat deels over de hel en deels over de hemel handelt. Van Niel noemde een hele serie voorvallen uit de toenmalig recente geschiedenis, waaruit bleek dat het oordeel zich over ons land voltrok, speciaal gericht tegen de kerk. Of de HEERE een twist met ons land heeft laat ik hier even buiten beschouwing; het citeren van juist déze tekst zette bij mij vraagtekens. Is dit de bedoeling van Petrus (en dus van de HEERE) met deze tekst?
Het woord ‘oordeel’ klinkt ons refo’s wel vertrouwd in de oren, maar de context waarin het in de Bijbel wordt gebruikt, is niet overal gelijk. Het griekse woord is ‘krisis’. Jezus zegt bijvoorbeeld: “Ik ben tot een oordeel in deze wereld gekomen” (Joh. 3:39). Lees ik dat goed? Toen al? Ja, die krisis is het begin van de scheiding tussen bokken en schapen: “Opdat degenen die niet zien, zien mogen en die zien, blind worden.” Jezus brengt dus scheiding aan. Wie zich verhardt, wordt al harder, wie buigt, wordt opgericht. De tijd van kleur­bekennen breekt aan, maar is dat ook zo in onze tekst? En is hier dan sprake van een oordeel, juist in het huis Gods, de kerk; of meer gedetailleerd nog: de gemeente? Gaat het hier over Gods slaande hand? Nee, het is de verdrukking die plaatsvindt vanwege het geloof in de Heere Jezus. En hoewel de satan deze teistering aanblaast en mensen satanische werktuigen kunnen zijn (denk in onze dagen maar aan IS), toch gebruikt God het juist om Zijn kerk te zuiveren en te oefenen in geloofsgehoorzaamheid en geloofszekerheid. Dan komt het erop aan of je meeloper bent of juist niet. Zo is dat oordeel, lees de Kanttekeningen ook maar, een beproeving van God die scheiding teweegbrengt en waarachter de gelovigen toch mogen zien dat God ­alles in handen heeft. “Neem goed en bloed ons af… het brengt u geen gewin”, zong Luther. Petrus mag hier de gelovigen bemoedigen die middenin die verdrukking staan. “Nu is het oordeel…” klinkt het in andere vertalingen. Die verdrukking is louterend en versterkend. En dus geen straf voor afval en goddeloosheid in eerste instantie. Die tekst wordt dus onjuist geïnterpreteerd. In die tekst zien de gelovigen ook hoe het hun vervolgers zal vergaan. God gaat recht doen en het voor Zijn volk opnemen. Niettemin spoort dat hen juist aan om voor hun vervolgers te bidden (denk aan zondagmorgen!).

Vraag 1. Denk je dat God toch een twist met ons land en met de kerk kan hebben? En waarover zou dat dan gaan? Vandaag moesten we stemmen voor de P.S.; hoe zie je dat in dit licht?





 

GEDACHTE 2

Oordeel als Zuivering

“Want het is de tijd, dat het oordeel beginne van het huis Gods; en indien het eerst van ons begint, welk zal het einde zijn dergenen, die het Evangelie van God ongehoorzaam zijn?
1 Petrus 4 : 17

Is oordeel (‘krisis’) wel echt zo’n goed woord? Het klinkt ons in de oren als ‘hel en verdoemenis’, nietwaar? Ons land, ja de gehele westerse wereld, verkeert al zo’n 7 jaar in een economische crisis. Tal van plannen worden gesmeed om er weer bovenop te komen. De economie vlot trekken door meer geld te drukken. Volgens mij is dat in Duitsland in de dertiger jaren van de vorige eeuw op een fiasco uitgelopen! Natuurlijk hoop ik dat deze crisis wordt opgelost, maar ergens vraag je je af: hebben we er nu echt iets van geleerd? Wat is er wezenlijk veranderd in ons land, in onze kerk in ons leven?
Waarom willen we deze crisis van ons afschudden? En kerkelijk? Een geheel andere prediker citeer ik: Oscar Lohuis, een hedendaags baptisten prediker (van zijn website): “Petrus schrijft dat het de tijd is dat het oordeel begint bij het huis van God. Daarmee doelt hij op de reiniging van de kerk. Petrus had waarschijnlijk ook Maleachi 3:1-4 in gedachten. Daar staat onder andere dat de Heere plotseling naar Zijn tempel zal komen. ‘Maar wie zal de dag van Zijn komst verdragen? Wie zal bij Zijn verschijning standhouden? Want Hij is als vuur van een edelsmid, en als zeep van de blekers. […] Ook voor het huis van God in Nederland, de tempel van de Heilige Geest in Nederland, is het nu de tijd dat het oordeel begint. Dit oordeel is niet bedoeld als ­veroordeling, maar als reiniging. Het is niet bedoeld om te straffen, maar om te reinigen. Het reinigen van de gemeente in de tijd van Petrus vond plaats door het lijden. In die tijd werden de christenen enorm gediscrimineerd. Zij verloren hun kansen om hoge posities te bekleden, werden onterecht van allerlei dingen beschuldigd en liepen gevaar voor de leeuwen te worden geworpen of gekruisigd te worden. Door dit soort lijden heeft de Heere toen Zijn tempel gereinigd.”
De nep-christenen worden onder druk gezet en de kerk wordt teruggebracht tot waar het om moet gaan. In die zin verlang je naar een oordeel; eigenlijk is dat een Opwekking. Er ontstaat weer een kerk waar ‘ongelovig in de kerk zitten’ zonde is; waar avondmaals­mijding, seq zondeprediking en Christus-onder-een-deksel-prediking Godonterend zijn; waar Gods wet naar je hand zetten blasfemie is; waar sacramenten heilig zijn en gericht op geloofsvoeding; waar belijdenis van de leer kerkonwaardig is; waar materialisme en ­overdaad even haaks staan op een levend geloof als clichées en kapstokpreken; waar zondekennis geen doel op zich is, maar een middel om terug te gaan naar de HEERE; en waar de hemel dé realiteit bij uitstek (ons Vaderland) is voor ons op aarde, omdat dáár Christus is naar Wie wij reikhalzend uitzien!

Vraag 2. Is zo’n oordeel persé noodzakelijk voor onze kerken? Kan dat niet op een andere manier? “Laat zulk een dwang voor u niet nodig wezen” (Psalm 32). Is er een ideaalbeeld van de kerk te geven of is dat fictie?




 
GEDACHTE 3

Een mazzeltje als je zalig wordt?

En indien de rechtvaardige nauwelijks zalig wordt,
waar zal de goddeloze en zondaar verschijnen?”

1 Petrus 4 : 18

Er zijn van die teksten die uit hun verband gerukt een geheel eigen leven zijn gaan leiden. Soms niet geheel fout, maar de tekst wordt van een andere lading voorzien. Deze tekst is er zo een. Er zijn wat een kerkelijke gemeenten waarin men meent dat de mens eigenlijk maar ­nauwelijk kan zalig worden. God zou er een levenslange klus aan hebben, hoor je weleens. De enge poort is somwijlen zó versmald, dat er nog geen hagedis op zijn kant doorheen kan. “Daar moet veel strijds gestreden zijn…” Ja, dat is waar! Maar wat voor toon leg je in die woorden?
Het wordt met een mens nooit wat. Als God hem overmeesterd heeft, spartelt hij tot zijn doodsnik tegen; spuugt God aldoor nog in het gezicht en haat Hem onverkort zelfs nog na ontvangen genade. Het zijn soms halve teksten die worden geciteerd, maar er is een eigen leer van geknutseld. Zo ook deze tekst. Ik las over deze tekst een preek van ds. J.J. Roodsant. Hoewel de preek niet geheel negatief was, lag de nadruk toch vooral op de onmogelijkheden van de mens en niet op de mogelijkheden en liefde van de HEERE!
Maar is dit het wat Petrus met deze tekst heeft bedoeld: dat de rechtvaardige maar amper/nauwelijks zalig wordt? Nee. Als de gelovige juist vanwege de naam van Christus zoveel strijd op aarde overkomt (maar evenwel gedragen wordt door de HEERE Zelf en gebracht wordt in de eeuwige heerlijkheid), hoe diep afgrijselijk zal het diegenen dan vergaan die God hebben veracht en het eeuwig oordeel op de zonde zelf moeten dragen tot in alle eeuwigheid?!
Terecht staat hier een tekstverwijzing naar de tekst van zondagavond: “Want indien zij dit doen aan het groene hout, wat zal aan het dorre geschieden?” (Lukas 23:31). Dit lijden is maar tijdelijk. Paulus noemt het: “Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbij gaat, werkt ons een gans zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid; dewijl wij niet aanmerken de dingen, die men ziet, maar de dingen, die men niet ziet…” (2 Korinthe 4 : 17-18a). De Kanttekeningen merken hierbij aan: “Gr. het licht, of de lichtigheid onzer verdrukking. Dit zegt de apostel niet, omdat de verdrukking in zichzelve licht is, maar omdat de Heere haar, door de versterking en troost Zijns ­Geestes, ons licht maakt.”
Daarom bemoedigt Petrus de bestredenen met vers 19: “Zo dan ook die lijden naar den wil van God, dat zij hun zielen Hem, als den getrouwen Schepper, bevelen met weldoen.” Gods kind lijdt met perspectief. Ze kunnen je hoofd eraf hakken, maar nooit Christus uit je hart wegsnijden! En ziende op het einde van onze verdrukkers, worden we aangespoord om voor hen te bidden!

Vraag 3: Vind je dat Petrus en Paulus lichtzinnig over de ­verdrukking schrijven? Wat vind je moeilijk? Wat spreekt je aan. Is de kerk in ons land – is onze gemeente – bereid om het offer van de ­verdrukking te doorstaan? Wat is onze boodschap?

donderdag 12 maart 2015

Nabetrachting HA – Zo wijs als een ezel

"…Daarna stond hij op, en volgde Elia na, en diende hem."
1 Koningen 19 : 21c

"Toen stond Bileam des morgens op, en zadelde zijn ezelin, en hij trok heen met de vorsten van Moab."
Numeri 22 : 21

Engel en ezel probeerden Bileam tot inkeer te brengen en eerlijk naar zijn innerlijke motieven te laten kijken.

Al in een vroeg stadium moest ik aan Bileam, toen ik besloot over de tekst uit 1 Kon. 19 : 21 na te denken deze twee weken. Waarom lukte het niet eerder iets op 'papier' te krijgen over Bileam? Wellicht omdat het contrast juist hier het grootst is ten opzichte van Elisa. Laten we kijken naar deze spiritist die ook opstond, volgde en diende; maar zo geheel anders dan Elisa. Ter waarschuwing; want het is maar de vraag of Bileam wel echt zo ver van de (reformatorische) kerkmens afstaat.


Opstaan of opstand?

Of Bileam die ochtend ontbeten heeft weet ik niet; er staat weliswaar dat hij 's morgens opstond, maar niet zozeer dat hij opstond van een etenstafel. Echter, met een fikse reis voor de boeg zal hij hebben gegeten, voordat hij vertrok. Maar let erop (dat had ik nooit zo gelezen) dat hij hier voor de tweede keer dubt of hij zal gaan of niet! Al eerder waren gezanten van Balak gekomen om hem als spiritist te ontbieden om het slavenvolk der Joden te vervloeken. Die keer besloot hij ferm – na een nachtelijk onderhoud met God – niet te gaan.
Balak liet het er echter niet bij zitten en beloofde hem bergen met zilver en goud. Toch wijst Bileam die schatten af en zegt: "Wanneer Balak mij zijn huis vol zilver en goud gave, zo vermocht ik niet het bevel des HEEREN mijns Gods te overtreden, om te doen klein of groot. En nu, blijft gijlieden toch ook hier dezen nacht, opdat ik wete, wat de HEERE tot mij verder spreken zal." 
Bileam krijgt zijn zin en denk God nu aan zijn kant te hebben. Hij staat 's morgen op en wil vertrekken. Maar in vers 22 lezen we al dat Gods toorn ontstak, omdat hij toch ging. Dit mag in onze vertaling misschien wat merkwaardig klinken – immers God had toch gezegd dat hij mocht gaan, mits hij de woorden zou spreken die God hem in de mond legde – maar de Bijbel laat ons met die woorden eigenlijk in het hart van Bileam kijken (lees de kanttekeningen). Een kind dat zijn zin krijgt is nog geen tevreden kind dat tegelijk zijn ouders vervult met blijdschap! Zo ook Bileam: God liet hem toe binnen Zijn grenzen te gaan, maar de oorzaak waarom Bileam ging was boos; en de hoop in zijn hart om het volk tóch te vervloeken en God zo voor Zijn karretje te spannen, was bozer dan boos!
Vandaar dat de engel en de ezel Bileam tot het besef probeerden te brengen dat hij slechts binnen Gods ruimte mocht handelen! En die ruimte was zeer beperkt. Evenwel veranderde dat het hart van Bileam niet!


Wie volgt wie?

Wij zijn – dat mag ik hopen – geen spiritist. We zijn er binnen de reformatorische gezindten allerminst op uit om Gods volk te vervloeken, toch? We zijn geen heidenen, zoals Bileam en Balak. Maar de vraag blijft recht overeind: Wie volgt wie?
Elisa stond op en volgde Elia; en daarmee God Zelf! Bileam stond op en volgde zijn eigen hart; immers hij zwijgt over wat God tegen hem had gezegd, maar doet alsof er niets is gebeurd en wekt het gevoel dat hij God heeft bezworen en aan zijn kant gekregen. Zijn brave en deemoedig gebazel ten spijt in vers 38: "Zie, ik ben tot u gekomen; zal ik nu enigszins iets kunnen spreken? Het woord, hetwelk God in mijn mond leggen zal, dat zal ik spreken."
Een onderworpen houding aannemen stemde de boze geesten nog wel eens gunstig, zodat ze toch op jouw hand waren. Met al dat "God tot gunstige gemoedsstemming bewegen" probeerde Bileam het zover te krijgen dat God hem zou volgen. Ik vrees dat dat een diepingevreten zonde is in onze reformatorische gezindten: God met deemoedigheid en zelfvernedering (noem het rustig zelfkastijding) tot goedgunstigheid bewegen. Laten we vooral benadrukken dat we stof en as, ja slijk en minder dan dat, zijn. Laten we rustig tien, twintig keer in het gebed benadrukken dat het toch vooral niet om iets van ons is… Voel je wat ik bedoel? Ik wil er niets aan afdoen, dat het inderdaad nooit om iets van ons kan, wanneer wij tot God naderen, maar het beginnen toverspreuken te worden, zodra ze meer dan tweemaal en dwangmatig in ons gebed worden ingeparkeerd!
En wat dacht je van het mantra in preek, geschrift en gebed dat God aan ons niets verplicht is. Dat Hij geen onrecht zou doen, als Hij ons voor eeuwig zou laten in onze val. Het is waar: God is soeverein, maar wat wil je ermee bezweren? Welk hart klopt daar achter? Want voor je het weet is het begrip 'souvereiniteit Gods' een toverformule die ons een grillig, despotisch beeld van God geven, terwijl Hij toch juist in het Avondmaal zo diep heeft laten zien dat Hij de zonde eerder wilde straffen aan Zijn Zoon, dan ze ongestraft te laten! Hoe laat de HEERE Zich kennen? Welk beeld laten wij met onze wandel én onze woordkeus bij mensen achter?
Of neem dat angstvallig noemen van "Deo Volente" voor elke datum die uit onze mond of op papier komt… Onze gezindheid moet "Deo Volente" uitstralen! Maar we moeten God niet bezweren door bij elke datum krampachtig dat DV te plaatsen en liefst voluit Deo Volente te noemen. Want voor je het weet wordt God voor ons (religieuze of materiële) karretje gespannen. Daar hoef je echt geen Balak of Bileam voor te zijn! Neem liever een voorbeeld aan Bileams wijze ezel.


Waar dien je voor?

Over Elisa lezen we dat hij Elia diende. Dat betekende geenzins een stijgend banksaldo of carrière in de maatschappij. Het betekende hoon en spot, zo niet agressie en haat. Maar in Gods weg gaan, Hem dienen en liefhebben is wel een heerlijk leven met uitzicht op de eeuwige heerlijkheid. God hier reeds dienen, Die je straks ongestoord zult dienen én zien tot in allee eeuwigheid… er is niets heerlijkers te bedenken. Ben je het met me eens?
En dát is ook precies het doel, dat God met ons leven voor had, toen Hij ons schiep. Daar diende en dien je voor! Dat is je missie… Je verdient er niets mee en je krijgt er alles voor!
Ik laat Bileam nog één keer opdraven. Hij is inmiddels alweer naar huis; Balak is woest dat Bileam hem zo heeft laten zitten. En Bileam heeft zijn ezel misschien wel met een trap na de stal in geparkeerd. O, wat haat hij dat dier; het liet hem haarfijn zijn arglistig hart zien. Diezelfde blinde haat zie je op een gegeven moment ook bij iemand als Saul boven komen drijven. Of wat dacht je van de Farizeeën ten opzichte van Jezus, Die hen ook haarfijn hun innerlijke motieven toonde?!
Als het volk Israël in Numeri 31 ten strijde trekt tegen de Midianieten, doden ze ook Bileam de zoon van Beor met het zwaard. Pech? Een ongeluk? Nou, lees vers 15 en 16 eens: "En Mozes zeide tot hen: Hebt gij dan alle vrouwen laten leven? Ziet, deze waren, door den raad van Bileam, den kinderen Israëls, om oorzake der overtreding tegen den HEERE te geven, in de zaak van Peor; waardoor die plaag werd onder de vergadering des HEEREN."
Wat Bileam met vervloeken niet had gekund, bereikte hij door het volk bij Peor tot sexuele bandeloosheid te verleiden. De ware aard van Bileam, om zo geniepig te werk te gaan? Nou, het volk was ook veel te verwijten, maar het tekent ons vooral het geslepen karakter van de satan. Hoe vatbaar zijn we voor zijn listen, vanwege de zwakheid van onze oude mens, juist na een Avondmaalstafel. Wees gewaarschuwd – welke zondige ingang het ook is: sex, geld, muziek, film, drank, roddel, leugen, onoprechtheid – en wapen je met de wapenrusting van het geloof. Kijk nog maar eens goed in Efeze 6 waar die verschillende uitrustingsstukken voor dienen. En let vooral op het wapen van het gebed.
En benaarstig je – beijver je – om onbevlekt voor en met de HEERE te leven, zodat niets tussen jouw hart en de HEERE in staat. Zo wordt je gebedsleven niet geschaad en je getuigenis in de gemeente en in de wereld standvastig en waarachtig. Opdat ook anderen mogen worden gewonnen voor Christus. Opdat ook zij Hem gaan dienen en liefhebben van ganser harte.

dinsdag 10 maart 2015

Nabetrachting HA – Opstaan of plaats vergaan?

"…Daarna stond hij op, en volgde Elia na, en diende hem."
1 Koningen 19 : 21c

"
En als zij den lofzang gezongen hadden, gingen zij uit naar den Olijfberg."
Mattheüs 26 : 30

Als Jezus opstaat van de tafel, Wie volgt Hij dan?

Had de Heere Jezus even daarvoor nog gezegd "Ik heb grotelijks begeerd dit Pascha met u te vieren", ook aan dat 'laatste' Pascha op aarde kwam een einde. We lezen in de dagtekst dat Jezus en de Zijnen (zonder Judas!) de lofzang nog zongen en toen opstonden om heen te gaan. Maar… waarheen?

Elisa stond op en volgde… Elia

Het doel van Elisa's opstaan was duidelijk. Elia wachtte hem op bij ruwe landhek, aan de weg. Ik weet niet of Elisa nog eenmaal heeft omgekeken. In ieder geval richt hij zijn blik op Elia, want er staat: hij volgde Elia en diende hem.
Ongetwijfeld schoten beelden en herinneringen nog vaak door zijn hoofd. Ongetwijfeld zal hij associaties hebben gekregen met thuis, wanneer hij hier of daar een akker passerde, waarop boeren aan het ploegen waren. Of wanneer hij in de verte een koe hoorde loeien. Melkenstijd! Oh nee, ik zit nu in Gods wijngaard!
Het woordje opstaan heeft ook iets definitiefs verbreken in zich. Zo ervaarde ik ook het opstaan van de tafel, zondag. Nee, je keert die tafel en het genotene niet de rug toe om je ervan af te wenden, er tegen af te zetten. Er wacht in die zin geen geheel nieuwe toekomst. De weg van de Avondmaalstafel de wereld in, is een weg die gedragen en uitgestippeld wordt door diezelfde Gastheer.
En Jezus opstaan van de tafel?

Jezus stond op en volgde…

Ja, wanneer Jezus het sein geeft om op te staan van de tafel, verlaten ze allen de zaal. Deze zal door de eigenaar van de zaal – wellicht toch een goede bekende van de Heiland – weer zijn opgeruimd. Jezus nam de leiding; en voor je het weet richt je je op de discipelen die ook opstaan, net als Elisa, en ook navolgen: de Heere Jezus. Ze weten ook de weg niet, waarheen.
Maar nee, laten we ons richten op Jezus Zelf. Hij staat op en laat het Pascha in zeker zin achter zich om Zich te begeven naar hét Pascha aller tijden! Hoe diep moeten de Psalmen hebben geklonken uit Jezus mond! Hoe intens moet Hij die woorden hebben geproefd, gewogen, gekoesterd.
Hij stond op van de tafel, ja, maar Wie volgde Hij? Gaat Hij een slachtofferrol tegemoet? Nee, denk maar aan wat Hij later zegt tegen de dochter van Jeruzalem! Gaat Hij Zijn Eigen weg? Ja in zekere zin dat laatste wel. Hij gaat Zijn bewust Zelfgekozen weg. Maar Hij volgt het plan van en de afspraak met Zijn Vader in de hemel. Zo moest het geschieden, lezen we in de evangeliën. Zo had Jezus het in de eeuwigheid samen met Zijn Vader uitgedacht. Sta daar maar eens een ogenblik bij stil

Ja, Hij ging Zijn Eigen weg, want in die weg kon de Vader niet voorop gaan! Dan zou Hij Zijn godheid moeten afleggen. De Vader blijft in de hemel, sluit stukje bij beetje de vensters van Zijn troonzaal. Al dieper zwart tekenen de kleuren zich af via Gethsémané richting Golgotha.
Jezus volgde niet, maar ging Alleen de weg die we nu juist bij het Avondmaal zo diep hebben mogen tasten en smaken! "Opdat wij nimmermeer van God verlaten zouden worden!"
Zijn opstaan van de tafel is de eerste stap op weg naar dat grote opstaan van Hem. Gode zij dank ging Hij die weg. Zijn opstaan is ons behoud.
Dat brengt ons opstaan van de tafel toch in een enorm rijk perspectief, nietwaar? We verlaten de tafel, waar Hij Gastheer was, maar we lopen de toekomst in, waarin Hij alles en in allen zal zijn! Hoe dom, als je op zo'n grote zaligheid geen acht slaat! Want hij of zij die blijft zitten zonder de waarde in Christus te kennen, terwijl Jezus opstaat (of met Judas al eerder is opgestaan en de nacht is ingegaan), diens plaatsje dreigt te vergaan!

maandag 9 maart 2015

Nabetrachting HA - Een goede bekomst

"…Daarna stond hij op, en volgde Elia na, en diende hem."
1 Koningen 19 : 21c

"En hij stond op en ging heen; en ziet, een Moorman, een kamerling, en een machtig heer van Candace, de koningin der Moren, die over al haar schat was, welke was gekomen om aan te bidden te Jeruzalem; en hij keerde wederom, en zat op zijn wagen, en las den profeet Jesaja"
Handelingen 8 : 27-28

Filippus stond op en ging heen… vanuit een tot geloof gekomen stad naar één zoeker


Gisteren zat je hopelijk aan tafel bij de HEERE. Hoe was het? Misschien – dat ervoer Elia ook op de Horeb – was het goed om nabij God te zijn. Je wilde misschien wel blijven, maar, dat kan niet. We hebben immers gehoord: Verkondig de dood des Heeren, totdat Hij komt. Er is dus werk aan de winkel. Je hoeft dat wat je genoten hebt niet te vergeten; integendeel! Je zult het nodig hebben voor onderweg. De weg zou immers teveel zijn? Welnu, vandaag en in de komende drie maanden, zo God het geeft, is er werk te doen. In lofprijzing, dankbaarheid en aanprijzing aan anderen.

Goede bekomst

In de tekst uit 1 Koningen 19 zien we Elisa – nadat de maaltijd is beëindigd, afgeruimd en afgesloten – opstaan en daadwerkelijk zijn vorige toekomst de rug toe keren. Hij volgt voortaan Elia en dient hem. Het is de houding van een leerling bij zijn leermeester. De maaltijd heeft hem vast en zeker goed gedaan, maar nu is er werk aan de winkel. Er moet een moment van afscheid komen en een daadwerkelijk opstaan en de nieuwe weg inslaan.
Hoe was het gisteren? Was het fijn aan Christus' tafel? Kon je op 'adem' komen bij Hem. Even alleen met Hem en door Hem persoonlijk gevoed worden? Je hebt een week voor je waarin je mag terugkijken en nagenieten.
Na het eten zeggen we meestal: "Goede bekomst." Wat betekent dat woord 'bekomst' eigenlijk? Op de website over de etymologie (oorsprong) van bepaalde woorden las ik het volgende:

bekomen ww. ‘uitwerking op iemand hebben’. Onl. bikuman ‘tegemoetkomen’ in unse herro ímo thar bequam ‘kwam onze Heer hem daar tegemoet’ [1151-1200; Reimbibel]; mnl. becomen ‘bevallen, behagen’ in die sparen die uon bequamen ‘de balken die hun (het meest) bevielen’ [1220-40; VMNW], ‘uitwerking op iemand hebben’ in de wortele alle, si di wale bekomen ‘alle wortels, zij hebben een goede uitwerking op je’ [1253; VMNW]. Afleiding van komen met het voorvoegsel → be-. ♦ bekomst zn. ‘zoveel als iemand verlangt’. Mnl. eerst met ander achtervoegsel becomte ‘behagen, genoegen’ [14e eeuw; MNW]; vnnl. bekomte, bekomste [1607; Kil.]. Afgeleid van bekomen met hetzelfde abstracta-vormende achtervoegsel als in bijv. → begeerte en → beroerte. Onder invloed van het zn. mnl. comst(e) ‘komst’ is de vorm met -s- opgekomen, die de oudere vorm verdrongen heeft.


Zo wens ik je toe dat het Avondmaal een 'goede uitwerking' op jou en je geloofsleven zal hebben. Ook hoop ik dat het je 'behagen en genoegen' mag hebben gegeven. Dan komt Gods gift ook tot zijn doel. En mag je dat ook delen met en doorgeven aan anderen! In die betekenis dus: Goede bekomst!

Aan het werk

Misschien heb je gisteren tijdens de tafel wel bedacht hoe je voortaan nóg meer de HEERE zou kunnen dienen. Uit dankbaarheid en misschien ook wel uit verlangen en gedrevenheid. Het is goed om in die zin 'ambitie' voor de HEERE te hebben. Maar… wel, net als Elisa, áchter Hem aan. Wat hebben we behoefde in de gemeenten aan mensen die gedreven zijn en niet passief, consumptief enkel nu plek bezet houden en hooguit een duit, maar geen daad, in het zakje doen.
In Handelingen 8 komen we ook zo'n gedreven mens tegen: Filippus. Hij mocht zegenrijk werken in Samaria. Het werk van de HEERE brak door; je zou zeggen: nu begint het pas. Hij had er ook vast langer willen blijven, maar het kon niet. De HEERE riep hem weg, naar een woeste plek waar slecht 1 man kwam aanrijden; een moorman nog wel!
In afwachting van wat de HEERE hem als taak zou opdragen, wachtte Filippus, totdat de Geest hem de opdracht gaf om zich bij die wagen te voegen. En dan zien we Filippus ook in beweging komen: "Hij stond op en ging…"
Laten we in die bereidheid de dagen na het Avondmaal mogen ingaan: "HEERE, plaats Gij iemand op onze weg, die we van U mogen vertellen. En als u vandaag niemand op onze weg brengt is het ook goed." Bereid klaar staan, als de HEERE ons 'nodig' heeft in Zijn Koninkrijk. Als we zoveel genade genoten hebben, is er ook zoveel uit te delen aan hen die het nog zonder moeten doen. Opdat ook zij een goede bekomst mogen ontvangen: dat het Woord van God een goede uitwerking mag hebben in hun leven en het hen tot in het diepst van hun ziel mag behagen en genoegen geven!

zaterdag 7 maart 2015

Voorbereiding HA - Wat betekent verzadigd worden?

"…met het gereedschap der runderen zood hij hun vlees, hetwelk hij aan het volk gaf; en zij aten.…"
1 Koningen 19 : 21b
"De zachtmoedigen zullen eten en verzadigd worden; zij zullen den HEERE prijzen, die Hem zoeken; ulieder hart zal in eeuwigheid leven."
Psalm 22 : 27
 
Schitterend geschilderd stilleven met brood door Henk Helmantel.
Sta alvast eens een ogenblik stil bij dat brood en het verzadigd worden aan Christus' tafel.
Het eten dat Elisa zijn (dienst)volk gaf was voedzaam genoeg om er de verdere dag zwaar lichamelijk werk mee te verrichten. Daarnaast zal het voedsel een bijzondere impact op het volk hebben gehad; vooral toen ze hun toekomstige heer het boeren bedrijf zagen verlaten, nadat hij zijn vader had gekust. Die maaltijd liet een diepe indruk achter. Vanuit dit gedachtepunt wil ik met je nadenken over wat we lezen in Psalm 22, een lied dat zo past bij de tijd van het kerkelijk jaar!
Gisteren eindigde ik met die vraag "zij aten (en dronken) – net als bij Boaz – en werden verzadigd en… hielden over… Wat zou dat laatste jou te zeggen hebben?". In de dagtekst van vandaag uit Psalm 22 komt datzelfde aspect terug. Het is een zeer passende psalm bij de bediening van het Avondmaal. De Psalm voert ons via Davids uitroep "Mijn God, mijn God! waarom hebt Gij mij verlaten?" mee naar Golgotha. Lees de Psalm maar eens rustig door, dan zul je mee lijnen naar de Heere Jezus op Golgotha ontdekken.

Eten

Maar vanaf vers 23 maakt de Psalm een verrassende wending en gaan de lijdenswoorden over in een een aanbiddingslied, ja een opwekking om de HEERE groot te maken, temidden van de gemeente, de broederen. En dan komen die woorden opeens naar voren: "De zachtmoedigen zullen eten en verzadigd worden…" Blijkbaar temidden van de gemeente. En verderop gaan die aangesprokenen in de Psalm de wereld in om Gods lof te verkondigen. Lijnen te over naar de Avondmaalstafel en de dankzegging/betrachting daarop.
Het eten aan Christus' tafel betekent voor de zachtmoedigen meer dan een stukje brood nuttigen. Zij vinden er iets in dat hoger gaan en meer doeltreffend is dan brood allen. Verderop in het vers worden zij degenen 'die Hem zoeken' genoemd. Vergis je niet; er zijn categoriën reformatorischen die hierbij denken dat je vooral zoekend moet zijn. Een mens kan Christus eigenlijk nooit echt gevonden hebben, want een mens vindt nooit iets, hij blijft altijd zoekend, dor, zondaar. Dat laatste is waar; dat een-na-laatste is een zwakheid en zonde waartegen wij te strijden hebben en het is vooral géén stadium in het geloof!; maar dat eerste is ronduit onwaar. Geloofszekerheid zal altijd achterwege blijven als we onszelf beschouwen als zoekende. Dat doet de vrijzinnige remonstrant namelijk ook, die heeft er ook een hekel aan 'de waarheid' gevonden te hebben; we hebben slechts een stukje van de waarheid. Zo ook de ultra-'reformatorische' die meent voor de waarheid te staan, maar zich altijd hullen wil in geloofsonzekerheid. Zij die de HEERE zoeken, zijn zij die Hem gevonden hebben. Dit woordje 'zoeken' betekent: de toevlucht genomen hebben tot de HEERE. Zoek het zelf maar op, wat dit woord betekent, dan kun je het ook zelf zien!
En als zij – die de toevlucht hebben genomen tot Christus en dus weten Wie Hij voor hen persoonlijk is – dat stukje brood uit Zijn hand ontvangen, dan staren ze zich niet blind op dat brood, maar heffen hun harten op naar boven, waar Christus is! Herken je dat? Eten in het geloof!

Verzadigen

Wanneer je zo'n klein hapje brood eet, kun je onmogelijk verzadigd worden. Het kan hooguit wat smaak aan je gehemelte geven. Maar verzadigen kan het nooit. Je kunt er geen rond buikje van krijgen, zoals het woord letterlijk betekent. Dus er moet meer zijn.
Door het hele Oude Testament wordt het woord in de betekenis van 'verzadiging door een maaltijd' gebruikt. Het komt zelfs ook enigszins negatief voor: zat van dagen (zoals Abraham of David bijvoorbeeld). Dan ben je het leven eigenlijk moe; het is nu echt genoeg.
Maar verzadigd worden door een maaltijd geeft een heerlijke, tevreden gevoel. Je kunt soms ook teveel eten; dan wordt je misselijk en kun je geen pap meer zeggen. Maar dat is geen verzadiging, dat is over-verzadiging.
Het beeld van dat voldane, verzadigde gevoel, gebruikt David in Psalm 22. We komen dat ook in het Nieuwe Testament een aantal keren tegen. Neem bijvoorbeeld Jezus woorden in Mattheüs 5 : 6 maar: "Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden". Daar geeft Hij het direct een geestelijk betekenis. De hunker naar het gevoed worden door de HEERE, zal worden beloond met verzadiging. Bij Hem vind je alles wat je nodig hebt voor het geestelijk leven. De Heere wil aan Zijn tafel onze hongerige en dorstige zielen 'spijzen' (honger stillen) en 'laven' (dorst lessen). Kom dan ook eerlijk en oprecht met de bede om wat je nodig hebt. Zo zul je verkwikt worden. Soms direct, soms pas na de tafel in de dienst, soms de dagen erna. Hij geeft zelfs alles, als je niet kunt uitdrukken wat je allemaal voor nu en voor de toekomst nodig hebt. Eer zij roepen zal Ik antwoorden; nou, zo kan het gaan aan de tafel!
Bij Hem is overvloed… maar geen overdaad!

Overhouden

Na de wonderbare spijziging in Mattheüs 14 lezen we: "En zij aten allen en werden verzadigd, en zij namen op, het overschot der brokken, twaalf volle korven." Er is overvloed, maar Jezus gooit het niet weg. Het wordt bewaard (of wellicht op dat moment uitgedeeld aan andere behoeftigen.
De HEERE geeft aan Zijn tafel een overlopende maat, zodat je kunt merken dat Hij niet karig is. Dat maakt dat we dus ook groot van Hem spreken. Niemand kan zeggen dat er geen plek voor hem of haar was, ondanks het geloof dat men had. Nee er is plaats volop en voedsel volop en zegen volop!
En soms geeft de HEERE een korf extra. Dan lijkt het alsof de maat té vol is. "HEERE stop maar, want ik kan het niet op!" "Nee, neem toch maar, voor later." En soms dagen of weken later merk je dat je nog moet teren op dat moment van het Avondmaal, omdat er een dure, een schaarse, tijd aanbrak. Of omdat er zware tijden van verdrukking, verzoeking of vertwijfeling aanbraken.
Aan het einde van die zware periode zul je merken dat je niets hebt overgehouden, maar dat de HEERE in Zijn wijsheid voldoende teerkost meegaf voor onderweg. Drie maanden is soms heel lang!
Wat een geweldig God mogen we dienen, he? Echt een Vader, vind je niet?

vrijdag 6 maart 2015

Voorbereiding HA - Aan tafel bij de Zoon en de Eigenaar

"…met het gereedschap der runderen zood hij hun vlees, hetwelk hij aan het volk gaf; en zij aten.…"
1 Koningen 19 : 21b
 
"Als het nu etenstijd was, zeide Boaz tot haar: Kom hier bij, en eet van het brood, en doop uw bete in den azijn. Zo zat zij neder aan de zijde van de maaiers, en hij langde haar geroost koren, en zij at, en werd verzadigd, en hield over."
Ruth 2 : 14
 
 
Boaz nodigt Ruth bij hem aan tafel
 
Omdat de tijd van de maaltijd des HEEREN zo kort is – slechts een moment – wil ik er graag al van te voren aandacht aan besteden en met je over nadenken. Die begeerte werd gestimuleerd doordat er iets opblonk in die tekst uit de geschiedenis van Elisa's roeping. Hij slachtte niet alleen zijn koeien en verbrandde zijn gereedschap tot een offer, maar hij liet er zijn volk in delen. Met name het woord 'volk' en 'gaf' legde voor mij een diepe link naar de bediening van het Heilig Avondmaal. En ik moest terugdenken aan een preek van ds. N.P.J. Kleiberg – bij de bediening van het Heilig Avondmaal in onze gemeente – over de geschiedenis van Ruth op de akker van Boaz. Graag wil ik die lijnen met je delen.

De gastheer is de zoon van de eigenaar

Met ferme slagen hakte Elisa de ploeg aan stukken. Met oosterse handigheid legt hij een vuur aan en nadat de vlammetjes het door vonken aangestoken hooi oplikken, voedt hij ze met het hout van de ploeg. Eerst de splinters, dan de wat grotere stukken en vervolgens de grove bonken hout. Boven het knapperend vuur hangt hij de stukken vlees te braden. Zorgvuldig schroeit hij het vlees dicht. Een heerlijke geur mengt zich met de geur van vers geploegde aarde, dampende koeienlijven en de werkkleding van de arbeiders. Allen zoeken een plekje. Dit is meer dan een gewone maaltijd. Het volk – dat even te voren nog op het land bezig was, samen met Safan en Elisa – voelt de lading van het moment. Gespannen kijken ze naar Elisa. Ook vader Safan probeert de essentie van het moment te peilen, terwijl zijn blik van zijn zoon Elisa naar de profeet Elia gaat, en vice versa.
Als het vlees gaar is en de dienstmeiden de manden brood hebben gebracht, wordt het stil. Elisa dankt de hemel, de HEERE, de God van het verbond. Na het gebed weet ieder van het volk hoe de vork aan de steel zit. Zowel voor wat betreft de nieuwe toekomst van Elisa en de toekomst van de boerderij, als ook Elisa's geestelijk innerlijk. Met zorg snijdt Elisa het vlees en deelt het, samen met het brood, aan het volk uit… Diep onder de indruk nemen zij het toebedeelde deel aan en … eten.
Gastheer is Elisa, de zoon van de eigenaar van de boerderij, Safan. Het trof me dat Elisa zelf de dieren slachtte, de ploeg tot brandhout sloeg, het vlees 'zood' (braadde) en het uitdeelde. Niet vader Safan, maar zijn zoon Elisa!

De gastheer is de eigenaar zelf

Na een intiem gesprek tijdens het werk dirigeert Boaz de jonge weduwe Ruth – die met Naomi uit Moab is gekomen en nu in Bethlehem woont – naar de etenstafel op het land. Misschien wat in de schaduw van een paar bomen, zitten de maaiers dromerig voor zich uit te staren, al kauwend op hun brood en geroosterd graan. Hier en daar worden wat woorden gewisseld. Maar er worden vooral blikken gewisseld en nieuwsgierig wordt Ruth bekeken. Ze is geen werkster, geen maaister, geen bindster… en tóch hier aan tafel. Ze hoort niet bij het personeel van de gastheer en eigenaar, Boaz. Wat een gunst: ze krijgt een plek naast de gastheer. 
En kijk, hij 'langt' haar het geroosterde koren zelf! 'Langen': 'tsabat'… reiken of toesteken. Boaz wijst op de zure vinegar-saus, waarin hij en de anderen hun brood dopen. Hij geeft haar persoonlijk het speciaal voor haar geroosterde koren, terwijl hij zich naar haar overbuigt. Dat betekent, dat hij haar helemaal tegemoet komt; ze hoeft er zelf helemaal niets voor te doen. Wat een gunst… het wordt haar gewoon gegeven, om niet! 
De gastheer is de eigenaar zelf, maar hij schaamt zich niet om met het gewone volk de maaltijd te gebruiken en zo gemeenschap met hen te hebben. Vriendelijk kijkt Boaz de kring rond; en meer dan eens blijft zijn blik hangen op het ootmoetig gebogen hoofd van Ruth, de Moabitische. Deze heidense vrouw gevoelt de diepe eer en haar eigen onwaardigheid. Opeens kruisen hun blikken elkaar… even maar. Maar voordat Ruth haar ogen weer neerslaat heeft Boaz de diepe dankbaarheid kunnen peilen, die hem raakt en met vreugde vervult.

De gastheer is zowel de Eigenaar als Zijn Zoon

Zondag staat er ook een maaltijd aangericht. Zondag is er ook brood en is er wijn. Zondag is er ook een gastheer. Niet de vriend van de Bruidegom, de predikant, maar de Bruidegom Zelf. Hij en de Vader zijn Eén. En de Heilige Geest roept de Zijnen op: "Komt, want alle dingen zijn gereed".
Ik bij de Zoon van de Eigenaar aan tafel? Ik…? Met welk recht? Geen enkel. Maar dat was ook niet wat er in de uitnodiging stond, afgelopen zondag!
"De Meester is daar en Hij roept u." Het waren de woorden van Martha tegen Maria (Joh. 11:28). Wonderlijk dat juist aan de Avondmaalstafel woorden van een vrouw worden geciteerd! Rake woorden! Ware woorden. Hij roept U! Om Hem moet het gaan. "Sta op en eet, want de weg zou voor u teveel zijn", had Hij tegen Elia gezegd. En Hij zegt het ook tot jou en mij, wanneer je Hem volgt in je leven.
De Meester nodigt je; maar Zijn Vader niet minder! Wat een diepe woorden klinken er aan deze tafel: "Ik heb grotelijks begeerd, dit pascha met u te eten…" Als jij daar mag zitten, misschien wel net als Ruth, met deemoedig of ootmoedig gebogen hoofd vanwege het gevoel van onwaardigheid, bedenk dan dat de Gastheer Zich grotelijks verheugt over de aanzittenden; ook over jou. Dat je met jouw gang naar de tafel hebt beleden:
…wij komen niet tot het Avondmaal om daarmee te betuigen dat wij in onszelf volkomen en rechtvaardig zijn. Integendeel, omdat wij ons leven buiten onszelf in Jezus Christus zoeken, belijden wij daarmee dat wij midden in de dood liggen.
Zulke offers zijn de HEERE welgevallig; Psalm 51 (waarover we gisteren nadachten) eindigt zo treffend: "Dan zult Gij lust hebben aan de offeranden der gerechtigheid, aan brandoffer en een offer, dat gans verteerd wordt; dán zullen zij varren (wél) offeren op Uw altaar!"
Met tere zorg heeft Hij de tafel toebereid, de tekenen zo geschikt, dat ze tot stichting, tot verzekering en tot geestelijke voeding zullen dienen. Hij breekt het brood en 'langt' het ons… en wij eten. Hij deelt de beker der dankzegging rond… en wij drinken. Net als bij Elisa. En zij aten (en dronken) – net als bij Boaz – en werden verzadigd en… hielden over… Wat zou dat laatste jou te zeggen hebben?