"…met het gereedschap der runderen zood hij hun vlees, hetwelk hij aan het volk gaf; en zij aten.…"
1 Koningen 19 : 21b
"Als het nu etenstijd was, zeide Boaz tot haar: Kom hier bij, en eet van
het brood, en doop uw bete in den azijn. Zo zat zij neder aan de zijde
van de maaiers, en hij langde haar geroost koren, en zij at, en werd
verzadigd, en hield over."
Ruth 2 : 14
Omdat de tijd van de maaltijd des HEEREN zo kort is – slechts een moment – wil ik er graag al van te voren aandacht aan besteden en met je over nadenken. Die begeerte werd gestimuleerd doordat er iets opblonk in die tekst uit de geschiedenis van Elisa's roeping. Hij slachtte niet alleen zijn koeien en verbrandde zijn gereedschap tot een offer, maar hij liet er zijn volk in delen. Met name het woord 'volk' en 'gaf' legde voor mij een diepe link naar de bediening van het Heilig Avondmaal. En ik moest terugdenken aan een preek van ds. N.P.J. Kleiberg – bij de bediening van het Heilig Avondmaal in onze gemeente – over de geschiedenis van Ruth op de akker van Boaz. Graag wil ik die lijnen met je delen.
De gastheer is de zoon van de eigenaar
Als het vlees gaar is en de dienstmeiden de manden brood hebben gebracht, wordt het stil. Elisa dankt de hemel, de HEERE, de God van het verbond. Na het gebed weet ieder van het volk hoe de vork aan de steel zit. Zowel voor wat betreft de nieuwe toekomst van Elisa en de toekomst van de boerderij, als ook Elisa's geestelijk innerlijk. Met zorg snijdt Elisa het vlees en deelt het, samen met het brood, aan het volk uit… Diep onder de indruk nemen zij het toebedeelde deel aan en … eten.
Gastheer is Elisa, de zoon van de eigenaar van de boerderij, Safan. Het trof me dat Elisa zelf de dieren slachtte, de ploeg tot brandhout sloeg, het vlees 'zood' (braadde) en het uitdeelde. Niet vader Safan, maar zijn zoon Elisa!
De gastheer is de eigenaar zelf
Na een intiem gesprek tijdens het werk dirigeert Boaz de jonge weduwe Ruth – die met Naomi uit Moab is gekomen en nu in Bethlehem woont – naar de etenstafel op het land. Misschien wat in de schaduw van een paar bomen, zitten de maaiers dromerig voor zich uit te staren, al kauwend op hun brood en geroosterd graan. Hier en daar worden wat woorden gewisseld. Maar er worden vooral blikken gewisseld en nieuwsgierig wordt Ruth bekeken. Ze is geen werkster, geen maaister, geen bindster… en tóch hier aan tafel. Ze hoort niet bij het personeel van de gastheer en eigenaar, Boaz. Wat een gunst: ze krijgt een plek naast de gastheer.
En kijk, hij 'langt' haar het geroosterde koren zelf! 'Langen': 'tsabat'… reiken of toesteken. Boaz wijst op de zure vinegar-saus, waarin hij en de anderen hun brood dopen. Hij geeft haar persoonlijk het speciaal voor haar geroosterde koren, terwijl hij zich naar haar overbuigt. Dat betekent, dat hij haar helemaal tegemoet komt; ze hoeft er zelf helemaal niets voor te doen. Wat een gunst… het wordt haar gewoon gegeven, om niet!
De gastheer is de eigenaar zelf, maar hij schaamt zich niet om met het gewone volk de maaltijd te gebruiken en zo gemeenschap met hen te hebben. Vriendelijk kijkt Boaz de kring rond; en meer dan eens blijft zijn blik hangen op het ootmoetig gebogen hoofd van Ruth, de Moabitische. Deze heidense vrouw gevoelt de diepe eer en haar eigen onwaardigheid. Opeens kruisen hun blikken elkaar… even maar. Maar voordat Ruth haar ogen weer neerslaat heeft Boaz de diepe dankbaarheid kunnen peilen, die hem raakt en met vreugde vervult.
De gastheer is zowel de Eigenaar als Zijn Zoon
Zondag staat er ook een maaltijd aangericht. Zondag is er ook brood en is er wijn. Zondag is er ook een gastheer. Niet de vriend van de Bruidegom, de predikant, maar de Bruidegom Zelf. Hij en de Vader zijn Eén. En de Heilige Geest roept de Zijnen op: "Komt, want alle dingen zijn gereed".
Ik bij de Zoon van de Eigenaar aan tafel? Ik…? Met welk recht? Geen enkel. Maar dat was ook niet wat er in de uitnodiging stond, afgelopen zondag!
"De Meester is daar en Hij roept u." Het waren de woorden van Martha tegen Maria (Joh. 11:28). Wonderlijk dat juist aan de Avondmaalstafel woorden van een vrouw worden geciteerd! Rake woorden! Ware woorden. Hij roept U! Om Hem moet het gaan. "Sta op en eet, want de weg zou voor u teveel zijn", had Hij tegen Elia gezegd. En Hij zegt het ook tot jou en mij, wanneer je Hem volgt in je leven.
De Meester nodigt je; maar Zijn Vader niet minder! Wat een diepe woorden klinken er aan deze tafel: "Ik heb grotelijks begeerd, dit pascha met u te eten…" Als jij daar mag zitten, misschien wel net als Ruth, met deemoedig of ootmoedig gebogen hoofd vanwege het gevoel van onwaardigheid, bedenk dan dat de Gastheer Zich grotelijks verheugt over de aanzittenden; ook over jou. Dat je met jouw gang naar de tafel hebt beleden: Zulke offers zijn de HEERE welgevallig; Psalm 51 (waarover we gisteren nadachten) eindigt zo treffend: "Dan zult Gij lust hebben aan de offeranden der gerechtigheid, aan brandoffer en een offer, dat gans verteerd wordt; dán zullen zij varren (wél) offeren op Uw altaar!"…wij komen niet tot het Avondmaal om daarmee te betuigen dat wij in onszelf volkomen en rechtvaardig zijn. Integendeel, omdat wij ons leven buiten onszelf in Jezus Christus zoeken, belijden wij daarmee dat wij midden in de dood liggen.
Met tere zorg heeft Hij de tafel
toebereid, de tekenen zo geschikt, dat ze tot stichting, tot verzekering
en tot geestelijke voeding zullen dienen. Hij breekt het brood en
'langt' het ons… en wij eten. Hij deelt de beker der dankzegging
rond… en wij drinken. Net als bij Elisa. En zij aten (en dronken) – net als bij Boaz – en werden verzadigd en… hielden over… Wat zou dat laatste jou te zeggen hebben?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten