"…de Romeinen zullen komen, en wegnemen beide onze plaats en volk"
Johannes 11 : 48b
Nog even terug naar de tekst van gisteren. Graag wil ik inzoomen op het laatste gedeelte van vers 48. Daarin spreken de overpriesters hun angst uit dat de Romeinen zullen komen en zowel 'onze plaats' als 'het volk' zullen wegnemen. Die angst vertelt wat hun prioriteiten en werkelijke motieven zijn. Een aantal dingen vallen op en deze woorden kregen tijdens de preek gisteren een andere lading voor me.
Allereerst valt op dat de overpriester hun 'plaats' stellen vóór het 'volk'. Er staat zelfs niet 'ons volk'. Blijkbaar is het volk noodzakelijk voor hun positie. Inderdaad bemerken we in Johannes 7 in hun felle reactie tegenover Nicodémus dat ze neerkeken op het volk: "Maar deze schare, die de wet niet weet, is vervloekt." Een artiest heeft een publiek nodig om bewonderd te worden. Zo waren de overpriesters ook bezig, om gezien te worden (en geëerbiedigd) door het volk, vanwege hun onberispelijkheid. Dat ging ook gepaard met grote wedijver. Paulus vertelt later tegen de Filippenzen dat hij volgens de rechtvaardigheid die in de wet is, 'onberispelijk' was. Gezien zijn jonge leeftijd dwong hij met zijn ijver dan ook veel respect af.
Daarom zijn de overpriesters in eerste instantie dus zo zenuwachtig over hun positie die in gevaar komt. Want dat betekent het woord 'plaats' ook. Natuurlijk betekent het woord 'topos' (wij kennen dat van topografie) een fysiek aanwijsbare plek op een landkaart of een ruimte die gemarkeerd wordt door begrenzende lijnen of muren (in dit geval de stad en tempel van Jeruzalem; zie kanttekeningen). Maar het betekent ook – als metafoor – de positie die je inneemt in een gezelschap of vergadering.
Het woord 'plaats' komen we ook tegen in het gebed van Salomo. Daar duidt Salomo met 'plaats' de pas gebouwde tempel aan: de aanspraakplaats voor het volk om er te komen voor het aangezicht van God. Je merkt dat de Joodse leidslieden uiterst 'zuinig' zijn op die plaats: de tempel. Als Jezus vertelt dat Hij deze tempel (Hij bedoelde Zijn lichaam) kon opbouwen in drie dagen, dan vinden zij dat blasfemisch. Daarentegen verweet Jezus hen korte tijd daarvoor: "Wee u, gij blinde leidslieden, die zegt: Zo wie gezworen zal hebben bij
den tempel, dat is niets; maar zo wie gezworen zal hebben bij het goud
des tempels, die is schuldig" (Matth. 23).
Het woord 'ethnos' (volk) betekent zowel ras, natie als volksgroep. In dit geval zullen ze het woord hebben opgevat als de serieuze, orthodoxe joden, dus een volksgroep, binnen de joodse natie. Ook over het volk was men kritisch, zo zagen we al; dus werkelijk betrokken waren de leidslieden niet. Immers, Jezus moest ze terecht wijzen omdat zij de mensen lasten oplegde die ze zelf al amper konden dragen, maar ze maakten het zó bont dat ze die last niet met één vinger wilden aanraken (ze wilden dus niet meehelpen te dragen!).
De diepere les die opeens op me afkwam gisteren was deze: hoe zouden wij het vinden als we onze 'plaats' zouden verliezen? Dat kan heel concreet, wanneer we moeten verhuizen, werkloos worden of arbeidsongeschikt. Ik noem zo maar een paar voorbeelden. Wát zouden we dan het meeste missen? En wat betekenen die 'vastigheden' op aarde voor ons in het licht van Gods eeuwig Koninkrijk?
Niet voor niets wordt Mozes in Hebreeën 11 genoemd vanwege zijn keuze om liever kwalijk behandeld te worden met het volk van God dan een tijdlang de genietingen der zonden te hebben. Dat is een ingrijpende les. Is het altijd verlies, als we in dit leven iets kwijtraken? Hoe afhankelijk zijn we van de HEERE? Hoezeer laten we ons ook in het materiële en maatschappelijke leiden door Zijn Vaderlijke zorg en liefde?
Hoe vast zitten we aan aards goed? Dat merk je, als het je afgenomen wordt of als je het moet loslaten. Ik weet, het is een diepe en moeilijke les, die je niet voor anderen kunt invullen. Houd het daarom maar persoonlijk. Want de rijkdom die de HEERE heeft klaarliggen is met geen pen te beschrijven en weegt niet op tegen de rijkdommen van deze wereld. Echt, hoor! Kijk maar naar "den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Dewelke, voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen, en schande veracht…" (Hebr. 12 : 2).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten