Johannes 11 : 46
In het vorige hoofdstuk werd Jezus bijna gestenigd. We lezen in vers 32 dat Jezus zegt tot de ziedende Joden: "Ik heb u vele treffelijke werken getoond van Mijn Vader; om welk werk van die stenigt gij Mij?" Ze gooiden het er uiteindelijk op dat ze Zijn woorden godslasterlijk vonden: Hij maakte Zich God gelijk. Ze zagen niet dat Hij dat ook was!
Nog drie hoofdstukken terug was er ook het een en ander te doen over 'wat Jezus gedaan had'. Er ontstaat veel gekonkel onder het volk. De een vindt zus, de ander zo, maar… geen van hen durft openlijk te zeggen hoe hij erover denkt: "Sommigen zeiden: Hij is goed; en anderen zeiden: Neen, maar Hij verleidt de schare. Nochtans sprak niemand vrijmoediglijk van Hem, om de vrees der Joden." Maar toen Jezus openlijk in de tempel verscheen en begon te preken, kon men er niet omheen: "de Joden verwonderden zich, zeggende: Hoe weet Deze de Schriften, daar Hij ze niet geleerd heeft? Jezus antwoordde hun, en zeide: Mijn leer is Mijne niet, maar Desgenen, Die Mij gezonden heeft. Zo iemand wil Deszelfs wil doen, die zal van deze leer bekennen, of zij uit God is, dan of Ik van Mijzelven spreek. Die van zichzelven spreekt, zoekt zijn
eigen eer; maar Die de eer zoekt Desgenen, Die Hem gezonden heeft, Die
is waarachtig, en geen ongerechtigheid is in Hem." (Johannes 7 : 12-18).
Spreken over wat Jezus gedaan heeft; het klinkt als klikken, hoewel we gisteren in het vorige vers zagen dat velen geloven. Helaas moeten we vandaag vaststellen dat er ook waren die precies hetzelfde doen, maar met een ander motief! Ook zij hebben het over 'wat Jezus gedaan heeft'. En dat zou op zich niet verkeerd geweest zijn. Maar uit het feit dat ze het juist dáár gaan vertellen, waar Jezus het meest gehaat en gezocht was, maak ik wel voorzichtig op dat ze het met kwade bedoelingen deden. Om de farizeeën aanleiding te geven om Jezus te pakken.
Of… zouden ze de farizeeën ervan hebben willen overtuigen dat ze fout zaten? Dat denk ik niet, want er staat het woordje 'maar' aan het begin van ons vers. Dat is een tegenstelling met het voorgaande vers. Dag en nacht verschil! Het resulteert dan ook in een duister plan om Jezus (en zelfs ook Lazarus) uit de weg te ruimen; en snel ook! Voordat er nog meer heibel ontstaat! Dat is wat?!
Kijk, als ze het nu hadden gezegd tegen de sadduceeën, dan had ik deze tekst nog positief kunnen duiden. Dan hadden ze lef en wilden ze vast die opstandingsloochenaars overtuigen van hun ongelijk. Geen opstanding der doden? Nou, ga dan eens naar Lazarus en vraag de omstanders eens wat er dáár is gebeurd! Echter, dat lees ik helaas niet.
Op de vroege Goede Vrijdagmorgen horen we Pilatus uitroepen: "Wat heeft Hij dan kwaads gedaan? En zij riepen te meer, zeggende: Laat Hem gekruisigd worden!" (Matth. 27 : 23). Men is er nooit uit gekomen; ze geven ook geen rechtstreeks antwoord, alleen een bevel tot uit de weg ruimen. Het was niet voor niets dat de Heere Jezus een tijdje eerder aan Zijn discipelen vroeg: "Wie zeggen de mensen dat Ik ben?" En dat Hij aan het door de discipelen gegeven antwoord direct een nieuwe vraag koppelde: "Maar gij, wie zegt gijlieden dat Ik ben?"
Het komt er op aan dat we een waarde-oordeel geven van wat 'Jezus heeft gedaan'. We kunnen niet oppervlakkig en algemeen blijven over Zijn daden. En al helemaal niet over Hem Zelf! En als je moet constateren dat hetgene dat Jezus gedaan heeft ook goed is, moet je dan niet eerlijk voor Hem buigen? Of deed je dat al? Dan zul je – net als de engelen in de hemel – heel sterk op Jezus' handen letten: wat Hij doet. Ook vandaag. En je zult je verheugen over Zijn daden.
"Ik zal de daden des HEEREN gedenken; ja, ik zal gedenken Uw wonderen van ouds her; en zal al Uw werken betrachten, en van Uw daden spreken" (Psalm 77 : 12-13)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten