"Van dien dag dan af beraadslaagden zij te zamen, dat zij Hem doden zouden."
Johannes 11 : 53
De impact van Kajafas' woorden is enorm. Lees maar goed: daarnet nog zei hij "jullie overleggen niet…" met elkaar; en nu lezen we dat ze "te zamen" "beraadslaagden". Eerst nog had hij hen verweten dat ze niets 'verstonden' (er niets van begrepen), maar nu was alles plots helder: Jezus moest dood!
Valt jou ook op dat er geen discussie, geen gezamenlijk wikken en wegen, plaatsvindt óf Jezus wel echt dood moet? Het is niet een agendapunt dat Kajafas plots invoert en waar men eens rustig met elkaar over van gedachten wisselt. Nee, het is een mening van iemand, die 1-op-1 klakkeloos wordt overgenomen. Aan zulke vergaderingen bewaar ik zeer onprettige herinneringen! Kerkenraadsvergaderingen bijvoorbeeld over een te beroepen predikant, of over nieuwe kerkenraadsleden. Opeens komt iemand uit het niet met een naam en de hele vergadering walst er onnadenkend 'en mass' achteraan. Doodeng!
Het nadeel van invloedrijke mensen is dat ze directe gehoorzaamheid afdwingen zonder het te zeggen. Natuurlijk moeten knopen worden doorgehakt; natuurlijk moeten dwalingen rigoureus met wortel en tak worden uitgeroeid; maar zulke ingrijpende dingen dienen toch breed gedragen te worden?
Of… is Kajafas hier een soort Wilders of zelfs een soort Hitler, die precies dátgene verwoordt dat iedereen stilletjes diep in zijn hart ook vond, maar niet durfde uitspreken?
Opnieuw vraag ik me af hoe Nicodémus zich tijdens die vergadering moet hebben gevoeld. Knap beroerd. Immers, er staat toch echt: Tezamen beraadslaagden ze dát ze Jezus zouden doden? "Zet dat even vetgedrukt onderaan bij de actiepunten, scriba!" Wiens naam zou de 'scriba' achter dat actiepunt moeten gaan schrijven? Kajafas? Nou, dan hadden ze later nog kunnen zeggen: "Ja, Kajafas wilde dat nu eenmaal, dus…" Nee… er staat "zij"; unaniem!
Maar voor dat ik nu naar die 'zij' wijs, die dit besluit hartelijk en eenparig namen, kijk ik eerst in de spiegel. Jacobus Revius dichtte zo treffend dat sonnet 'Hy droech onse smerten'.
T'en zijn de Joden niet, Heer Jesu, die u cruysten,
Noch die verradelijck u togen voort gericht,
Noch die versmadelijck u spogen int gesicht,
Noch die u knevelden, en stieten u vol puysten,
T'en sijn de crijchs-luy niet die met haer felle vuysten
Den rietstock hebben of den hamer opgelicht,
Of het vervloecte hout op Golgotha gesticht,
Of over uwen rock tsaem dobbelden en tuyschten. (= tosten of dobbelden)
Ick bent, ô Heer, ick bent die u dit heb gedaen,
Ick ben den swaren boom die u had overlaen,
Ick ben de taeye streng daermee ghy ginct gebonden,
De nagel, en de speer, de geessel die u sloech,
De bloet-bedropen croon die uwen schedel droech:
Want dit is al geschiet, eylaes! om mijne sonden.
Tenslotte: "zíj beraadslaagden samen" dat "zij Jezus zouden doden". Echter, zoals Kajafas een profeet was tegen wil en dank, waren deze 'zij' met elkaar uitvoerders van Gods heilsplan tegen wil en dank! Denk je ook niet dat dat helder aan de joden moet worden uitgelegd? Geen anti-semitisme uitdragen, maar 'onze oudste broeder' het blijde nieuws vertellen dat zij werden ingeschakeld in Gods verlossingsplan. Ze waren natuurlijk niet vrij te pleiten in hun handelen. Maar… 't waren de Joden niet (alleen)… "Ik ben het (ook), o Heere, ik ben het die U dit heb gedaan… want dit is allemaal gebeurd, helaas, vanwege mijn zonden!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten