"Jezus dan wederom in Zichzelven zeer bewogen zijnde, kwam tot het graf; en het was een spelonk, en een steen was daarop gelegd."
Johannes 11 : 38
Het kan je weleens overkomen dat je een rouwadvertentie in de krant ziet, van iemand, die dezelfde naam draagt als jij. Of – dat is nóg indrukwekkender – je loopt over een begraafplaats en je ziet een grafsteen waarop jouw naam staat gegraveerd. Even staat je hart stil. Even voel je een schok, een korte schrik.
Je hebt mensen, die over een begraafplaats lopen alsof het een museum is. Ze bekijken de grafstenen alsof het slechts interessante objecten zijn. Ze vertellen de verhalen of de familierelaties van de personen die er begraven liggen, zonder zich te realiseren dat het een laatste rustplaats is, waar de dood heerst tot de Jongste Dag.
Nadat Jezus Zich opnieuw heeft gestoord aan de insinueringen en het ongeloof van verschillende omstanders, staat Hij opeens voor het graf. De formulering van onze dagtekst is heel apart (of het moet aan mij liggen). Al lezend zie ik Jezus – in gedachten nog bij die hardnekkige ongelovigen – opeens halthouden; bij het graf van Lazarus. Opeens dringt dat graf zich in volle hevigheid aan Zijn aandacht op. Een spelonk! En een steen voor de ingang gerold!
Jezus weet wat Hij zal moeten gaan lijden. Hij weet eveneens wáár Hij op die eerste Goede Vrijdag zal worden begraven door Nicodémus en Jozef van Arimathea: "En Jozef, het lichaam nemende, wond hetzelve in een zuiver fijn lijnwaad.
En legde dat in zijn nieuw graf, hetwelk
hij in een steenrots uitgehouwen had; en een groten steen tegen de deur
des grafs gewenteld hebbende, ging hij weg" (Matth. 27 : 59-60). Eveneens een graf in een spelonk met… een steen voor de ingang.
Heftige confrontatie! "Wat is de mens, dat Gij aan hem denkt en hebt hem een weinig minder dan de engelen gemaakt", zingt Psalm 8. Een weinig minder dan de engelen? Dat klinkt als een verheven plaats. Maar weggestopt in een graf, afgesloten door een grote steen! Dat is niet bepaald een verheven plaats. Die steen is er niet, opdat de doden er niet meer uit kunnen wandelen. Die steen is er tegen grafrovers; maar vooral wegens de lijklucht ("Heere, hij riekt nu al, want hij heeft vier dagen aldaar gelegen", zegt Martha in het volgende vers)!
Wat is er van de mens geworden?! En wat zal er van Jezus worden, als ook Hij de dood in zal moeten? Ja, er is die profetie van David, waaraan Petrus in Handelingen 2 refereert: "Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten; Gij zult niet toelaten, dat Uw Heilige de verderving zie" (Psalm 16:10). Geen graf hield Davids Zoon omkneld… Dat is waar. Maar het neemt niet weg, dat Hij wel in het graf zal worden gelegd. En dat Zijn geliefden niet anders kunnen constateren dan dat dit Zijn laatste rustplaats zal zijn. Hoe God ook op de Eerste Paasdag alles heerlijk heeft veranderd!
Staande voor Lazarus' graf en dus denkend aan Christus' graf in de hof van Jozef van Arimathea wordt die zin uit het Avondmaalsformulier zo sprekend voor me: "Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven". Hij in mijn plaats, omdat ik anders eeuwig zou moeten omkomen! Jezus' graf is dus eigenlijk míjn graf.
Als ik een begraafplaats bezoek en bijvoorbeeld bij het graf van mijn broer sta, dan weet ik dat ik ook eens zal moeten sterven (tenminste, als de Heere Jezus nog niet is teruggekomen). Die eerste dood zal ook voor mij gelden. Maar dat graf van Christus vertelt mij dat de tweede dood voor mij is overwonnen. Die eeuwige dood heeft geen zeggenschap meer over mij, want Christus heeft die overwonnen. Hij voor mij… wat een wonder! Sta je ook weleens zó bij een graf stil?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten