Daarom hoeft Hij niet (zoals de andere hogepriesters) elke dag eerst voor zijn eigen ongehoorzaamheid offers te brengen, en daarna voor de ongehoorzaamheid van het volk. Want toen Hij Zichzelf offerde, heeft Hij één keer, voor altijd, het offer gebracht voor de ongehoorzaamheid van alle mensen.
Hebreeën 7 : 27
De laatste teksten van dit hoofdstuk zijn geen redenering, maar roepen op om twee specifieke kanten van Jezus te overdenken. Paulus zet Hem hier naast de reguliere hogepriesters en wijst allereerst op het feit dat Hij niet eerst voor Zijn eigen zonden moest betalen. Nee, Zijn offer gold enkel onze zonden!
Even vooraf: er gebeurden op Golgotha twee dingen. Aan de ene kant laadde God de Zoon de zonden van de mensen – en waartegen Zijn Vader in toorn moet ontsteken – in hun totaal op Zichzelf. Anderzijds balde God de Vader de toorn tegen ál die zonden in één keer samen en gooide die op Zijn Zoon.
Nietzsche gebruikte in onbegrip de term ‘God van God verlaten’ en hij constateerde: dat doet zelfs een aards vader nooit, waarom God wel? In een preek van dr. K. Schilder wordt dat genuanceerd en uitgelegd: hier distantieert God Zich niet van God, maar God distantieert Zich van de mens Jezus Die in onze plaats daar hing. Ja, Jezus citeerde die woorden uit Psalm 22 “Mijn God, waarom verlaat Gij Mij?!” Echter, Hij riep dat in onze plaats. En terecht stelt Schilder dat we ons niet moeten verbazen over dat God de Vader niet luisterde naar Zijn Zoon, maar over dat Hij weer wil luisteren naar ons zondige mensen.
Ik zou er nog aan willen toevoegen: en we moeten ons zeer diep verbazen (ja, dat wonder aanbidden) dat de Vader ons aanziet ‘in Zijn Zoon’!
Voordat ik daar dieper op inga, de volgende keer, wil ik bij die zondeloosheid even stilhouden. Stil zijn. De volmaakte harmonie tussen de Vader en de Zoon duurde voort na de zondeval. In de hemel werd – op die keren na dat satan kwam klikken over de mensen en protesteerde tegen Gods geduld – de serene en intieme eenheid en heerlijkheid van God beleefd.
De uitstraling daarvan maakte dat de engelen hun aangezichten moesten bedekken. Dit ging al het schepsel te boven, hoe volmaakt de engelen ook waren. Dat huiveringwekkend ontzag voor God was op een nog aangrijpender manier de mens parten gaan spelen. Die kroop weg, toen God nabij kwam.
Toch bleef die begeerte naar Gods heerlijkheid bestaan. Denk aan Mozes die zó dichtbij God was dat hij vroeg om zelfs Gods aangezicht te mogen zien. Een prachtige vraag die mogelijk zou gaan worden nadat Jezus kwam. Herken je dat verlangen?
Jezus behield Zijn volmaakte zuiverheid, terwijl Hij de gestalte van een broos mens aannam. Bij ons kwam wonen en ons gelijk werd. Laat dát op je inwerken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten