Je zou kunnen zeggen dat de stam van Levi die nu de tienden krijgt, zelf aan Melchizédek tienden gaf, via Abraham.
Hebreeën 7 : 9
De redenering die Paulus nu doorzet komt mij haast voor als een ‘déjà vu’. Ik krijg even het gevoel dat ook Festus had: “Je raast, Paulus! Je grote geleerdheid brengt je tot razernij!” Hij bedenkt een soort constructie waarin je als het ware Levi ziet zitten in de onderbuik van opa Abraham en deze opa geeft aan Melchizédek een kostelijk offer, tienden, uit naam van zijn nog ongeboren kleinzoon Levi.
In het volgende vers zet Paulus het nog even verder uit: “Levi was nog wel niet geboren, maar hij was als het ware al in zijn voorvader Abraham aanwezig toen die aan Melchizédek tienden gaf.” Dit volgen wij westerse denkers niet, schat ik in. En eerlijk gezegd snap ik ook dat je in de Bijbel, het betrouwbare Woord van God, niet zo'n gegoochel met feiten verwacht.
Sterker nog: de redenering loopt ook mank, want ook Juda was nog niet geboren en uit zijn nageslacht zou Jezus worden geboren, toch? Wel, dan geeft Jezus ook geschenken via Abraham aan Melchizédek. Maar die conclusie trekt Paulus niet. Waarom?
Daar gaat het Paulus ook niet om. Hij wil Levi en zijn nazaten niet op een voetstuk zetten, maar laten buigen voor Melchizédek. Levi erfde de erfenis van zijn opa, maar daaruit waren die tienden al weg, die Melchizédek als geschenk kreeg. Dus als Levi later naar de nalatenschap van opa Abraham keek, bij wijze van spreken, dan zag hij die verdwenen gave van de tienden van 'het beste' (!) aan Melchizédek.
Dat geven van 'het beste' is een belangrijke term in de offerdienst aan de Heere! Nog vóór de Heere de liturgische offerdienst bij de Sinaï had ingesteld, wist Abraham op een goede wijze te offeren. Er was dus kennis van zaken op dit gebied. Dezelfde kennis als Abel had en waar Kaïn geen gebruik van maakte.
Nogmaals: met dat geven van tienden wil Paulus benadrukken hoe groot Melchizédek dus was! Lees vers 4 maar: “Abraham, de voorvader van het volk Israël, gaf aan deze man een tiende deel van de buit. Dat betekent dat Melchizédek een heel belangrijk persoon was.”
Melchizédek gaf aan Abraham wat hij nodig had na die afmattende veldtocht. Hij voorzag hem van eten en drinken. Als dank gaf Abraham hem tien procent van het beste van de buit.
Wel, díe lijn moeten we doortrekken naar God Die ons voorziet van al het nodige en aan Wie wij alle eer maar ook onze dank offeren, voor Wie Hij is. Niet enkel danken voor het gekregene, maar danken voor het hart achter die gave. En zien wij Zijn hart niet het allermooist en duidelijkst kloppen achter Gods grootste Gave? Offeren we daarom onze dank en lof niet juist voor de meerdere Melchizédek, onze Heere en Heiland Jezus Christus? Les 3.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten