zaterdag 28 mei 2016

Abia en Abia: goddeloosheid is geen erfgoed

Naäma, de vrouw van Salomo en moeder van
koning Rehabeam, uit 'Icons of the Bible',
gefotografeerd door James C. Lewis
Zoals we bij Absalom zagen is het niet vanzelfsprekend dat godvrezende ouders godvrezende kinderen krijgen. Genade is geen erfgoed. Als je je focust op afhakers, ben je geneigd om slechts naar zulke kinderen te kijken. Het tegenovergestelde is eveneens waar en verdient ook een plek in deze serie: goddeloosheis is ook geen erfgoed. Ik koos twee naamgenoten die deze tegenstelling illustreren: Abia de zoon van Jerobeam en Abia de zoon Rehabeam.

Je bent bij hun vaders geneigd om Jerobeam in het kwade daglicht te stellen (en terecht) en Rehabeam dus als 'goed' te beschouwen. Dat laatste is helaas evenmin waar. En met hem wil ik beginnen. We zullen zien hoe onvoorspelbaar de HEERE soms ook werkt, al bevestigen deze uitzonderingen wel de regel!

"Abia dan, en zijn volk, sloeg hen met een groten slag … de kinderen van Juda werden machtig, dewijl zij op den HEERE, hunner vaderen God, gesteund hadden."
2 Kronieken 13 : 17a en 18b

"Te dierzelfder tijd was Abia, de zoon van Jerobeam, krank."
1 Koningen 14 : 1




Levenslessen van een godvrezende vader

Temidden van de talloze vrouwen van Salomo bevond zich de assyrische Naäma; haar naam betekent 'aangenaam', 'schoonheid' of 'betoverend'. Zij was de enige van al Salomo's vrouwen die met name wordt genoemd in de hebreeuwse Bijbel, aldus Wikipedia. En de enigste 'koningsmoeder' die buitenlands was. Zij werd namelijk de moeder van Rehabeam. Dit zoontje werd geboren een jaar voordat Salomo de troon beklom. Salomo had achterlijk veel vrouwen: 700 vrouwen en nog eens 300 bijvrouwen! Hoe star moet je Gods geboden negeren? En al helemaal als je kijkt naar deze Naäma: zij behoorde tot één van de vele volken waarvan God verboden had daaruit een vrouw te nemen. En juist deze vader gaat zijn zoon onderwijzen met levenslessen (Spreuken en Prediker)! Die zoon moet Rehabeam zijn geweest en beschouw die wijze lessen – die overigens echt wel wijze lessen zijn, geleerd uit eigen dwalingen aldus Jacobus Fruytier – maar als onderwijs op de weg naar het koningschap. Als Rehabeam al die wijze raad had opgevolgd, was hij een godvrezende jongen geworden. Maar helaas hadden kwade voorbeelden in hem ook een kwaad resultaat. Ik vermoed dat zijn moeder daarin ook een grote rol heeft gespeeld, aangezien de kinderen opgroeiden bij hun moeder in haar eigen verblijf en vader zich niet zozeer bekommerde om de opvoeding. Salomo maakte dus voor de kroonprins een uitzondering; misschien wel juist omdat hij zijn leven overzag en eerlijk moest bekennen dat het op ethisch gebied weinig illustratief was voor godzaligheid. Echter, hij kende de vreze des HEEREN uit ondervinding van binnenuit en dat leven gunde hij zijn zoon ook. Dat was de drive achter al die wijze levenslessen.

Scheuring en afval

Was Absalom een arrogante prins (en allesbehalve een goede leider), Rehabeam eveneens. Hij had niet echt een eigen mening, maar liet zijn huik naar de wind hangen en koos voor het slechte motief van zijn leeftijdsgenoten. Hij is mede schuldig aan de scheuring van het koninkrijk Israël in het tien- en tweestammenrijk. Eén van Salomo's grote vijanden, zijn weggelopen generaal Jerobeam, wordt uiteindelijk de koning van het tienstammenrijk en gaat dat rijk voor in een generatieslange traditie van goddeloosheid. Zijn naam wordt voortdurend genoemd in de navolgende geslachten als 'Jerobeam de zoon van Nebat, die Israël zondigen deed'. Gevoelsmatig ervaren we grote afstand tot hem. Maar… hoe groot is de betrokkenheid op Rehabeam? Hij trouwt nota bene met zijn halfnicht Maächa, de dochter van oom Absalom. En haar invloed is nog lang merkbaar. Rehabeam had temidden van zijn vele vrouwen (net als zijn vader, maar wel een stuk minder) juist deze vrouw het meest lief! En dat heeft haar in een bijzondere machtspositie gebracht; het lijkt erop dat zij meeregeerde met haar zoon en kleinzoon. Want in 2 Kronieken 15 lezen we dat kleinzoon Asa zijn oma 'afzet' omdat zij een gruwelijk afgodsbeeld had opgericht en allerlei andere gruwelijke afgoderij had ingevoerd. Zo blijkt hoever de goddeloosheid van Absalom heeft doorgewerkt, samen met de heidense gewoonte van Naamah, Rehabeams vrouw.

Abia en Abia

En temidden van al die chaos en afval worden er twee jongetjes geboren, waar God een totaal andere kant mee op zal gaan: Abia en Abia. Zowel Jerobeam als Rehabeam krijgen een zoon die ze 'Jahweh is mijn Vader' noemen. Je houdt het niet voor mogelijk. Er zijn wel uitleggers die dit willen nuanceren door te zeggen dat Rehabeams zoontje eigenlijk Abiam heetten 'de zee is mijn vader', maar ik betwijfel dat. En als het toch zo zou zijn, dan is het nog eens extra opmerkelijk dat dan juist Jerobeam kiest voor Abia en niet voor Abiam. Of het nu bijgeloof en spot is, de jongens krijgen een kei van een naam. En God gaat ermee aan de slag.
Jerobeams zoontje wordt niet oud; hij wordt al vroegtijdig thuis gehaald. De oude profeet Ahia profeteert: "…deze alleen van Jerobeam zal in het graf komen, omdat in hem wat goeds voor den HEERE, den God Israëls, in het huis van Jerobeam gevonden is." (1 Koningen 14:13b). Wat een heilige ironie en een alarmbel van jawelste voor Jerobeam en zijn huis. Het ventje sterft, wordt als enige van zijn familie begraven en slaat zijn ogen op in de eeuwige heerlijkheid.
En de zoon van Rehabeam? Hij regeert maar kort: drie jaar. Hij volgt zijn vader op, die God en Zijn dienst heeft verworpen. Zijn vader had Abia speciaal uitgekozen; hij was zijn lievelingszoon. In dit geval was het wel in de lijn van Gods plan dat deze jongen de geslachtslijn van de Messias zou vervolgen. Deze Abia bindt de strijd aan met Jerobeam en roept hem terug tot de dienst aan de HEERE. Luister maar in 2 Kronieken 13 als Abia daar met 400.000 strijders staat tegenover Jerobeam met 800.000 soldaten:
"Hoort mij toe, Jerobeam, en gans Israël! Staat het u niet toe te weten, dat de HEERE, de God Israëls, het koninkrijk over Israël aan David gegeven heeft, tot in eeuwigheid, hem en zijn zonen, met een zoutverbond? Evenwel is Jerobeam, de zoon van Nebat, de knecht van Salomo, den zoon van David, opgestaan, en heeft gerebelleerd tegen zijn heer. Daartoe hebben zich ijdele mannen, kinderen Belials, tot hem vergaderd, en hebben zich sterk gemaakt tegen Rehabeam, den zoon van Salomo, als Rehabeam jong was en teder van hart, dat hij zich tegen hen niet kon versterken. En nu, gij denkt u te versterken tegen het koninkrijk des HEEREN, hetwelk in de hand is der zonen van David; gij zijt wel een grote menigte, maar gij hebt gouden kalveren bij u, die u Jerobeam tot goden gemaakt heeft. Hebt gij niet de priesteren des HEEREN, de zonen van Aäron, en de Levieten uitgedreven, en hebt u priesteren gemaakt, gelijk de volken der landen? Een iegelijk, die komt om zijn hand te vullen met een jong rund en zeven rammen, die wordt priester dergenen, die geen goden zijn. Maar ons aangaande, de HEERE is onze God, en wij hebben Hem niet verlaten; en de priesters, die den HEERE dienen, zijn de zonen van Aäron, en de Levieten zijn in het werk. En zij steken aan voor den HEERE brandofferen, op elken morgen en op elken avond, ook reukwerk van welriekende specerijen, nevens de toerichting des broods op de reine tafel, en den gouden kandelaar en zijn lampen, om die op elken avond te doen branden; want wij nemen waar de wacht des HEEREN, onzes Gods; maar gij hebt Hem verlaten. Daarom ziet, God is met ons aan de spitse, en Zijn priesteren met de trompetten des geklanks, om tegen u alarmgeklank te maken; o kinderen Israëls, strijdt niet tegen den HEERE, den God uwer vaderen, want gij zult geen voorspoed hebben."
Jerobeam wordt verslagen, 500.000 Israëlitische soldaten (!) sneuvelen en Jerobeam wordt een tijd later door de HEERE gedood middels een ziekte. Abia wordt gezegend door de HEERE. Maar ook hij neemt meerdere vrouwen: 'slechts' 14. Abia mocht, in tegenstelling tot Rehabeam, een godvrezende koning zijn en ook zijn zoon Asa begon veelbelovend, zoals al eerder gemeld. Asa reformeerde Israël verder en zette zijn goddeloze oma Maächa af, vernietigde haar afgodsbeeld. Maar na lange tijd eindigt het toch in mineur. Hij irriteert zich aan een profeet die door de Heilige Geest wordt gestuurd en hem wijst op zijn slordige levenswandel; hij laat de profeet in de gevangenis gooien.
Maar, om niet verder uit te wijden: de beide Abia's zijn hoopvolle tekenen van Gods werk in een hopeloze tijd en dito maatschappij. Ook goddeloosheid blijkt geen erfgoed. Abia, de HEERE is mijn Vader… Wat een geweldige naam voor je kind nietwaar?

dinsdag 24 mei 2016

Het gebroken hart van een vader om zijn zoon

Absalom uit 'Icons of the Bible',
gefotografeerd door James C. Lewis
Vaak vraag je je af: hoe gaan andere ouders om met een kind dat wil afhaken? Moet je hard en rechtlijnig zijn als het een zondige weg bewandelt of juist niet? Moet je de kwestie negeren en net doen alsof er niets aan de hand is? Soms weet je het diepweg wel, maar zegt je gevoel, je emotie, op bepaalde momenten totaal andere dingen. Ik werd diep getroffen door de kreet van David, toen het overlijdensbericht van zijn zoon hem bereikte: "Mijn zoon Absalom! Absalom, mijn zoon; mijn zoon!" Het snijdt door merg en been. Een vader met een gebroken hart over zijn zoon. En er is niets meer aan te doen!

Misschien ben jij wel een zoon of dochter, over wie ouders zich grote zorgen maken. Je vindt het natuurlijk enorm irritant dat ze voortdurend aan je hoofd zeuren over geloof, God, kerk en Bijbel. Ik hoop althans dat ze dat doen! Maar zou je toch eens willen proberen om je ouders te snappen; hoewel het natuurlijk ook belangrijk is dat je ouders jou snappen. Neem even de tijd en luister met mij naar de aangrijpende geschiedenis van prins Absalom en zijn vader, koning David.


"Toen werd de koning zeer beroerd, en ging op naar de opperzaal der poort, en weende;
en in zijn gaan zeide hij alzo: Mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom!
Och, dat ik, ik voor u gestorven ware, Absalom, mijn zoon, mijn zoon!"

 2 Samuël 18 : 33

"De koning nu had zijn aangezicht toegewonden, en de koning riep met luider stem:
Mijn zoon Absalom, Absalom, mijn zoon, mijn zoon!"
2 Samuël 19 : 4

Enkele jaren geleden las ik het boek Michal van Jill Eileen Smith; zij is een briljante schrijfster en kan heel goed beschrijven hoe het leven er in de tijd van de Bijbel aan toe ging. Zo tekent ze het leven aan het hof bij David en de vrouwen die elk met hun eigen kroost in een afzonderlijk verblijf woonden, evenals in haar boek Bathsheba. Ahinoam met haar zoontje Amnon. Nabals weduwe, Abigaïl, met haar Chileab. Maächa, de syrische prinses, met het verwende Adonisje Absalom. Haggith met haar zoontje Adonia. Abital met de kleine Sefatja en Egla met Jithream. Echter, Michal slijt de dagen in stilte, zonder kinderen, waarbij de ruziënde kinderen en de kakelende moeders pijnlijke indrukken nalaten in haar ziel. Hoewel het niet specifiek over hem gaat, weet Jill de kleine Absalom wel neer te zetten als een verwend lievelingetje van David. En Amnon, maar ook later Salomo, kunnen maar beter uit zijn buurt blijven. Wie is dat lievelingetje eigenlijk?

Een ijdeltuiterige prins


Absalom werd, net als zijn oudste vijf broertjes (en wellicht ook wat zusjes) geboren in de periode dat David in Hebron woonde en regeerde. Chileab, het tweede ventje, wordt nauwelijks meer genoemd en het lijkt er dan ook op dat hij jong is overleden. Amnon, de oudste, was de kroonprins. Absalom, de derde, was nog het meest van koninklijke komaf. Zijn opa was koning van Gesur, in Syrië; zijn moeder bleef op de een of andere manier contacten onderhouden met haar vader en haar broer.
Dat Absalom een buitenbeentje was, wordt al vrij snel duidelijk. Hoewel Michal de eerste echte liefde van David was – en Maächa een politiek geschenk aan David lijkt – is er een bijzondere betrekking van David op Absalom. Abh-shalom: 'vader der vrede' of, dat kan ook, 'mijn vader is vrede'. Die eerste betekenis ging in ieder geval niet op in het leven van Absalom; de tweede wellicht ietsje meer. Hoewel David heel duidelijk door zijn vriend Husaï (2 Samuël 17) aan Absalom wordt omschreven met de volgende woorden: "Gij kent uw vader en zijn mannen, dat zij helden zijn, dat zij bitter van gemoed zijn, als een beer, die van de jongen beroofd is in het veld; daartoe is uw vader een krijgsman, en zal niet vernachten met het volk. Zie, nu heeft hij zich verstoken in een der holen, of in een der plaatsen. En het zal geschieden, als er in het eerst sommigen onder hen vallen, dat een ieder, die het zal horen, alsdan zal zeggen: Er is een slag geschied onder het volk, dat Absalom navolgt. Zo zou hij, die ook een dapper man is, wiens hart is als een leeuwenhart, te enen male smelten; want gans Israël weet, dat uw vader een held is, en het dappere mannen zijn, die met hem zijn."
Over Absalom wordt gezegd (2 Samuël : 14): "Nu was er in gans Israël geen man zo schoon als Absalom, zeer te prijzen; van zijn voetzool af tot zijn hoofdschedel toe was er geen gebrek in hem. En als hij zijn hoofd beschoor, (nu geschiedde het ten einde van elk jaar, dat hij het beschoor, omdat het hem te zwaar was, zo beschoor hij het), zo woog het haar zijns hoofds tweehonderd sikkelen, naar des konings gewicht. Ook werden Absalom drie zonen geboren, en een dochter, welker naam was Thamar; deze was een vrouw, schoon van aanzien." Hij is naar menselijke maatstaven een volmaakte Adonis. En daar werd over gepraat in de stad en in het paleis. Absalom wist dat ook; en daar dreigt het eerste gevaar voor een arrogante en machtsbeluste geest. Zijn weelderige haardos was indrukwekkend en hij liet het opwegen; wie haalt het nu in zijn hoofd om zijn haar te wegen? Ik heb zelf ook dik haar, maar ik zou het nooit laten wegen. Denk je eens in: meer dan 2 kilo haar op je hoofd. Wie weegt dat? En waarom doe je dat? Om te imponeren, lijkt me.
De aantrekkelijke uitstraling van Absalom viel op, zelfs aan het hof, waar men doorgaans toch wel het een en ander uitgaf aan opsmuk en praal. Zijn syrische afkomst was waarschijnlijk de oorzaak van zijn opvallende verschijning en hang naar beauty. Hij investeerde in zijn uiterlijk. En zijn kinderen, met name zijn dochter Thamar, hadden een even indrukwekkende schoonheid. Wellicht ook dat zijn kledingkeuze afweek van die van de joodse jongens.
Maar diepweg wilde Absalom niet enkel zinnelijke aandacht van de meisjes… hij wilde macht: de troon. Hij was immers een prins, kleinzoon van de syrische koning die goede maatjes met zijn vader was. Hij zag een soort dubbeltroon voor zich. En Amnon zat hem daarbij danig in de weg. Maar dat 'in de weg zitten' was wederzijds. Amnon had zijn oog laten vallen op de bevallige zus van Absalom: Thamar (niet Absaloms dochter!). Maar voor ik daar kort iets over zeg, moet eerst iets aangrijpends aan het hof worden vermeld.

Een stok om de hond te slaan

Een koning met zes vrouwen is een vorst die je niet zo een twee drie meer herkent als de herdersjongen uit Efratha, die Psalmen voor de HEER' componeerde. Tijdens een van de vele oorlogen die David voerde, ontspoort hij met Bathseba. Dit gaat ten koste van Uria en het kindje dat uit David en Bathseba geboren wordt. Maar… dit nieuwtje heeft ook de ronde gedaan in het paleis. Hoe diep David ook gebukt heeft, hoe intens hij Psalm 32 en 51 schreef, Absalom had een beschadigd beeld van zijn vader gekregen. Hij minachtte hem… dat wordt uit alles duidelijk.
Vervolgens krijgt Absalom een tweede ingrijpende zaak op sexueel gebied te verwerken: de kroonprins, Amnon, vergrijpt zich aan zijn prachtige zus Thamar. En David – nota bene – heeft Thamar nog wel bevolen om zoete koekjes te gaan bakken bij de 'zieke' Amnon, van wie hij wíst dat hij verliefd was op Thamar. Na de verkrachting dankt Amnon zijn halfzus af als een stuk straatvuil; ze maakt nog bezwaar, maar wordt bruutweg de deur uitgegooid: klap dicht die deur; grendel ervoor; weg wezen! Thamar en Absalom moeten in het gedrag van Amnon iets van hun vader David hebben herkend.
Tot overmaat van ramp neemt David geen maatregelen tegen Amnon, maar lijkt hem in bescherming te nemen. En hij lijkt zich helemaal niet te bekommeren om Thamar (die toch ook zijn eigen dochter is!). Hier lijkt een cultuurverschil zichtbaar te worden tussen Israël en Syrië (maar ik weet het niet zeker): Absalom – je kunt zeggen wat je wilt – ontfermt zich over zijn zus en neemt haar in bescherming in zijn huis. Daar blijft ze eenzaam, getraumatiseerd en beschadigd wonen. Je kunt je voorstellen dat die twee elkaar niet hebben gecorrigeerd in hun visie op vader David en halfbroer Amnon. Twee jaar doet Absalom erover om een smerig en moorddadig plan te bedenken, dat fataal gaat worden voor Amnon. Op een schaapsscheerdersfeest wordt hij dronken gevoerd en door knechten van Absalom om zeep geholpen. Zijn verdiende loon, volgens Absalom en Thamar.
Echter, Absalom heeft misgerekend. Ik weet niet of Amnon geliefd was onder het volk, maar er komt opstand en men jaagt die syrische prins achterna om hem in bloedwraak te doden. Absalom zoekt zijn heil bij zijn opa en/of zijn oom, de koning van Gesur, alwaar hij drie jaar blijft. De explosie thuis in Israël had Absalom angstig gemaakt. Tot aan de moordaanslag had hij zich sterk en machtig gevoeld; hij had zeggenschap over het leven van zijn broer. Maar nu zijn eigen leven in gevaar komt, blijkt hij het hazenpad te kiezen. Zijn macht was dus uiterst broos.
Terwijl Absalom zijn wonden likt, treurt vader David in het paleis over zijn vermoorde zoon en… uiteindelijk ook over zijn lievelingszoon. "het zwaard zal van uw huis niet afwijken tot in eeuwigheid," had de profeet Nathan gezegd. Hoe heeft zijn lievelingszoon hem deze dolkstoot kunnen toedienen?! Even had het er nog op geleken – aldus het gerucht – dat ál Davids zonen waren omgekomen bij de aanslag; echter die waren allemaal op hun ezels gevlucht, bang voor hun broer Absalom. Gelukkig bleek alleen Amnon te zijn omgekomen, maar… hij was wel de kroonprins. En na deze moord zou Absalom, de moordenaar, de erfopvolger zijn. Dat zou desastreus zijn voor de andere zoons!

Een dodelijke confrontatie

Door ingrijpen van Joab en een Thekoïtische weduwe wordt David overgehaald om zijn zoon terug te laten halen uit Syrië. Zijn hart verlangde naar Absalom; zie je hoe sterk zijn liefde voor Absalom is? Hoe merkwaardig is dan zijn bevel aan Joab, die Absalom mag gaan halen in Gesur: "…ga henen, haal den jongeling Absalom weder. […] Dat hij in zijn huis kere, en mijn aangezicht niet zie!" (2 Samuël 14 : 21 en 24). Absalom keert terug "in zijn huis" (let erop dat hij zelfstandig woonde, compleet met eigen personeel) en hij "zag des konings aangezicht niet". Bizar toch? Geen verzoening. Het is uiteindelijk Absalom zelf die met geweld (door het in brand steken van een akker van Joab) voor elkaar krijgt dat vader en zoon elkaar weer zien en omhelzen. Wilde David een statement maken? Of was David bang voor de confrontatie? Immers, Absaloms optreden was een scherp verwijt aan Davids adres. Hij was vader en koning en hij had de zonde laten voortbestaan, ja hij leefde zélf in zonde met Bathseba! En wat bewoog Absalom om toch toenadering te zoeken bij zijn vader? Natuurlijk was zijn argument brutaal: "Heb je me hiervoor uit Syrië laten halen? Om hier opgesloten te zitten, de rest van mijn leven?"
Dat hiervoor genoemde verwijt van Absalom zal ook de reden zijn geweest dat David twee jaar later niet in oorlog wil komen met zijn zoon, die hem naar de kroon steekt. David heeft de zoon die hij liefheeft gekastijd, maar of dat op de juiste manier was, betwijfel ik. Probeer te voorkomen dat door jouw ingrijpen het contact met je (opstandige) kind onmogelijk wordt; al weet ik dat er situaties kunnen ontstaan, waarbij móet worden ingegrepen, om de overige kinderen in het gezin te beschermen. Maar zo'n ingrijpen kent eigenlijk alleen maar verliezers, vrees ik. Je raakt je kind voorgoed kwijt en de negatieve gevoelens bij je kind worden hierdoor juist alleen maar gestimuleerd. Wat is wijsheid?
Ik denk toch dat David ons uiteindelijk wel een heel wat beter voorbeeld laat zien. Als Absalom de macht grijpt wil hij zijn zoon sparen en vlucht. De stoere held buigt en verdwijnt. Hij ontwijkt de confrontatie omdat hij weet dat zijn helden zeker zullen triomferen over Absalom. Simpelweg omdat die jongen geen vechtjas is met strategisch inzicht. Hij is geen held en al helemaal geen generaal. Absalom is leep: hij heeft in de jaren van afzondering het hart van het volk gestolen. Hij heeft zich begeven in de poort, waar recht wordt gesproken en zo bij aangeklaagden en gedetineerden zijn vader zwart gemaakt. Dat was zijn recruteringsmethode. Maar dat levert geen hecht leger op dat trouw zal zijn door dik en dun!
Echter, de troon en de kroon zijn niet genoeg voor Absalom; zelfs de (bij)vrouwen van David waren niet veilig in Jeruzalem, maar worden even lafhartig geschonden als zijn zus Thamar was misbruikt. Wraak haalde het tomeloze dier in hem boven: zijn vader moest dood. Hij durfde het zelfs aan om het gevecht aan te gaan met de troepen van zijn vader. Absalom brieste wraak, maar David? We horen hem zijn bevelen geven aan de drie generaals Joab, Abisaï, en Ithaï: "Handelt mij zachtkens met den jongeling, met Absalom!" (2 Samuël 18 : 5). En dan volgt een belangrijk gegeven: "En al het volk hoorde het, als de koning aan al de oversten van Absaloms zaak gebood."
Als echter Absaloms leger met een zware slag in de pan wordt gehakt (die actie kost 20.000 mensenlevens!), vlucht hij op een muilezel het bos in en raakt met zijn haar vast aan een eikenboom. Ik dacht altijd: waarom pakt hij zijn dolk niet en snijdt zijn haar los? Hoe kun je nou zomaar een tijd blijven hangen aan je haar, zonder los te komen? Trek aan je haar en je zult het toch wel uit je hoofd kunnen trekken? Ik denk wel dat het uiterst pijnlijk zal zijn, maar het zou wellicht kunnen. En met een dolk had hij dat ook kunnen doen, maar ik vrees dat Absalom te zeer gesteld was op zijn kostbare haardos, dat hij die niet wilde opofferen. Hij heeft daar gehangen in de hoop dat een van zijn manen hem zou kunnen helpen, wellicht. Maar… hij moet toch ook hebben nagedacht over de afloop van deze strijd? Hij hing daar als schietschijf en gratis prooi!
Als een soldaat van David hem ziet hangen gaat hij het zijn generaal Joab vertellen. Joab scheldt hem uit: waarom heb je hem niet doodgeslagen? "Dat zou ik niet durven, want u weet ook wel wat David tegen u heeft gezegd over Absalom! Handel zacht met hem; en dat betekent zeker niet: maak hem van kant." Joab schuift de oprechte knecht aan de kant en plant drie pijlen in het hart van Absalom. Zijn knechten snijden hem los van de boom en zetten een punt achter Absaloms leven. En juist daar is David zo ontsteld over: "Och, dat ik, ík voor u gestorven ware, Absalom, mijn zoon, mijn zoon!"
Ondanks al zijn zonden, kon David sterven, maar Absalom niet. Zoveel liefde had David voor de jongen dat hij hem niet overhad voor de hel. Hij had desnoods zelf wel willen sterven, maar deze jongen mocht nog niet sterven! En nu heeft Joab al Davids hoop op geestelijk herstel vernietigd. Diep gebroken is Davids ziel. En ik voel met hem mee. De ziel van je kind staat op het spel en de geestelijke boosheden in de lucht zijn maar op één ding uit: totale vernietiging. In die strategie past geen liefde. Als er geen plaats meer is voor liefde, dan is de aanjager de satan. Snap je dat?

De figuur van Absalom heeft me zeer geraakt. Een wat langduriger onderzoek heeft ook dingen duidelijk gemaakt, die ik nooit goed begreep. De relatie tussen zijn vader en hem leek wel een beetje op die van Izaäk en Ezau. En ik geloof dat het even weinig belovend was. Ik heb Absalom geprobeerd te begrijpen en ik denk dat dat recht doet aan hem. David heeft iets in hem wakker gemaakt, waar hij als vader wel debet aan is. Maar dat ontslaat Absalom niet van zijn verantwoordelijkheid. Ik had met David te doen; hij moet in compleet afgrijzen hebben gezeten; en terecht, want de ziel van zijn kind was ermee gemoeid! Maar hoeveel liefde David ook stortte in de bodemloze en liefdeloze put van Absaloms hart, het wekte geen wederliefde, helaas. En al helemaal geen liefde tot de HEERE! Hoe zwaar valt dat voor ouders.
Hoeveel er ook is af te dingen op David, laat zijn laatste houding toch tot voorbeeld voor ons zijn en bid dat de Heilige Geest harten gewillig en bereid maakt om die diepe weg te gaan, ten gunste van (jonge) zielen die wankelen ten dode!

'Conclusions and reflections' bij deze geschiedenis

Bij het onderzoek naar Absalom is het boekje van 'The life of Absalom' (uitgegeven door de American Sunday-School Union, 1844 - 89 pagina's) erg dienstbaar geweest. Alle stukjes uit de Bijbel zijn op een goede en leesbare manier tot één verhaal geweven. Het boekje sluit af met een paar conclusies en reflecties:
  1. Ouders die God vrezen kunnen dus toch goddeloze kinderen krijgen. Die mogelijkheid moet ouders vooral uitdrijven naar Gods genadetroon. De vroomheid van ouders levert nog geen vrome kinderen op. Hoe waardevol is de opvoeding die onze kinderen corrigeert, stuurt, waar nodig straft, maar vooral onophoudelijk in een aanhoudend gebed in Christus' handen beveelt.
  2. Laat niemand van de lezers denken (passief) dat de vroomheid van zijn of haar ouders automatisch positief doorwerkt in henzelf. Godvrezenden zoals Noach, Izaäk, Aäron en Hizkia hadden goddeloze kinderen. We worden opgeroepen persoonlijk te geloven. In het geval van kinderen die godvrezende ouders hadden, maar zelf van God zijn weggelopen geldt deze waarschuwing: Je hebt Gods wil gekend, maar je hebt die niet gedaan! Je zult met vele slagen geslagen. Vreselijk zal de angst van onboetvaardige zonen en dochters zijn, op de dag van het oordeel, wanneer zij zullen hun ouders zullen zien opgaan naar de hemel, terwijl ze zelf altijd gescheiden van hen in de hel zullen moeten blijven!
  3. We ontdekken in deze geschiedenis de enorme stapel ongerechtigheid die deze afhakers, die God vaarwel zeggen, soms begaan. Het is niet bekend in hoeverre Absalom was geïnstrueerd
    op religieus gebied. Maar het is nauwelijks denkbaar dat een zoon van David aan zijn lot wordt overgelaten op geestelijk gebied. Toch lezen we vanaf het begin over Absalom dat z
    ijn leven vol van bedrog, verraad en bloedvergieten was. Al die zonden zijn niet direct groot aanwezig. de jonge Absalom zal best eerst lange tijd boos zijn geweest, voordat hij tot moord overging. Laat daarom zonde, hoe klein ook, niet voortwoekeren en uitgroeien tot grove zonden.
  4. Deze geschiedenis bewijst ons dat God Zijn kinderen niet volkomen laat overweldigen door verdrukking. In deze wereld hebben we weliswaar last van verdrukking – en als we in zonde vallen ervaren we ook Gods straffen, zwaar soms, wanneer we het dichts bij Hem leven – maar uit die allen redt de HEERE hen en brengt hen terecht. David ging door diepe dalen; zijn psalmen getuigen daarvan, maar vooral van het feit dat de HEERE altijd dichtbij was en hem er weer uit haalde. Diepe dank aan de HEERE betuigt hij in zijn psalmen, die Zich over Zijn knecht en gezalfde ontfermde, alsmede over zijn zaad (nageslacht). 
Hoe David met het verlies van Absalom omging? Enerzijds zal hem dit zijn leven lang zijn bijgebleven. Anderzijds geloof ik dat de HEERE de last verlicht heeft, zodat hij weer tot lofpsalmen kon komen. Hij heeft geleerd dat God rechtvaardig handelde en… in Salomo, Jedidjah (Gods lieveling), ontving hij een zoon die hem zoveel diepe troost gaf. Ook geen lieverdje, maar wel een zoon die van jongsaf aan de HEERE liefhad met een pure liefde. Zou hij in Salomo ook hebben gezien dat het juist zo'n groot wonder is als je kinderen wél in de wegen van de HEERE gaan? En heeft hij uiteindelijk niet moeten belijden dat het niet zo verwonderlijk was dat uit hem – hoewel de HEERE vrezende – een zoon als Absalom kon voortkomen? Er zal er in de hemel niet één worden gemist, maar… hier op aarde knaagt dat gemis soms danig aan je ziel! En dat is maar goed ook.

maandag 16 mei 2016

Simson en zijn grensoverschrijdend gedrag

Simson, uit 'Icons of the Bible',
gefotografeerd door James C. Lewis
Niet alle afhakers gaan verloren. Er zijn zelfs verbondskinderen die een bijzondere taak van de HEERE in Zijn Koninkrijk krijgen, maar die wel grensoverschrijdend gedrag vertonen. Hun ouders soms tot wanhoop brengend. Hoe gaan zulke ouders daarmee om? We zoomen in op de ouders van Simson, maar ook op Gods tekenen in Simsons leven. De HEERE liet hem niet zomaar zijn gang gaan.

Deze wegdwaler is eveneens een teken tot waarschuwing. Ik werd bijzonder getroffen door de robuuste en zelfverzekerde houding van Simsons moeder. Zij leidt zelfs haar man op het vaste spoor van Gods spreken en handelen. Het lijkt wel alsof haar man weinig ruggegraat heeft en zeer twijfelmoedig is over 'of het wel allemaal echt is'. Deze ouders hebben hoe dan ook veel verdriet van hun enigste zoon gehad en ik wil gaan zoeken in Richteren 13-16 of zij voor ons 21e-eeuwers wellicht handvatten geven om met afdwalers en afhakers om te gaan, alsmede hoe moeder omgaat met de geestelijke verschillen in haar huwelijk. In dit alles speelt de HEERE een stuwende rol: Hij wil Zijn volk verlossen… maar welke reclame maakt Zijn knecht voor het geloof en de heiliging van Gods Naam? Hij zocht de grenzen op, landsgrenzen en ethische grenzen!

"Als hem nu zeer dorstte, zo riep hij tot den HEERE, en zeide: Gij hebt door de hand van Uw knecht dit grote heil gegeven; zou ik dan nu van dorst sterven, en vallen in de hand dezer onbesnedenen?"
Richteren 15 : 18

"Toen riep Simson tot den HEERE, en zeide: Heere, HEERE! gedenk toch mijner…"
Richteren 16 : 28a

De sturende rol van de gelovige moeder

Wat als eerste opvalt is dat de Engel des Heeren begint bij de vrouw. Háár zoekt Hij op en vertelt háár dat ze zwanger zal worden, ondanks haar onvruchtbaarheid die tot op deze dag voortduurde. Dat had de ouders van Simson tot gebed gebracht en dat gebed is verhoord. Maar kwam de HEERE tot Abraham, de vader, om hem te vertellen dat zijn onvruchtbare vrouw zal gaan baren, nu zoekt de HEERE de moeder op.
De vrouw heeft door dat de boodschap rechtstreeks van de HEERE komt. Ze is wellicht overbluft en vergeet te vragen Wie deze Man Gods is en waar Hij vandaan komt. Echter, ik zie het als een onvoorwaardelijk voor waar houden van de boodschap. Vader Manoach wil bevestiging en dat krijgt hij. Als hij na het offer merkt dat het de HEERE Zélf was, denkt hij dat ze zullen moeten sterven. Immers, wie kan bestaan in Gods aanwezigheid? God de Heilige is een verterend vuur. Hij vergeet helemaal de belofte die door hun dood niet zou uitkomen. De moeder zegt echter: "Zou de HEERE ons zo'n belofte geven en ons vervolgens doden? Hij heeft zelfs het offer aan Hem aangenomen!" (Richteren 13 : 23). Haar geloof komt ons over als rotsvast en stabiel. Zij reageert en redeneert zoals typisch een man zou doen. Bijzonder!
Het is ook de moeder die het kindje na de bevalling een naam geeft. Ook opmerkelijk! Simson: 'als de zon', of 'ons zonnetje'. Zou daar een link kunnen liggen met de woorden van de Engel, Die zei: "Hij zal beginnen Israël te verlossen"? Er gloort hoop voor haar volk en daarom voor haar.
Als Simson later een filistijnse vrouw wil nemen lijkt het alsof de moeder een onderhoud met de vader heeft gehad. Zijn woorden komen, daar kom ik straks op terug, tamelijk zwak over: overweeg een tweede keus; is er nou echt geen meisje onder je eigen volk te vinden? Het is de redenering van een vrouw, een moeder, maar niet de standvastige en directe manier van renderen die een man erop nahoudt. Aan alles blijkt dat de moeder de spil is in de geestelijk opvoeding van Simson. We zien helaas weinig resultaat bij Simson. Zou Manoach wellicht ook een soort Izaak zijn die zijn grote, sterke zoon adoreert? Hij is hem in ieder geval niet machtig en Simson schuift in zijn optreden zijn vader menigmaal grofweg aan de kant: "Ik wil die!" Op het drammerige af haast en… hij krijgt zijn zin. Zou hij zijn ouders wellicht tegen elkaar hebben uitgespeeld? Kinderen voelen vaak haarfijn aan aan wie van beiden ze met succes hun verlangens kunnen voorleggen.

De stuwende rol van de Heilige Geest

Al snel lezen we dat de Geest Simson wegdrijft uit het huis van zijn ouders en een zwervend bestaan geeft in oostelijke richting (zie dit kaartje). Simson probeert zijn vijanden te verkennen, hun levensstijl en strategie te doorgronden. De Geest lijkt ook aan te sturen op confrontatie, of is dat het karakter van Simson zelf? Jezus werd door de Geest gedreven in de woestijn, Simson wordt naar het grensgebied van de Filistijnen gedreven; wellicht ook een woest gebied. Het zal echter niet bij verkennen zijn gebleven; de Geest zal hem ook hebben toegerust voor zijn taak. En tot dat moment denk ik dat Simson nog wel in het spoor van de Geest zal hebben gewandeld. Dat wordt anders zodra hij heldendaden gaat verrichten die het menselijke te boven gaan. Hij is zich gaan zien als een onoverwinnelijke vechtmachine. Wat zullen die verhalen hebben gedaan met vader Manoach? Wat doet dat met vaders, als hun zonen succesvol zijn op terreinen die zij zelf niet hebben kunnen of durven betreden? Trots, pochen en snoeven is een groot gevaar.
Meer dan eens zien we Simson in actie komen en Israëls vijanden een gevoelige tik uitdelen. Echter, waar het zijn eigen wraak betreft ontbreekt in de Bijbel de toevoeging 'en de Geest werd vaardig over hem'. Wel is het opmerkelijk dat de Geest hem wel telkens uitredt als hij zich weer eens in de nesten heeft gewerkt.
Echter, die bekende geschiedenis van de leeuw spreekt wel tot de verbeelding. Daar lijkt de leeuw een oefenobject te zijn. En menig zondagsschoolverhaal zal dat ook zo uitleggen. Simson leerde zijn kracht effectief te gebruiken, zijn angst te overwinnen en niet terug te deinzen voor een echte leeuw of voor de satan zelf, die als een briesende leeuw rondgaat om te verslinden wat op zijn weg komt. Echter, ik las een meditatie over die leeuw, waarin werd gesteld dat dit dier in dienst stond van de HEERE. En ik denk dat het zo is. Met de leeuw wilde de HEERE Simson waarschuwen voor de gevaarlijke weg die hij wil inslaan. Simson, je gaat een weg op die risicovol is. De liefde kan je missie bedwelmen: kijk uit! Ik geloof niet dat de HEERE hem wilde tegenhouden, maar enkel waarschuwen. Simson nam letterlijk een andere weg dan zijn ouders, maar ook figuurlijk. Er staat dat zijn ouders zijn keuze voor een filistijnse vrouw niet konden waarderen; maar dat zij niet wisten dat dit 'van de HEERE' was (14:4) en dat Simson met dit huwelijk een plannetje had. Een plannetje? Ja, hij zocht een gelegenheid om te infiltreren in de filistijnse gemeenschap. Hoog spel… En daarom die waarschuwing van de HEERE. Opmerkelijk is dat hij nog een keer teruggaat naar die verscheurde leeuw (lees: terug naar die waarschuwing van de HEERE); waarom? Misschien moeten we hier ons beeld van Simson toch nog even een beetje bijstellen en hem voorlopig nog níet vereenzelvigen met een Ezau. Dat zal echter snel veranderen.

De sluwe rol van drie ongelovige vrouwen

Waren de vrouwen voor Salomo een val, ze zijn het ook voor de oersterke Simson. Jacobus waarschuwt in het derde hoofdstuk van zijn brief voor het feit dat we graag 'meesters' willen zijn: maestro op een bepaald gebied dat we enorm onder de knie hebben. Simson verscheurde een leeuw met blote handen, sloeg dertig Askelonieten als een setje muggen, zou een loodzare poort van Gaza met hang en sluitwerk uit zijn sponningen breken en trok twee heuse steunpilaren in een tempel omver. Een onaantastbare krachtpatser, voor wie niets te sterk was! Maar… drie vrouwen wisten hem op zijn zwakke plek te raken: zijn sexuele begeerten.

De eerste vrouw (Richteren 14) windt hem om haar vinger en speelt dreinend in op zijn zwak voor haar: ze ontfutselt zijn geheim, dat hij verborg in een raadsel. Ik verwacht niet direct dat deze krachtpatser zich ophield met cryptogrammen, maar je ziet: Simson is enigermate creatief aangelegd. Echter, een geheim bewaren valt hem zwaar. Hij heeft zijn hele jeugd vragen gehoord over zijn uiterlijk; de joodse vriendjes in het dorp zullen het nog wel gesnapt hebben, alhoewel ik vrees dat hij niet veel echte vriendjes heeft gehad. Simson is geen gemeenschapsmens, maar een einselganger en daarmee kwetsbaar. Wanneer hij zich op zijn eigen bruiloft laat 'vangen' door zijn eigen vrouw is hij allereerst kwaad op zijn bruiloftsjonkers die zijn vrouw onder druk hebben gezet. Hij wreekt zich dan nog aan naburige filistijnen in Askelon en niet aan de dorspgenoten zelf.
Kwaad keert hij terug naar huis en zijn schoonvader wrijft zich vast het zweet van zijn voorhoofd. Pffft! Die is vertrokken! Gauw huwelijkt hij zijn dochter uit aan een van de lafhartige bruiloftsjonkers om die enge Jood maar kwijt te zijn. En ik denk dat Manoach stiekum weg ook wel blij is geweest dat dit huwelijk niet is doorgegaan. Maar als hij had gedacht dat hij Simson weer op het rechte pad terug had, dan vergist hij zich.
Als Simson enkele dagen (!) later zijn vrouw weer wil opzoeken en als sorry-geschenk een geitenbokje meeneemt, lijkt het erop dat zijn hormonen weer opspelen en hij toch niet zonder een vrouw kan. Als hij van zijn schoonvader te horen krijgt dat zijn vrouw al vergeven is aan een ander, is hij woedend; wellicht nog meer door het stomme aanbod van zijn schoonvader om dan zijn schoonzusje maar te nemen die er blijkbaar nog knapper uitzag ook. Simson is niet enkel op het uiterlijk afgegaan, maar op iets ín dat meisje dat hem aantrok. Ondoorgrondelijk voor zijn ouders, helaas. Woest bindt hij een serie vossen aan elkaar en laat die met brandende fakkels door een korenveld jakkeren, dat bijna geoogst had kunnen worden. De filistijnen zijn woest over dit verlies en laten zich van hun gruwelijkste kant zien: ze steken het huis van Simsons schoonvader in brand, ja ze verbranden hem en zijn dochters! En daar wreekt Simson zich over… en je zou dat nog positief kunnen duiden. Hij slaat er in nietsontziende woede op los, zonder doden te maken. Hij breekt een groot aantal filistijnen de heupen (of het bekken en daarmee ook hun schaambeen). Ik kan je verzekeren dat dat enorme pijn veroorzaakt en daarmee maakt hij ze invalide, terwijl ze onnut zijn voor de strijd tegen Israël. Die moeten dus hun leven lang in angst hebben geleefd; bang dat ze nóg een keer zouden worden opgezocht door Simson en zijn volksgenoten; en dan was vluchten geen optie, met zulke heupen!

Nadat Simson zich heeft teruggetrokken in een grot in het rotsgebied van Etam (eigen terrein; lees de geschiedenis in Richteren 15 met het verraad door zijn eigen volksgenoten en de slag met die ezelskaak; vergeet ook zijn dorst niet) ging Simson naar een hoer… maar dat was niet Delilah! Een vrouw in Gaza, in het westen, helemaal bij de Middellandse Zee. Hij moet direct zijn gesignaleerd/herkend, want hij is de stad nog niet binnengekomen of de soldaten weten het. Ze weten dat ze overdag geen schijn van kans maken tegen deze woesteling, maar ze geloven dat de duisternis hen zal helpen en Simson machteloos zal maken; bij het krieken van de dag, als Simson stilletjes zal willen wegvluchten, zullen ze hem pakken in een hinderlaag in de poort. Nou, je weet hoe dat afliep, met die poortdeuren als overwinningstrofee en zo. Maar… wat zocht hij daar bij een hoer? Deed hij net als de verspieders, jaren geleden bij Rachab de hoer, en probeerde hij zijn verkenningstocht tot een succes te maken door wat informatie bij zo'n publieke vrouw los te peuteren? Er staat "hij ging tot haar in", maar dat hoeft nog geen sexuele gemeenschap te betekenen; het kan ook gewoon betekenen dat hij bij haar naar binnen ging en overnachtte. Tot middernacht weliswaar.

Maar… hij zág een vrouw die een hoer was! En vers 4 van Richteren 16 zegt: "En het geschiedde daarna, dat hij een vrouw lief kreeg, aan de beek Sorek, welker naam was Delila." Dat 'zien' van die hoer doet toch vermoeden dat het meer was dan alleen: "Hé, waardin, kan ik vannacht een bed huren, want ik ben op doortocht"; een soort Bed&Breakfast. Hij had waarschijnlijk gevoelens voor deze, zich zinnelijk uitdagende vrouw. Haar geur, haar vormen, haar ogen of haar mond.
Teleurgesteld over het feit dat het niks definitiefs werd met deze vrouw, vertrok hij en liep door het 'Druivendal' (denk aan de verspieders uit Numéri 13 : 23-24, die hier ook liepen met hun grote druiventrossen (!), ontmoette hij een andere, erotisch interessante vrouw: Delilah. Die hoer liet hem nog enigermate met rust en valt weinig te verwijten, maar Delilah gaat hem erin luizen. Ze staat onder druk van de stadsvorsten, jawel, maar ze is echt wel verantwoordelijk voor haar daden, want ze plaagt Simson. Of… hoopte ze dat deze interessante boeienkoning zijn kunstje telkens weer kon blijven opvoeren? Wie zal het weten. Simson valt voor de vrouw en verkoopt zijn 'eerstgeboorterecht', zijn geestelijk geheim. Het is hem minder waard dan de erotiek die hij bij deze vrouw beleeft. Paulus noemt Ezau een hoereerder, die het geheim van het leven met God prijsgeeft voor vergankelijke spijze. Evengoed had hij Simson een hoereerder kunnen noemen die het geheim van het leven met God prijsgeeft voor vergankelijk zinnelijk genot.
Afhakers zien de waarde niet (meer) van de rijkdom die zij krachtens het Verbond met God hebben. Ze verwisselen 'tijdelijk' en 'eeuwig' genot met elkaar! De vraag is: hebben zij het dan ooit wel goed ingezien? Ik zeg niet dat dit bij alle afhakers zo zal zijn, maar we mogen onszelf best deze vraag stellen: heb ik mijn kind voldoende overtuigd van de rijkdom die er is in Christus Jezus? Dat is toch geen verkeerde vraag? Hebben we die rijkdom zelf ook wel helder?

Eind goed? Al goed!

Hoe de band met 'thuis' ook was, ik vond het bijzonder te lezen dat men Simson, na zijn kamikaze in de filistijnse afgodstempel, begraaft in het graf van zijn vader: "Toen kwamen zijn broeders af, en het ganse huis zijns vaders, en namen hem op, en brachten hem opwaarts, en begroeven hem tussen Zora en tussen Esthaol, in het graf van zijn vader Manoach; hij nu had Israël gericht twintig jaren" (Richteren 16 : 31). Zijn broers (met wie hij wellicht weinig contact meer had) en zijn ontrouwe dorpsgenoten weten hem toch te vinden en bewijzen hem de 'laatste eer'! Een begrafenis in de geest van vader Manoach dus, en niet in de geest van Simson. Dat was nog wel het minste dat ze voor hem konden doen. Hoe is de band in ons gezin en onze gemeente met (dreigende) afhakers?
Gods Woord zwijgt over het eindoordeel en zet Simson – ja je leest het goed – in de rij van geloofshelden (Hebreeën 11). We lezen slechts tweemaal dat Simson met God praatte: in Richteren 15 : 18, waar dorst hem in het nauw drijft en hij God de eer leert geven; en in Richteren 16 : 28a, waar hij Gods aandacht nog eenmaal vraagt om hem te gedenken en kracht te geven. Wat er ook is gebeurd in die gevangenis en wat ik ook denk van het leven van Simson, dit is wel duidelijk: er is hoop voor nog levende afhakers! Ook afhakers bij wie de 'ogen' zijn uitgegraven door deze wereld. Laat het gebed niet verslappen en verwacht het van de HEERE, de God van het Verbond!

vrijdag 13 mei 2016

De weg van Kaïn inslaan

Kaïn en Abel, uit 'Icons of the Bible',
gefotografeerd door James C. Lewis
In de volgende overdenkingen wil ik telkens bij één verbondskind stilstaan, dat net als Ezau is afgehaakt. De Bijbel kent er wel een paar en de HEERE laat ze beschrijven als waarschuwing. Kaïn is de eerste afhaker. In de bijbelstudie die in onlangs (deels) over hem maakte, heb ik mij afgevraagd wát het was dat hem bij de HEERE vandaan dreef. Ik wil er nog een keer specifiek in deze serie over nadenken en zien wat hem bewoog.

Je hebt jongeren aan wie je al heel vroeg merkt dat ze geen zin hebben in de dienst aan de HEERE. Ik heb dat nooit begrepen, omdat ik er zelf al jong 'smaak' van kreeg. Daarmee zeg ik niet dat het dienen van de HEERE me 24/7 alle dagen van mijn leven heeft vervuld met genot. Niets menselijk is me vreemd. Maar voortdurend haalde de HEERE me weer dicht bij Zich. Ik weet hoe goed het is in Zijn nabijheid. En juist daarom begrijp ik vaak niet dat mensen 'er geen zin in hebben'. Hoe is het mogelijk en wat een gevolgen heeft dat voor henzelf, voor hun kinderen en kleinkinderen, als de HEERE daar niet snel wat tussen steekt!


"Wee hun, want zij zijn den weg van Kaïn ingegaan…"
Judas : 11a

Toch probeer ik te begrijpen waarom een jongen als Kaïn afhaakt. Maar hij is misschien wel de meest lastige, want hij wordt haatdragend en moorddadig… zo dicht bij het Paradijs! Over de volgende drie zaken heb ik me verbaasd (vervat in drie korte, op elkaar lijkende, woorden): Eva's adoratie van Kaïn, Kaïns adoratie van zichzelf, Gods genade voor Kaïn en Zijn afschuw voor diens gedrag. Kaïn wordt in het Nieuwe Testament als het ware getekend als een schip op het strand, dat een baken in zee is.

Idool

Geheel anders dan bij Ezau is juist moeder Eva zeer gesteld op haar ruwe, ruige en robuuste zoon. Genesis 4 zet in met een zakelijk beschrijving van een aantal zeer intieme en expressieve zaken: "En Adam bekende Heva, zijn huisvrouw, en zij werd zwanger, en baarde Kaïn, en zeide: Ik heb een man van den HEERE verkregen!" Voor het eerst wordt gesproken over geslachtsgemeenschap en dat nog wel ná de felle aantijgingen naar elkaar in het voorgaande hoofdstuk! Met name Adam schuift de schuld van de zondeval op zijn vrouw. Dat is typisch een omstandigheid waarin de vrouw nooit van harte zal instemmen met intimiteit, laat staan dat zij verlangt om één te zijn met haar man en haar intiemste zelf met hem te delen. Toch is het van 'bekennen' gekomen en ik ben ervan overtuigd dat Adam eerst het hart van Eva heeft herwonnen, voordat hij ook haar geniet als een paradijsbloem. De Bijbel spreekt meestal over de man die bekent, maar ik geloof dat dat niet betekent dat de vrouw het allemaal maar gelaten over zich heen laat komen. Echter… wat wist Eva van zwangerschap? Van barensweeën en bevallen? Wat uit deze intimiteit voortkwam was een zwangerschap, waar we verder niets gedetailleerds over lezen. Bij Rebekka lezen we dat het haar verwarde en dat ze daarmee tot God ging. Bij Eva blijft het – zo lijkt het – stil. Toch wist ze dat er twee soorten mensen bestaan: jongetjes en meisjes. Eén van beide zou het worden. Mocht je denken dat ze op een meisje had gehoopt, dan maakt het eerste vers van Genesis 4 ons duidelijk dat ze in volle verrukking is over het feit dat ze een jongen heeft gebaard; een man zelfs! Zou dit het Vrouwenzaad zijn, waarover de HEERE had gesproken? Mag zij de Messias in haar handen houden? Wanneer zal ze er achter zijn gekomen dat Kaïn de Messias niet was? Juist deze jongen, die zulke hoge verwachtingen bij moeder Eva had gewekt, trapt haar zo gemeen op het hart door zijn levensstijl! Hij was haar idool, zo lijkt het. Maar nu…

Icoon

Waarom nam God het offer van Kaïn niet aan? Dat is altijd weer de vraag bij die geschiedenis van het offeren van de beide broers. In een korte Bijbelstudie van Hugo Bouter wordt gesteld dat Kaïn niet wilde offeren op de voorgeschreven manier. De jongens hadden geleerd van vader Adam wat offeren was en hoe het moest. Ze wisten dat de offers voor de zonde (en ook uit dankbaarheid) heenwezen naar het komende Vrouwenzaad, de Messias. Zou Kaïns aversie daarin misschien zijn ontstaan? Zijn moeder had hém aangezien voor de Messias, maar nu moet hij een offer gaan brengen dat heenwijst naar de Ander, in Wiens schaduw Kaïn nog niet eens kan staan. Kaïn – als hij een spiegel zou hebben gehad – zou vaak naar zijn spiegelbeeld hebben gekeken; hij zou trots zijn op zijn ego. Niks om je voor te schamen. Dat offeren daarentegen betekende belijden dat je zelf dood ligt in de zonde en de misdaden en dat er na jou Iemand komt, Die jij niet waard bent Zijn schoenen na te dragen. Hij moet wassen en jij minder worden…
Als God dan ook nog eens laat merken dat Hij Kaïns manier van offeren niet accepteert en die zwakke kwezel van een broer van hem wel aanneemt, is voor Kaïn de maat vol. In de haat tegen Abel manifesteert zich eigenlijk de haat tegen God Zelf. Ten diepste wilde hij niet Abel doden, maar God.
Het is bijzonder dat de HEERE hem opzoekt en zelfs Zijn bescherming aanbiedt. Kaïn lijkt radeloos van angst voor bloedwrekers. Dat moeten dus zijn eigen broers en oomzeggers zijn geweest! Of zijn vader! Daarom bouwt hij een stad. Maar… die stad is ook een statussymbool: Kaïn wordt een icoon waar de wereld hoog tegenop zal zien! Daar zal hij zelf voor zorgen. En die adoratie zal hij afdwingen door de naam van zijn zoon te gebruiken om de eerste stad naar hem te vernoemen. Zo zet hij zijn eigen zoon op een voetstuk en dwingt hem in het keurslijf van Kaïns-aanbidding. Het lijkt Noord-Korea wel! Of wat dacht je van Erdogan? Hij wil enkel goede getuigenissen over zichzelf horen. Al wie mij op de tweede plaats zet zal hij weten te vinden!

Idioot

In sommige kinderen zit inderdaad die hang naar adoratie. Soms kan dat het gevolg zijn van te weinig liefde van de ouders. Soms ook kunnen ouders zo slap zijn dat ze hun kinderen niet kastijden (corrigeren, vermanen en met straf tot orde roepen). Dan loop je inderdaad de kans dat kinderen respectloos zullen worden. Maar als je wél liefde hebt laten zien én duidelijk hebt laten merken dat zonde geen legale plek heeft in je huis, wat is dán de reden dat kinderen zo grof en respectloos worden op het punt van de dienst aan de HEERE? Natuurlijk, ze zijn geboren na Genesis 3, dus in die zin zijn godvrezende kinderen méér een wonder dan een regel! Waarom zeggen ze, als het gaat over de Doop: "Ja, daar heb ík niet om gevraagd!" Waarom geloven ze niet, maar denken zonder God wel een bestaan in deze wereld op te bouwen? Waarom zijn ze zo ijverig om te laten zien dat ze succesvol zijn, targets halen en status bereiken? Prestatiedrang is eigenlijk een schreeuw, waarmee God het zwijgen wordt opgelegd. Kaïn, de stedebouwkundige icoon (of tycoon) van de Oudheid, wordt in het Nieuwe Testament neergezet als een idioot. Al zijn targets blijken nagels aan zijn doodskist en molenstenen om zijn hals.
In de brief van Judas wordt Kaïn neergezet als een eigenzinnige die zijn eigen stad wilde bouwen en daarmee de Stad die fundamenten heeft verachtte. Hij wilde eeuwige roem op zijn eigen manier. Hij misgunde Jezus Christus de rol van Messias ten diepste. Judas noemt zulke mensen individuen die zichzelf weiden. Ik dacht nog even dat er 'wijden' stond, maar er staat 'weiden'. Zij 'kunnen het zelf wel', ze zijn zelfstandige denkers en doeners en ze hebben geen hulp nodig. Wie God nodig heeft is een watje. Ik dop mijn eigen boontjes wel…
Johannes noemt Kaïn in zijn eerste brief, derde hoofdstuk, 'boos'. Sterker nog, zegt hij, Kaïn was 'uit den boze', een duivelskind! Weet je waarom hij Abel doodsloeg? Omdat zijn werken boos waren. Je zonden bedekken met grof geweld… dat is waarlijk idioot! Laat zulk een dwang (baken in zee) voor u niet nodig wezen… wie God verlaat heeft smart op smart te vrezen. Is het nu niet dan wel tot in eeuwigheid. Kom afhakers, ik ben geen draad beter dan jij of u, maar de strijd tegen God is gedoemd te mislukken! Draag Jezus' schoenen maar achter Hem aan. En draag vooral Zijn Naam achter Hem aan. En let er dan eens op hoe Hij je zal aankijken als je oog in oog met Hem zal staan! Hij zal zeggen: "Ik ben wél Mijns broeders Hoeder; daarom… Komt in gij gezegende Mijns Vaders…"

maandag 9 mei 2016

Geestelijke bagage van een afhaker

Sarah, uit 'Icons of the Bible',
gefotografeerd door James C. Lewis
Soms vraag je je af het het toch kan dat één lid van een gelovig gezin afhaakt. Het is heel heilzaam om allereerst te bedenken dat het juist heel bijzonder is dat al die gezinsleden, ouders en/of kinderen, wél in het spoor van Gods geboden willen gaan. Want van nature hebben we daar allemaal geen zin in. Schieten we in de lach als God Zijn belofte bekendmaakt, net als bij Sara. Haar kleinzoons zijn allebei ook uit háár voortgekomen… Gods Geest brengt daar verandering in; niet slechts een goede opvoeding, hoewel die wel dienstbaar kan zijn. Niettemin blijft die vraag knagen: waarom die dochter of die zoon nu juist niet?

Soms betreft het nog niet eens een dwars, uit de band springend kind. Hoe is het mogelijk dat kinderen met dezelfde opvoeding, te midden van dezelfde liefde en geborgenheid, toch zulke verschillende wegen kunnen gaan. En dat de tranen van ouders daar geen enkel effect in lijken te hebben. De wil om toch althans voor de vorm in het spoor mee te gaan, ontbreekt en zo maken deze afhakers zich ook nog eens onbereikbaar voor Gods reguliere instrumenten, waarmee Hij mensen tot geloof beweegt. Zou er nog bagage zijn die ze meenemen? En welk effect heeft dat?

"En Ezau zeide tot zijn vader: Hebt gij maar dezen enen zegen, mijn vader?
Zegen mij, ook mij, mijn vader! En Ezau hief zijn stem op, en weende."
Genesis 27 : 38a 

Kostelijke kleding

Wij weten te weinig af van dat eerstgeboorterecht. Ik vermoed dat daar meer achter zit, dan in onze vertalingen staat. Het is wel van enig belang daar nog een keer bij stil te staan, omdat juist ook hierin het breekpunt ligt in Ezau's leven. Ik kom hierop, door een merkwaardige zin in het vijftiende vers van Genesis 27: "Daarna nam Rebekka de kostelijke klederen van Ezau, haar grootsten zoon, die zij bij zich in huis had, en zij trok ze Jakob, haar kleinsten zoon, aan." Waarom heb ik hier altijd overheen gelezen? Uit de zondagsschoolverhalen en de kinderbijbels had ik altijd het idee dat Rebekka gewoon een van Ezau's werkjassen van de kapstok pakte en die Jacob aantrok. Zo rook hij naar Ezau, naar wilde dieren en naar buitenlucht. Maar dat staat hier niet. En wie er wat lectuur omheen leest uit de apocriefe hoek en de joodse geschriften, krijgt daar toch wel een heel ander beeld bij.
Wat zijn dat voor kleren? En wat maakte die oude plunje van Ezau (als het dat tenminste was) tot 'kostelijk'? En waarom hingen die kleren bij Rebekka in huis? Om met dat laatste te beginnen: we moeten bedenken dat men in aparte tenten leefde. Zelfs Rebekka en Izaäk. De broers waren inmiddels al op leeftijd (rond de 70 jaar!) en ze hadden elk hun eigen huishouden, inclusief personeel. Maar… vader Izaäk was het stamhoofd. En hoewel hij nu op sterven lijkt te liggen, zal hij nog enkele decennia leven, want pas als Jacob terug is in Kanaän zal hij overlijden (Rebekka is dan reeds overleden). Als we bedenken dat ze elk in eigen tenten leefden, is het des te opvallender dat Rebekka die kleren van Ezau in háár tent had liggen.
In diverse buitenbijbelse bronnen wordt gesproken over deze klederen als waren dit gewaden die te maken hadden met dat eerstgeboorterecht. De oudste was de priester in het gezin en zou zijn vader opvolgen. Die vader was de priester die – denk hierbij aan Ezau's kleinzoon Job (althans dat beweren bepaalde geschriften) – offerde voor zijn kinderen. Hij deed die heilige verrichtingen en droeg dan bij die gelegenheden gepaste kleding: kostelijke of kostbare klederen. Deze gewaden waren als het ware een afschaduwing van de latere priestergewaden.
Te zijner tijd zou ook Ezau deze kleding gaan dragen (of wellicht deed hij dat al in plaats van zijn vader die op bed lag). Hij was dus ook daarin al prima op te hoogte van wat het inhield om de eerstgeborene te zijn. Zijn vader had hem op die taak vast en zeker goed voorbereid. Maar… helaas, die kleding leverde hem niet de inhoud van dit ambt. Zijn hart was er niet bij; sterker nog: hij verachtte dit eerstgeboorterecht voor een bord linzensoep. En terecht noemt Paulus hem een hoereerder, want voor God is verbondsbreuk gelijk aan overspel.
Die kleding werd – zo beweert men – bewaard van generatie op generatie, in manden of koffers met geurige kruiden (van het veld!). En dat was de geur die Izaäk wilde ruiken, toen hij Jacob vroeg hem te kussen. Hij rook die geur en die kende hij uit eigen bevinding. Hoewel Jacobs stem niet klopte, de geur van deze kleding klopte wel en dus wat het goed, dacht hij. Bizar dat deze heilige klederen worden ontheiligd door Rebekka en Jacob! "Uw vloek zij op mij, mijn zoon!", zei Rebekka; en het is gebeurd: ze zou haar zoon na deze dag nooit meer zien in dit leven.

Geestelijke bagage

Zijn vader had Ezau voorbereid op de taak van 'priester'. Dat eerstgeboorterecht was echt wel iets waar tekst en uitleg bij werd gegeven. De stamhouder werd door zijn stamvader ingewijd. En ten laatste ontving hij de zegen als bezegeling; zo ongeveer moet je het zien, vermoed ik. Het merkwaardige is dat in de zegeningen van Izaäk met geen woord wordt gerept over de Messias. Laten we eens kijken wat de jongens beiden meekrijgen en waarin die zegeningen van elkaar afwijken.

Jacob: 
"Zo geve u dan God van den dauw des hemels, en de vettigheid der aarde, en menigte van tarwe en most. Volken zullen u dienen, en natiën zullen zich voor u nederbuigen; wees heer over uw broederen, en de zonen uwer moeder zullen zich voor u nederbuigen! Vervloekt moet hij zijn, wie u vervloekt; en wie u zegent, zij gezegend!" (Genesis 27 : 28-29)
  1. dauw (vruchtbaarheid)
  2. vettigheid (rijke oogsten)
  3. gediend worden
  4. bescherming tegen vloek en uitdeling van zegen

Ezau: 

"Zie, de vettigheden der aarde zullen uw woningen zijn, en van den dauw des hemels van boven af zult gij gezegend zijn. En op uw zwaard zult gij leven, en zult uw broeder dienen; doch het zal geschieden, als gij heersen zult, dan zult gij zijn juk van uw hals afrukken." (Genesis 27 : 39b-40)
  1. vettigheid (rijke oogsten)
  2. dauw (vruchtbaarheid)
  3. dienstbaar zijn
  4. zelfverdediging en opstand
Als Ezau tóch weigerde om onder Jacobs vleugels te gaan zitten, dan zou hij altijd onzeker zijn van zijn bestaan. Dat was natuurlijk onverteerbaar voor zo'n selfmade man, zo'n zelfstandige avonturier. Ezau zou zich ook niet willen laten bedienen door de priesterlijke dienst van zijn jongere broer. Hij had er simpelweg niks mee. Het was hem allemaal te bekrompen; hij vond het poespas. Leuk als je er waarde aan hecht, maar geef mijn portie maar aan fikkie. Ten diepste was Ezau arm… maar zijn macht en zelfredzaamheid verblindden hem om dit te kunnen zien. Afhankelijk zijn van een onzichtbare God en een leugenachtige broer? Nee, dank je!

Merkwaardige houdingen

Tot slot nog een paar opmerkingen bij de houding van Izaäk, Rebekka en Ezau. Wellicht zitten daar lessen in voor ouders of (dreigende) afhakers.

Izaäk trekt voor

"…toen riep hij Ezau, zijn grootsten zoon, en zeide tot hem: Mijn zoon! En hij zeide tot hem: Zie, hier ben ik! […] Nu dan, mijn zoon! hoor mijn stem in hetgeen ik u gebiede. […] En hij zeide: Zijt gij mijn zoon Ezau zelf? En hij zeide: Ik ben het! […]" (Izaäk in Genesis 27:1b, 8 en 24) en "En zijn moeder zeide tot hem: Uw vloek zij op mij, mijn zoon! hoor alleen naar mijn stem…" (Rebekka in Genesis 27:13).
Bovenstaande teksten laten zo schrijnend duidelijk zien dat Rebekka echt Jacob claimde, maar dat Izaäk Ezau zíjn zoon noemde. Ik keur de houding van Rebekka niet goed, maar wat is de houding van Izaäk in deze enorm vreemd. Hij geeft overduidelijk de voorkeur aan Ezau (en wat moet dat voor Jacob zijn geweest, toen zijn vader dacht dat hij Ezau was! Hij hoorde met eigen oren de liefdevolle klank in de stem van zijn vader, die exclusief voor Ezau bedoelde klank!) En dat, terwijl Rebekka haar verdriet tegenover Izaäk zo duidelijk had geklaagd over de houding van Ezau. Hoe zouden ouders juist elkaar tot steun moeten zijn in zulke situaties. Hoe zouden ze allereerst de eenheid van het huwelijk boven de voorkeur voor een van de kinderen moeten stellen en elkaar vermanen om juist géén voorkeur te hebben! Kinderen voelen dat haarfijn aan en… maken daar meer dan eens misbruik van!


Rebekka slaat door

"En Rebekka zeide tot Izak: Ik heb verdriet aan mijn leven vanwege de dochteren Heths! Indien Jakob een vrouw neemt van de dochteren Heths, gelijk deze zijn, van de dochteren dezes lands, waartoe zal mij het leven zijn?" (Genesis 27 : 46)
Daar zijn ouders met gekrenkte trots soms meesterlijk in: in de slachtofferrol kruipen. Ik snap dat je soms met je handen in het haar zit, niet weet waar het heen moet. Ik snap Rebekka, dat die heidense vrouwen – met hun wulpse uiterlijk en wellicht hooghartige bezitterigheid – haar een doorn in het oog zijn. Het is wel even háár zoon waar zij mee samenleven! En hóe?! Zij heeft de pijn van het baren doorstaan, haar leven er voor over gehad om deze stevige tweeling te baren… en die twee denken er zomaar plezier mee te kunnen maken! Die heidinnen hebben geen belofte aan God gedaan… Rebekka en Izaäk wel. O! Dat maakt het leven wel even anders.
Maar hoe ik het ook begrijp… het is volgens mij toch vooral een zwak van sommige moeders dat ze met allerlei dingen dreigen als het leven de verkeerde kant op lijkt te gaan. Wat zijn dat voor woorden: "Waarom zou ik dan nog leven?" Heb je als moeder dan niet een té hoge dunk van je onmisbaarheid? Ezau is stevig volwassen… biologisch gezien heeft hij zijn moeder al lang niet meer nodig. Je kunt een kind met geld en dreigementen niet een kant uit dwingen. En ik zou haast zeggen… met liefde lukt het ook niet altijd. Soms leg je het af tegen satan, die je kind in zijn greep heeft. En is er niet de weg open om 'eruit te stappen', maar om 'het hoger op te zoeken': het gebed "Heere, behoud naar Uw belofte mijn kind! Mijn kind ligt geestelijk gezien op zijn sterven!" En bidt vooral dat je het bij de HEERE kunt laten… juist als Hij vertoeft, verbeidt Hem!


Ezau recht zijn rug

Ezau is, net als zijn oma Sara, iemand die eerst wil zien en dan pas geloven. Echter er is wel een groot verschil. Voor Ezau is geloven ongrijpbaar – in tegenstelling tot Sara – en geloven kan op geen enkele manier concurreren met zinnelijkheid en het uitleven van al je lusten. Hij heeft oma Sara nooit gekend, maar daarin had ze hem als een echte oma vast weleens apart genomen. "Jongen, ik zie dat de wereld zo trekt. Ik herken dat, toen we nog in Ur woonden. Ik wilde niet weg, maar de HEERE werd ons te sterkt en ik heb er nooit één dag spijt van gehad. Wil je horen hoe ik dat ervaren heb? Ik bid elke avond voor je, jongen."
In een eerder hoofdstuk schreef ik dat Ezau, toen het bedrog van Jacob en de gestolen zegening uitkwam, boos wegging. Hij vertrok naar oom Ismaël en nam daar zijn derde vrouw. Het blijft op mij overkomen als 'extra tarting van zijn ouders en Jacob'. Eigenlijk één grote schreeuw: "Bekijken jullie het allemaal… ik haat jullie… ik ga lekker mijn eigen weg!" Maar wie schetst mijn verbazing als de Kanttekeningen bij Genesis 28 : 9 schrijven: "Het schijnt dat Ezau dit gedaan heeft, menende zijn vader te behagen, met een vrouw te nemen uit zijn geslacht." Hmm… dan zou ik mijn beeld van Ezau toch nog moeten bijstellen. Zou hij dan toch…?
Tot slot komt Ezau jaren later zijn gehate broer weer tegen en de twee vallen elkaar om de hals en… huilen opnieuw (Genesis 33 : 4)! Jacob wilde met een enorm geschenk aan zijn broer zijn excuses aanbieden. Ik snapte nooit zo goed waarom Ezau dat weigerde. Hij was toch zo op bezit en macht uit? Hier kreeg hij het zo kado. Tot ik bedacht dat hij een kleinzoon van zijn opa is. Wat zei op Abraham ook alweer tegen de koning van Sodom, na die glorieuze veldslag in Genesis 14? "Ik heb mijn hand opgeheven tot den HEERE, den allerhoogsten God, Die hemel en aarde bezit; zo ik van een draad aan tot een schoenriem toe, ja, zo ik van alles, dat het uwe is, iets neme! opdat gij niet zegt: Ik heb Abram rijk gemaakt!" Zou het dan toch zo zijn dat Ezau zijn rug recht en juist van Jacob never een kado zou willen accepteren, opdat Jacob later niet zou kunnen zeggen: "Ja, maar ik heb Ezau toch ook wel een beetje rijk gemaakt." Ik hoop dat ik het mis heb, maar aan de houding van Ezau's nakomelingen jegens het volk van Israël is die nukkige en vaak zelfs vijandige houding telkens weer af te lezen. Ezau recht zijn rug, totdat de HEERE zijn trotse nek vertrapt, helaas. Laat dat een heftige les zijn.

zaterdag 7 mei 2016

Zwijgen of liegen?

Abraham, uit 'Icons of the Bible',
gefotografeerd door James C. Lewis
Wat was Ezau's beeld van zijn familie? In zijn tienerjaren was opa Abraham overleden. Wat had die voor indruk nagelaten op hem? Ezau kon tamelijk goed opschieten met zijn vader Izaäk, maar waaruit bestond dat 'goed opschieten' eigenlijk? Uit zijn voorkeur voor Ezau's kookkunst en jachtverhalen? Het was vooral de aanwezigheid van zijn moeder en zijn 'hypocriete' broer die Ezau voortduwden op de weg die hij was ingeslagen. Maar had hij daar reden toe? En keek hij wel eens in de spiegel?

Ik ben toch zo benieuwd hoe die eerste vijftien jaren van Ezau eruit zagen en welke rol opa Abraham daarin heeft gespeeld. Ezau moet hem goed hebben gekend (voor zover een tiener zijn opa of oma écht innerlijk kent) en hij moet bijvoorbeeld dat verhaal over de offering op Moria hebben gehoord. Hoe zal opa dat hebben verteld? En hoe zal Ezau dát hebben geïnterpreteerd? Als je niet geestelijk kunt kijken, dan zou je bij die geschiedenis toch een wreed en meedogeloos beeld van God kunnen krijgen, nietwaar? En hoe zal Rebekka dat allemaal hebben geïnterpreteerd? Zij was ook met een ander godsbeeld grootgebracht dan Izaäk.

"En het geschiedde, als Izak oud geworden was, en zijn ogen donker geworden waren,
en hij niet zien kon; toen riep hij Ezau, zijn grootsten zoon, en zeide tot hem: Mijn zoon!
En hij zeide tot hem: Zie, hier ben ik!
En hij zeide: Zie nu, ik ben oud geworden, ik weet den dag mijns doods niet.
Nu dan, neem toch uw gereedschap, uw pijlkoker en uw boog,
en ga uit in het veld, en jaag mij een wildbraad; en maak mij smakelijke spijzen,
zo als ik die gaarne heb, en breng ze mij, dat ik ete; opdat mijn ziel u zegene, eer ik sterve.
[…] en Ezau ging in het veld, om een wildbraad te jagen, dat hij het inbracht."
Genesis 27 : 1-4 en 5b

Ezau en Abraham

Opnieuw citeer ik het 'Boek des Oprechten' over die eerste jaren van Ezau in de nabijheid van opa Abraham:
HOOFDSTUK 26
17. De jongens groeiden op tot hun 15e jaar, en zij kwamen in de gemeenschap der mensen. Esau was een sluwe en bedrieglijke man, en een bedreven jager in het veld, en Jakob was een oprecht en wijs man, wonende in tenten, een schaapherder en lerend de voorschriften des Heren en de geboden van zijn vader en des des Heren en de geboden van zijn vader en moeder.18. Isaäk en de kinderen van zijn huishouding woonden met zijn vader Abraham in het land Kanaän, zoals God hen had geboden.21. Abraham gaf alles wat hij had aan zijn zoon Isaäk, en hij gaf hem ook al zijn schatten.
22. Hij gebood hem, zeggende: Weet en begrijpt u niet dat de Heer de God van hemel en aarde is, en dat Hij Zijns gelijke niet heeft?
23. Hij was het die mij nam uit mijn vaders huis, en uit mijn maagdschap, en die mij alle vreugde op Aarde gaf; die mij bevrijdde uit de raad der goddelozen, want op Hem vertrouwde ik.
24. Hij bracht mij naar deze plaats, en bevrijdde mij uit Ur Casdim; en Hij zei tot mij: Aan uw zaad zal Ik al deze landen geven, en zij zullen het erven indien zij Mijn geboden houden, Mijn inzettingen en Mijn gerichten die Ik u heb geboden, en die Ik hen zal gebieden.
25. Daarom nu mijn zoon, hoor naar Mijn stem, en houd de geboden van de Heer uw God die Ik u gebood, wijk niet af van de goede weg hetzij naar rechts of naar links, opdat het u welga en uw kinderen na u voor altijd.
26. Gedenk de wonderlijke werken des Heren, en Zijn vriendelijkheid die Hij ons heeft bewe- zen door ons te bevrijden uit de handen onzer vijanden, en de Heer onze God liet hen in onze handen vallen; en houd u aan alles wat ik u geboden heb. Keer u niet af van Gods geboden, en dien niets naast Hem, opdat het u en uw zaad na u wel zal gaan.
27. Onderricht u uw kinderen en uw zaad deze voorschriften des Heren en Zijn geboden, en leer hen de rechte weg die zij moeten gaan opdat het hen welga voor altijd.
28. Isaäk antwoordde zijn vader en zei tot hem: Dat wat mijn Heer mij heeft geboden dat zal ik doen, en ik zal niet afwijken van de geboden van de Heer mijn God, ik zal alles houden wat Hij mij gebood. Abraham zegende zijn zoon Isaäk, en ook zijn kinderen; en Abraham leerde Jakob de voorschriften van de Heer en Zijn wegen.
29. Het was in die tijd dat Abraham stierf, in het 15e levensjaar van Jakob en Esau, de zonen van Isaäk, en al de dagen van Abraham waren 175 jaren, en hij stierf in goeden ouderdom, oud en des levens zat, en hij werd verzameld tot zijn volkeren, en zijn zonen Isaäk en Ismaël begroeven hem.
30. Toen de inwoners van Kanaän hoorden dat Abraham dood was, kwamen zij allen met hun koningen en vorsten en al hun mannen om Abraham te begraven.
31. Alle inwoners van het land van Haran, en al de families van het huis van Abraham, en al de vorsten en groten. De zonen van Abraham bij de bijvrouwen, allen kwamen, toen zij hoorden van Abrahams dood, en zij beantwoordden Abrahams vriendelijkheid en troostten zijn zoon Isaäk, en zij begroeven Abraham in de spelonk die hij kocht van Efron de Hettiet en zijn kinderen als een erf-begraafplaats.
32. De inwoners van Kanaän, en al diegenen die Abraham hadden gekend, weenden een geheel jaar over Abraham, en mannen en vrouwen treurden over hem.
33. Ook alle kleine kinderen, en de inwoners des lands, weenden vanwege Abraham, want Abraham was goed geweest voor hen allen en oprecht voor God en mensen.
34. En er stond niemand op die God vreesde zoals Abraham, want hij had God gevreesd vanaf zijn jeugd, en had de Heer gediend, en was al Zijn wegen gegaan tijdens zijn leven vanaf zijn kinderjaren tot de dag van zijn dood.
35. De Heer was met hem en bevrijdde hem uit de raad van Nimrod en zijn volk, Toen hij oorlog voerde met de vier koningen van Elam, overwon hij hen.
36. Hij voerde al de kinderen der Aarde tot de dienst Gods, en hij leerde hen de wegen des Heren, en deed hen de Heer kennen.
37. Hij plantte een bos met een wijngaard erin, en hij had in zijn tent altijd eten en drinken klaar voor voorbijgangers zodat dezen zich konden verkwikken in zijn huis.
38. En de Heer God bevrijdde de gehele Aarde vanwege Abraham.
39. Het was na de dood van Abraham dat God zijn zoon Isaäk zegende en zijn kinderen, en Hij was met Isaäk zoals Hij was geweest met zijn vader Abraham, want Isaäk hield al de geboden des Heren zoals zijn vader Abraham. Isaäk keerde zich niet af naar rechts of naar links van het goede pad.
Twee dingen vallen op. Abraham schijnt Jacob en Ezau OOK gezegend te hebben. Dus Ezau wíst wat zo'n zegen inhield. Hij leerde van opa dat ze de geboden van de HEERE moesten houden en niet afwijken! Dus ook geen leugen hanteren! En hij leerde van hem dat de HEERE zo goed is dat Hij het ook verdient om gediend te worden! Het tweede was dat er specifiek staat dat Abraham speciaal Jacob onderrichtte (vers 28). Abraham had helder dat Jacob de 'meerdere' moet zijn. Dit moet de 15-jarige Ezau geweten, zo niet gehoord, hebben. Als dit geschrift enigermate waarheid bevat op dit punt – en ik geloof dat in deze aspecten zeker – dan wist Ezau al op zijn 15e hoe de geestelijke vork aan de steel zat.

Onderricht en relaties

Volgens dit apocriefe boek is Jacob drie jaar later een poosje buitenshuis geweest bij zijn verre voorvader Sem. Daar heeft hij als het ware alle familiegeschiedenissen en de onderwijzingen van God uit de 'eerste hand' meegekregen:
HOOFDSTUK 28
17. Hierna stierf Sela de zoon van Arpaksad in dat jaar, dat het 18e levensjaar van Jakob en Esau was; en al de dagen dat Sela leefde waren 433 jaren en hij stierf.
18. In die tijd stuurde Isaäk zijn jongste zoon Jakob naar het huis van Sem en Heber, en hij leerde de voorschriften des Heren, en Jakob verbleef 32 jaren in het huis van Sem en Heber, en zijn broer Esau ging niet mee want hij had er geen zin in, en hij bleef in zijn vaders huis in het land Kanaän.
Eveneens vertrok Ezau voor korte tijd uit het huis van Izaäk en Rebekka en leerde heel andere dingen in de wereld:
19. Esau was voortdurend op jacht in het veld om thuis te brengen wat hij te pakken kon krijgen; aldus deed Esau al de dagen.
20. Esau was een sluwe en bedrieglijke man, iemand die de harten van mensen stal en hen verlokte, en Esau was moedig in het veld, en hij ging in de loop van de tijd zoals gebruikelijk op jacht; en hij kwam tot aan het veld van Seir ofwel Edom.
21. Hij bleef in het land Seir jagen in het veld gedurende een jaar en 4 maanden.
22. Esau zag daar In het land Seir de dochter van een man uit Kanaän, haar naam was Judith, de dochter van Beëri, zoon van Efer, uit de families van Heth de zoon van Kanaän.
23. Esau nam haar als vrouw, en hij ging tot haar in; Esau was veertig jaren oud toen hij haar nam. Hij bracht haar te Hebron op het land van zijn vader en ze woonden daar.
24. Het geschiedde in die dagen, in het 110e levensjaar van Isaäk, dat is het 50e levensjaar van Jakob, in dat jaar stierf Sem de zoon, van Noach; Sem was 600 jaren oud bij zijn dood.
25. Toen Sem stierf keerde Jakob terug naar zijn vader te Hebron in het land Kanaän.
Hoe uiteenlopend kunnen de resultaten van opleiding en onderricht zijn. Hoe groot zijn de invloeden van vrienden en relaties in het leven van een mens. Zelfs van een 'zelfstandige denker' als Ezau.

Waarom zou je het goede kiezen?

Ik stop voorlopig met citeren, maar je zou hoofdstuk 29 nog eens moeten lezen. Want dat volgt precies op het voorgaande. Nog drie verzen dan, die samenvallen met onze tekst van vandaag…

1. Isaäk de zoon van Abraham werd oud en bedaagd, en zijn ogen zwak vanwege zijn jaren; zij waren dof en hij kon niet meer zien.
2. Toen riep Isaäk zijn zoon Esau, zeggende: Ik bid u, neem uw wapens, uw pijlkoker en uw boog, sta op en ga uit in het veld en jaag mij een wild- braad, en bereid mij. een smakelijk gerecht en breng het mij zodat ik kan eten en u zegenen vóór mijn dood nu ik zo oud en grijs geworden ben.
3. Esau deed aldus; nam zijn wapen ging naar het veld om te jagen op wildbraad, zoals gebruikelijk, om het bij zijn vader te brengen zodat die hem zou zegenen.

Het vervolg kennen we. Ezau gaat en zwijgt. Er is op dat moment nog níet gelogen! Hoewel… Had Ezau mogen gaan? Is het verzwijgen van belangrijke informatie ook niet een vorm van liegen? Want daardoor stuur je moedwillig aan op een andere loop van de gebeurtenissen. En Ezau wist heel goed wat die loop van de gebeurtenissen juridisch gezien had moeten zijn! Later noemt Ezau het 'de tweede keer dat hij bedrogen is door Jacob'. Hij heeft het verkopen van het eerstgeboorterecht aangemerkt als 'bedrog'. Maar hij had er zijn 'handtekening' onder gezet.
En hoogst waarschijnlijk is moeder Rebekka daar getuige bij geweest. Want zij is de eerste die in actie komt. Echter… zonder eerst Izaäk haar man tot de orde te roepen. Vervolgens maakt Jacob geen enkel protest over dit leugenspel en speelt het tot het laatst toe uit. Zo leerde Ezau na afloop geen berouw, evenmin om het goede te kiezen.
Echter… Izaäk speelt een misschien wel veel crucialere rol. Hij roept zijn zoon en lijkt weliswaar niet geweten te hebben van de verkoop van het eerstgeboorterecht. Maar hij wist wel van Gods belofte. Hij roept Gods Naam niet aan over deze zegening. Zijn vader had hem toch ook wel een en ander over de tweeling duidelijk gemaakt?
Ezau heeft heel goed geweten wat het effect en de impact van een vaderlijke zegen is; immers opa had hem ook gezegend voordat hij stierf? Dat zou Jacob later ook met de zonen van Jozef doen. Ook daar kruist hij zijn armen en zegent de jongste als eerste.
Ezau lijkt op dit punt toch op de vrouw van oudoom Lot die haar rijkdommen en aardse schatten niet kon loslaten. Ezau wilde met godsdienstigheid iets verdienen, net als Judas. En toen dat niet lukte koos hij voor een spoor van God af. Hoeveel afhakende verbondskinderen denken ook in termen van een verdienmodel, als het gaat over de dienst aan de HEERE? Denk ook aan de oudste zoon uit de gelijkenis van de verloren zoon.

Ezau in tranen?

Als Ezau terugkeert en merkt dat de zegen al vergeven is aan zijn jongere broer, wordt hij boos. Maar Paulus schrijft in de brief aan de Hebreeën: "Dat niet iemand zij een hoereerder, of een onheilige, gelijk Ezau, die om een spijze het recht van zijn eerstgeboorte weggaf. Want gij weet, dat hij ook daarna, de zegening willende beërven, verworpen werd; want hij vond geen plaats des berouws, hoewel hij dezelve met tranen zocht." Je krijgt er bijna zelf tranen van in je ogen. Zielig toch?
Maar wat waren dat voor tranen? Krokodillentranen? De Kanttekeningen schrijven: "Namelijk zegening; of hetzelve, namelijk berouw van zijn vader. Want dat Ezau geen berouw van zijn eigen misdaad heeft gezocht, blijkt daaruit, dat hij terstond daarna Jakob naar zijn leven heeft gestaan." Ezau zet alles op alles om toch zijn bezit en vergankelijk vermogen veilig te stellen. Ontgaat het hem nog net op het laatste ogenblik, zeg! Om gek van te worden. En wie kan hij aanwijzen als schuldige? Jacob? Ja, die moet dood. Maar misschien ook God? Ik vrees van wel. God kan hij niet bejagen, maar Jacob moet plaatsvervangend boeten.
En wat is dat: hij vond geen plaats des berouws? Is God dan toch zo'n tiran, zo'n despoot bij wie je maar nooit weet waar je aan toe bent? Bevestigt God hier nu niet precies waar Ezau altijd al een sterk vermoeden van had? Als je niet uitverkoren bent kun je er toch niets aan doen; dus leef dan maar zoals je dat graag had gedaan. En… als God je wel uitverkoren heeft, net zoals Jacob, dan maakt het ook niet uit of je gelogen en gezondigd hebt. God vergeeft het toch wel. Nou, hij is er al direct achter: God heeft hem verworpen. Kon Ezau er wat aan doen? God is het Die verdoemt; wie zal het keren?
Nou… ik vraag me af of Ezau dat heeft gedacht. Hij vond 'geen plaats des berouws' doelt toch vooral – lees de Kanttekeningen – een plek van berouw "bij zijn vader Izak, alzo dat Izak berouw zou gehad hebben over het zegenen van Jakob. Want dit berouw was het dat Ezau met tranen zocht, gelijk Gen. 27:36, enz. te zien is." In vers 34 lezen we: "zo schreeuwde hij (Ezau) met een groten en bitteren schreeuw, gans zeer; en hij zeide tot zijn vader: Zegen mij, ook mij, mijn vader!" Die tranen waren van korte duur. Zodra hij merkt dat de zaak beklonken is door leugen (voorbijgaand aan zijn eigen leugen van nalatigheid in informatieverstrekking over die verkoop van het eerstgeboorterecht) is hij hels. Jacob, die vuile bedrieger moet dood! Heet hij daarom ook geen Jacob, hielenlichter? Het verbondskind raakt in de knoop met Gods rechtvaardigheid, maar gaat voorbij aan zijn eigen goddeloze leven dat van Gods afvoert; tegen beter weten in. 
Zijn de discussies met afhakers hier ook niet vaak een afspiegeling van? De hand in eigen boezem is een gepaste houding van élk verbondskind. En het hart open en het gebed omhoog voor dezen die verblind raken en God af willen zweren! Denkend: dat had mij ook kunnen overkomen. Gode zij dank voor Zijn onuitsprekelijke genade dat Hij mij ervoor heeft behoed!

woensdag 4 mei 2016

Ezau's religieuze ontwikkeling

Ezau, uit 'Icons of the Bible',
gefotografeerd door James C. Lewis;
Ezau is de enige van wie er twee
aparte foto's in de serie staan
De vraag die blijft hangen is: waarom breken kinderen uit een godvrezend gezin opeens met het geloof? Een sluitend en definitief antwoord zal nooit kunnen worden gegeven, als we Genesis 3 buiten beschouwing laten. Deze serie over Ezau is ook niet bedoeld om een passend antwoord op alle vragen te geven, maar wel om het leven van Ezau eens goed te bekijken. Zitten er hier en daar wellicht lessen?

We zijn toegekomen aan één van de twee meest bekende geschiedenissen in het leven van Ezau: de verkoop van zijn eerstgeboorterecht. Toen ik dit voorval op de zondagsschool moest vertellen zag ik, dankzij wat Paulus in de Hebreeënbrief schrijft, de lijn met de Doop: de verbondsbreuk van afhakers.
Toch is het goed om een voorstelling te maken van deze geschiedenis en eerst te zíen wat er gebeurt, voordat we proberen te begríjpen wat er gebeurt. Die overbekende geschiedenis riep voor mij toch wel een paar vragen op. Je bent zo gewend aan de voorstelling die je bij deze geschiedenis had door de vertellingen van vroeger op school en op de zondagsschool. Ook de kinderbijbel doet een duit in het zakje om het plaatje op een bepaalde manier in te kleuren, maar daarmee zijn mijn vragen nog niet beantwoord.

"Toen zeide Jakob: Verkoop mij op dezen dag uw eerstgeboorte.
En Ezau zeide: Zie, ik ga sterven; en waartoe mij dan de eerstgeboorte?
Toen zeide Jakob: Zweer mij op dezen dag!
en hij zwoer hem; en hij verkocht aan Jakob zijn eerstgeboorte.
En Jakob gaf aan Ezau brood, en het linzenkooksel;
en hij at en dronk, en hij stond op en ging heen;
alzo verachtte Ezau de eerstgeboorte.
Genesis 25 : 31-34

Wat houdt dat eerstgeboorterecht in?

Wat me opviel bij de voorbereiding van een overigens eenvoudige vertelling was dat er zo weinig over het eerstgeboorterecht in de Bijbel staat. De oudste zoon kreeg het grootste deel van de erfenis; hij mocht het bedrijf van vader voortzetten. Zo was zíjn toekomst min of meer veiliggesteld; de overige gezinsleden moesten een eigen bestaan zien op te bouwen met het kindsdeel dat zij ontvingen. Maar… aan die eerstgeboorte zat ook een zegen verbonden. Wij kennen dat niet meer; we zijn erg geneigd onze kinderen gelijkwaardig te beoordelen. Voortrekkerij is verboden; en dat is maar goed ook. Echter, met onze 21e-eeuwste ogen en vooroordelen kijken we niet onbevangen naar de situatie van toen.
De oudste zoon was de stamhouder, de eerredder, de oudedagvoorziening van ouders. Hij had de leiding, als ouders het niet meer konden. De eer redden van de ouders (als die door omstandigheden in de problemen waren gekomen, betekende soms ook jezelf op de tweede plaats stellen. Jouw vermogen offeren voor de eer van je vader. Dat klinkt ons in deze tijd vreemd in de oren. Wie doet zoiets nog? Wat betekent voor ons een naam? Maar als we dat niet begrijpen, ja als we dat loslaten, snappen we ook niet waarom we Gods naam moeten heiligen en zuiver houden; waarom Zijn Naam boven die van ons staat.
De eerstgeborene kreeg wel heel veel, maar had ook tot taak de zorg voor de stam op zich te nemen. Iets daarvan zien we later bij Jacob gestalte krijgen. Na zijn vlucht heeft hij zijn moeder Rebekkan nooit meer gezien, maar toen hij terugkeerde naar huis – in bezit van een groot opgroeiend gezin en een forse veestapel – ontfermde hij zich over de al eerder genoemde voedster van Rebekka, Debora. Zolang vader Izaäk nog leefde, was hij de baas. Maar toen hij overleed zal hij ook de zorg voor de nederzetting hebben overgenomen, inclusief de zorg voor het vee en de knechten van zijn vader.
Maar… het lijkt erop dat aan die eerstgeboorte ook de eerstgeboortezegen werd gekoppeld. De aartsvaderlijke zegen die voorspoed, geluk en rijkdom haast dwingend wenst, ja belooft. Gekoppeld aan het houden van Gods geboden en het wandelen met deze God binnen de grenzen van het Verbond. En… de belofte dat uit jou nageslacht de Messias zal geboren worden. Hoe dat precies zat kan een theoloog beter uitleggen. Maar zo ongeveer zat het. De verwachting van de Messias was essentieel!

Waarom wil Jacob het hebben?

We schilderen Jacob nogal eens af als een doortrapt figuur: de hielenlichter. Hij die je bij de neus neemt, door je een worst voor te houden, maar altijd zelf de winst opstrijkt. Ik heb dat enigszins ook gedaan in de vertelling voor de zondagsschool. Als Ezau doodmoe het kamp komt binnenzeulen met een geschoten hert op zijn schouders, wordt zijn neus geprikkeld door de geur van lekker eten, dat Jacob voor zijn tent, samen met een dienstmeisje, zit te bereiden:
Jacob kijkt zijn broer aan: “Zo broer dat ziet er goed uit. Het water loopt mij in de mond als ik denk aan gebraden hertenvlees!” Jacob likt langs zijn lippen en dat wordt de ongeduldige Ezau teveel. “Man, ik heb zo’n honger en het duurt me veel te lang voor ik eindelijk zelf kan eten. Geef mij eens wat van dat rode daar, die rode prut in je kookpot. Ik kan haast niet meer; ik sta te shaken op mijn benen!”
Schijnheilig kijkt Jacob naar de harige benen van Ezau. Dít is het moment waarop hij al zo lang heeft gewacht! “O, dat kan, hoor,” antwoordt hij zijn broer. Maar als die probeert om de lepel uit de hand van het dienstmeisje te halen, komt Jacob voor zijn broer staan: “Je mag zoveel eten als je wilt, als je mij jouw eerstgeboorterecht verkoopt.”
Jacob blijft met zijn rug naar het dienstmeisje en de geurige kookpot staan en kijkt met sluwe ogen naar zijn broer. Die bedenkt zich geen moment. Met een ruw gegrom en een woest gebaar geeft hij zich gewonnen: “Kan mij dat eerstgeboorterecht schelen? Wat koop ik ervoor? Man ik sterf van de honger! Geef mij wat te eten en sta niet zo te zeuren!” “Nou, rustig even, broer; zweer je me dat je vandaag dit eerstgeboorterecht aan mij geeft in ruil voor dit lekkere gerecht dat we hier aan het maken zijn?” “Wel ja, joh, kan het mij schelen! Kun je een eerstgeboorterecht eten? Dat smaakt nergens naar! Ik wil een goed gerecht en geen geboorterecht. Al dat vrome gedoe over God en Zijn zegen kan me gestolen worden!”
Jacob ziet dat zijn moeder Rebekka alles heeft staan afluisteren. Hij roept haar erbij: “Ezau geeft niks om zijn eerstgeboorterecht, moeder. Hij heeft het me daarnet verkocht en heeft er een eed bij gezworen.” Rebekka is getuige geweest en plots komen de woorden van de HEERE weer bij haar boven, die belofte dat de meerdere de mindere zal dienen. Zou dit de dag zijn waarop de HEERE deze belofte gaat waarmaken? In gedachte verzonken loopt Rebekka terug naar haar tent. Ze bewaart die woorden in haar hart en overlegt in stilte wat de bedoeling van dit alles is.

Maar als we dat doen, dan beperken we Jacobs actie tot het bemachtigen van geld en goed. Dan maken we van hem een tweede Ezau: aardsgericht. Ook als we het eerstgeboorterecht koppelen aan de zegen en de Messias-belofte, maken we van Jacob nog een kortzichtig iemand. De HEERE had beloofd dat de meerdere de mindere zou dienen. Maar betekende dat dan dat Jacob persé dat eerstgeboorterecht moet hebben? Was hij dan nog wel de mindere? Liep hij niet het risico zichzelf door handigheid de meerdere te maken en zo Gods belofte in het nauw te brengen?
En… ik weet zeker dat vader Izaäk regelmatig vertelde van Gods grote daden aan opa en aan verdere voorvaderen. Jacob kon weten dat vader Izaäk zelf ook niet de oudste was en tóch ging de HEERE met hém verder. En wat dacht je van opa Abraham? Ook hij was niet de oudste, maar wel de uitverkorene. Of heel ver terug: Sem… die was ook niet de oudste. De daad van Jacob getuigt er eigenlijk van dat hij twijfelt aan Gods almacht en ingrijpen.
Het enige dat ik kan verzinnen – en we hebben dat gisteren ook al gezien – is dat Jacob heeft gezien dat Ezau opzettelijk een goddeloze weg is ingeslagen en dat zijn ouders daar verdriet van hadden. Zijn moeder zal zeker haar nood bij hem hebben geklaagd. Ezau heeft zich het eerstgeboorterecht onwaardig gemaakt. Als hij dat toch zou behouden, dan zou hij met zijn goddeloze levensstijl de hele familie naar de knoppen helpen. Er is in Ezau's gedrag alleen maar schade te vrezen. En dat wilde Jacob zien te voorkomen; en hij wilde dat Ezau heel bewust – met een eed – afstand van zijn aanspraak op dat recht deed. Niettemin rekende hij buiten Gods almacht. En toen Izaäk foutief aan het zegenen sloeg, greep Rebekka (maar ook Jacob) naar het wapen van de leugen. Daar ging het echt fout.

Waarom wil Ezau het kwijt?

De derde vraag die bij de voorbereiding van de vertelling bij me boven kwam was waarom Ezau dit doet? Hij had steenstinkendrijk kunnen zijn en hij geeft het voor een bord soep kado. Die is niet wijs, zou je denken. In het apocriefe (hoewel het tweemaal in de Bijbel wordt genoemd!) 'Boek des Oprechten' of 'Sefer Ha-Jashar' staat de volgende verklaring, die ik met een duidelijk kanttekening doorgeef: het is een buitenbijbels boek en ook nog eens een onzekere kopie van het verloren gegane boek; een kopie die in 1613 bij een rabbi in zijn kantoor werd gevonden.
Hoofdstuk 7
28. Nadat Cham zijn eerstgeborene Kus verwekte gaf hij hem de gewaden [dat zijn de klederen die Adam en Eva van God kregen in Genesis 3, LHdK] in het geheim, en zij waren lange tijd bij Kus.
29. Kus verborg ze eveneens voor zijn zoons en broeders, en nadat Kus Nimrod had verwekt gaf hij hem die gewaden omdat hij zoveel van hem hield, en Nimrod groeide op, en toen hij twintig jaren oud was kleedde hij zich met die gewaden.
30. Nimrod werd sterk toen hij zich kleedde met die gewaden, en God gaf hem macht en sterkte, en hij was een geweldig jager op Aarde, ja hij was een geweldig jager in het veld, en hij joeg op dieren en hij bouwde altaren, en daarop offerde hij de dieren voor de Heer.
31. Nimrod maakte zichzelf sterk, en hij verhief zich boven zijn broeders, en hij leverde slag voor zijn broeders tegen al hun vijanden rondom hen.
32. De Heer leverde al de vijanden van zijn broeders in zijn hand, en God maakte hem soms voorspoedig in zijn veldslagen, en hij regeerde op Aarde.
33. Daarom werd het in die dagen eer, gebruik dat, wanneer iemand hen die hij voor de strijd had geoefend liet aantreden, hij placht te zeggen zoals God tot Nimrod, die een machtig jager was op Aarde en die met succes veldslagen leidde die zijn broeders bevrijdde uit de handen hunner vijanden, dat God ons moge sterken en ons bevrijden.
34. Toen Nimrod veertig jaren oud was, was er oorlog tussen zijn broeders en de kinderen van Jafet, zodat zij in de macht waren van hun vijanden.

Hoofdstuk 27
1. In die tijd, na de dood van Abraham, ging Esau vaak naar het veld om er te jagen.
2. Koning Nimrod van Babel, die dezelfde was als Amrafel, ging ook vaak uit om te jagen in het veld met zijn machtige mannen, en om met hen te wandelen in de koelte van de dag.
3. Nimrod observeerde Esau al de dagen, want afgunst had zich al enige tijd in het hart van Nimrod tegen Esau gevormd (vanwege zijn jeugdige kracht).
4. Op zekere dag ging Esau naar het veld om te jagen, en hij zag Nimrod rondlopen in de wildernis met zijn twee mensen.
5. Zijn machtige mannen en zijn mensen waren bij hem in de wildernis, maar zij bewogen zich op een afstand van hem, en zij gingen van hem weg in verschillende richtingen om te jagen, en Esau verborg zichzelf voor Nimrod, en hij hield zich schuil voor hem in de wildernis.
6. Nimrod en zijn mannen die bij hem waren merkten hem niet op, en Nimrod en zijn mannen liepen vaak rond in het veld in de koelte van de dag, en om te weten waar zijn mannen in het veld aan het jagen waren.
7. Nimrod en twee van zijn mannen die bij hem waren kwamen ter plaatse waar Esau zich bevond. Toen Esau plotseling uit zijn schuilplaats te voorschijn kwam, zijn zwaard trok en haastig naar Nimrod rende en zijn hoofd afsloeg.
8. Esau vocht vertwijfeld met de twee mannen die bij Nimrod waren, maar ook hen doodde hij met zijn zwaard.
9. En al de machtige mannen van Nimrod, die hem hadden achtergelaten om naar de wildernis te gaan, hoorden het geschreeuw op afstand, en zij herkenden de stemmen van deze twee mannen, en zij renden naar hen toe om te weten wat er gaande was. Toen zagen ze hun koning en de twee mannen die bij hem waren dood in de wildernis liggen.
10. Zodra Esau de machtige mannen van Nimrod van verre zag naderen, vluchtte hij en ontsnapte daardoor; en Esau nam de kostbare kleding van Nimrod, die Nimrods vader had vermaakt aan Nimrod en waarmee Nimrod de overhand had verkregen over het gehele land, en hij rende weg en verborg die in zijn huis.
11. Esau nam die kleding mee en rende naar de stad vanwege Nimrods mannen, en hij kwam vermoeid en uitgeput van het gevecht in zijn vaders huis, en hij stierf bijna van uitputting toen hij zijn broeder Jakob naderde en voor hem zat.
12. En hij zei tot zijn broeder Jakob: Zie ik ga vandaag sterven. Waarom zou ik dan het eerstgeboorterecht willen hebben? En Jakob handelde verstandig met Esau in deze zaak, en Esau verkocht zijn eerstgeboorterecht aan Jakob, want het was aldus teweeggebracht door de Heer.
13. Esau verkocht ook aan Jakob Esau’s aandeel in de spelonk in het veld van Makpela, die Abraham als begraafplaats had gekocht van de kinderen van Heth, en Jakob kocht dit alles van zijn broeder Esau voor een bepaalde waarde.
14. Jakob schreef dit alles in een boek, en hij liet dit tekenen door getuigen, en hij zette er een zegel op, en het boek bleef in de handen van Jakob.
15. Toen Nimrod de zoon van Kus stierf, tilden zijn mannen hem op en droegen hem met verslagenheid zijn stad in en begroeven hem, en al de dagen dat Nimrod leefde waren 215 jaren en hij stierf.
16. En de dagen dat Nimrod regeerde over de mensen van het land waren 185 jaren; en Nimrod stierf door het zwaard van Esau met schande en verachting, en het zaad van Abraham veroorzaakte zijn dood zoals hij in zijn droom had gezien.
17. Bij de dood van Nimrod werd zijn koninkrijk verdeeld in vele stukken, en al deze stuk- ken waarover Nimrod regeerde werden teruggegeven aan de verschillende koningen van het land, die ze terugkregen na de dood van Nimrod, en al de mensen uit het huis van Nimrod waren lange tijd in slavernij bij de andere koningen van het land.


Nou, een heroïsche sage, vind je niet. De magische kleren van Adam zouden toverkracht kunnen geven en daarmee had Ezau dat hele eerstgeboorterecht niet meer nodig om machtig te zijn. Ik geeft dit lange citaat door als een triviant, omdat heden ten dage nogal wat mensen dit document als betrouwbaar en bijbels doorgeven. Ik vind het vooral interessant, maar het rammelt aan alle kanten, alleen al waar je naar de aardrijkskundige liggingen en tijdsbepalingen kijkt.
Terug naar de Bijbel, naar de Hebreeënbrief. Zo sloot ik mijn vertelling af:
Ken je Paulus? Hij heeft het verhaal van Jacob en Ezau ook gelezen in de Bijbel. En het heeft hem geraakt. Een prachtig en spannend verhaal. Maar wát bedoelde de HEERE met deze geschiedenis? Had Ezau geluk dat hij als eerste werd geboren en kreeg die daarom alles en Jacob niets? Nee. Het eerst­geboorterecht was niet alleen mazzel, maar ook een opdracht. De HEERE wilde Ezau heel veel geven, maar Ezau kreeg ook de opdracht om een voorbeeld te zijn voor zijn familie. Zo’n gezegend man moest aan alles laten zien en merken dat hij de HEERE vreesde. Zijn leven moest eigenlijk een heel duidelijk dankoffer aan God zijn. Zo werd God verheerlijkt en werden mensen via Ezau gezegend.
Hij moest heel dicht bij God leven, want de HEERE wilde juist door Ezau de mensen om hem heen onderhouden en zegenen. De HEERE zegent je niet zomaar. Je krijgt een opdracht om Zijn lof te verkondigen en Zijn Naam te verheerlijken. En, zegt Paulus dan, daar had Ezau geen zin in. Hij verachtte zijn eerstgeboorte­zegen voor een bord eten. En dat is goddeloos, dan ben je een onheilig mens. Dan zul je ook zien dat je met dat verkopen van je bijzondere voorrecht tegelijkertijd álles kwijt bent. Dan leef je zonder God in de wereld en sta je er helemaal alleen voor.

Weet je dat jij ook een belofte hebt gekregen? Toen je werd gedoopt beloofde de HEERE dat Hij jouw God wil zijn. Jij hebt dat net zo min verdiend als dat ongelovige jochie bij jou in de straat. Maar toch koos God jou uit. Weet je dat? Hij wil je rijk zegenen. Maar Hij wil óók dat jouw leven helemaal voor Hem zal zijn. Jouw leven mag anderen tot zegen zijn. Aan jou moeten de mensen kunnen zien en horen hoe goed de HEERE is. De HEERE zegent, zodat jij tot zegen voor anderen kunt zijn. Hij beloont je met het eeuwige leven als je helemaal tot Zijn dienst bereid bent. Wist je dat? En ga je er ook uit leven? Dan ben je een koningskind, dat door de Vader bemind wordt en je bent de rijkste van heel de wereld. Eeuwig rijk!