zaterdag 7 mei 2016

Zwijgen of liegen?

Abraham, uit 'Icons of the Bible',
gefotografeerd door James C. Lewis
Wat was Ezau's beeld van zijn familie? In zijn tienerjaren was opa Abraham overleden. Wat had die voor indruk nagelaten op hem? Ezau kon tamelijk goed opschieten met zijn vader Izaäk, maar waaruit bestond dat 'goed opschieten' eigenlijk? Uit zijn voorkeur voor Ezau's kookkunst en jachtverhalen? Het was vooral de aanwezigheid van zijn moeder en zijn 'hypocriete' broer die Ezau voortduwden op de weg die hij was ingeslagen. Maar had hij daar reden toe? En keek hij wel eens in de spiegel?

Ik ben toch zo benieuwd hoe die eerste vijftien jaren van Ezau eruit zagen en welke rol opa Abraham daarin heeft gespeeld. Ezau moet hem goed hebben gekend (voor zover een tiener zijn opa of oma écht innerlijk kent) en hij moet bijvoorbeeld dat verhaal over de offering op Moria hebben gehoord. Hoe zal opa dat hebben verteld? En hoe zal Ezau dát hebben geïnterpreteerd? Als je niet geestelijk kunt kijken, dan zou je bij die geschiedenis toch een wreed en meedogeloos beeld van God kunnen krijgen, nietwaar? En hoe zal Rebekka dat allemaal hebben geïnterpreteerd? Zij was ook met een ander godsbeeld grootgebracht dan Izaäk.

"En het geschiedde, als Izak oud geworden was, en zijn ogen donker geworden waren,
en hij niet zien kon; toen riep hij Ezau, zijn grootsten zoon, en zeide tot hem: Mijn zoon!
En hij zeide tot hem: Zie, hier ben ik!
En hij zeide: Zie nu, ik ben oud geworden, ik weet den dag mijns doods niet.
Nu dan, neem toch uw gereedschap, uw pijlkoker en uw boog,
en ga uit in het veld, en jaag mij een wildbraad; en maak mij smakelijke spijzen,
zo als ik die gaarne heb, en breng ze mij, dat ik ete; opdat mijn ziel u zegene, eer ik sterve.
[…] en Ezau ging in het veld, om een wildbraad te jagen, dat hij het inbracht."
Genesis 27 : 1-4 en 5b

Ezau en Abraham

Opnieuw citeer ik het 'Boek des Oprechten' over die eerste jaren van Ezau in de nabijheid van opa Abraham:
HOOFDSTUK 26
17. De jongens groeiden op tot hun 15e jaar, en zij kwamen in de gemeenschap der mensen. Esau was een sluwe en bedrieglijke man, en een bedreven jager in het veld, en Jakob was een oprecht en wijs man, wonende in tenten, een schaapherder en lerend de voorschriften des Heren en de geboden van zijn vader en des des Heren en de geboden van zijn vader en moeder.18. Isaäk en de kinderen van zijn huishouding woonden met zijn vader Abraham in het land Kanaän, zoals God hen had geboden.21. Abraham gaf alles wat hij had aan zijn zoon Isaäk, en hij gaf hem ook al zijn schatten.
22. Hij gebood hem, zeggende: Weet en begrijpt u niet dat de Heer de God van hemel en aarde is, en dat Hij Zijns gelijke niet heeft?
23. Hij was het die mij nam uit mijn vaders huis, en uit mijn maagdschap, en die mij alle vreugde op Aarde gaf; die mij bevrijdde uit de raad der goddelozen, want op Hem vertrouwde ik.
24. Hij bracht mij naar deze plaats, en bevrijdde mij uit Ur Casdim; en Hij zei tot mij: Aan uw zaad zal Ik al deze landen geven, en zij zullen het erven indien zij Mijn geboden houden, Mijn inzettingen en Mijn gerichten die Ik u heb geboden, en die Ik hen zal gebieden.
25. Daarom nu mijn zoon, hoor naar Mijn stem, en houd de geboden van de Heer uw God die Ik u gebood, wijk niet af van de goede weg hetzij naar rechts of naar links, opdat het u welga en uw kinderen na u voor altijd.
26. Gedenk de wonderlijke werken des Heren, en Zijn vriendelijkheid die Hij ons heeft bewe- zen door ons te bevrijden uit de handen onzer vijanden, en de Heer onze God liet hen in onze handen vallen; en houd u aan alles wat ik u geboden heb. Keer u niet af van Gods geboden, en dien niets naast Hem, opdat het u en uw zaad na u wel zal gaan.
27. Onderricht u uw kinderen en uw zaad deze voorschriften des Heren en Zijn geboden, en leer hen de rechte weg die zij moeten gaan opdat het hen welga voor altijd.
28. Isaäk antwoordde zijn vader en zei tot hem: Dat wat mijn Heer mij heeft geboden dat zal ik doen, en ik zal niet afwijken van de geboden van de Heer mijn God, ik zal alles houden wat Hij mij gebood. Abraham zegende zijn zoon Isaäk, en ook zijn kinderen; en Abraham leerde Jakob de voorschriften van de Heer en Zijn wegen.
29. Het was in die tijd dat Abraham stierf, in het 15e levensjaar van Jakob en Esau, de zonen van Isaäk, en al de dagen van Abraham waren 175 jaren, en hij stierf in goeden ouderdom, oud en des levens zat, en hij werd verzameld tot zijn volkeren, en zijn zonen Isaäk en Ismaël begroeven hem.
30. Toen de inwoners van Kanaän hoorden dat Abraham dood was, kwamen zij allen met hun koningen en vorsten en al hun mannen om Abraham te begraven.
31. Alle inwoners van het land van Haran, en al de families van het huis van Abraham, en al de vorsten en groten. De zonen van Abraham bij de bijvrouwen, allen kwamen, toen zij hoorden van Abrahams dood, en zij beantwoordden Abrahams vriendelijkheid en troostten zijn zoon Isaäk, en zij begroeven Abraham in de spelonk die hij kocht van Efron de Hettiet en zijn kinderen als een erf-begraafplaats.
32. De inwoners van Kanaän, en al diegenen die Abraham hadden gekend, weenden een geheel jaar over Abraham, en mannen en vrouwen treurden over hem.
33. Ook alle kleine kinderen, en de inwoners des lands, weenden vanwege Abraham, want Abraham was goed geweest voor hen allen en oprecht voor God en mensen.
34. En er stond niemand op die God vreesde zoals Abraham, want hij had God gevreesd vanaf zijn jeugd, en had de Heer gediend, en was al Zijn wegen gegaan tijdens zijn leven vanaf zijn kinderjaren tot de dag van zijn dood.
35. De Heer was met hem en bevrijdde hem uit de raad van Nimrod en zijn volk, Toen hij oorlog voerde met de vier koningen van Elam, overwon hij hen.
36. Hij voerde al de kinderen der Aarde tot de dienst Gods, en hij leerde hen de wegen des Heren, en deed hen de Heer kennen.
37. Hij plantte een bos met een wijngaard erin, en hij had in zijn tent altijd eten en drinken klaar voor voorbijgangers zodat dezen zich konden verkwikken in zijn huis.
38. En de Heer God bevrijdde de gehele Aarde vanwege Abraham.
39. Het was na de dood van Abraham dat God zijn zoon Isaäk zegende en zijn kinderen, en Hij was met Isaäk zoals Hij was geweest met zijn vader Abraham, want Isaäk hield al de geboden des Heren zoals zijn vader Abraham. Isaäk keerde zich niet af naar rechts of naar links van het goede pad.
Twee dingen vallen op. Abraham schijnt Jacob en Ezau OOK gezegend te hebben. Dus Ezau wíst wat zo'n zegen inhield. Hij leerde van opa dat ze de geboden van de HEERE moesten houden en niet afwijken! Dus ook geen leugen hanteren! En hij leerde van hem dat de HEERE zo goed is dat Hij het ook verdient om gediend te worden! Het tweede was dat er specifiek staat dat Abraham speciaal Jacob onderrichtte (vers 28). Abraham had helder dat Jacob de 'meerdere' moet zijn. Dit moet de 15-jarige Ezau geweten, zo niet gehoord, hebben. Als dit geschrift enigermate waarheid bevat op dit punt – en ik geloof dat in deze aspecten zeker – dan wist Ezau al op zijn 15e hoe de geestelijke vork aan de steel zat.

Onderricht en relaties

Volgens dit apocriefe boek is Jacob drie jaar later een poosje buitenshuis geweest bij zijn verre voorvader Sem. Daar heeft hij als het ware alle familiegeschiedenissen en de onderwijzingen van God uit de 'eerste hand' meegekregen:
HOOFDSTUK 28
17. Hierna stierf Sela de zoon van Arpaksad in dat jaar, dat het 18e levensjaar van Jakob en Esau was; en al de dagen dat Sela leefde waren 433 jaren en hij stierf.
18. In die tijd stuurde Isaäk zijn jongste zoon Jakob naar het huis van Sem en Heber, en hij leerde de voorschriften des Heren, en Jakob verbleef 32 jaren in het huis van Sem en Heber, en zijn broer Esau ging niet mee want hij had er geen zin in, en hij bleef in zijn vaders huis in het land Kanaän.
Eveneens vertrok Ezau voor korte tijd uit het huis van Izaäk en Rebekka en leerde heel andere dingen in de wereld:
19. Esau was voortdurend op jacht in het veld om thuis te brengen wat hij te pakken kon krijgen; aldus deed Esau al de dagen.
20. Esau was een sluwe en bedrieglijke man, iemand die de harten van mensen stal en hen verlokte, en Esau was moedig in het veld, en hij ging in de loop van de tijd zoals gebruikelijk op jacht; en hij kwam tot aan het veld van Seir ofwel Edom.
21. Hij bleef in het land Seir jagen in het veld gedurende een jaar en 4 maanden.
22. Esau zag daar In het land Seir de dochter van een man uit Kanaän, haar naam was Judith, de dochter van Beëri, zoon van Efer, uit de families van Heth de zoon van Kanaän.
23. Esau nam haar als vrouw, en hij ging tot haar in; Esau was veertig jaren oud toen hij haar nam. Hij bracht haar te Hebron op het land van zijn vader en ze woonden daar.
24. Het geschiedde in die dagen, in het 110e levensjaar van Isaäk, dat is het 50e levensjaar van Jakob, in dat jaar stierf Sem de zoon, van Noach; Sem was 600 jaren oud bij zijn dood.
25. Toen Sem stierf keerde Jakob terug naar zijn vader te Hebron in het land Kanaän.
Hoe uiteenlopend kunnen de resultaten van opleiding en onderricht zijn. Hoe groot zijn de invloeden van vrienden en relaties in het leven van een mens. Zelfs van een 'zelfstandige denker' als Ezau.

Waarom zou je het goede kiezen?

Ik stop voorlopig met citeren, maar je zou hoofdstuk 29 nog eens moeten lezen. Want dat volgt precies op het voorgaande. Nog drie verzen dan, die samenvallen met onze tekst van vandaag…

1. Isaäk de zoon van Abraham werd oud en bedaagd, en zijn ogen zwak vanwege zijn jaren; zij waren dof en hij kon niet meer zien.
2. Toen riep Isaäk zijn zoon Esau, zeggende: Ik bid u, neem uw wapens, uw pijlkoker en uw boog, sta op en ga uit in het veld en jaag mij een wild- braad, en bereid mij. een smakelijk gerecht en breng het mij zodat ik kan eten en u zegenen vóór mijn dood nu ik zo oud en grijs geworden ben.
3. Esau deed aldus; nam zijn wapen ging naar het veld om te jagen op wildbraad, zoals gebruikelijk, om het bij zijn vader te brengen zodat die hem zou zegenen.

Het vervolg kennen we. Ezau gaat en zwijgt. Er is op dat moment nog níet gelogen! Hoewel… Had Ezau mogen gaan? Is het verzwijgen van belangrijke informatie ook niet een vorm van liegen? Want daardoor stuur je moedwillig aan op een andere loop van de gebeurtenissen. En Ezau wist heel goed wat die loop van de gebeurtenissen juridisch gezien had moeten zijn! Later noemt Ezau het 'de tweede keer dat hij bedrogen is door Jacob'. Hij heeft het verkopen van het eerstgeboorterecht aangemerkt als 'bedrog'. Maar hij had er zijn 'handtekening' onder gezet.
En hoogst waarschijnlijk is moeder Rebekka daar getuige bij geweest. Want zij is de eerste die in actie komt. Echter… zonder eerst Izaäk haar man tot de orde te roepen. Vervolgens maakt Jacob geen enkel protest over dit leugenspel en speelt het tot het laatst toe uit. Zo leerde Ezau na afloop geen berouw, evenmin om het goede te kiezen.
Echter… Izaäk speelt een misschien wel veel crucialere rol. Hij roept zijn zoon en lijkt weliswaar niet geweten te hebben van de verkoop van het eerstgeboorterecht. Maar hij wist wel van Gods belofte. Hij roept Gods Naam niet aan over deze zegening. Zijn vader had hem toch ook wel een en ander over de tweeling duidelijk gemaakt?
Ezau heeft heel goed geweten wat het effect en de impact van een vaderlijke zegen is; immers opa had hem ook gezegend voordat hij stierf? Dat zou Jacob later ook met de zonen van Jozef doen. Ook daar kruist hij zijn armen en zegent de jongste als eerste.
Ezau lijkt op dit punt toch op de vrouw van oudoom Lot die haar rijkdommen en aardse schatten niet kon loslaten. Ezau wilde met godsdienstigheid iets verdienen, net als Judas. En toen dat niet lukte koos hij voor een spoor van God af. Hoeveel afhakende verbondskinderen denken ook in termen van een verdienmodel, als het gaat over de dienst aan de HEERE? Denk ook aan de oudste zoon uit de gelijkenis van de verloren zoon.

Ezau in tranen?

Als Ezau terugkeert en merkt dat de zegen al vergeven is aan zijn jongere broer, wordt hij boos. Maar Paulus schrijft in de brief aan de Hebreeën: "Dat niet iemand zij een hoereerder, of een onheilige, gelijk Ezau, die om een spijze het recht van zijn eerstgeboorte weggaf. Want gij weet, dat hij ook daarna, de zegening willende beërven, verworpen werd; want hij vond geen plaats des berouws, hoewel hij dezelve met tranen zocht." Je krijgt er bijna zelf tranen van in je ogen. Zielig toch?
Maar wat waren dat voor tranen? Krokodillentranen? De Kanttekeningen schrijven: "Namelijk zegening; of hetzelve, namelijk berouw van zijn vader. Want dat Ezau geen berouw van zijn eigen misdaad heeft gezocht, blijkt daaruit, dat hij terstond daarna Jakob naar zijn leven heeft gestaan." Ezau zet alles op alles om toch zijn bezit en vergankelijk vermogen veilig te stellen. Ontgaat het hem nog net op het laatste ogenblik, zeg! Om gek van te worden. En wie kan hij aanwijzen als schuldige? Jacob? Ja, die moet dood. Maar misschien ook God? Ik vrees van wel. God kan hij niet bejagen, maar Jacob moet plaatsvervangend boeten.
En wat is dat: hij vond geen plaats des berouws? Is God dan toch zo'n tiran, zo'n despoot bij wie je maar nooit weet waar je aan toe bent? Bevestigt God hier nu niet precies waar Ezau altijd al een sterk vermoeden van had? Als je niet uitverkoren bent kun je er toch niets aan doen; dus leef dan maar zoals je dat graag had gedaan. En… als God je wel uitverkoren heeft, net zoals Jacob, dan maakt het ook niet uit of je gelogen en gezondigd hebt. God vergeeft het toch wel. Nou, hij is er al direct achter: God heeft hem verworpen. Kon Ezau er wat aan doen? God is het Die verdoemt; wie zal het keren?
Nou… ik vraag me af of Ezau dat heeft gedacht. Hij vond 'geen plaats des berouws' doelt toch vooral – lees de Kanttekeningen – een plek van berouw "bij zijn vader Izak, alzo dat Izak berouw zou gehad hebben over het zegenen van Jakob. Want dit berouw was het dat Ezau met tranen zocht, gelijk Gen. 27:36, enz. te zien is." In vers 34 lezen we: "zo schreeuwde hij (Ezau) met een groten en bitteren schreeuw, gans zeer; en hij zeide tot zijn vader: Zegen mij, ook mij, mijn vader!" Die tranen waren van korte duur. Zodra hij merkt dat de zaak beklonken is door leugen (voorbijgaand aan zijn eigen leugen van nalatigheid in informatieverstrekking over die verkoop van het eerstgeboorterecht) is hij hels. Jacob, die vuile bedrieger moet dood! Heet hij daarom ook geen Jacob, hielenlichter? Het verbondskind raakt in de knoop met Gods rechtvaardigheid, maar gaat voorbij aan zijn eigen goddeloze leven dat van Gods afvoert; tegen beter weten in. 
Zijn de discussies met afhakers hier ook niet vaak een afspiegeling van? De hand in eigen boezem is een gepaste houding van élk verbondskind. En het hart open en het gebed omhoog voor dezen die verblind raken en God af willen zweren! Denkend: dat had mij ook kunnen overkomen. Gode zij dank voor Zijn onuitsprekelijke genade dat Hij mij ervoor heeft behoed!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten