maandag 9 mei 2016

Geestelijke bagage van een afhaker

Sarah, uit 'Icons of the Bible',
gefotografeerd door James C. Lewis
Soms vraag je je af het het toch kan dat één lid van een gelovig gezin afhaakt. Het is heel heilzaam om allereerst te bedenken dat het juist heel bijzonder is dat al die gezinsleden, ouders en/of kinderen, wél in het spoor van Gods geboden willen gaan. Want van nature hebben we daar allemaal geen zin in. Schieten we in de lach als God Zijn belofte bekendmaakt, net als bij Sara. Haar kleinzoons zijn allebei ook uit háár voortgekomen… Gods Geest brengt daar verandering in; niet slechts een goede opvoeding, hoewel die wel dienstbaar kan zijn. Niettemin blijft die vraag knagen: waarom die dochter of die zoon nu juist niet?

Soms betreft het nog niet eens een dwars, uit de band springend kind. Hoe is het mogelijk dat kinderen met dezelfde opvoeding, te midden van dezelfde liefde en geborgenheid, toch zulke verschillende wegen kunnen gaan. En dat de tranen van ouders daar geen enkel effect in lijken te hebben. De wil om toch althans voor de vorm in het spoor mee te gaan, ontbreekt en zo maken deze afhakers zich ook nog eens onbereikbaar voor Gods reguliere instrumenten, waarmee Hij mensen tot geloof beweegt. Zou er nog bagage zijn die ze meenemen? En welk effect heeft dat?

"En Ezau zeide tot zijn vader: Hebt gij maar dezen enen zegen, mijn vader?
Zegen mij, ook mij, mijn vader! En Ezau hief zijn stem op, en weende."
Genesis 27 : 38a 

Kostelijke kleding

Wij weten te weinig af van dat eerstgeboorterecht. Ik vermoed dat daar meer achter zit, dan in onze vertalingen staat. Het is wel van enig belang daar nog een keer bij stil te staan, omdat juist ook hierin het breekpunt ligt in Ezau's leven. Ik kom hierop, door een merkwaardige zin in het vijftiende vers van Genesis 27: "Daarna nam Rebekka de kostelijke klederen van Ezau, haar grootsten zoon, die zij bij zich in huis had, en zij trok ze Jakob, haar kleinsten zoon, aan." Waarom heb ik hier altijd overheen gelezen? Uit de zondagsschoolverhalen en de kinderbijbels had ik altijd het idee dat Rebekka gewoon een van Ezau's werkjassen van de kapstok pakte en die Jacob aantrok. Zo rook hij naar Ezau, naar wilde dieren en naar buitenlucht. Maar dat staat hier niet. En wie er wat lectuur omheen leest uit de apocriefe hoek en de joodse geschriften, krijgt daar toch wel een heel ander beeld bij.
Wat zijn dat voor kleren? En wat maakte die oude plunje van Ezau (als het dat tenminste was) tot 'kostelijk'? En waarom hingen die kleren bij Rebekka in huis? Om met dat laatste te beginnen: we moeten bedenken dat men in aparte tenten leefde. Zelfs Rebekka en Izaäk. De broers waren inmiddels al op leeftijd (rond de 70 jaar!) en ze hadden elk hun eigen huishouden, inclusief personeel. Maar… vader Izaäk was het stamhoofd. En hoewel hij nu op sterven lijkt te liggen, zal hij nog enkele decennia leven, want pas als Jacob terug is in Kanaän zal hij overlijden (Rebekka is dan reeds overleden). Als we bedenken dat ze elk in eigen tenten leefden, is het des te opvallender dat Rebekka die kleren van Ezau in háár tent had liggen.
In diverse buitenbijbelse bronnen wordt gesproken over deze klederen als waren dit gewaden die te maken hadden met dat eerstgeboorterecht. De oudste was de priester in het gezin en zou zijn vader opvolgen. Die vader was de priester die – denk hierbij aan Ezau's kleinzoon Job (althans dat beweren bepaalde geschriften) – offerde voor zijn kinderen. Hij deed die heilige verrichtingen en droeg dan bij die gelegenheden gepaste kleding: kostelijke of kostbare klederen. Deze gewaden waren als het ware een afschaduwing van de latere priestergewaden.
Te zijner tijd zou ook Ezau deze kleding gaan dragen (of wellicht deed hij dat al in plaats van zijn vader die op bed lag). Hij was dus ook daarin al prima op te hoogte van wat het inhield om de eerstgeborene te zijn. Zijn vader had hem op die taak vast en zeker goed voorbereid. Maar… helaas, die kleding leverde hem niet de inhoud van dit ambt. Zijn hart was er niet bij; sterker nog: hij verachtte dit eerstgeboorterecht voor een bord linzensoep. En terecht noemt Paulus hem een hoereerder, want voor God is verbondsbreuk gelijk aan overspel.
Die kleding werd – zo beweert men – bewaard van generatie op generatie, in manden of koffers met geurige kruiden (van het veld!). En dat was de geur die Izaäk wilde ruiken, toen hij Jacob vroeg hem te kussen. Hij rook die geur en die kende hij uit eigen bevinding. Hoewel Jacobs stem niet klopte, de geur van deze kleding klopte wel en dus wat het goed, dacht hij. Bizar dat deze heilige klederen worden ontheiligd door Rebekka en Jacob! "Uw vloek zij op mij, mijn zoon!", zei Rebekka; en het is gebeurd: ze zou haar zoon na deze dag nooit meer zien in dit leven.

Geestelijke bagage

Zijn vader had Ezau voorbereid op de taak van 'priester'. Dat eerstgeboorterecht was echt wel iets waar tekst en uitleg bij werd gegeven. De stamhouder werd door zijn stamvader ingewijd. En ten laatste ontving hij de zegen als bezegeling; zo ongeveer moet je het zien, vermoed ik. Het merkwaardige is dat in de zegeningen van Izaäk met geen woord wordt gerept over de Messias. Laten we eens kijken wat de jongens beiden meekrijgen en waarin die zegeningen van elkaar afwijken.

Jacob: 
"Zo geve u dan God van den dauw des hemels, en de vettigheid der aarde, en menigte van tarwe en most. Volken zullen u dienen, en natiën zullen zich voor u nederbuigen; wees heer over uw broederen, en de zonen uwer moeder zullen zich voor u nederbuigen! Vervloekt moet hij zijn, wie u vervloekt; en wie u zegent, zij gezegend!" (Genesis 27 : 28-29)
  1. dauw (vruchtbaarheid)
  2. vettigheid (rijke oogsten)
  3. gediend worden
  4. bescherming tegen vloek en uitdeling van zegen

Ezau: 

"Zie, de vettigheden der aarde zullen uw woningen zijn, en van den dauw des hemels van boven af zult gij gezegend zijn. En op uw zwaard zult gij leven, en zult uw broeder dienen; doch het zal geschieden, als gij heersen zult, dan zult gij zijn juk van uw hals afrukken." (Genesis 27 : 39b-40)
  1. vettigheid (rijke oogsten)
  2. dauw (vruchtbaarheid)
  3. dienstbaar zijn
  4. zelfverdediging en opstand
Als Ezau tóch weigerde om onder Jacobs vleugels te gaan zitten, dan zou hij altijd onzeker zijn van zijn bestaan. Dat was natuurlijk onverteerbaar voor zo'n selfmade man, zo'n zelfstandige avonturier. Ezau zou zich ook niet willen laten bedienen door de priesterlijke dienst van zijn jongere broer. Hij had er simpelweg niks mee. Het was hem allemaal te bekrompen; hij vond het poespas. Leuk als je er waarde aan hecht, maar geef mijn portie maar aan fikkie. Ten diepste was Ezau arm… maar zijn macht en zelfredzaamheid verblindden hem om dit te kunnen zien. Afhankelijk zijn van een onzichtbare God en een leugenachtige broer? Nee, dank je!

Merkwaardige houdingen

Tot slot nog een paar opmerkingen bij de houding van Izaäk, Rebekka en Ezau. Wellicht zitten daar lessen in voor ouders of (dreigende) afhakers.

Izaäk trekt voor

"…toen riep hij Ezau, zijn grootsten zoon, en zeide tot hem: Mijn zoon! En hij zeide tot hem: Zie, hier ben ik! […] Nu dan, mijn zoon! hoor mijn stem in hetgeen ik u gebiede. […] En hij zeide: Zijt gij mijn zoon Ezau zelf? En hij zeide: Ik ben het! […]" (Izaäk in Genesis 27:1b, 8 en 24) en "En zijn moeder zeide tot hem: Uw vloek zij op mij, mijn zoon! hoor alleen naar mijn stem…" (Rebekka in Genesis 27:13).
Bovenstaande teksten laten zo schrijnend duidelijk zien dat Rebekka echt Jacob claimde, maar dat Izaäk Ezau zíjn zoon noemde. Ik keur de houding van Rebekka niet goed, maar wat is de houding van Izaäk in deze enorm vreemd. Hij geeft overduidelijk de voorkeur aan Ezau (en wat moet dat voor Jacob zijn geweest, toen zijn vader dacht dat hij Ezau was! Hij hoorde met eigen oren de liefdevolle klank in de stem van zijn vader, die exclusief voor Ezau bedoelde klank!) En dat, terwijl Rebekka haar verdriet tegenover Izaäk zo duidelijk had geklaagd over de houding van Ezau. Hoe zouden ouders juist elkaar tot steun moeten zijn in zulke situaties. Hoe zouden ze allereerst de eenheid van het huwelijk boven de voorkeur voor een van de kinderen moeten stellen en elkaar vermanen om juist géén voorkeur te hebben! Kinderen voelen dat haarfijn aan en… maken daar meer dan eens misbruik van!


Rebekka slaat door

"En Rebekka zeide tot Izak: Ik heb verdriet aan mijn leven vanwege de dochteren Heths! Indien Jakob een vrouw neemt van de dochteren Heths, gelijk deze zijn, van de dochteren dezes lands, waartoe zal mij het leven zijn?" (Genesis 27 : 46)
Daar zijn ouders met gekrenkte trots soms meesterlijk in: in de slachtofferrol kruipen. Ik snap dat je soms met je handen in het haar zit, niet weet waar het heen moet. Ik snap Rebekka, dat die heidense vrouwen – met hun wulpse uiterlijk en wellicht hooghartige bezitterigheid – haar een doorn in het oog zijn. Het is wel even háár zoon waar zij mee samenleven! En hóe?! Zij heeft de pijn van het baren doorstaan, haar leven er voor over gehad om deze stevige tweeling te baren… en die twee denken er zomaar plezier mee te kunnen maken! Die heidinnen hebben geen belofte aan God gedaan… Rebekka en Izaäk wel. O! Dat maakt het leven wel even anders.
Maar hoe ik het ook begrijp… het is volgens mij toch vooral een zwak van sommige moeders dat ze met allerlei dingen dreigen als het leven de verkeerde kant op lijkt te gaan. Wat zijn dat voor woorden: "Waarom zou ik dan nog leven?" Heb je als moeder dan niet een té hoge dunk van je onmisbaarheid? Ezau is stevig volwassen… biologisch gezien heeft hij zijn moeder al lang niet meer nodig. Je kunt een kind met geld en dreigementen niet een kant uit dwingen. En ik zou haast zeggen… met liefde lukt het ook niet altijd. Soms leg je het af tegen satan, die je kind in zijn greep heeft. En is er niet de weg open om 'eruit te stappen', maar om 'het hoger op te zoeken': het gebed "Heere, behoud naar Uw belofte mijn kind! Mijn kind ligt geestelijk gezien op zijn sterven!" En bidt vooral dat je het bij de HEERE kunt laten… juist als Hij vertoeft, verbeidt Hem!


Ezau recht zijn rug

Ezau is, net als zijn oma Sara, iemand die eerst wil zien en dan pas geloven. Echter er is wel een groot verschil. Voor Ezau is geloven ongrijpbaar – in tegenstelling tot Sara – en geloven kan op geen enkele manier concurreren met zinnelijkheid en het uitleven van al je lusten. Hij heeft oma Sara nooit gekend, maar daarin had ze hem als een echte oma vast weleens apart genomen. "Jongen, ik zie dat de wereld zo trekt. Ik herken dat, toen we nog in Ur woonden. Ik wilde niet weg, maar de HEERE werd ons te sterkt en ik heb er nooit één dag spijt van gehad. Wil je horen hoe ik dat ervaren heb? Ik bid elke avond voor je, jongen."
In een eerder hoofdstuk schreef ik dat Ezau, toen het bedrog van Jacob en de gestolen zegening uitkwam, boos wegging. Hij vertrok naar oom Ismaël en nam daar zijn derde vrouw. Het blijft op mij overkomen als 'extra tarting van zijn ouders en Jacob'. Eigenlijk één grote schreeuw: "Bekijken jullie het allemaal… ik haat jullie… ik ga lekker mijn eigen weg!" Maar wie schetst mijn verbazing als de Kanttekeningen bij Genesis 28 : 9 schrijven: "Het schijnt dat Ezau dit gedaan heeft, menende zijn vader te behagen, met een vrouw te nemen uit zijn geslacht." Hmm… dan zou ik mijn beeld van Ezau toch nog moeten bijstellen. Zou hij dan toch…?
Tot slot komt Ezau jaren later zijn gehate broer weer tegen en de twee vallen elkaar om de hals en… huilen opnieuw (Genesis 33 : 4)! Jacob wilde met een enorm geschenk aan zijn broer zijn excuses aanbieden. Ik snapte nooit zo goed waarom Ezau dat weigerde. Hij was toch zo op bezit en macht uit? Hier kreeg hij het zo kado. Tot ik bedacht dat hij een kleinzoon van zijn opa is. Wat zei op Abraham ook alweer tegen de koning van Sodom, na die glorieuze veldslag in Genesis 14? "Ik heb mijn hand opgeheven tot den HEERE, den allerhoogsten God, Die hemel en aarde bezit; zo ik van een draad aan tot een schoenriem toe, ja, zo ik van alles, dat het uwe is, iets neme! opdat gij niet zegt: Ik heb Abram rijk gemaakt!" Zou het dan toch zo zijn dat Ezau zijn rug recht en juist van Jacob never een kado zou willen accepteren, opdat Jacob later niet zou kunnen zeggen: "Ja, maar ik heb Ezau toch ook wel een beetje rijk gemaakt." Ik hoop dat ik het mis heb, maar aan de houding van Ezau's nakomelingen jegens het volk van Israël is die nukkige en vaak zelfs vijandige houding telkens weer af te lezen. Ezau recht zijn rug, totdat de HEERE zijn trotse nek vertrapt, helaas. Laat dat een heftige les zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten