maandag 2 mei 2016

Ezau's professionele ontwikkeling

Jacob, uit 'Icons of the Bible',
gefotografeerd door James C. Lewis
Om de ontwikkeling van Ezau meer diepte te geven, zette we die af tegen die van Jacob, zijn tweelingbroer. Het was, zo zagen we al, een tweeling met een verschil van dag en nacht. Toch lopen we het gevaar van Jacob een moederskindje te maken en van Ezau een vaderskind. Voor je het weet vind je Jacob lief en heb je medelijden met deze jongen met zijn kwetsbaar zelfbeeld en zet je Ezau weg als een brute brulaap. En je denkt dat je het gelijk aan je kant hebt, want de HEERE zegt toch: "Jacob heb Ik liefgehad en Ezau heb ik gehaat"?
Als we verderop in de Bijbel kennismaken met de familie van moeder Rebekka, dan zullen we een even doortrapt karakter bij Laban zien als bij Jacob en een even dominant heerszuchtig ego als bij Ezau. Als we teruggraven in de levens van Izaäk en Abraham dan komen we evenzeer ruwheid en durf tegen (denk aan de strijd tegen Kedor-Laómer in Genesis 14) bij Abraham als bij Ezau, evenals een doortrapte en berekende handigheid (denk aan de affaire in Egypte en tweemaal bij Abimelech in Gerar; daarover in de volgende Bijbelstudie) bij Abraham en Izaäk als bij Jacob. Karakters laten zich niet altijd zo gemakkelijk in vakjes en lijntjes persen. Laten we daarom eens rustig wat dingen op een rijtje zetten, die van invloed zijn geweest op de professionele ontwikkeling van Ezau; we proberen in deze en de komende overdenking door zijn ogen naar de gebeurtenissen en ontwikkelingen te kijken.




"Als nu deze jongeren groot werden, werd Ezau een man, verstandig op de jacht, een veldman;
maar Jakob werd een oprecht man, wonende in tenten."

Genesis 25 : 27

Uiterlijk

In de vorige Bijbelstudie zagen we dat kinderen bij de besnijdenis officieel hun naam kregen. Ouders spraken dan iets uit van hun innerlijk jegens dit kind. Bij Jacob lijkt dat het 'beethouden van de hiel' te zijn geweest. Iets dat wij gauw associëren met hiellichten of hielenlikken, achterbaks. Het Meertensinstituut over de betekenis van de naam: "Hebreeuws ja'aqob, van onzekere betekenis, mogelijk 'hij zal beschermen', maar in verband met de geschiedenis van Jakob en Esau, de zonen van Isaak, volksetymologisch verklaard als 'hij greep de hiel, hij verdrong (zijn broer), bedrieger' (Genesis 25)."
Ezau daarentegen kreeg een naam vanwege zijn harigheid. Het hebreeuwse woord schijnt 'volledig behaard' te betekenen. Velen denken dat zijn naam doelt op zijn rossige haarkleur. Nu zal hij niet zo rood zijn geweest als de typische engelse roodharigen. Maar toch was hij beduidend meer kastanjekleuriger dan zijn zwartharige broer en stamgenoten. Echter de link met 'rood' vindt pas later plaats, wanneer zijn naam in Edom wordt veranderd (of die naam als bijnaam bij zijn naam wordt gevoegd). Niettemin was hij bij zijn geboorte rossig.
Zijn aanvankelijke aaibaarheid veranderde gaandeweg zijn puberteit in stekeligheid, ruwheid en ruigheid met een ontembare expansiedrang. Hij moest ruimte hebben en niemand die hem op de vingers keek; al helemaal niet iemand (of Iemand) boven zich. Als je de broers naast elkaar zag, zou je niet zeggen dat het een tweeling was. Duidelijk geen eeneïge tweeling. Dat wil overigens niet zeggen dat Jacob geen borsthaar of baardgroei had!

Beroepskeuze

Als Ezau in de nomadennederzetting van zijn vader Izaäk opgroeit, wordt gaandeweg duidelijk dat hij niet in de voetsporen van zijn vader zal treden. Hij ontwikkelt zich als een 'veldman'. Dat moet Izaäk pijn hebben gedaan. Nu had je wellicht toch verwacht dat Izaäk zich zou gaan hechten aan Jacob, die 'in tenten woonde' en 'oprecht' was, wat zoveel betekent als een transparant en zeker ook Godvrezend man, die het rondtrekkende nomadenbestaan was toegedaan, maar die, geestelijk gezien pelgrim, vreemdeling en bijwoner was. Dit was een zoon, zoals je die als vader zou hebben gewenst, nietwaar? Hij gaat helemaal in jouw voetsporen en … hij heeft al jong de HEERE lief. Maar het lijkt erop dat Izaäk continue zocht naar het contact met Ezau.

In het boek 'Jozef en zijn broers' van Thomas Mann (2015) vond ik het volgende geromantiseerde citaat:"Van jou, Jakew, hield de vrouw (Rebekka), vader (Izaäk) hield van mij. Hij at graag van het wild dat ik meebracht, zo was het. 'Ruige,' zei hij dan, 'eersteling, het smaakt me wat jij hebt geschoten en op het opgerakelde vuur voor mij hebt gebraden. Ja, het smaakt me, roodhuid, dank voor de moeite! Jij blijft toch altijd mijn eersteling, en ik zal aan je denken.' Zo en niet anders sprak hij wel honderd en duizend maal. Maar de vrouw hield van jou en zij zei tegen jou: 'Jakewje, mijn uitverkorene!' In moederliefde lig je zachter dan in vaderliefde…" Merkwaardige slotzin.



Ezau maakt zich nuttig als jager, maar… hij was nogal veel weg; met alle gevaren van dien! Met sterke verhalen stelde hij zijn ongeruste ouders tevreden. Een paar dagen binnen het kamp hield hij nog wel uit, maar dan moest hij weer weg. Vrijheid, ruimte, boslucht, wild, gevaar, spanning, het lot tarten. In die weg ontwikkelde hij ook kennis. Het staat nergens, maar hij moet mensen om zich heen hebben gehad. Wellicht ging hij met een paar knechten de wildernis in. Goed mogelijk ook dat hij andere stammen opzocht, om technieken te leren en uit te wisselen. En bij dat alles stonden Izaäk en Rebekka aan de zijlijn. Zij hadden weinig verstand van die dingen; ze zagen hun zoon bezig op terreinen die zij meden; hij kwam in contact met mensen die niet van de clan van Abraham waren. Opeens snapten ze vader Abraham ook beter, toen die specifiek een vrouw voor zijn zoon Izaäk liet zoeken bij de eigen familie in Syrië. Je weet maar niet wat je binnenhaalt aan 'genen' en 'ideologieën'. Ezau wuifde het weg; hij wilde avontuur en vooral veel ruimte. Geen pottenkijkers; hij wilde zijn eigen leven opbouwen, niet in dat bekrompen milieu van thuis. Hij zou het wel redden. Laat mij mijn gang maar gaan!

Specialisatie

In dat vrije leven kwam hij er ook achter, dat de kraan niet vanzelf loopt. Er moest worden gegeten, wilde hij blijven leven. Zijn sterke lichaam was wel wat ontbering gewend, maar na verloop van tijd liet het lichaam wel van zich 'horen': honger! Het jagen was dan ook een specialisme van deze 'veldman', dat allereerst op zijn eigen onderhoud was gericht. En zo af en toe nam hij ervan mee en liet er zijn vader van meeproeven.
Dat jagen komt van een hebreeuws woord dat de betekenis heeft van 'met graagte jacht maken op' of 'voorraad meenemen'. Er zit die gejaagdheid in van 'hamsteren', 'hebben, hebben, hebben' en 'pakken wat je pakken kunt, want morgen is het misschien op'. Hoeveel mannen kennen iets van die oerdrift om je zinnen op iets te zetten, want je wilt het koste wat kost hebben. Misschien is het te duur. Dan probeer je het op een goedkopere manier te krijgen en anders neem je de prijs op de koop toe. "Ik moet en zal die auto hebben…" Hebzucht is de mannelijke vorm van jaloezie. En zeg eens… loopt Ezau daar uiteindelijk nu echt wel zover bij Jacob vandaan? Er is alleen één verschil: Ezau is een kortetermijn-denker. En dat zie je bij meer verbondskinderen die afhaken. "Later zien we wel weer." Of… "Geloof? Dat zit tussen je oren." Maar wat nu als Gods tóch bestaat? "Vraag liever: wat nu als God toch niet blijkt te bestaan? Dan heb je al die tijd bekrompen geleefd… voor niets!"
Nog één ingrijpend moment illustreert dit verschil tussen Jacob en Ezau, de inhalige twins! Als in Genesis 33 de tweeling weer oog-in-oog met elkaar staat en Jacob de toorn van zijn broer handig probeert af te kopen met een grote gift, vraagt Ezau: "Wat is dit allemaal? Voor wie is dit allemaal bestemd?" Jacob maakt duidelijk dat het voor Ezau is. "Maar Ezau zeide: Ik heb veel, mijn broeder! het zij het uwe, wat gij hebt! Toen zeide Jakob: Och neen! indien ik nu genade in uw ogen gevonden heb, zo neem mijn geschenk van mijn hand; daarom, omdat ik uw aangezicht gezien heb, als had ik Gods aangezicht gezien, en gij welgevallen aan mij genomen hebt. Neem toch mijn zegen, die u toegebracht is, dewijl het God mij genadiglijk verleend heeft, en dewijl ik alles heb; en hij hield bij hem aan, zodat hij het nam…"
Ezau pocht: "Ik heb veel"… Jacob belijdt, zij het tussen de regels door: "Ik heb alles!" Hij heeft God! Ezau is een heel ander leven gewend en heeft nooit geleerd zich in de ander te verplaatsen. Hij trok altijd zijn eigen spoor. Zijn geste om broer Jacob als bodyguard te begeleiden lijkt sympathiek, maar is een teken van gebrek aan invoelingsvermogen. Hij is niet in staat met zijn ruigheid en bruutheid af te dalen tot 'het zwakkere'. Hij haalt er ten diepste zijn neus voor op. Het is allemaal alleen maar 'lastig' en 'vermoeiend'.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten