donderdag 14 augustus 2014

(Niet) zien en (toch) geloven

"Velen dan uit de Joden, die tot Maria gekomen waren, en aanschouwd hadden, hetgeen Jezus gedaan had, geloofden in Hem."
Johannes 11 : 45

Uit dit vers – en ook uit vers 1 en 31 – krijg je het idee dat Maria met Lazarus in één huis woonden en dat Martha, getrouwd wellicht met Simon de melaatse, elders in Bethanië woonde. In vers 31 merk je dat de joodse vrienden en bekenden bij Maria kwamen 'condoleren'. Martha, als zuster, was bij Maria in huis om te helpen. Het rouwbezoek, dat was gekomen om Maria (en Martha) te vertroosten, was met Maria meegelopen naar de Heere Jezus met Zijn discipelen; en gezamenlijk waren ze naar het graf gegaan.
Allen hadden het wonder van Lazarus' opstanding gezien. Aanschouwd. Er staat niet of dat een nieuwsgierig kijken of een gelovig kijken was. Het was een 'zien' waardoor zij niet meer waren vrij te pleiten. En nu komt het erop aan wat ze ermee gaan doen.

In het eerste hoofdstuk van dit Evangelie, vertelt Johannes: "En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader), vol van genade en waarheid" (Joh. 1 : 14). Johannes borduurt daar in zijn eerste zendingsbrief eigenlijk op verder en daar laat hij nog eens te dieper zien wat dat aanschouwen heeft uitgewerkt: "…hetgeen wij gezien hebben met onze ogen, hetgeen wij aanschouwd hebben, en onze handen getast hebben, van het Woord des levens […] dat verkondigen wij u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben, en deze onze gemeenschap ook zij met den Vader, en met Zijn Zoon Jezus Christus. En deze dingen schrijven wij u, opdat uw blijdschap vervuld zij." (1 Joh. 1 : 1-4). Het was niet alleen 'kijken naar', maar de discipelen zijn er na Jezus' hemelvaart mee aan de slag gegaan.
Spreken over de heerlijkheid die we in Christus zien, geeft onderlinge verbondenheid én gezamenlijke verbondenheid aan de drieënige God. En… die dingen doorgeven (in dit geval 'schrijven') is tot vervulling, tot volmaking, van jouw blijdschap in de Heere.

Dat zijn heerlijke woorden, prachtige diepten. Maar… gebeurt dat nu hier bij Lazarus' opwekking ook? Er zijn talloze ogen die het hebben gezien; er zijn zelfs handen die het getast hebben, toen zij de grafdoeken afwikkelden en Lazarus aanraakten. Vandaag beperken we ons tot vers 45 en we mogen met vreugde constateren dat dat inderdaad gebeurt. Velen die zagen wat Jezus deed, geloofden daardoor in Hem.
'Aanschouwen' heeft diverse kanten: aandachtig bezien; met bewondering opzien tegen een belangrijk persoon; leren door te kijken. Je zou die drie schakeringen zo kunnen herkennen tussen de omstanders.
Dat woord 'geloven' betekent dat ze het vertrouwen, wat er gebeurt; het woord wordt gebruikt voor 'waarachtig geloof' zowel als 'alleen maar erkennen van een feit'. Ik laat rusten of het hier gaat om een wondergeloof, tijdgeloof of waarachtig geloof. Ze geloofden, zegt Gods Woord. En laten we daar vooral dankbaar voor zijn. Het wonder bracht hen bij Jezus Zelf.
Ze geloofden wat Jezus 'gedaan had'; dat griekse woord komt ook voor in de betekenis van 'een daad verrichten op grond van een belofte'. Bijzonder, want dat was hier wel degelijk aan de hand: denk aan de belofte aan Martha!

"Omdat gij Mij gezien hebt, Thomas, zo hebt gij geloofd," zei de Heere Jezus na Zijn opstanding. Maar Hij vervolgt: "Zalig zijn zij, die niet zullen gezien hebben, en nochtans zullen geloofd hebben." Dat zien is geen doel op zich. Er zullen tijden komen dat je niet zult zien. Ken je dat soort omstandigheden, waarin je niet kunt (over)zien hoe het allemaal zit en moet? Misschien zit je er wel, net als ik, middenin. Je ziet Zijn plan en weg niet. Een hart, dat innerlijk weet dat je zou moeten vertrouwen op de HEERE – Hem loopt immers niets uit handen – bonkt van onrust.
Of, je vraagt je gewoon enkel af wat de Heere met jouw leven wil. Moet je een andere keuze, een andere weg in slaan? Het vertrouwde verlaten? "Zalig, die niet zien en tóch geloven". Uiteraard gaat dat over het geloof in God. Jezus was toen op aarde nog zichtbaar, maar de strijdende kerk op aarde moet het sinds Zijn hemelvaart doen met geloven zonder Hem te zien. Zeg dat ook maar eerlijk tegen jezelf, als je in het aardse Gods weg niet goed kunt zien.

Onze predikant wees me erop dat in het Psalmenboek de dichter nogal eens zijn ziel 'tot de orde' roept. Dat is niet gemakkelijk, hoor! Maar luister wat de vluchtende David in Psalm 42 zingt: "Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God" (Psalm 42 : 12). Dan is er nu al het roemen en loven, nog voor er iets van die verlossing zichtbaar is.
Dat kun je zelf niet maken. Bidt aanhoudend dat de HEERE het geeft. Wat is het heerlijk als je die gerustheid temidden van de verdrukking weer mag gevoelen. Als een kind bij zijn moeder, zo is mijn ziel bij U. Vertrouwend, wat Vader doet is goed. Een diepe en levenslange les. Mijn vrouw zong mij dat mooie lied voor, dat ik graag wil doorgeven:

Stil, mijn ziel, wees stil en wees niet bang voor de onzekerheid van morgen.
God omgeeft je steeds; Hij is erbij in je beproevingen en zorgen.

God, U bent mijn God en ik vertrouw op U en zal niet wankelen.
Vredevorst, vernieuw een vaste geest binnen in mij, die rust in U alleen.

Stil, mijn ziel, wees stil en dwaal niet af; dwars door het dal zal Hij je leiden.
Stil, vertrouw op Hem en hef je schild tegen de pijlen van verleiding.

Stil, mijn ziel, wees stil en laat nooit los de waarheid die je steeds omarmd heeft.
Wacht, wacht op de Heer; de zwartste nacht verdwijnt wanneer het daglicht doorbreekt.

Ik rust in U alleen… in U alleen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten