donderdag 31 december 2020

Geestelijk (on)volwassen zijn


Door het geloof toe te passen in hun leven hebben ze het verschil geleerd tussen goed en kwaad.
Hebreeën 5 : 14b

Aan het begin van dit hoofdstuk ging Paulus nog even door op het Hogepriesterschap van Christus. Maar abrupt lijkt hij dit af te breken en daarom sla ik dat stuk ook over. Paulus trekt lijnen, maar opeens zegt hij: eigenlijk moet ik dit jullie helemaal niet meer hoeven te vertellen! Dat is als een baby die nog melk drinkt. Jullie behoren al lang volwassen te zijn in het geloof!

Paulus zegt niet “Wat zijn jullie nog dom!” maar hij zegt “Jullie hadden allang andere mensen moeten kunnen lesgeven over het geloof.” Dus op een bepaald niveau blijven denken en luisteren naar de preek is dus schade voor de uitbreiding van Gods Koninkrijk!

We hoeven niet de theoloog uit te hangen. Nee, we moeten verder bouwen op wat we geleerd hebben. Een klein kind moet leren fietsen, maar je blijft toch niet fietsen met zijwieltjes als je al op een grote opoefiets rijdt? Dan is er wat mis met je motoriek!

Paulus gaat daar trouwens niet liefjes mee om! Hij zet zijn lezers neer als een baby die nog in alles moet worden geholpen. Die fermheid mis ik weleens in de kerk. Daar lijkt het of we mensen liever als patiënt houden en een leven lang uitleggen hoe een mens bekeerd moet worden. Hou toch op! Dat kun je al lang weten. Ga het dan nu ook doen!

Ga verder, aan Christus’ hand. Blijf niet hangen in die onbekeerde rol! Dat geldt voor kerkmensen én voor predikers toe die woorden te kort komen over bekering maar nauwelijks woorden weten te vinden om onze Heere Jezus groots uit te schilderen.

Ja, mensen blijven zonden doen tot aan hun dood. En zonden moeten ook benoemd worden (zonden die de 10 geboden ons aanwijzen) als ze spelen. Maar blijf mensen niet aldoor voeden met de melk van ‘we kunnen niet voor God bestaan in onszelf’ of ‘onze werken voegen niets toe aan onze zaligheid’. Dat kun je al lang weten. Paulus gaat daar straks dieper op in.

Dít vond ik een trieste constatering: “Mensen die nog van ‘geestelijke melk’ leven, zien het verschil niet tussen goed en verkeerd onderwijs” (vers 13). Als je baby blijft zul je niet doorhebben dat je met een melk-preek aan het lijntje wordt gehouden en nooit werkelijk bij Christus terecht komt! In het zakenleven noemen we dat een wurgcontract! Denk daar eens over na.

De vrijheid in Christus moet worden gebruikt om Hem te bezingen, te aanbidden en te verheerlijken in de preek, in onze stille tijd én in het gesprek met anderen die Hem nog niet kennen. We zijn in de kerk aan het haarkloven over de basisdingen, zonder dat we groeien en meewerken aan de groei van de kerk. Er dreigen zielen verloren te gaan! Er is werk aan de winkel! De velden zijn wit om te oogsten!

Wat een Hogepriester!


Daarom zullen we van Hem vergeving krijgen wanneer we verkeerd hebben gedaan. Want Hij zal altijd goed en vriendelijk voor ons zijn. Hij zal ons op het juiste moment te hulp komen.
Hebreeën 4 : 16

Uit deze tekst zijn best veel belangrijke woorden wegvertaald, waardoor de boodschap eigenlijk te plat is geworden. Juist door die magere dingen te benoemen wil ik je laten zien hoe groot en groots onze hemelse Hogepriester is.

Vergelijk maar de Basisbijbel maar met de (H)SV:
“Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden om geholpen te worden te bekwamer tijd.” (SV)
“Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade, opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip.” (HSV)

Vertrouwen is iets anders dan vrijmoedigheid… In vrijmoedigheid zit namelijk iets paradoxaals: het kan niet maar toch… Het nochtans van het geloof.

Het is waar dat God ‘gaarne vergevend’ is, maar het toegaan tot de ‘troon der genade’ is een ander reisdoel dan het met vertrouwen naar Gods troon gaan… is het dat woordje ‘genade’ dat ik mis?

Vergeving krijgen is slechts een deel van het ‘barmhartigheid en genade krijgen om geholpen te worden’. God is meer dan alleen een Vergever van zonde… Hij wil bij ons hele leven betrokken zijn. We mogen Hem bij ons hele leven betrekken.

Maar waar het Paulus in dit gedeelte vooral om gaat is dat Jezus Christus, onze hemelse Hogepriester, zo goed weet wat wij meemaken als satan ons verzoekt. Hij heeft het allemaal van binnenuit Zélf meegemaakt! Alleen… Hij is staande gebleven en heeft dus bij Zijn Vader recht van spreken als Hij voor ons bidt! En juist daarin ligt onze vrijmoedigheid. Ja, het is ook zeker vertrouwen, dat als een anker in het binnenste Heiligdom wordt uitgegooid. Maar mijn pleiten aan Gods genadetroon wordt persoonlijk behartigd en gefinetuned door Gods eigen Zoon! Hoe persoonlijk wil je het hebben?!

Mijn gebeden zijn gebrekkig en elk woord wat boven het maaiveld van het reguliere uitsteekt loopt het risico aangetast te zijn met een vorm van zelf­ingenomenheid. Dát filtert Jezus er allemaal uit. Wát een Hogepriester, wat een Pleitbezorger!

Ja, we mogen rechtstreeks tot de Vader bidden… maar in Jezus’ Naam bidden behelst ook dat de kans van slagen van ons gebed op 100% komt te liggen! Want Zijn Zoon heeft Hij nog nooit genegeerd!

dinsdag 29 december 2020

Het Evangelie is beter dan de wet (1 en 2)


Want het woord van God is vol leven en kracht. En het is scherper dan het scherpste zwaard. Het dringt zó diep in ons door, dat het ziel en geest van elkaar kan scheiden. Het laat ons zien wat er in ons is, al zit het nóg zo diep verborgen. (Eigenlijk staat hier: '... het scheidt gewrichten en merg van elkaar.') Het brengt onze diepst verborgen gedachten en plannen aan het licht.
Hebreeën 4 : 12

Bijna had ik er langsheen gelezen, zoekend naar Christus in deze brief. Maar bij deze tekst kwam in de Kanttekeningen Christus toch even aan bod: Hij is het Woord van God. Daarmee werd deze tekst in mijn overdenking geplaatst en wilde ik deze ook met je delen.

Kijk, in het eerste deel van hoofdstuk 4 gaat Paulus nog even dieper in op die rust, die God voor ons heeft klaarliggen. We moeten ons 'benaarstigen', ervoor zorgen dat we die rust wél zullen binnengaan. Hij bemediteert deze rust nog enkele verzen en leest er het Oude Testament naast, waarin het volk onder Jozua (Jezus is de meerdere Jozua!) die rust (het Beloofde Land) binnenging. Dit laat ik nu liggen, omdat het teveel afleidt van waar we in deze serie mee bezig zullen zijn.

Onze dagtekst lijkt zomaar plompverloren uit de lucht te komen vallen. Het gaat over het volk, dat de rust niet inging, koppig en ongehoorzaam bleef… Waar doelt Paulus eigenlijk op als hij hier opeens spreekt over de werkwijze van Gods Woord?

Hij grijpt terug naar vers 2, waar Paulus een contrast gaat maken tussen ‘ons nu’ en ‘hen toen’. “Het zit namelijk zo: Eerst is het goede nieuws (het Evangelie) aan hén verteld. Maar ze hebben er niets aan gehad, omdat ze het niet geloofden. Nu is het goede nieuws ook aan óns verteld. Maar wíj hebben het geloofd, en daarom gaan wij die rust wél binnen.” Wat is het toch opmerkelijk dat Paulus niet telkens spreekt over ‘Ja, maar wij kunnen het Woord niet aannemen’, ‘Wij kunnen niet geloven’, ‘Wij blijven zondaar tot onze laatste snik en verdienen enkel de rampzaligheid’, maar hij zegt: “Wij hebben het goede nieuws, het Evangelie, wél geloofd”. Waarom hoor ik die taal zo weinig in de kerken?

Als ik vandaag zeg “Ik geloof God op Zijn Woord” dan ben ik al snel remonstrant in de ogen van een refo; die zal komen met “wij kunnen niet geloven”. Waar komt dat andere geluid vandaan dat zich beroept op de gereformeerde leer en de geschriften? Het zijn toch ook kerkmensen die dit zeggen? Ze lezen toch hetzelfde Woord van God? Moeten we hen dan niet respecteren en hoger achten dan onszelf?
Nee, moet ik met grote stelligheid zeggen. Omdat zij met Gods Woord in de hand Hem laten buik­spreken en divers met Zijn Woord omgaan. Daarom moet ik er nóg een overdenking aan wijden.

 

[deel 2]

Wat is het verschil tussen de wet en het Evangelie? Beiden kun je toch met de hand op de Bijbel Gods Woord noemen? Ja en nee. Paulus legt dat kraakhelder uit in 2 Korinthe 3. De wet heeft niet kunnen bewerken wat het Evangelie wél deed: werkelijk geestelijk leven wekken.

In vers 6 staat “de letter doodt, maar de Geest maakt levend”. De Kanttekeningen merken daarbij op:
“Namelijk omdat de wet, hoewel zij de weg tot het leven aanwijst, de verdorven mens de kracht niet geeft om die te onderhouden; ook geeft zij niet de beloften om de overtreder zijn zonden te vergeven, maar ze vervloekt een ieder die niet blijft in alles wat er geschreven is…”.

Ik citeer 2 Kor. 3 : 4-11: 4 Ik durf dit zo te zeggen, want zo groot is mijn vertrouwen op God door Christus. 5 Het is niet zo dat wij zélf zulk goed werk doen. Maar de goede dingen die gebeuren, zijn het werk van God door ons heen. 6 Hij heeft ons geschikt gemaakt om Hem in het nieuwe verbond te dienen. Dat nieuwe verbond is geen wet waar we ons aan moeten houden. Het is een verbond in de Geest. Want de wet brengt uiteindelijk de dood. (Doordat we ons niet aan de wet kunnen houden, worden we schuldig verklaard.) Maar de Geest van God maakt levend. 7 De wet van Mozes, waarvan de tekst in steen was uitgehakt, bracht uiteindelijk de dood. Toch liet die wet al heel veel van Gods macht en majesteit zien. Zóveel zelfs, dat het volk Israël niet naar Mozes' gezicht kon kijken toen hij hun de wet gaf. Want zijn gezicht straalde van hemels licht. Maar dat licht verdween ook weer. 8 Maar het werk van de Geest brengt leven. Daarom laat dat werk nog veel méér van Gods macht en majesteit zien. 9 De wet van Mozes liet de mensen zien dat ze schuldig waren omdat ze ongehoorzaam waren aan God. Toch waren Gods macht en majesteit er in te zien. Het werk van de Geest spreekt de mensen door het goede nieuws vrij van hun schuld. Dat laat nog veel méér van Gods macht en majesteit zien. 10 Iets dat vol is van Gods macht en majesteit (de wet van Mozes), is dus toch nog niet echt vól daarvan, als iets anders (het goede nieuws) nog méér macht en majesteit heeft. 11 Want als iets dat verdwijnen zou (de wet van Mozes) al vol van Gods macht en majesteit was, dan is iets dat blijven zal (het goede nieuws), nog veel voller van Gods macht en majesteit.

De wet was niet fout, maar miste het juiste effect in de gelovigen. God maakte een nieuwe verbond, het Nieuwe Normaal voor Christenen. Helaas lijken veel kerkmensen liever in het oude te blijven hangen!
 

maandag 28 december 2020

Christus krijgen en Hem anderen gunnen

 


Want wij hebben Christus gekregen. Tenminste, als we tot het einde toe ons geloof vasthouden.
Hebreeën 3 : 14

Na de vergelijking tussen Jezus en Mozes vergelijkt Paulus de lezers van zijn brief met de ­Israëlieten tijdens de woestijnreis. Daarbij wijst hij op twee funeste zonden: koppigheid (boos in de SV = slecht van aard) en ongehoorzaamheid (ongeloof in de SV; = ontrouw in een verbond of gebrek aan geloof).
 

Die koppigheid om via Mozes te luisteren naar Gods bevel is het volk duur komen te staan. God zwoer zelfs bij Zichzelf dat Hij ervoor zou zorgen dat dat volk het Beloofde Land niet zou binnengaan. Paulus legt dat nog even heel plastisch uit: Daardoor stierven ze en lagen hun lijken in de woestijn.

Dit ingrijpende gebruikt Paulus om de Hebreeën wakker te laten schrikken. Blijkbaar waren er onder hen mensen die wilden afhaken. “Pas op, want afhaken doe je niet zonder grote schade voor jezelf!”

Maar er is nóg iets waarom Paulus zijn lezers tot bezinning oproept. Enerzijds om de ­mensen die zich wel christen noemden, maar nog onbekeerd waren, op te scherpen en tot bekering te manen. Anderzijds om juist voor die onbekeerden te waarschuwen, dat zij de gelovigen die in Christus zijn niet tot zonde verleiden. Onbekeerde christenen hebben ook hun argumenten. Vandaar die woorden in vers 12: “Let er dus op, broeders en zusters, dat niemand van jullie besluit om de levende God niet langer te gehoorzamen.”

Paulus gooit enerzijds de gemeenteleden op één hoop, maar anderzijds preekt hij onderscheidenlijk! Loop dus niet zomaar achter elk gemeentelid aan. Hoe vroom en godsdienstig men ook praat, als het niet dichter bij God brengt, deugt het niet.

Daarom zegt Paulus ook dit: “Maar wij hebben Christus gekregen!” Ik vind het ontroerend dat onze Kanttekenaars hier als vertaalvariant ‘Christus’ medegenoten’ geven. Medegenoten van wat? Van de erfenis die in de hemel wordt bewaard! Ze geven ons twee teksten ter verduidelijking: “En omdat we Gods kinderen zijn, erven we ook. We erven hetzelfde van God als Jezus Christus. Net als Jezus moeten we veel lijden. Daarom geeft God ons ook dezelfde heerlijke hemelse dingen als Hij Jezus gegeven heeft.” (Rom. 8:17). En “We zijn de God en Vader van onze Heer Jezus Christus heel erg dankbaar. Want omdat Hij zo goed en liefdevol is, heeft Hij nieuwe mensen van ons gemaakt: we zijn opnieuw geboren. Dat heeft Hij gedaan door Jezus Christus uit de dood terug te roepen en weer levend te maken. Daardoor kunnen we vol hoop zijn. Want nu verwachten we een erfenis die nooit zijn waarde zal verliezen. Die erfenis ligt voor jullie klaar in de hemel: het eeuwige leven.” (1 Petr. 1:3-4). Adeldom verplicht: ergenamen respecteren hun erflater. En die erfenis is zó waardevol, die gun je ook ongelovigen, toch?

We moeten Jezus eren en niet Mozes!

 


Maar Jezus heeft veel meer eer gekregen dan Mozes. Net zoals iemand die een mooi huis heeft gebouwd, meer wordt geprezen dan het huis. Hebreeën 3 : 3

Dit is een belangrijk beeld, dat we opnieuw helder op ons geestelijk netvlies moeten krijgen! Jezus is de bouwer van Gods huis en Mozes behoorde slechts tot het steiger- of bouwmateriaal. Of, zoals Paulus aan de Galaten schrijft: de wet was onze tuchtmeester (ter correctie) tot Christus kwam.

Waarom lezen we de Bijbel zo erg door een bepaalde dogmatische bril? Is dat omdat we echt zo weinig kennis hebben of omdat we anders onze houvast kwijtraken, die we tot nu toe vonden in een structuur die ons helder was?

In de eerste zes verzen van dit hoofdstuk vergelijkt Paulus Jezus met Mozes. Mozes was ook gezonden om het volk iets te leren over God. En hij deed dat trouw. Dat voert ons terug naar Numeri 12, waar Aäron en Mirjam in opstand kwamen tegen Mozes, hun broer. Ze vonden dat zij zelf ook recht hadden om leiding te hebben over het volk. Moet je horen wat God Zelf zei: “Luister naar wat Ik zeg. Als iemand een profeet is, dan spreek Ik tot hem door dromen. Maar dat doe Ik niet met mijn dienaar Mozes, want hij is heel trouw in het werk in Mijn huis. Met hem spreek Ik duidelijk en direct, en niet in raadsels. Hij ziet Mijn gestalte. Hoe durven jullie slechte dingen over Mijn dienaar Mozes te zeggen?" Toen vertrok de Heer weer. Hij was vreselijk boos op hen.”

Met dat woord ‘huis’ kan de tabernakel zijn bedoeld; toch corrigeren de Kanttekeningen ons hierin en zeggen 'dit is de gemeente van God'! Zij verwijzen naar 1 Tim. 3:15: “Het huis van God is de gemeente van de levende God. Het is een steunpilaar en een fundament van de waarheid.” Die tabernakel was maar een afbeelding van de intieme relatie van God en Zijn gemeente. Wij mensen maken er vaak een aparte godsdienstige heiligheid van. We moeten echter ‘beeld’ en ‘realiteit’ van elkaar scheiden om de Heere recht te doen in ons godsdienstig leven.

Mozes was weliswaar Gods knecht. Door hem heeft God Zijn gemeente willen bouwen, sturen, maar wel in beelden. Alles was Mozes het volk leerde is een afbeelding van wat komen ging. Het is als het ware de verpakking van een cadeau. Wij moeten niet een eigen cultus oprichten met de verpakking maar het moet ons gaan om de inhoud: Jezus Christus!

De gemeente is er niet voor de tabernakel, maar de tabernakel voor de gemeente. Het gaat niet om de regels; die brengen ons slechts bij Hem om Wie het draait: God de Vader. Hij zond Zijn Zoon met Kerst. Zijn Zoon verheerlijkte Zijn Vader. Dus moeten wij de wet niet verheerlijken, maar onze hemelse Vader.

zaterdag 26 december 2020

Bedenk dat Jezus aan ons gelijk werd

Bedenk dat Jezus aan ons gelijk werd Daarom moest Jezus in alles helemaal gelijk worden aan de mensen. Alleen zó kon Hij een trouw Hogepriester worden voor God, een Hogepriester die de mensen helemaal begrijpt. En zo kon Hij de mensen hun ongehoorzaamheid aan God vergeven. Want Jezus heeft Zelf óók geleden toen de duivel probeerde Hem ongehoorzaam aan God te maken. Daardoor kan Hij de mensen te hulp komen als hun dat ook gebeurt. Hebreeën 2 : 17-18 

Jezus werd aan ons gelijk… Linksom of rechtsom willen we Hem toch graag iets bijzonderder maken dan wij zijn. Nou, Hij werd wel mens, maar goddelijker, heiliger, meer… Ja toch? Nee, slechts in één ding verschilde Hij van ons: Hij was zondeloosheid. Maar verder was Hij ons in werkelijk álles gelijk. 

Wat ik zo leuk vind aan ‘eenvoudiger’ vertalingen is dat ze soms oude uitdrukkingen niet handiger kunnen vertalen. Neem nou ‘in alles’ gelijk worden. Het is compact… je hebt er eigenlijk veel meer woorden voor nodig. Het zou vertaald kunnen worden met 'tot in detail'. In alles… beter kun je eigenlijk niet zeggen hoe ‘gelijk’ Jezus aan ons werd! 

Een hogepriester was ook voluit mens net als andere mensen. Daarom kon hij die taak ook voor de mensen bij God uitvoeren. Want als er een of ander superwezen was verschenen, een supermens, dan had God niet naar hem geluisterd. Daar stond iemand die God als mens herkende. 

Ja, de hogepriester had bijzonderder kleding aan dan de mensen. Maar dat waren de kleren die God had ontworpen en die pasten bij Zijn heiligheid. De mensen moesten wel onderscheiden dat zij niet zomaar tot God konden gaan in de tempel. Daar was een bijzondere gestalte voor nodig, een bepaalde waardigheid om die mens heen. 

Maar juist dát kwam Jezus veranderen. Er was geen trapje meer nodig om bij God te komen. Jezus was ontdaan van al Zijn heerlijkheid en waardigheid. Naakt hing Hij aan het kruis. En zelfs toen Hij aan het kruis hing werd Hij nog verzocht om ervan af te komen. Zijn hele leven bestond uit verzoekingen. Maar in die verzoekingen hield Hij als enige stand! 

Toen Hij werd geboren, nam Hij de onnozelheid van een baby aan. De onmacht waardoor Zijn moeder hem moest voeden (anders was Hij gestorven van honger!), moest aankleden en leren lopen. Hij woonde met Zijn goddelijke almacht in een lichaam van totale onmacht. Die twee waren verenigd, maar Zijn goddelijkheid hielp Hem niet zodat het lijden Hem niet zoveel pijn deed. Nee, integendeel! Juist omdat Hij ook 100% God was, leed Hij des te erger! 

Dieper dan Hij heeft nooit iemand geleden. En juist daardoor kan Hij de mensen des te beter in alles te hulp komen, als hen iets overkomt. Want wat jij meemaakt heeft Jezus nog veel erger beleefd!

Wat is het om bevrijd te zijn?

De duivel heeft niet langer de macht over de dood. En zo kon Hij (Jezus) alle mensen bevrijden die hun leven lang slaven van het kwaad waren door hun angst voor de dood. Want Jezus ging niet de ongehoorzame engelen redden, maar Hij ging het ongehoorzame volk van Abraham redden.
Hebreeën 2 : 14b-16

Het nadeel van eenvoudiger vertalingen is, dat ze zich soms vergalopperen aan bepaalde belangrijke woorden. Hier wordt gesproken over de duivel die macht had over de dood. En zondaars die bang waren voor de dood. Maar bedenk wel dat het hier niet gaat over het sterven van je lichaam, maar de eeuwige dood. Dat had van mij wel wat ­duidelijker en anders vertaald mogen worden!

Jezus deed de eeuwige dood teniet; en juist om dát feit moeten we het hoogste lied zingen. Ik las een blog over de satan, wiens macht gebroken is met de dood van Jezus. Dr. K. Schilder preekte op Eerste Paasdag 1916 over de dood en opstanding van de Heere Jezus en dat er allerlei heiligen uit de graven opstonden. Hij begon zijn preek met een beschrijving van een schilderij van de Russische schilder Sacha Schneider.

“Een geweldig doek is het, dat hij schilderde. Met een aangrijpende voorstelling. Wat het dan tekent? Zie het onderschrift. Daaronder staat: Satan bij het dode lichaam van Jezus. Reeds dit onderschrift toont, dat we hier een voorstelling hebben, die de aanschouwing waard is. Satan – in wien alle haat is vertegenwoordigd en die bij het dode lichaam van Jezus! Welk ’n gedachte. Twee vijanden. De een heeft den ander gedood! Dat is weelde voor den levende. Op den voorgrond staat Satan. Zijn gestalte is groot. Bovenmenselijk helder is zijn blik. Doordringend is zijn oog. Fier dat hoofd. En op het gelaat de uitdrukking van genot. Leedvermaak. Zelfgenoegzaamheid. ’t Is de uitdrukking van het gevoel van triumf, die spreekt. En al maar door houdt hij zijn ogen gevestigd op dat dode lichaam. Dat heeft hij gedaan. En toch… en toch, er is iets in dit duivels gelaat, dat niet van vreugde spreekt. Er is toch nog enige angst in die trekken! 0, daar ligt dat dode lichaam aan Satans voeten. Het spreekt van stille majesteit. Zelfs in den dood vertoont dat gelaat nog de sporen van heiligheid. En die majesteit verschrikt Satan. Althans zij doet hem huiveren. Bovendien er is een zekere angst in die ogen van Satan. Satan vertrouwt dat lijk niet. ’t Wil hem niet bevredigen. ’t Is, alsof hij vreest, dat ’t weer levend wordt. Hij is niet gerust van zijn bezit. Dit schilderstuk tekent volkomen juist, dat Satans triumf slechts schijn­triumf is. Hij heeft wel Christus’ verzenen vermorzeld. Hem wel ter dood gebracht. Maar — hij voelt reeds, dat nog niet alles is, gelijk hij wil.”

Die angst van satan niet langer te delen, maar verrukt te zijn over Jezus’ triomf over hem, is de ultieme bevrijding van angst voor de eeuwige dood!

zaterdag 21 november 2020

Maar wij zien Jezus!


Toch zien we nu niet dat de mensen over alles heersen. Maar we zien wel Jezus. Hij had voor een korte tijd een lagere plaats gekregen dan de engelen, omdat Hij moest sterven. Maar daarna kreeg Hij alle eer en macht en majesteit. Hebreeën 2 : 8b-9a

Na een flink betoog dat Jezus belangrijker is dan de engelen, gaat Paulus in op iets onbegrijpelijks. Jezus, de Zoon van God, vele malen hoger dan de engelen, werd mens! Hoe kan dat ooit bevat worden? De Basisbijbel vat dat mooi samen in een kopje ‘Jezus werd mens om mensen te kunnen redden’.

En nee, Jezus is niet gelijk aan de mensen gebleven. Door Zijn verlossingswerk is Hij in alle heerlijkheid verheven en is Hem alle macht in hemel en op aarde gegeven. Ook daarin onderscheidt Hij Zich van de engelen en de mensen.

Paulus citeert Psalm 8 en stamelt in opperste verbazing: “Hoe kan het dat U aan de mens denkt? Hoe kan het dat U Zich met hem bezighoudt? U heeft hem een iets lagere plaats gegeven dan de engelen. Maar U heeft hem ook alle eer en macht en majesteit gegeven. En U laat hem over alles heersen.”

Inderdaad dacht God in genade aan de mens. Maar deze Psalm krijgt hier een diepere dimensie op Jezus. Want we zien nu nog geen mens over alles heersen. Al helemaal niet over 'alles'!

“Maar we zien wél Jezus. Hij had voor een korte tijd een lagere plaats gekregen dan de engelen, omdat Hij moest sterven. Maar daarna kreeg Hij álle eer en macht en majesteit.” Hoe geweldig is die wetenschap!

Blijkbaar is er in dat machtige werk van Jezus alle reden om Hem te loven en te prijzen. Paulus komt woorden tekort. Dat is een herkenbaar iets; woorden te kort komen om Hem groot te maken. Ken je dat?
Jezus bracht een offer voor de zonde. Niet van Hemzelf maar van ons. Hij betaalde onze schuld. Maar let dan even goed op hoe Paulus dat verwoordt in deze tekst! Hij zegt niet 'Jezus kwam' en 'Jezus stierf' en 'Jezus nam de straf op Zich', maar juist hier accentueert Paulus het werk van de Vader door de Zoon, zoals bij de schepping! Luister maar: “Want God liet zijn Zoon in onze plaats sterven. Hij nam zo onze straf voor al onze ongehoorzaamheid, en legde die op Zijn Zoon. Dat deed Hij omdat Hij zoveel van ons houdt.”

Dus in al dat werk toont Jezus ons Zijn Vader. En dat vraagt van ons dat we ons beeld van God moeten bijstellen. Vers 11 stelt dat de Eersteling Zijn werk zó volmaakt heeft gedaan, dat Zijn Vader allen die door Hem worden wedergeboren gelijkstelt aan Zijn Zoon.

En Jezus schaamt Zich er niet voor om jou en mij Zijn broers en zussen te noemen. Dat klinkt heel plat maar het is een pijlloos genadig diepe werkelijkheid! Snap je Paulus opgetogenheid als hij Jezus ziet?

vrijdag 20 november 2020

Het risico van God niet serieus nemen

Nu heeft de Heere ons Zélf het goede nieuws verteld. Dan kunnen jullie wel begrijpen dat er een nog veel zwaardere straf volgt, als we dáár niet aan gehoorzamen. En andere mensen die het goede nieuws van Hem hebben gehoord, hebben ons laten zien dat dat nieuws de waarheid is. Ook God Zelf laat zien dat het de waarheid is. Namelijk door de wonderen die Hij doet, en doordat Hij de gaven van de Heilige Geest geeft. Hebreeën 2 : 3-4a

Er zijn mensen die hun hele leven tobben over de vraag of God hen wel wil zaligmaken. Of Zijn Woord ook wel voor hén bestemd is. Dat heeft hele generaties kapotgemaakt en wantrouwig tegenover een welmenend God. Overal wordt wat achter gezocht. Achterdocht maakt meer kapot dan je lief is.

De dagteksten gaan nog een stapje verder. Er is een risico, dat je loopt, als je achterdochtig bent over Gods goede nieuws. Mensen die de wet graag hanteren zeggen: wie de wet niet houdt, kan niet zalig worden. Zondaars kunnen immers niet met God omgaan, omdat God de zonde haat.

Nou, ze gaan wel gemakkelijk voorbij aan de offers die in die wetten waren aangeprezen. Voor allerlei gelegenheden waren offers bedacht door de Heere. Er moest bloed vloeien. Daarmee kon (in zekere zin) de zonde verzoend worden.

Was het daarmee ook weer goed tussen de zondige Jood en God? Ja en nee. Het is iets té ­gemakkelijk als je zou zeggen dat die offers de zonde wegnamen. Het bloed van stieren en bokken was geen verzoening op zich. Het was een tegoedbon voor hét Lam dat komen zou, de Messias.

Daarnaast ging het God niet om het bloed op zich, maar om de gezindheid. Dat zit zo. Toen er giftige slangen in de woestijn waren die de Israëlieten een dodelijke beet toebrachten, moest Mozes in allerijl een kopie-slang van brons of koper maken. Die slang van metaal kon niets. Het ging God ook helemaal niet om dat koper of brons, maar om de houding van de Israëlieten: gehoorzaamheid.

God gebood de offers, maar dat bloed, noch die dieren, deden iets. Het offeren zoals God het had geboden vereiste diezelfde gehoorzame houding. En daarbij vertelde het van het betere, volmaakte Lam, Dat eens zou komen.

Het gehoorzamen van de wet was voor de mens nog een stuk gemakkelijker dan het gehoorzamen in dit ‘nieuwe normaal’: geloven in de Zoon van God. Sommige orthodoxe Joden stellen die Godheid van Jezus onder kritiek. Sommige orthodoxe christenen stellen de bedoelingen van God in de zending van Zijn Zoon onder kritiek. Ze zeggen, hoe vroom ze het ook aankleden: “Het is wel waar, maar niet echt voor mij gebeurd.” Maar aan die houding hangt hetzelfde risico als bij de door slangen gebetenen: de dood!

donderdag 19 november 2020

Doe dat en leef

 

Daarom moeten we ons houden aan wat we hebben gehoord. Anders komen we verkeerd uit. Let op: de boodschap die door engelen aan de mensen was gegeven (namelijk de wet van Mozes), moest worden gehoorzaamd. Wie dat niet deed, werd streng gestraft. Hebreeën 2 : 1-2

Vooraf moet ik eerlijk toegeven dat de theologie van de Kanttekeningen – over het bewijs in het Oude Testament dat Jezus Gods Zoon is – voor mij wel waar is, maar voor bijvoorbeeld Joden helemaal niet doorslaggevend is. Het is namelijk niet sterk om vanuit het Nieuwe Testament bewijs in het Oude Testament aan te wijzen, maar vervolgens daar – als bewijs voor het feit dat op die plek over Christus wordt gesproken – weer terug te verwijzen naar het Nieuwe Testament.

Zo wordt in Hebreën 1 vers 8 naar Psalm 45 vers 7, maar dáár zeggen de Kanttekeningen dan weer: “Dat dat 'o God' slaat op den Heere Jezus Christus, betuigt de Heilige Geest duidelijk in Hebr. 1:8, 9.” Zo kan ik het ook. Maar dan voer je je eigen bewijs aan en dat overtuigt een Jood niet! Die zal zeggen: deze Psalm gaat over Salomo en meer niet!

De enige tekst die overeind blijft is Psalm 110 : 1, waar staat “De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken: Zit tot Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gezet zal hebben tot een voetbank Uwer voeten.” Al zou je ook kunnen zeggen dat het daar over David gaat.

Hiermee wil ik graag dat je kritisch nadenkt bij wat je leest, ook wat wordt gezegd in de Kanttekeningen. Daarmee twijfel ik er niet aan, maar voor de Jood zal dit geen bewijs zijn, dat Jezus Gods Zoon is.

Dat brengt me direct bij de oproep van Paulus om ervoor te waken dat je zomaar, door kopieergedrag, 'doorvloeit' of 'ontspoort'. Er waren Joden die de Hebreeën weer terug wilden trekken, de wettische gehoorzaamheid in. Let dus op wat je hebt gehoord of gelezen en vorm daarmee je mening, zodat je ruggengraat hebt tegen de dwalingen.

Let op… Paulus blijft nog even doorzagen over de engelen: De boodschap (de wet) is ons door engelen overgeleverd. Er wordt verwezen naar Hand. 7 : 53 en Gal. 3 : 19. Bij de wet klonk de opdracht: “Doe dat en leef!” Met andere woorden: “Doe je dit niet, dan zul je de dood sterven.”

God liet die boodschap – ook al gaf Hij die Zelf – door engelen aan de mensen verkondigen. Daarmee stond die boodschap op een lager plan. Dát heeft God op een hoger plan getrokken door voortaan te spreken – dan zijn we weer terug bij Hebreeën 1 : 1 – door Zijn Zoon!

En met de wijziging van de Boodschapper, wijzigt ook de opdracht. Niet 'doe dat en leef', maar “Wie in de Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven. Maar wie niet gehoorzaam is aan de Zoon, zal niet eeuwig leven. Hij blijft schuldig en God moet hem straffen." (Joh. 3 : 36).

vrijdag 13 november 2020

Niet zomaar een Naam!

Hij heeft een veel machtiger plaats gekregen dan de engelen. Dat is omdat Hij veel belangrijker is dan zij. Want tegen geen één engel heeft God ooit gezegd: “Jij bent Mijn Zoon. Vanaf vandaag ben Ik Jouw Vader.” Maar wel tegen de Zoon. Tegen geen één engel heeft Hij ooit gezegd: “Ik zal jouw Vader zijn, en jij zal Mijn Zoon zijn.”
Hebreeën 1 : 4-5

Waar in de Statenvertaling wordt gesproken van een hogere 'Naam' die Christus zou hebben gekregen, hoger dan die van de engelen, daar vertaalt de Basisbijbel dat met 'plaats' of 'positie'. Dát is de lading die 'Naam' draagt in de Bijbel. In ons westers taalgebruik stelt een naam niet zoveel voor, of het moet zijn 'naam maken' dan gaat het om 'reputatie' of 'aanzien'; dat klopt dan weer wel.

Waarom worden de engelen hier opeens ingevoerd? Was er verschil van mening over hun positie of was er een wedijver gaande onder de Hebreeën over de belangrijkheid van de engelen?

Nou, de engelen worden ook wel ‘Gods zonen’ of 'kinderen Gods' genoemd. Het moet duidelijk zijn dat Christus écht God was en geen tussenwezen of een engel. De positie van Christus is van eeuwigheid af hoger en is dat tot in eeuwigheid. Wij moeten Hem dus niet bezien, zoals we engelen bezien. Hij is God en Hij zit aan Gods rechterhand. Daarmee bevindt Hij Zich in een positie boven de engelen.

Christus heeft niet alleen alle macht in hemel en op aarde, maar alles staat ook ten dienste van Hem. En tóch eist Hij die macht, dat bezit, niet voor Zichzelf op maar voor Zijn Vader.

En dat tekent direct ook het verschil met de engelen: Jezus noemt God Zijn Vader en God de Vader noemt Jezus Zijn Zoon. Maar zo'n relatie is op geen enkele wijze aan de orde met wie ook van de engelen! Daarom moeten we van Jezus geen aarts­engel of zo iets maken. Dat was een dwaling die probeerde om positie van Jezus af te snoepen. Maar daarmee werd ook de verlossing uitgehold en onvolwaardig gemaakt.

Kijk, God heeft iets dergelijks ook over Salomo gezegd en dat maakt het best wat ingewikkeld. “Híj (Salomo) zal voor Mij een tempel bouwen. Hij zal mijn zoon zijn en Ik zal zijn Vader zijn.” (1 Kron. 22:10).

Nee, Jezus' naam en positie stijgen daar ver bovenuit. En toch… en toch… Jezus verlaagt Zich om een onzer te worden. Sterker nog: Hij heeft ervoor gezorgd dat wij kinderen van God kunnen worden, waarvan Hij de Eerste is! Binnen die gelijkheid heeft Hij toch weer een aparte, verheven status. En allen die in Hem geloven zullen het daar hartelijk mee eens zijn. Ze zullen Hem eeuwig loven, omdat Hij dit gedaan heeft. Het is dus geen Naam die Hij opeist, maar die Hem van harte wordt gegeven. En weet je, de engelen doen daarin met ons mee!

woensdag 11 november 2020

Met het Woord en de Zoon heb je álles!

 


 

Door zijn Zoon heeft Hij de wereld gemaakt. En Hij heeft Hem ook alles gegeven wat bestaat.
De Zoon is de ‘afbeelding’ van God Zelf. In Hem zien we wie God is. In Hem zien we de macht en majesteit van God en het karakter van God. De Zoon zorgt ervoor dat alle dingen bestaan. Want alle dingen bestaan door zijn woord dat één en al kracht is.
Hebreeën 1: 2-3)

Er wordt wel altijd beweerd dat God door Zijn Zoon de wereld heeft geschapen, maar waar staat dat in Genesis 1? Is het niet begrijpelijk dat Joden dat feit niet kunnen meemaken, dat God een Zoon zou hebben en dat juist bij de schepping het bewijs wordt geleverd? Voor Paulus is het helder; en voor ons?

Het bijzondere is dat Paulus er zomaar vanuit gaat dat de Hebreeën ook geloven dat God door de Zoon de wereld heeft geschapen. Hij stelt het alsof het een geaccepteerd feit is. Wat hij daarna doet is de Zoon verder uitschilderen in hóe Christus te werkt gaat en wát Hij precies doet.

Eerst nog even dat scheppen door de Zoon. Ooit volgde ik een eenvoudige cursus Hebreeuws. We begonnen bij Genesis 1: Bereshit bara Elohim et hashamayim ve’et ha’aretz. ‘Be-reshit’ (בְּרֵאשִׁית) bestaat uit 2 delen 'be' (בְּ) en 'reshit' (רֵאשִׁית); 'reshit' = begin, hoofd, eerste of eersteling. En het 'be' = voorzetsel: in (het) of met (de)… Op die cursus werd gesteld dat je het ook kon lezen als “Met de Eersteling schiep God de hemel en de aarde…” En samen met de Geest van God Die zweefde of broedde op de wateren zien we daar de Drieënige God tóch aan het werk.

God sprak… het Woord… en het was er. En dat element 'spreken' komt hier terug: God “heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door den Zoon”. Woord en Zoon worden vaker door elkaar gebruikt. God heeft niet alleen geschapen door Zijn Woord (Zoon) maar Hij “draagt” (= onderhoudt) “alle dingen door het woord Zijner kracht”; dat moeten we dan lezen als “door Zijn almachtige wil of bevel”. Overigens lijkt het in de Basisbijbel duidelijker dat niet God de Vader, maar God de Zoon ervoor zorgt dat alle dingen bestaan. Want alle dingen bestaan door Zijn woord dat één en al kracht is.”

Volgens vers 2 heeft de Zoon niet alleen alles geschapen met Zijn Vader, maar hij heeft ook alles gekregen van Zijn Vader! Dus Hij is ook de Bezitter van heel de aarde. Christus heeft niet alleen te maken met de bekering en wedergeboorte maar ook met de hele schepping, alles wat je om je heen ziet.

Tot slot: “In Hem (de Zoon) zien we Wie God is. In Hem zien we de macht en majesteit van God en het karakter van God.” Niemand had ooit God gezien, maar ook hier stelt Paulus, in navolging van Johannes, dat we God kunnen zien, als we maar naar Jezus kijken. Deze brief zet al meteen in de eerste verzen hóóg in!

dinsdag 10 november 2020

Even vooraf…


 

God heeft vroeger vaak en op veel verschillende manieren tegen onze voorouders gesproken. Dat deed Hij door de profeten. Maar nu, aan het eind van de tijd, heeft Hij tegen óns gesproken door Zijn Zoon. (Hebreeën 1 : 1)

De afgelopen weken heb ik de Hebreeënbrief aan tafel gelezen in de vertaling van de Basisbijbel. Er vielen een aantal dingen op die ik graag met je wil delen. In deze brief ontdek je heel veel over de Heere Jezus en het nieuwe leven dat Hij heeft gerealiseerd voor al Zijn kinderen. Je zou het kunnen noemen ‘de christelijke vrijheid’, maar dat woord wordt niet gebruikt. Enerzijds heeft het er mee te maken en anderzijds is het breder. Daarom wil ik de gedeelten langs waarin Jezus ter sprake komt.

Het eerste dat opvalt in vers 1 is dat God op allerlei manieren en vooral ook vaak tegen de voorouders van de Hebreeën heeft gesproken. Het spreken van God komt ter sprake. Je kunt er als Hebreeër dus niet zomaar onderuit dat God wel tot je gesproken heeft. Maar geldt dat niet ook voor christenen? Voor jou en mij? Hoe vaak heeft hij dat al gedaan? 

Het volgende dat aandacht verdient is dat God het er niet bij heeft laten zitten, toen Hij ontdekte dat de mensen niet luisterden. Hij liet hen niet in hun sop gaar koken, maar hij probeerde het op een andere manier. Nu zeg ik dat heel menselijk, want God probeert niet zomaar wat; Hij weet heus wel wat Hij doet. Maar voor jou en mij is dat heel belangrijk: God gaat tot het uiterste om ons te bereiken! 

Eerst door de profeten. Dat deed Hij letterlijk, door in hen of met hen te spreken. Maar ook door middel van visioenen, gezichten, dromen en andere verschijningen. En wat die boodschap ook was, zij moesten die aan het volk doorgeven. 

Toch is er nog een manier waarop God sprak: de zichtbare manier, middels de offers en de wetten. Dat was de manier waarop Hij Zijn volk bij de les en op het rechte pad hield. Juist met betrekking tot die wetten is er iets wezenlijks veranderd; meer dan vandaag de dag wordt verkondigd. 

De schrijver, laten we er voor het gemak maar vanuit gaan dat het Paulus is geweest, gebruikt in dit verband de profeten om er een andere groep tegenover te zetten: de apostelen. Tóen sprak God tot Zijn dienaren, de profeten. Nú doet Hij dat via zijn nieuwe dienaren, de apostelen. Het profetische ambt blijft zo overeind staan, maar het krijgt een nieuwe jas. Die twee zullen geen tegenstrijdige dingen zeggen, maar de nieuwtestamentische profeten hebben wel dieper zicht op God en Zijn spreken. Verderop zal Paulus zeggen dat de mensen van het Oude Testament deze tijd met verlangen hebben verwacht, maar hebben die nog niet gekend. Hun onvolkomenheid was hen bekend, maar was voor hen geen hindernis!

woensdag 13 mei 2020

Bevrijd… en dan?

"Ga uit de ark, gij, en uw huisvrouw, en uw zonen, en de vrouwen uwer zonen met u."
Genesis 8:16



Wat als onze lockdown, hoe intelligent ook, weer wordt opgeheven? Wat, toen de bevrijders onze vijanden versloegen en het vrijheid voor ons werd, 75 jaar geleden? Schud je als een hond het water van je vacht, laat je de ellende achter je of heeft die ellende je veranderd? Wát heeft het uitgewerkt. Graag wil ik ook een lijn uitwerken in het geestelijk leven; een lijn die te maken heeft met de vrijheid van Gods kinderen.

Bevrijd uit de ark

Toen God Zijn oordelen over de aarde liet gaan, was Hij niet alleen daarmee bezig. Aan het begin van Genesis 8 staat dat God aan Noach en zijn gezin 'gedacht'. Ja, dat heeft ook te maken met het verbond dat Hij met Noach maakte. Maar we denken vaak te klinisch over Gods barmhartigheid en genade. Als we zo erg benadrukken dat Zijn genade en ontferming is 'verbeurd', onverdiend, zetten we onszelf meer in de picture dan Gods Vaderhart! Probeer niet zelf te shinen als het over Gods genade gaat! Híj moet alle eer ontvangen.
God gedacht en maakte dat Noach ook op een goede manier uit de ark kon gaan. Hij hoefde niet eerst balancerend over allerlei lijken van dieren en mensen, een stuk grond te zoeken om er een tent neer te zetten. God heeft er even de tijd voor genomen, maar de aarde was opgedroogd en schoon toen Noach uit de ark ging. Als het een enorm kerkhof met rottende kadavers was geweest, had Noach er niet kunnen leven. Als God Korach, Dathan en Abiram levend ter helle kon laten varen, dan kon Hij ook met gemak die hele mensheid met watermassa en al begraven.
De vraag is niet hoe het allemaal precies in zijn werk is gegaan, maar wat Noach met die vrijheid ging doen. Was de aarde nu beter dan vóór de zondvloed? Was door de vloed ook de zonde weggespoeld? Was het maar zo'n feest! Nee, in de ark werd niet alleen de mensheid en het dierenrijk bewaard, maar lifte ook de zonde mee in Noach. En tóch was dat voor God geen beletsel. Denk daar maar eens over na, als je het weer eens te druk hebt over hoe God een mens moet bekeren!
Noach kreeg direct onderwijs over wat hij mocht eten en wat hij moest doen met zijn leven. Dat kun je in het vervolg van Genesis 8 lezen. Na dat onderwijs bouwt Noach eerst een altaar en offert een brandoffer aan de Heere. Die hele ark zat vol met dieren en Noach doet uit die beperkte oplage reine dieren een ruimhartige greep om aan de Heere te offeren. De Heere zou laten zien dat Hij van het geven niet armer wordt en dat ook Noach met dit offer geen kaalslag op het dierenrijk deed, maar dat God de geur als liefelijk ervoer. God zou ervoor zorgen dat dit offer geen debet maar credit saldo op de schepping zou zijn. Zo moest Noach ook met de gehele schepping en zijn eigen gezin omgaan: een offer voor de HEERE. Daar wordt je nooit armer van.

Bevrijd uit de verdrukking

Eenzelfde vraag zouden we ons kunnen stellen over de bevrijding na de Tweede Wereldoorlog. De strik brak los en wij zijn vrij geraakt. Maar wat voor soort vrijheid was dat? En wat heeft het ons gebracht. Beter gezegd: wat heeft het de Heere gebracht dat we door Hem zijn bevrijd? Hoe zag ons offer eruit? En hoe ziet dat offer eruit bij de herdenking van 75 jaar bevrijding?
De oudere generatie, die de oorlog nog heeft meegemaakt, had er een hard hoofd in dat de herdenking van 75-jaar bevrijding goed en inhoudsvol zou zijn. Nou, er is dan ook niets van terechtgekomen door de coronacrisis! Het grootse festijn – waarbij een offer waarschijnlijk niet stond ingepland – is door één piepklein virusje geskipt en miljonen euro's zijn in het afvoerputje van onze verspilzucht weggestroomd! Of ze gaan nog omgezet worden in spektakel in het najaar of volgend jaar.
De vraag is: is de oudere generatie tevreden dat de festiviteiten niet zijn doorgegaan? Zijn ze blij dat Nederland zich niet als een zeug in de modder heeft omgewenteld? Wat heeft deze generatie ons voorgeleefd? Het zijn onze ouders of grootouders, maar hebben zij ons ook geleerd hoe we ons leven moesten inrichten als een offer voor de HEERE? Hebben ze ons iets geleerd over Wie de Heere werkelijk is? Ik hoop het en in een aantal gevallen is dat ook zeker zo.
Beter nog is de vraag: wát herdenken wij eigenlijk? Wij, die de oorlog niet hebben meegemaakt. Als we God dankbaar zijn voor de bevrijding, wáár zijn we dan zo dankbaar voor? Is ons leven een dankoffer? Zijn we met Noach en Adam uitbater van Gods goede schepping? Of uitbuiter?
Wat heeft de bevrijding van de vijand ons gebracht? We hebben die Duitsers nooit gekend als vijanden. Sterker nog: onze generatie is de laatste decennia gaan inzien dat ook de geallieerden geen lieverdjes waren; ze molden en verkrachtten duitse vrouwen en lieten een spoor aan bevrijdingsbaby's achter bij meisjes en jonge vrouwen in ons land en daarbuiten, nadat ze naar Amerika, Canada of Engeland terugkeerden. We zijn gaan zien dat het kaalscheren en bepekken van meisjes en vrouwen die 'iets' met Duitse militairen hebben gehad in de oorlog nou niet bepaald een heldendaad was. En dat de kinderen van NSB'ers niet zomaar iets te verwijten valt. Wie was fout in de oorlog? En wie goed? Was de bluf van verzetstrijders altijd heldenmoed? Of was het oogluiken van sommige Duitse officieren misschien ook een heldendaad?
Welke gezindheid heeft ons bevangen met het oog op de oorlog? Haten wij de Duitsers omdat onze grootouders dat ook deden? Verdrukken wij in het klein misschien wel net zo, als toen in het groot? Nee, er zullen geen levens worden vergast, maar wellicht wel verzuurd, verminkt, verdorven? Heeft de vrijheid in Christus ons leven gestempeld en wát dragen we daarvan uit? Bestrijden we alles wat die vrijheid bedreigt en vooral de eer van Christus? Of zakken we in de kerk weer af in de krochten van het wetticisme, waarin niets mag; of juist die van het wetteloze, waarin álles moet kunnen?

Bevrijd uit de lockdown

Diezelfde vragen zouden we ons ook moeten stellen als het gaat over de intelligente lockdown van nu. Wat heeft die ons gebracht? En wat gaat de bevrijding daarvan ons brengen? Is de wereld om ons heen beter geworden door die coronacrisis? En als zij dat niet is geworden, zijn wij het dan wel? Of zijn wij net als Noach in de ark, de dragers van een veel gevaarlijker virus: de zonde? Dat virus is nog springlevend. Daar is geen vaccin tegen… hoewel… Daar doe ik toch het werk van Christus mee te kort! Hij heeft hét vaccin, medicijn, tegen de zonde. Ja, dan moet ik het wel juist zeggen: Hij heeft de vloek van de wet weggehaald en de zonde weggenomen met Zijn offer. Een offer van de bovenste plank! Door Zijn offer zijn we zelfs dood voor de zonde (mits we in Hem geborgen zijn)!
Maar nog even over die lockdown… Hoe gaan we de hopelijk binnen afzienbare tijd weer ontvangen vrijheid besteden? Gaan we over tot de orde van de dag? Zou de Heere ook tegen ons iets te zeggen hebben, zoals bij Noach, hoe we onze tijd moeten besteden, en hoe we met de schepping moeten omgaan? Hoe we voor Hem leven en daarmee voor anderen? Zou er helemaal geen les te trekken zijn uit deze situatie? Ja toch? We worden geroepen om een leven van dankbaarheid te leiden, als een levend reclamebord voor Gods genade. Een leesbare brief. Nee niet in zuinige vroomheid, en zwarte godsdienstigheid, maar in een levend getuigenis – ja ook met onze mond! – van Wie de Heere is en Wie Hij wil zijn voor zondaren? Leg de mensen om je heen het vuur maar aan de schenen. Geef maar hoog op van God, want Hij is het waard. En bid tot God voor de zielen van deze mensen.

Bevrijd uit de wet

Mits je natuurlijk zelf ook door Hem gered bent, ja. Want wat heb je te vertellen, als je zelf nog onbekeerd bent – misschien wel 75 jaar lang – elke zondag tweemaal een appellerende (dat hoop ik althans, want wat is een preek zonder evangelische oproep?) preek hoort en er nog steeds niets mee hebt gedaan? Ook dat is reclame voor de HEERE; anti-reclame wel te verstaan!
Maar waarvan heeft God dan bevrijd? Van ellende? Nee. Van zonde? Ja. Van godsdienstig leven en kerkgang? Nee. Van de wet? Ja.
Aan het begin van Galaten 5 zegt Paulus: "Staat dan in de vrijheid, met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen." En een paar verzen verderop zegt hij het iets genuanceerder: "Want gij zijt tot vrijheid geroepen, broeders, alleenlijk gebruikt de vrijheid niet tot een oorzaak voor het vlees; maar dient elkander door de liefde." Er is dus een gevaar aan vrijheid. Een dubbel gevaar. Let maar eens op dat veel dominees en degelijke mensen vooral één kant benadrukken: dat we de vrijheid gebruiken om de zonde aan de hand te houden. Ze hebben het dan over mensen die zeggen: God is toch liefde? En Jezus is voor de zonde gestorven, dus het maakt niet meer uit hoe je leeft. De zonde bestaat niet meer. Nou, dat is zeker niet de bedoeling. Het is zelfs de vraag of je God wel kent als je zo praat. Dat is zeker een gevaar.
Maar je kunt ook een ander gevaar lopen met die vrijheid in Christus. En dat is dat je je weer aan de wet gaat houden om daarmee tot God op te klimmen. Door naar anderen toe te laten zien hoe vroom je leeft. Ons geestelijk leven moet meetbaar zijn en zelfs dáár wordt dan weer een nieuwe godsdienst van gemaakt. Maar dat is het offer van Christus verachten. Alsof Hij niet helemaal genoeg heeft gedaan. We creëren dan de vrijheid om Zijn werk (deels) over te doen. Zo zullen we dat natuurlijk niet zeggen, want ja, als je het zó zegt dan voel je wel aan dat dat laster tegen God is. Maar als je daden dit laten zien, zeg je eigenlijk met zoveel woorden precies hetzelfde.
Leef je uit Christus? Of leef je langs de maatlat van de wet? Het is één van beiden! Wie uit Christus leeft, put uit Zíjn volbrengen van de wet. Die heeft net zo'n hekel aan de zonde als Christus Zelf. Die zal nog wel in zonde vallen, maar leeft niet meer in (voelt zich niet meer thuis in) de zonde. Over Christus' werk raak je dan niet uitgesproken en uitgedacht! Net zoals mensen die wettisch leven niet raken uitgesproken en uitgedacht over de wet… echter die weg eindigt in de dood. De wet en de dood zeggen nooit: het is genoeg. Christus zegt: Mijn genade is genoeg.
Als je het beter wilt weten dan Christus dan heb je evenveel bravour als verzetstrijders in de oorlog die de vijand een poets wilden bakken. Met het risico dat ze zelf en een aantal onschuldige burgers gevangen of gedood werden. De werkelijke geestelijke heldenmoed is niet die van het inleven van je zondigheid van van het inleveren van je vrome wapens en meetlatten en het volledig genoegen nemen met Christus' offer.
En bevrijd leven als een levend dankoffer (want een brandoffer hoeft niet meer: dat heeft Christus gedaan) voor de Heere. En ook van dat offer zegt de HEERE dat het een liefelijke reuk in Zijn neus is. En ja, dat kan een mens. Daar hoef je geen remonstrant voor te zijn, om dat in de Bijbel te lezen. De wet is geen weg tot God gebleken; daarom kwam Christus, zoals beloofd. Hoor wat Petrus zegt: "Nu dan, wat verzoekt gij God, om een juk op den hals der discipelen te leggen, hetwelk noch onze vaders, noch wij hebben kunnen dragen?" Of je houd je aan de wet óf je leeft in de vrijheid van de kinderen Gods, door het verlossingswerk van Christus. Wie tot die laatste groep behoort leeft een blij en vrij leven. Maar die zal de zonde blijven haten. De zonde van de goddeloosheid in deze wereld én de zonde van de godsdienstigheid in deze wereld.
In het formulier voor de bediening van het Heilige Avondmaal staat als tweede punt van het echte zelfonderzoek: "Ten tweede onderzoeke een ieder zijn hart, of hij de vaste en zekere belofte van God gelooft dat hem al zijn zonden alleen vanwege het lijden en sterven van Jezus Christus vergeven zijn, en dat de volkomen gerechtigheid van Christus hem als zijn eigendom is toegerekend en geschonken. En dit zo volkomen alsof hijzelf, in eigen persoon, voor al zijn zonden heeft betaald en alle gerechtigheid volbracht." Hoeveel komt er van dit punt van de zelfbeproeving terecht bij je als je in de mens en de wet blijft hangen? Als je dit niet serieus beaamt – en dus ook niet laat staan wat er staat! – wat zoek je dan aan de tafel van Christus? Moet Hij daar dan gaan kijken wat jij meebrengt? Je zuchten en je constatering dat het niet genoeg en erg gebrekkig is? Schaamte over je eigen falen is o zo snel een eigenwillige godsdienst. Schaamte over je eigen falen is niet de reden om aan te gaan. Belijdenis dat je álles buiten jezelf in Christus hebt gevonden, dát is de reden om aan te gaan.
Veel kerkmensen lezen dit genoemde punt uit het formulier, maar begrijpen het niet (werkelijk). En omdat ze dit niet begrijpen – en dus niet in de vrijheid leven – grijpen ze naar houvast in de wet in plaats van in Christus. Maar die wet vertelt alleen maar dat het niet genoeg en niet acceptabel is. Als de wet ooit tegen iemand zou zeggen dat hij of zij het goed heeft gedaan, dan zou de wet liegen. Simpel: daar is de wet ook helemaal niet voor bedoeld. De wet laat ons druk zijn met het leven op aarde, maar Christus wil ons vervullen met het leven in Zijn heerlijkheid in de hemel. Daarom zegt Paulus ook tegen de Filippenzen dat onze wandel in de hemel moet zijn, waar Christus is. Daaraan kun je een goede bediening van het Avondmaal ook herkennen, wanneer wordt gezegd: "Laat ons onze harten opwaarts in de hemel verheffen, waar Jezus Christus is, onze Voorspraak, aan de rechterhand van Zijn hemelse Vader". Dus: ben je bevrijd? Leef uit Christus, verheerlijk Hem en de Vader door de werking van de Heilige Geest! En leef toe naar de grote dag van Christus: 
Maar (blij vooruitzicht, dat mij streelt!)
Ik zal, ontwaakt, Uw lof ontvouwen,
U in gerechtigheid aanschouwen,
Verzadigd met Uw Godd'lijk beeld.

maandag 4 mei 2020

Hoe kom je in de ark?

… gij zult in de ark gaan …
gij zult van al wat leeft, van alle vlees, twee van elk, doen in de ark komen…
twee van elk zullen tot u komen…
Genesis 6:18-20


Al eens eerder had ik hierover nagedacht: wie brengt de dieren nu uiteindelijk in de ark? God of Noach? Toen ik hierover in de huidige serie Bijbelstudies opnieuw nadacht – na een preek die vragen opriep en een preek die intrigeerde – zag ik er lijnen in naar de verkondiging (of evangelisatie) van Gods Woord en naar het pelgrimschap door deze wereld heen achter Jezus aan.
 

Twee bewegingen

Op Refoweb stelde iemand ook de bovenstaande vraag: wie bracht de dieren nu eigenlijk in de ark? De predikant, die de vraag beantwoordde, gaf een vaag antwoord waar de vraagsteller volgens mij niet echt iets mee kon, terwijl het mijns inziens niet zo ingewikkeld was als het leek. Want dat zag ik pas toen ik de teksten nog eens goed las. Er zijn twee bewegingen. De ene is het 'dieren naar de ark brengen' en de andere is het 'dieren in de ark een plaats geven'. Noach moest nadenken over hoe hij de ark goed moest indelen en de dierenparen een plaatsje geven. Maar God zorgde ervoor dat de dieren geselecteerd naar de ark komen. Ook niet allemaal tegelijk, maar ordelijk en zorgvuldig. Noach kan de totale opdracht niet uitvoeren; God neemt het belangrijkste deel als Schepper voor Zijn rekening. En Noach heeft zijn handen vol aan de ark; niettemin krijgt hij ook kracht en verstand van God om zijn taak goed uit te voeren.

Twee verborgenheden

Twee zaken noemt de Bijbel niet – maar ze spreken voor zich – wetmatigheden die na Genesis 3 in de dierenwereld zijn ingeschapen of ontstaan:
  1. dieren zijn bang geworden voor hun verzorger (de mens); óf ze vluchten weg voor hem óf zij verdedigen zich agressief tegen hem
  2. dieren voelen gevaar aankomen; als dat gebeurt raken ze hun normale kompas kwijt en handelen op afwijkend instinct
Om met dat laatste te beginnen: de meeste mensen lachten om Noachs prediking over het naderend oordeel van God, maar de dieren hebben Gods dreiging waargenomen en zijn – door Zijn hand – in beweging gekomen richting die 'belachelijke' ark! Ja, het was God Die dat deed, maar Hij gebruikte het dierlijk instinct om ze te krijgen waar Hij ze hebben wilde.
Wanneer Noach – en dat was punt 1 – zelf op onderzoek was uitgegaan en dieren bijeen had willen drijven, waren ze alle kanten op gevlucht of hadden hem aangevallen. Maar God gebruikte dat instinct om de dieren allemaal veiligheid te laten vinden in die houten doos van Noach. Vind je dat niet wonderlijk? Zo zorgvuldig handelt God ook in het geestelijk leven.

Twee boodschappen

Dat samenspel tussen Noach en de dieren is een mooi beeld voor hoe God het Evangelie laat werken. Wel vaker zijn rampen een oorzaak dat mensen in de wereld vragen gaan stellen. Die onrust wordt door God veroorzaakt, dat zal waar zijn, maar waar ik op doel is hóe wij daarmee omgaan. Wat doe ik, als God vragende mensen op mijn pad brengt? Sta ik open voor het werk van de Geest door mij heen? Of is mijn ratio of eigen onrust/angst juist een blokkade om die ander 'in de ark te brengen'?
Bij ongelovige mensen bestaat nog altijd een besef in hogere machten. Ze duiden dat niet altijd als 'God' maar toch… Daar kun je op inhaken. Echter, het is de vraag of je dan bij het 'oordeel van God' moet inhaken, dat hen angstig maakt, of bij het 'evangelie an Jezus Christus', waarin redding nabij is.
Ik merk dat veel kerkmensen vandaag willen duiden dat de coronacrisis een oordeel van God is. De één weet het nog beter te duiden dan de ander. Maar daarmee vervallen ze in de oud-testamentische godsdienst die spreekt over God zoals Hij Zich openbaart in de wet. Let maar op: als oorzaak wordt dan genoemd dat Nederland, Europa, ja heel de wereld Gods geboden heeft veracht. Dat is niet onwaar, maar dat is een foute insteek. Want er is juist nú iets te zeggen over Christus Die deze wet heeft volbracht. Geen enkel mens kan Gods geboden houden (dat belijden we toch? waarom distantiëren we ons dan van de 'schare die de wet niet kent'?); op geen enkel punt kunnen we de wet houden. Dus waarin is de degelijke kerkmens dan beter dan de buitenkerkelijke mens? Het verschil zit 'em niet in de wetsbtrachting, maar in het offer van Christus dat ál onze zonden wegneemt.
De moslim buiten Christus wil Allah's geboden wel houden, maar gaat tóch verloren zonder Christus; dat geldt evenzeer voor de brave refo die Gods geboden wel wil houden, maar niet aan Christus' voeten valt. Wie in de kerk dus voortdurend praat over dat we de wet moeten houden, denkt nog steeds oud-testamentisch, seculier en remonstrants. Hij of zij maakt geen gebruik van Christus en Zijn offer, maar passeert Hem – hoe mooi verwoord ook – tot zijn of haar eigen ondergang!
De enig juiste boodschap voor angstige zoekers die God op ons pad stelt (zoals Hij de dieren richting de ark manouvreert) is hen op Christus te wijzen, aan Zijn voeten neer te leggen en voor en met hen te bidden om hun behoud. Hen alleen confronteren met het oordeel van God – eigenlijk te zeggen: eigen schuld! – is geen evangelie-verkondiging. Dat is je ervan afmaken, terwijl God je vraagt om hen te vertellen over de 'Ark van behoud'.
Zeg eens: weet je Wie Christus is voor jou? Dan heb je ook een woord voor de wereld. Maar wat als je Christus niet zelf kent? Dan kun je echt beter zwijgen en doorverwijzen, voordat je brokken gaat maken die het onheil van die ander bewerkt. Stel je voor: een christen-kerkmens die Jezus Christus niet werkelijk kent! Dat is als een automonteur die geen idee heeft hoe hij moet repareren, hier en daar wat sleutelt en je dan weer de weg op stuurt, terwijl hij de benzineleiding los laat liggen in het motorblok! Daarom had ik ook dat fragment uit verst 18 erbij gehaald, Gods bevel: "Gíj (jij) zult (eerst) in de ark gaan…". Jij moet eerst zelf in de Ark zijn, wil je anderen ervan kunnen vertellen! Roepen dat er een Christus is is dode orthodoxie. Vertellen Wíe Christus is en hóe gewillig Hij is om zondaars te ontvangen … dát is evangeliseren.

Twee reizigers

Nog kort iets over een tweede lijn die ik zag in deze geschiedenis. De reis die we door deze wereld maken is als de reis van de dieren naar de ark. Het laatste oordeel hangt dreigend boven de wereld. Velen lachen en leven onbezorgd – zo lijkt het vaak – door. Dat onbezorgd zou ik niet direct negatief willen duiden, alsof alle mensen die niet in God geloven hatelijke mensen zijn, monsters die hun naaste proberen te pesten. Nee er zijn veel mensen die een humane insteek hebben en ieder het goede willen geven. Over de dood maken ze zich wel wat zorgen (zoals ze ook bezorgd zijn over hun gezondheid), maar ze zien er ook de meerwaarde van in. Ze maken plaats voor de volgende generatie; dus ze presteren iets goeds door te sterven. Ze zijn reizigers met een missie en hun reisdoel is een zwart einde (zonder vervolg); althans dat denken ze; bedenk echter dat de hel niet een zwart 'niets' is! Daar heb je de mensen om je heen toch niet voor over? Zij leven voor hun kinderen, de mensen om hen heen, de vakantie, de carrière en het comfort maar niet direct vervelend naar anderen toe. Het is soms best lastig om hen te overtuigen van het gemis dat zij hebben; ze menen immers een prima leven te hebben. Welke boodschap heb je voor hen? Wat is de meerwaarde van waar jij voor leeft? Zij reizen uiteindelijk toch met je mee naar de dezelfde eeuwigheid, maar naar een andere eeuwige 'accommodatie'!
Nou, wij mogen over dood en graf heen zien en meer weten. We lopen maar niet wat doelloos rond op aarde. We lopen niet richting 'iets' maar richting Iemand! Wat kun je hen over Hem vertellen?
Eigenlijk moet ik het nog anders zeggen. Die dieren liepen op hun door God bestuurde instinct naar de ark. Dat duwde hen als het ware voort. Maar wij lopen achter Iemand aan en ons hart wordt als een magneet naar dat van Hem getrokken. Zijn liefde trekt ons naar… ja waar naartoe eigenlijk?
De dominee gisteravond zei: we zijn pelgrims en moeten net als Petrus Jezus volgen, achter Hem aan door dit leven gaan. Om straks Thuis te komen in die eeuwige Ark waarin vele woningen zijn. En kijk daar staat de Vader al te wachten. Hij tuurt de weg af of we er al aankomen. De verloren zoon keerde alleen naar huis, maar wij mogen Jezus volgen. Hij zal ons 'aandienen' bij de Vader Die ons zal verwelkomen. Aan het einde van de tocht zal Jezus Zich omkeren en zeggen: "Kom binnen, gezegende van Mijn Vader…"
Kom ga met ons en doe al wij. Wij gaan ten hemel in en erven koninkrijken! Ligt daar je hart? Vertel erover. Noach deed dat ook; zelfs zonder effect op aarde! Maar het verheerlijkt Christus wel. Alleen al daarom kun je het gerust doen.

vrijdag 24 april 2020

Ons einde en het nieuwe begin

"…al wat op de aarde is, zal den geest geven. Maar met u zal Ik Mijn verbond oprichten…"
Genesis 6 : 17b-18a

Welk oordeel wil jij nog gaan dragen voor jouw zonden? Het enig mogelijke offer ís reeds gebracht door Jezus Christus aan het kruis. Dus: óf je maakt daar gebruik van óf je zult Gods toorn tot in eeuwigheid zelf moeten dragen en geen cent zal ooit worden ingeboet op dát oordeel. Je zou toch wel dom wezen, als je op zo'n grote zaligheid geen acht zou slaan!


Daarnet las ik in het RD een artikel („Bijna alle ouderen zeggen ja op de vraag of ze bang zijn”) over ouderen in een HHK-gemeente die stuk voor stuk 'ja' zeiden op de vraag of ze bang waren in deze coronatijd. Ik was er danig door geraakt, in negatieve zin. De eerste vraag die bij me boven kwam was: is dit een pleidooi (reclame) vóór het christelijk geloof? De tweede vraag was: hebben die ouderen dan nooit iets geleerd over Gods Vaderhand, waarin zij veilig kunnen zijn? En de laatste vraag was vooral een stuk verdriet en boosheid: is dit een bericht dat vertelt over de meerwaarde van het christelijk geloof of is het een betoog over de doodsheid van een clichée-godsdienst?

Het verwijt dat ouderen vaak geven richting jongeren, is dat jongeren zo erg hun eigen gang gaan. Dat ze niet luisteren naar de levenswijsheid van ouderen en dat veel jongeren meer met wereldse verleiding hebben dan met de kerk. Ik snap dat laatste wel. Genot in de wereld kun je nú ervaren. Wat de kerk over de hoofden van veel jongeren heen roept over het dienen van God lokt vaak helemaal niet aan. Juist dit krantenartikel is er het schrijnende voorbeeld van dat een bepaalde prediking de oudere generatie nog steeds in het ongewisse hult over God, Zijn toekomst en hun deel daarin. Ik hoop dat ik teveel ouderen over deze kam scheer, want dat betekent dat ik me vergis en dan zijn er toch kinderen van God onder die eigenlijk iets anders hadden moeten antwoorden op die vraag van die ouderling. Dan is de werkelijkheid toch positiever dan ik er nu in lees!

Ik laat dat artikel even voor wat het is. Maar die ouderen: hebben die nog nooit stilgestaan bij deze tekst: "al wat op de aarde is, zal den geest geven"? Ik weet wel, de Heere zegt dat hier tegen Noach in de context van het oordeel: de zondvloed. Maar het is toch een feit voor elk levend wezen? De dood is sinds Genesis 3 een realiteit voor ons allemaal. De Bijbel noemt hem zelfs (als je de dood als een persoon zou bekijken tenminste) de laatste vijand, die teniet gedaan moet worden (zoals Paulus dat zegt). Ook voor Gods kinderen is de dood een vijand, maar geen betonnen muur, wanneer je geborgen mag zijn in Christus. Want dan is diezelfde dood opeens een doorgang naar het eeuwige leven!
En wat meer is, we gaan niet maar zo een eeuwig leven tegemoet, alsof die situatie het enige is waarom we geloven. Dan geloven we in de hemel, om niet in de hel te komen. Nee, daar is Christus… Naar Hém gaat al ons verlangen uit. Of niet? Als Paulus roemt in de verdrukking (waarbij je veel meer angst verwacht dan bij een virus waardoor je ziek kunt worden en in het ergste geval kunt sterven, want die verdrukking wil mensen kapotmaken, wil hen vernederen en wil hen dwingen het geloof af te zweren en Christus te verloochenen) dan zegt hij juist dat níets hem en ons kan scheiden van de liefde van Christus. Dus wát zeg je dan als kerkmens, wanneer je 'ja' zegt op de vraag of je bang bent voor corona? Ik zeg niet dat je geen vrees of huiver mag kennen. Maar ik ageer tegen het feit dat er niet méér wordt getuigd over de hoop die in hen zou moeten zijn. Of – dat twitterde iemand – hebben deze mensen geen 'vooruitzicht'? Is dat het resultaat van een prediking, van een sociale cultuur in het dorp of het gevolg van een bepaalde opvoeding die in Gods aanwezigheid vooral angst ervaart? Ik weet het niet. Maar triest vind ik het wel.

De mensen in Noachs tijd boeide het allemaal niet zo. Die hadden niet zoveel met religie. Alle mensen zijn zondaars, ja. Maar blijkbaar had God over de toenmalige bevolking toch een ánder oordeel. De mensen hadden 'hun weg verdorven op aarde'. Ik zou zeggen: is dat nu vandaag ook niet het geval? Toch trok God toen een andere conclusie. Hij kondigde de dood voor de mensheid aan. En laten we er voorzichtig mee zijn dat in onze dagen ook zo te duiden. Er valt niets te duiden, want God heeft geen profetische boodschap over deze crisis gegeven. We kunnen slechts met ons eigen geweten voor God vaststellen wat God óns wil zeggen en wat er anders moet. Het Nieuwe Testament praat veel minder in oordelen, maar meer in genade-termen en uitstel van het oordeel. Dat oordeel wordt uitgesteld tot de Jongste Dag.
Evenwel zijn er rampen, oorlogen en geruchten van oorlogen. Dat zijn ‘klinkende voetstappen’ van de naderende Heiland Jezus Christus! Die rampen zijn geen straf die je moet dragen en dan is de maat van het oordeel dus weer vol en is alles koek en ei tussen de zondaar en God. Nee, dat kan niet meer. Christus is gekomen; de zonde heeft Hém Zijn leven gekost! Dan praat je niet meer in de wet volbrengen om te kunnen leven; het kan simpelweg niet! Dan praat je niet over oordeel en straf, zodat je die kunt dragen, zodat Gods toorn weer gestild kan worden; want dat kan simpelweg niet meer… die ís al gestild voor al Zijn kinderen. Dan praat je enkel over bekering en wedergeboorte… die maken het verschil tussen 'de boeken die worden geopend' in Openbaringen 20 en 'een ander boek… dat des levens is'.
Juist dat nieuwe boek, dat van het leven is, is er de oorzaak van dat God iets bijzonders tegen Noach zegt: "Met u zal Ik Mijn verbond oprichten". Blijkbaar was God in Noach iets nieuws begonnen, zodat het hem wél boeide wat God vond en deed. Noach is de deur in het oordeel van God, dat totaal vernietigend lijkt maar toch toekomst kent.

Het lijkt erop dat bepaalde ouderen vooral met het beeld van God en Zijn vernietigend oordeel is vervuld. Ze zijn druk met aan te wijzen wat er aan de preken wordt gemist, wat er allemaal ontbreekt aan de godsdienst van de jongere generaties, maar ze hebben een complete blinde vlek voor wat er aan hun eigen godsdienst ontbreekt. Wíe er aan die godsdienst ontbreekt. Dat komt heel dicht in de buurt van het tempelplein dat Jezus eens schoonveegde met slechts een bosje touwtjes… Was dat die nederige, liefdevolle en dienende Jezus? Was dat ook een oordeel? Ja zeker! Maar dat beschouwen we in de kerk toch eigenlijk niet als een oordeel Gods, vrees ik. Als God de wereld wegvaagt met de zondvloed, dan zijn we onder de indruk, maar als Hij Zijn Zoon op het tempelplein in Jeruzalem de godsdienstigheid laat wegvegen dan doen we daar heel luchtig over. Ik zie eerlijke gezegd weinig verschil!
Als God de Vader in Zijn toorn over onze zonden ons moet wegvagen, dan stort Hij die wegvaging uit op Zijn Zoon! Christus kan vanwege Zijn volmaaktheid niet worden weggevaagd, maar blijft hangen… in onze plaats. Die Zoon, waarover Hij had geroepen in Hem ál Zijn welbehagen te hebben, weet je nog? Het liefste dat Hij had, overspoelde Hij met Zijn toorn. Kun je dát begrijpen? Snap je wat dáár gebeurt? Dat móet toch iets met je doen? Daarover moet je – als je nou zo oud bent geworden – toch ook iets willen vertellen? Soms vind ik de journalistiek van het Reformatorisch Dagblad een beetje geseculariseerd. Krantenkoppen vertellen ook een verhaal… maar wélk? Getuigenis van de vaste hoop in Christus of de doodsheid van de rechtse-godsdienst? Anders gezegd: gaat God ook in Zijn verbond met jou een nieuw begin maken? Ben jij erbij, als Hij Zijn Koninkrijk zichtbaar gaat maken? Of sta je er buiten? Vervult die dag je met angst of met verlangen?

Tot slot: wat moet dat met Noach hebben gedaan, toen God vertelde over het oordeel over de wereld en het verbond dat Hij met hem wilde sluiten? Noach woonde toch ook ergens? Zijn schoondochters hadden toch ook familie, die Noach kende? De schoonouders van zijn zoons waren hem toch niet onbekend? Had hij niet zelf een vrouw voor zijn zoons gezocht? Was hij niet secuur in zijn connecties? En hoe zat het met zijn vrouw? Hoe was hun band? Noach moet toch hebben vastgesteld dat God verschil maakte waar geen werkelijk verschil te ontdekken was? Noach was toch niet beter dan de anderen? En toch maakte God een nieuw begin; en niet onaangekondigd, want Noach zou 120 jaar (of wat korter) tijd hebben om mensen op te roepen tot bekering!
Nee Noach was geen haar beter. Zijn latere dronkenschap komt toch niet helemaal uit de lucht vallen? En dat gedrag van Cham? Was dat iets dat Noach bij zichzelf herkende? En Kanaän dan, zijn kleinzoon: waarom treft juist hém later dat oordeel zo hard: "Vervloekt zij Kanaän; een knecht der knechten zij hij zijn broederen!"?
Apart dat juist het land Kanaän het Beloofde Land zou worden; of moeten we dat ook uitleggen als onderdeel van dat oordeel: dat Kanaäns naam wordt vervangen door Israël? Mozes zingt er al over, nog voor ze het Beloofde Land zijn binnengegaan; ze staan nog maar net aan de andere kant van de Rode Zee! "Gij leiddet door Uw weldadigheid dit volk, dat Gij verlost hebt; Gij voert hen zachtkens door Uw sterkte tot de liefelijke woning Uwer heiligheid. De volken hebben het gehoord, zij zullen sidderen; weedom heeft de ingezetenen van Palestina bevangen." 
Weet wat je doet, als je Palestina in onze dagen weer wilt oprichten en daarmee Gods verbondsvolk wilt wegdrukken… Je weet wat er met de herbouw van Jericho gebeurde. Let erop dat er naar Gods verbond en belofte nog een bijzondere tijd voor Zijn volk Israël wacht. En daar kijken we – als het goed is – halsreikend en reikhalzend naar uit!

donderdag 23 april 2020

Deur & raam en hun boodschap

"Gij zult een venster aan de ark maken, en zult haar volmaken tot een elle van boven; en de deur der ark zult gij in haar zijde zetten; gij zult ze met onderste, tweede en derde verdiepingen maken."
Genesis 6 : 16

Jaren geleden bracht Playmobil de ark van Noach uit. Je kunt er van vinden wat je vindt, maar er zit ook een verhaal bij dat dicht bij het bijbelverhaal blijft en in die zin is het nog wel evangeliserend ook, in zekere zin. Maar let even op het ronde venster met de duif! Zo was het dus niet…

Na een uiteenzetting over de maten van de ark (en hoe slim was die meetverdeling voor de stabiliteit van de ark!) volgt een beschrijving van de deur en het venster in de ark. Wat is dat toch met die deur en dat raam? Heeft dat ons misschien iets te zeggen?

Laat ik beginnen met vast te stellen dat er over dat venster al heel wat lezingen in omloop zijn. Het beeld dat ik er inmiddels, na wat leeswerk, van heb is dat de wanden van de ark vlak onder het overkappende dak open waren. Regenwater kon er niet instromen en over de volle lengte waren openingen van 1 el hoog. Zeg maar een fantastisch ventilatiesysteem voor de afvoer van de stank van de dieren en de invoer van verse lucht.
Maar er is meer. En dat zit wat opgesloten in het woord 'venster', dat vrij uniek is. Om het een beetje te volgen geef ik je een aantal leestips mee, waar je meer kunt lezen. Het hebreeuwse woord voor venster is hier 'tsohar' of 'zohar' (leestip1). Vreemd genoeg betekent dat woord eigenlijk altijd in de Bijbel 'middag' (soms zelfs 'dak'!) Dat venster had dus als primaire functie het licht door te laten in de ark. Maar één venster in een ark die bijna zo groot was als de Titanic – en met drie verdiepingen – zou toch niet voldoende licht naar binnen brengen voor alle inwonenden. Wellicht zou het op de bovenste etage (het zat immers 1 el onder het dak, dus op de derde etage) schemerlicht brengen, maar op de tweede en eerste etage zou het gewoon pikkedonker zijn. De stank van de uitwerpselen, het voer en de dierhuiden zou binnen een week ondraaglijk zijn. Daarom moet er middenin de ark, van boven naar beneden ook een opening zijn geweest, zodat alle etages iets van dat licht konden opvangen (leestip2).
Het licht is van essentieel belang, omdat de catastrofe die zich in de zondvloed ging voltrekken, angstaanjagend zou worden ervaren. Zeker, de HEERE was in de storm en de waterstromen nabij voor Noach en de zijnen, maar toch… Een artikel wees erop dat er na de zondvloed in zekere zin van een herschepping sprake was… het enige dat niet herschapen hoefde te worden was het licht (leestip3). God zorgt zelfs in de catastrofe voor orde in de chaos, door het licht door te laten komen in het hart van de ark. Zelfs de Kanttekeningen geven ruimte voor meer ramen en zij zien ook het bijzondere in het woord voor venster: klaar licht, hetwelk door een of meer vensters bekwamelijk in de ark verspreid werd.”
Dieren zullen de heftigheid hebben gevoeld en zullen instinctief gereageerd hebben maar laten we vooral ook rekening houden met Gods hand in dit alles. Hij bracht de dieren op onnatuurlijke wijze op volgorde van gevaarlijkheid in de ark; daar hoefde Noach niets aan de doen. En zoals een engel de muilen van de leeuwen bij Daniël stopte, zo kan de Heere ook de dieren in de ark hebben rustig gehouden terwijl buiten alle mensen zich krijsend aan de natte ark hebben willen vastklampen, hun nagels in het hout, maar uiteindelijk glibberde ze weg in de kolkende massa, dieper en dodelijker dan Petrus bij Jezus… Zeker! Slechts ín die ark was ontkoming. De dieren hebben ook hun soortgenoten horen loeien en brullen, denk je niet? Daar zouden ze instinctief op hebben gereageerd, in normale omstandigheden. Maar nu vermoed ik een bijzondere kalmte in de ark. Onverklaarbaar en voor de rationele mens ongeloofwaardig, als je niet met God rekent. Houd jij het voor mogelijk dat het rustig was in de ark?
Die deur bleef in het hele verhaal dicht, nadat alles binnen was. Een forse deur, die drie verdiepingen besloeg. Ik snap Playmobil wel dat ze een soort takel aan de ark hebben bedacht… ik houd het zelfs niet voor onmogelijk. De mens was al tot veel in staat; had veel ontdekt en uitgevonden. Waarom het takelen niet?
Tot slot… “Ja waarlijk, God is Isrel goed, Voor hen, die rein zijn van gemoed; Hoe donker ooit Gods weg moog' wezen, Hij ziet in gunst op die Hem vrezen.” (psalm 73:1 ber.) Het kan er donker aan toegaan in ons gemoed en voor ons gevoel. De dichter van een andere psalm spreekt over een dal van moerbeibomen (die zon zal daar niet al te best prikken; het is er juist stikdonker en kil) of zelfs een dal van de doodschaduw. Toch zingen zij ons voor dat God erbij is, als we van Hem zijn en in Christus geborgen zijn. Ervaren we de huidige crisis als donker, benauwend? Denk aan deze geschiedenis van de ark en het venster. In dit leven van de genadetijd is de deur van de ark nog open, maar juist het feit dat God hem straks zal sluiten, definitief, maakt dat er haast is. Als die deur wordt gesloten – denk aan de gelijkenis van de wijze en dwaze maagden, is het voorgoed te laat.
Maar in de verdrukking geeft God vensters… vensters naar de hemel. Maar ’t blij vooruitzicht dat mij streelt, mij geruststelt en moed geeft… Ik zal, ontwaakt, Uw lof ontvouwen, U in gerechtigheid aanschouwen, Verzadigd met Uw Godd'lijk beeld. Wat een vooruitzicht! Ken je dat? Dan is die ark misschien wat benauwd en krap, maar straks zullen we niet in hokjes wonen, maar de hemelse ruimte hebben, rondom te toorn. Ruimte en tijd vervallen, maar de aanbidding en liefde tot God blijft. Geloof en hoop vervliegen en stollen in aanschouwen, als brandstof voor de lof die eeuwig duurt!

donderdag 16 april 2020

Veilig wonen in een doos

Maak u een ark van goferhout; met kameren zult gij deze ark maken;
en gij zult die bepekken van binnen en van buiten met pek.
Genesis 6 : 14


In heel veel films speelt de strijd tussen goed en kwaad een grote rol. Het kwaad heeft eerst de overhand en wil het goede totaal vernietigen; daar lijkt geen ontkomen aan. Het goede wordt meestal gevisualiseerd door een persoon die zwak lijkt, maar precies de juiste dingen doet en het kwaad weet uit te schakelen. De personificatie van het goede weet precies de juiste zwakke plek bij het kwaad te ontdekken, of heeft een manier bedacht (soms via een sullige houding die lekker bij de kijker ligt) om het kwaad te passeren en in de rug aan te vallen om het uit te schakelen. Het einde van het kwaad moet dan altijd totaal en definitief zijn of… het moet een cliffhanger zijn. De escape in het plan van het kwaad is vaak onverwacht: die had je niet aan zien komen. En terecht zou je kunnen stellen: dat is pure fantasie en onrealistisch.

Je loopt het gevaar de geschiedenis van de ark ook als zo'n totalitair verhaal te beschouwen. De wereld is boos en die boosheid lijkt alomvattend te worden. Uit het niets pikt God er zomaar één man uit: Noach. Hij gaat Noach gebruiken om de totale vernietiging van het kwaad te realiseren. Voor je het weet is ook Noach een sulletje in je beleving. We zien hem eigenlijk nergens eigenhandig optreden. Hij voert alleen uit wat God hem opdraagt. Ik snap dat enige jaren geleden dit verhaal is verfilmd, met de nodige fantasy-elementen erin tot een groots spektakel is gemaakt. Gek genoeg werd mijn zoon, die de kerk de rug heeft toegekeerd, kwaad over de te veelvuldige fantasy in het verhaal, waardoor je een heel ander verhaal zag dan zoals het in de Bijbel staat. "Dan gaan mensen die de Bijbel niet kennen, denken dat het echt zo is." Hij had een punt. Maar meer nog waren we verrast over zijn boosheid over deze vervorming van het echte verhaal.
Waar ik in de dagtekst door werd getriggerd – en daarom eerst dat verhaal over goed en kwaad – is dat kleine woordje 'u' en het 'gij' dat tweemaal tot Noach wordt gesproken. Noach moet een ark gaan bouwen; híj moet die ark van binnen indelen in kamers of woningen en híj moet de buitenkant van deze drijvende levenskluis bepekken, dus waterdicht maken.
Kijk, als het volk in de woestijn na hun gezeur en gemopper wordt gebeten door giftige slangen, dan moet Mozes een slang maken, ten behoeve van het volk; de redding is de escape ín het oordeel. Als God in woede uitbarst tegen het volk en er doden vallen, moet Aäron met het wierookvat tussen God en het volk gaan staan, ten behoeve van het volk. En zelfs als David gezondigd heeft met zijn volkstelling, moet hij een offer brengen om die verderfengel te stoppen, ten behoeve van het volk. En zo zijn er nog veel meer voordelen.
Nu gaat er een groots oordeel plaatsvinden en moet Noach iets gaan doen, om zelf uit dat oordeel verlost te worden. Dat staat eigenlijk heel dichtbij het bloed dat het volk Israël aan de deurposten moest smeren, in die laatste dodelijke nacht in Egypte. Dat bloed was een veilige schuilplaats tegen het oordeel. Daar zit dus een verschil met de geschiedenis van Noach en de ark.

Over die ark is al veel nagedacht. Er bestaat een mystieke aantrekkingskracht op dit voorwerp van behoud. Er zijn zelfs zoektochten gedaan op een berg die als Ararath zou kunnen worden aangemerkt; maar er werd eigenlijk niets speciaals gevonden. Het is apart dat het mandje (eigenlijk ook 'kistje' of 'doosje') waarin de kleine Mozes in de Nijl werd gezet ook diezelfde naam 'tebah' draagt. Verder komt dit woord nergens in de Bijbel voor. Wel het woord 'aron' dat gebruikt wordt bij de 'ark des verbonds' of 'ark der getuigenis'. Ook daar gaat het om een kist waarin spullen worden verzameld. In dat geval de wet, de staf en de kruik manna. In het geval van Mozes, de baby die was voorbestemd als leider voor de Exodus. En in het geval van Noach een kist of doos waarin de rassen van de aarde werden veiliggesteld.
Ark is eigenlijk afkomstig van het latijnse woord; in werkelijkheid staat er 'kist' of 'doos'. Het voert wat te ver om daar 'doodskist' in te lezen, wat verschillende uitleggers wel doen. Het is eerder een kist van behoud. De ark in de synagogen, waarin tot op de huidige dag de thora-rollen worden bewaard, heeft de link met die ark in de tabernakel. In zeere zin kun je de functie 'behoud' wel aan de ark toekennen, maar dat heeft risico's. In Noachs en Mozes' geval snap je dat heel goed. Maar in het geval van de thora wordt dat iets gevaarlijks: de wet is dan jouw behoud? Nee! De wet maakt niet levend, maar doodt.
De link vanuit de ark naar Christus maken is daarentegen des te passender. In heel deze wereld is God bezig om Zijn kinderen te verzamelen in deze 'tebah' Christus. Zijn dood is ons leven; hoe intens en bijzonder hebben we dat dit jaar – zonder samen te kunnen komen in de kerk – beleden en gevierd! Als Gods oordelen losbarsten, bij Zijn komst ten gerichte, is Christus onze ark om de grote exodus, escape, in het oordeel te zijn. Een ark, met maar één venster: naar de hemel. Niet vreemd, omdat ons leven hier op aarde hoe langer hoe meer ook maar één venster kende: de hemel, waar Christus is.

Noach moest die ark op Gods bevel bouwen. Het is trouwens niet iets vreemds, dat Noach moest doen. God hoeft er ook niets specifiek bij uit te leggen, dan alleen de maten; die zijn buitengewoon; een kist of doos maken was een normaal gebeuren.
Je zou verkeerd kunnen interpreteren dat de mens dan ook zijn eigen behoud moet bouwen. Er zit dus een verschil tussen het Oude en Nieuwe Testament. In het Oude moest de mens met de wet op God gericht leven en zijn levensweg in veiligheid brengen door goede werken, vastgelegd in de wet. Maar in het Nieuwe Testament is het hele werk reeds gedaan. Het is alleen de vraag: wil je leven van genade? Of ga je het zelf fixen? Dat laatste is een doodlopende weg gebleken in het Oude Testament. Er moest iets anders gebeuren: God moest Zelf mens worden! Waarachtig mens tot in de dood toe!
Er zit nog één bijzondere lijn in de tekst. De ark moet worden opgedeeld in 'kamers', eigenlijk 'nesten' of woningen. Legt de Heere Jezus soms een link met deze ark als Hij zegt dat Hij naar het Huis van Zijn Vader gaat om er voor ons plaats (woning) te bereiden? In dat Huis zijn 'vele woningen'. Het woord dat in Johannes 14:2 daar wordt gebruikt is ook de metafoor voor de inwoning van de Heilige Geest in ons hart! Je zou het als een voorportaal van de hemel kunnen zien. Hij woont reeds in mij, totdat ik mag ingaan in Gods woningen, om eeuwig in Hem te wonen. De muis kreeg zijn plaats in de ark, evenal de giraffe. De kamers waren op maat gemaakt. En momenteel is Jezus nog druk bezig – ik zeg het aards en menselijk, maar Hij suggereert het wel – om de kamers pasklaar te maken voor ál Zijn kinderen. De dieren die uiteindelijk in de ark werden gebracht hebben die kamers echt niet staan bewonderen. Ze hebben hoogstwaarschijnlijk enkel instinctief aangevoeld dat er iets dreigde; maar het echte hoe en wat hebben ze niet begrepen. Toen ze hun eten van Sem of Jafeth kregen waren ze eigenlijk de omstandigheden alweer vergeten: ze vraten hun voer op, simpel omdat ze honger hadden.
Hoe anders is dat met de gezaligden die ten hemel in zullen gaan: ze zullen eeuwig bewust en opgetogen bewondering hebben voor het kunstwerk dat Christus heeft gemaakt door Zijn dood tot heerlijkheid. En geloof me, die opgetogenheid is er niet pas dán; die breekt nu reeds door! Daar is vandaag al iets van te merken. 
Het gaat maar niet over een doosje paperclips! Het gaat over de eeuwige gelukzalige aanwezigheid van de Heere Zelf! Die heerlijkheid is er eentje van de allerbovenste 'plank'. De ark van Noach was ongeveer 135 meter lang bij 22 meter breed bij 13 meter hoog. Als je daar naast staat, val je wel wat in het niet. Maar de hemel is immens groter en zelfs die hemel kan God nog niet bevatten, begrenzen. Hoe groots wil je het hebben? Hoe heerlijk, heilig en hooggestemd zal dát zijn, bij Hem te wonen!