dinsdag 22 december 2015

Een bijzonder geboortekaartje

'A Savior is Born' (in 2000 geschilderd door Joseph Brickley, geb. 1973)


"Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven;
de heerschappij rust op Zijn schouders.
Deze namen zal Hij dragen:
Wonderbare, Raadsman, sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst."
Jesaja 9 : 5

Weleens een geboortekaartje gehad, waarop stond dat er een kindje was geboren dat tegelijkertijd een vader was, een held, een vredestichter en iemand bij wie je om raad kunt vragen? De profeet Jesaja stuurde namens God zo'n geboortebericht van Jezus, Die pas eeuwen later zou worden geboren. Wat had dat te betekenen?

Advent

Omdat het zo lang duurde voordat Jezus de Messias werd geboren, herinnerde God Zijn volk er telkens aan dat Hij Zijn belofte wel degelijk zou nakomen. Met grote verwachting zagen de mensen naar Hem uit, alle eeuwen door. Dat uitzien wordt ook wel Advent genoemd.
Eén van die bemoedigende herinneringen is het geboortebericht uit Jesaja 9 vers 5. Jesaja mocht het als het ware al zien gebeuren, hoewel het nog een hele tijd zou duren. Hij legt er de nadruk op dat dit Kind geboren zou worden voor 'ons'. Jezus kwam niet zomaar, toevalligerwijs. Hij kwam om de deur naar God weer te openen, die wij mensen hadden dichtgegooid. Dat probleem kon geen mens oplossen. Daarom werd er zo naar deze beloofde Messias uitgekeken.

Geboorte

Bij een geboorte hoort ook het krijgen van een naam. Jesaja mag er alvast een paar 'verklappen'.
  • Wonderbare: Jezus is de Wonderbare, een Wonder op Zich, want Hij is zowel mens als God; niet te bevatten. Om dan nog maar te zwijgen van alle geweldige wonderen die Hij tijdens Zijn aardse bestaan deed. Hij heeft ons weer laten zien Wie Zijn Vader nu werkelijk is! En… Hij gaf Zijn leven, zodat wij Zijn Vader ook onze Vader zouden kunnen noemen.
  • Raadsman: Kom, pak Zijn hand. Want Hij weet raad. Hij overziet ons hele leven en Hij weet als geen ander waar het naartoe gaat. Aan Zijn hand kom je veilig aan – dwars door het leven dat vol teleurstellingen, moeiten en zorgen zit – bij Gods Vaderhart.
  • Sterke God: Vergis je niet! Jezus was niet slechts een voorbeeldig Mens. Dan had Hij het af moeten leggen op Golgotha, toen Gods toorn tegen onze zonde ontbrandde. Hij was met recht ook Sterke God, zodat Hij de straf kon dragen die jij en ik in der eeuwigheid nooit zouden kunnen torsen. En het grote wonder: God de Vader nam er genoegen mee!
  • Eeuwige Vader: Het hebreeuwse woord 'abba' (vader) betekent 'stichter', 'hoofd' of 'voornaamste'. Zoals Gods Zoon de hemel en de aarde heeft geschapen volgens het plan van Zijn Vader, zo wil Hij ook elk mens herscheppen naar het beeld van Zijn Vader. Hij is van eeuwigheid en tot eeuwigheid; daar duizelt ons verstand van. Hij is het hoofd, het Middelpunt, van de eeuwige heerlijkheid, die jouw deel is als je deze Koning toelaat in jouw hart.
  • Vredevorst: Deze naam is misschien wel de meest bekende rond Kerst. Door Hem is er vrede op aarde mogelijk, maar krijgt God ook weer alle eer die Hem toekomt. Hij is de Koning Die vrede wil realiseren tussen God en jouw hart. Hem heb je nodig; zonder Hem gaat het niet!

Wederkomst

Elk Kerstfeest denken we terug aan de geboorte van Jezus Christus. Maar er is meer. We zien ook reikhalzend uit naar Zijn tweede komst, op de wolken. Kerst kan pas een feest zijn, als je ook het verlangen kent naar Zijn wederkomst. Dan zal Hij eeuwig als Koning heersen en is de vrede realiteit. Denk het je eens in: geen teleurstellingen meer; geen pijn; geen tranen; geen zonde; geen mislukkingen. En we zullen God en onze naaste nooit meer vergeten of verdriet doen met onze woorden en daden! Dan doe ik werkelijk geen 'vlieg' meer kwaad. Want kwaad bestaat simpelweg niet meer.

Zeg eens, heb jij al kennis gemaakt met deze Koning?


 
Uitleg bij het schilderij ‘A Savior is Born’ van Joseph Brickley.
Rondom Jozef, Maria en de Heere Jezus zie je een aantal dingen die verwijzen naar bijzonderheden uit Jezus’ leven.

Bovenin zit een duif op een takje; het symbool van de vrede, maar ook van de Heilige Geest Die op Jezus was. De duif, een tortelduif legt onwillekeurig ook een link naar het offer dat Jozef en Maria moesten brengen in de tempel, na Jezus' geboorte; het offer van de armen.

Rechts bovenin zien we een kip, een hen, met weglopende kuikens. Jezus kwam, zo lezen we in Johannes 1, tot Zijn volk, maar ze hebben Hem niet willen aannemen. Aan het einde van Zijn leven klaagde Jezus hierover: "Jeruzalem, Jeruzalem; hoe vaak heb Ik je bijeen willen verzamelen, zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels beschermend wil opnemen; maar je hebt het niet gewild!" Hoe vaak heeft Jezus al naar jou geroepen? Ben je al gekomen of lijk jij op die kuikens die telkens weer een andere kant op gaan, met alle gevolgen van dien?

Jozef houdt onder zijn arm een lam. Johannes de Doper noemde Jezus 'het Lam Gods Dat de zonde der wereld zou wegdragen'. De apostel Johannes zou later, in het Bijbelboek Openbaringen, vertellen over Jezus, Die Hij in de hemel zag staan als een 'Lam, dat weliswaar geslacht was geweest, maar nu rechtovereind staat (regeert) tot in eeuwigheid'.

Links onder zien we de haan die ons eraan herinnert dat Jezus werd verloochend, ja zelfs verraden. Toen deze haan kraaide, had Jezus' trouwste volgeling Petrus al driemaal ontkend dat hij Jezus kende. Datzelfde gebeurt als we Jezus maar laten roepen. Maar de haan is juist een waarschuwing om dat niet te doen. Kom, laten we aanbidden, deze Koning!

Tot slot zien we helemaal links een kruik wijn met brood. De tekenen van Jezus offer die Hij Zelf gebruikte bij de instelling van het Heilig Avondmaal. Elke keer als het brood wordt gebroken en de wijn wordt vergoten, gedenken we Zijn dood; maar mogen we ook ervaren dat het waar is wat Hij heeft beloofd; het geloof mag worden versterkt. Kerst en Goede Vrijdag gaan hand in hand in dit schilderij. Maar krijgen nog dieper betekenis in Zijn opstanding uit de dood, Zijn Hemelvaart én Zijn aanstaande Wederkomst.

Eens zal iedereen dit Kerstkind, deze Koning van het heelal, met eigen ogen zien. Iedereen. En God de Vader zal ons heel persoonlijk vragen: "Wat heb jij met Mijn Zoon gedaan? Ik stuurde Mijn Zoon om jou te redden. En Hij had het ervoor over! Wat vond jij daar eigenlijk van?"

zondag 20 december 2015

Jezus is een Gave; wat is Hij je waard?

'A Savior is Born', FineArt door Joseph Brickley (geboren in 1973)


"Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven…"
Jesaja 9 : 5a

Tegen de Samaritaanse vrouw zei Jezus: Indien gij de gave Gods kendet, en Wie Hij is, Die tot u zegt: Geef Mij te drinken…” Jezus noemt Zichzelf in Johannes 4 : 10 een 'gave' (dórea = een gift zonder dat verwacht wordt dat het wordt terugbetaald; een vrijwillige gift). Over een paar weken begint de actie Kerkbalans weer in de meeste kerken; anderen kennen een afgeleide daarvan: de vrijwillige bijdrage. Soms wordt de slogan gebruikt: "Wat is de kerk je waard?" Welnu vanuit de genoemde tekst en de dagtekst komt de vraag tot jou en mij: wat is deze Gave, Jezus, je waard?


De Gever

De dagtekst begint met een merkwaardig woordje: 'want'. Dat is een redengeving. Waar is onze tekst de oorzaak van? Als we teruglezen zien we in vers 1 dat het gaat over een volk dat in duisternis wandelt. Geestelijke duisternis, verstoken van God en de kennis van Zijn Woord. Het volk Israël én het volk van Juda hebben zwaar te lijden in de tijd van Jesaja; zeer zwaar. En tóch zullen ze verblijd zijn/worden. "Gij hebt dit volk vermenigvuldigd, maar Gij hebt de blijdschap niet groot gemaakt; zij zullen nochtans blijde wezen voor Uw aangezicht…" (vers 2). Hoe kan dat?
Wel, het juk waar ze onder gebukt gaan (vers 3) zal worden verbroken; reden tot blijdschap en opluchting. Maar er is nóg een reden voor die onbegrijpelijke blijdschap die zéker zal komen. Er zal een Kind worden geboren. Daarom staat er 'want' aan het begin van de dagtekst. Dit Kind zal dus voor blijdschap zorgen, dwars door en ná de verdrukking.
Dat Kind is een Jongetje, een Zoon. Jesaja volstaat niet met enkel te zeggen dat Hij geboren zal worden (let er eens goed op waar het accent ligt in de kerstdiensten die jij bezoekt?). Nee, Jesaja voegt eraan toe dat dit Kind 'gegeven' is. Is! Jesaja beleeft het alsof het al gebeurd is, terwijl het nog eeuwen zal duren! Zo zeker zál het gebeuren… en het is gebeurd!
Wie is de Gever? God de Vader; lees het maar in Johannes 3 vers 16 en 17 (we hebben daar al eerder bij stilgestaan):
Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.
Want God heeft Zijn Zoon niet gezonden in de wereld, opdat Hij de wereld veroordelen zou, maar opdat de wereld door Hem zou behouden worden.

De Gave

Deze grote Gave heeft de Vader met een doel gegeven. Om Zelf in het middelpunt te staan? Wij mensen geven nogal eens een cadeau aan anderen, om daarmee gezien te worden. Hoeveel wikken en wegen gaat er soms vooraf aan de koop van een cadeautje! Wat zullen de mensen wel zeggen als ik dit of dat geef… Of: is dit cadeau wel groot genoeg? Raar eigenlijk, als je er goed over nadenkt.
Nee, zo is de Vader niet. Hij gaf deze Gave om de wereld te behouden. Dit was de manier waarop Hij Zijn liefde uitbeeldde aan deze goddeloze en van Hem vervreemde wereld. Welk mens zou zo iets ooit doen? Daar moet je God voor zijn!
De Gave is 'de Zoon', die al in het Oude Testament was beloofd. Lees de Kanttekeningen:
Dat is, zal ons in de volheid des tijds geboren worden. De profeet spreekt van de geboorte van Christus niet anders dan of het alreeds geschied was, vanwege de zekerheid dezer profetie. Zie Jesaja 53, in de beschrijving van het lijden van Christus.
Hij is zowel de zoon van God (denk aan Psalm 2 : 7 waar staat: "De HEERE heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd") als de zoon van Maria (Jesaja 7 : 14, waar we lezen: "Daarom zal de Heere Zelf ulieden een teken geven; ziet, een maagd zal zwanger worden, en zij zal een Zoon baren, en Zijn naam IMMANUËL heten.").

Deze Zoon gaf Zich als vrijwillige Gave. Hij had in de eeuwigheid goed nagedacht over dit geschenk. Want Hij wilde juist wél gezien worden. Net zoals wij mensen doen? Nee, totaal niet. Hij wilde gezien worden door Zijn Vader. Hij wist dat, wanneer Hij in de volheid des tijds naar de aarde zou gaan, de Vader voortdurend naar Hem zou kijken, met grote gepassioneerde trots. "Kijk, dat is Mijn Zoon en dat doet Hij allemaal voor Mij! In zo'n Zoon schep ik een groot welbehagen!"
Maar Hij wilde ook dat de mensen Hem zagen. Dat moest wel, want Hij zou gaan lijken op die koperen slang in de woestijn. Daar moesten de mensen ook naar kijken; wie niet keek, stierf. Welnu: Jezus wil gezien worden. Niet om er Zelf iets mee te worden, maar om jou en mij te behouden én om Zijn Vader weer zichtbaar te maken voor ons verduisterd mensenverstand. Wat een gave Gave!

De ontvanger

De grote vraag is tot slot: wat doen wij met deze Gave? Want terecht wordt erop gewezen dat Hij aan 'ons' is gegeven. Bijzonder is de boodschap van de engel aan de herders: "Vreest niet, want, ziet, ik verkondig u grote blijdschap, die al den volke wezen zal; Namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus, de Heere, in de stad Davids." Je mag dat 'u' ook vrij vertalen met "speciaal voor u"! Een exclusief geschenk van de hemel!
Met een speciaal doel: onze zaligheid realiseren. God gaf Zijn Zoon om ons weer eeuwig gelukzalig te maken. Daar kun je toch niets tegen hebben? Dan is toch die vraag niet zo vreemd: "Wat doe jij met dit kostbare Geschenk, deze Gave? En wat is Hij je waard?"




dinsdag 15 december 2015

Een driedubbel wonder in het tweede teken

Rondom het Meer van Galiléa spelen zich veel voorvallen met Jezus af.
Kapernaüm (Capernaum) was jarenlang zijn woonplaats.

"En hij geloofde zelf en zijn gehele huis.
Dit tweede teken heeft Jezus wederom gedaan, als Hij uit Judéa in Galiléa gekomen was."
Johannes 4 : 53b-54

Goed kijkend naar de tekst valt mij iets op. Er wordt gesproken over een 'tweede teken'; dat betekent dat er dus ook een 'eerste teken' was. En het woordje 'wederom'; Jezus deed opnieuw een teken in Galiléa, nadat Hij Judéa achter Zich liet. Lees ik dat goed? Betekent dat iets belangrijks? Laten we eens gaan kijken.

Tweede teken, eerste wonder: de genezing

Dit 'tweede teken' blijkt volgens deze geschiedenis, te bestaan uit drie wonderen. Allereerst wordt dus gesproken over 'dit tweede teken'. Wat is het eerste teken geweest? Wel, dat was de verandering van water in wijn op de bruiloft te Kana. De vraag is: waarom wordt dit zo specifiek verteld? Naar mijn weten worden nergens wonderen of tekenen opgeteld. Er wordt ook niet doorgeteld, al zijn er uitleggers die dat wel doen; zij zien in die 'tekenen' die Jezus doet een betekende lijn (die tekenen vertellen samen dus een verhaal).
Dit is wat ik tegenkwam op oudesporen.nl Ik geef er direct bij aan, dat dit dicht bij inlegkunde komt; toch is het wel goed hier notie van te nemen en zo de tekst nog eens te bekijken.

Overzicht van de acht tekenen
  1. Water in wijn veranderd (Joh. 2:1-11): Overvloed van vreugde na het herstel van Israëls relatie met Jahweh in de eindtijd.
  2. Genezing van de zoon van een (Romeinse) hoveling (Joh. 4:46-54): Herstel van een gelovige rest (ook uit de volken), redding van de dood en nieuw leven door het geloof in Jezus’ woord.
  3. Genezing van een man die 38 jaar lang ziek was geweest (Joh. 5:1-18): De macht van de Zoon om levend te maken wie Hij wil, en dat tegenover de krachteloosheid van de wet die door bemiddeling van engelen was gegeven.
  4. Spijziging van de vijfduizend (Joh. 6:1-15): Christus, het ware manna, is het brood uit de hemel dat eeuwig leven geeft aan een ieder die gelooft. Hij is ook de Messias, die de armen van Zijn volk met brood verzadigt (Ps. 132:15).
  5. Jezus loopt op de zee (Joh. 6:16-21): Christus is de Meester van de stormen van de eindtijd, en Hij brengt de Zijnen veilig aan land.
  6. Genezing van de blindgeborene (Joh. 9): De Messias opent de ogen van het blinde volk, opdat zij Zijn heerlijkheid zien en Hem aanbidden (Jes. 35:5).
  7. Opwekking van Lazarus (Joh. 11:1-44): Herrijzenis en herstel van geheel Israël in de eindtijd (Ezech. 37; Dan. 12; Rom. 11:25vv.).
  8. Tweede wonderbare visvangst (Joh. 21:1-14): Een grote menigte uit de volkerenzee wordt ook gered en in het Vrederijk ingevoerd
Wat je hiervan ook vindt, feit is dat er in onze tekst wordt gesproken over 'tweede teken' en niet over 'tweede wonder'. Ik citeer opnieuw die bijbelstudie van Hugo Bouter, die uitlegt wat het verschil is tussen wonder en teken:
"Alle tekenen zijn tegelijkertijd ook wonderen, d.w.z. bovennatuurlijke werkingen van Gods macht. Het gaat hierbij om het opzienbarende effect dat wonderen hebben op degenen die ze waarnemen. Maar niet alle wonderen zijn tegelijk ook tekenen, want de Bijbel koppelt bijzondere lessen aan de tekenen. Er ligt specifiek onderwijs opgesloten in de tekenen, want er worden geestelijke lessen door meegedeeld. Bij de tekenen die in het evangelie naar Johannes beschreven worden, is dit heel duidelijk het geval en is er naast het bovennatuurlijke karakter en de werking van Gods macht steeds een speciale ‘be-teken-is’ op te merken.

De beperkte selectie van tekenen die in dit evangelie zijn beschreven (acht in totaal), heeft als doel dat wij zouden geloven ‘dat Jezus de Christus is, en dat wij gelovend het leven hebben in Zijn naam’ (Joh. 20:30-31). Het gaat steeds om wonderwerken die:
(1) de godheid van Christus onderstrepen,
(2) Zijn heerlijkheid openbaren,
(3) opdat wij door het geloof in Hem en in Zijn werk het eeuwige leven ontvangen.

Tweede teken, tweede wonder: de bekering

Binnen dit tweede teken gebeuren er een aantal dingen. De gezondmaking van de zoon van Chûsas is eigenlijk nog maar het voorportaal van het grote wonder dat daarop volgt: de bekering van Chûsas' hart. De HEERE had, zo zagen we al eerder, de ziekte van de jongen gebruikt om Chûsas bij Hem te krijgen. In een andere bijbelstudie las ik iets dat met nog niet was opgevallen: Jezus had dertig jaar in Nazareth gewoond en toen Hij op Zichzelf wilde gaan wonen, koos Hij Kapernaüm uit. Let erop: dat was ook de woonplaats van Chûsas! Al die tijd had Jezus vlakbij gewoon, maar nu loopt Chûsas de weg van Kapernaüm naar Kana om Jezus om genezing te vragen! Er was dus al 'voorwerk' gedaan door de HEERE. En Chûsas wachtte niet tot Jezus weer thuis was. Het feit dat Jezus juist in Kana was, zou de herinnering aan het eerste teken dat Hij deed kunnen hebben veroorzaakt. Wie weet dat hij zelfs dacht dat, als Jezus dáár is, gebeuren er wonderen; daar moet ik dus bij zijn!
Het verzoek om de genezing van zijn zoon had echter veel ingrijpender consequenties. Zijn hele leven zou veranderen, meer nog dan de gezondheid van zijn zoon. En niet alleen werd Chûsas bekeerd, ook zijn gehele huis(gezin) werd gelovig en diende de HEERE. Net als bij Lydia in Filippi en ook de stokbewaarder daar. En ik vermoed ook bij Cornelius. Wat een enorm wonder. Hier mag een vreemdeling uit de heiden (althans vermoedelijk is hij een Romein). Eerst geloofde de vrouw uit Sichar 'en heel haar stad', nu gelooft een hoveling aan het hof van Herodes 'en heel zijn huis'.
En dan te bedenken dat Jezus daar na verloop van tijd weer vlakbij in de stad gaat wonen. Wat is het heerlijk in de nabijheid van de Heere Jezus te verkeren. Pas na je bekering ga je de diepe waarde daarvan zien en ervaren. Ik snap wel dat Johanna Jezus is gevolgd naar Jeruzalem. Ze wilde net als Maria Magdalena de Heere Jezus vlakbij haar houden. En samen met nog enkele vrouwen zorgden ze voor Hem, onderweg, zodat Hij alle tijd voor de dienst aan Zijn Vader kon hebben. Wat moet dat Jezus goed hebben gedaan. Wat jammer dat de Roomse Kerk deze vrouwen tot half-goddelijk heeft verheven. Het was 'slechts' "al wat gedaan werd uit liefde tot Jezus".

Tweede teken, derde wonder: de lokalisering

Er is nog iets wonderlijks in onze dagtekst. Dit tweede wonder deed Hij opnieuw, toen Hij in Galiléa aankwam, nadat Hij Judéa achter Zich gelaten had. Dat woordje 'wederom' vind ik op een opmerkelijke plek staan. Er staat niet enkel dat Hij een wonder deed, maar dat Hij dat 'opnieuw' deed toen Hij Judéa verwisselde voor Galiléa. Wat kan dat betekenen?
In Judéa had Hij misgunning ervaren en rivaliteit. Zijn tijd was nog niet gekomen en de akker van het geloof was er alles behalve toebereid. Je zou nog kunnen denken dat Hij dit tweede teken op de weg vanuit Judéa naar Galiléa deed, nadat Hij het eerste teken in Sichar had gedaan; dus twee tekenen op dezelfde weg naar Galiléa. Maar dat betekent het niet. Het is een herhaling van een eerder teken.
Was dat dan het teken in Kana? Inderdaad. Voorafgaand aan het verhaal van de bruiloft in Kana (Johannes 2) lezen we in Johannes 1 dat Jezus discipelen uitkiest. En dan lezen we dit in vers 44: "…des anderen daags wilde Jezus heengaan naar Galiléa, en vond Filippus…" Later zal Hij ook Nathanaël vinden die zo stellig zei: "Kan uit Nazareth (lees Galiléa) iets goeds komen?" Ja, daar kon zeker iets Goeds uit voort komen. Nadat Jezus Zijn goddelijke almacht had getoond, door hem te zeggen dat Hij Nathanaël al had gezien, nog voordat Filippus hem riep, nam Hij hem mee op zijn reis naar… Galiléa. Kom dan maar, Nathanaël en zie dat uit Galiléa iets Goeds kan komen. Hij nam hem en de andere discipelen mee naar die bekende bruiloft en toonde hem dat eerste teken van Zijn almacht.
En nu, opnieuw na een reis vanuit Judéa naar Galiléa, toont Hij hem het tweede teken van Zijn almacht. "Opdat gij gelovende het leven hebt!" Kan uit Galiléa iets goeds komen? In ieder geval is uit Judéa niet veel beters te verwachten. Jezus stelt hier Zijn 'geboortegrond' tegenover Zijn 'jeugdomgeving'. En hier prefereert Hij nog tot het uiterste dat verachte Galiléa. Maar laten ze daar niet prat op gaan! Want weldra zullen ze Hem uit de synagoge gooien en gooien ze de deur naar Zijn hart bijna dicht! "En gij, Kapernaum, die tot den hemel toe verhoogd zijt, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden!" Hij was gezonden tot het volk dat in duisternis wandelde, opdat het het grote Licht zou zien, maar het heeft niet gewild. Wat een waarschuwing! Zo dicht bij en toch zo ver af!

vrijdag 11 december 2015

Jezus bevestigt Zijn belofte exact


Op onze pelgrimstocht door het leven zijn er af en toe ontmoetingen die ons bemoedigen en het zicht op Thuis versterken.


"En als hij nu afging, kwamen hem zijn dienstknechten tegemoet en boodschapten, zeggende: Uw kind leeft. Zo vraagde hij dan van hen de ure in welke het beter met hem geworden was; en zij zeiden tot hem: Gisteren te zeven ure verliet hem de koorts. De vader bekende dan, dat het op dezelve ure was in dewelke Jezus tot hem gezegd had: Uw zoon leeft."
Johannes 4 : 51-53a

In vers 47 en 49 zagen we dat Chûsas het woord 'afkomen' gebruikte. Dat heeft letterlijk de betekenis van naar beneden komen. Echter, Jezus ging niet mee naar beneden. Hij stuurde de man naar beneden en liet hem vergezeld gaan van Zijn Heilige Geest. De roeping van de man lag nog tot aan zijn sterven hier beneden. En dat geldt ook voor ons. Dat neemt niet weg dat Jezus ons bij tijden optrekt uit de diepten van dit aardse bestaan en ons even aan Zijn hart drukt, als voorproef van de eeuwige heerlijkheid. Een van die 'knuffels', met eerbied gesproken, ondervindt de man onderweg, terwijl hij de weg afdaalt van Kana naar Kapernaüm.

De volharding van vandaag

Toen God Abram riep uit Ur – en later uit Haran – gaf Hij hem slechts een bevel om te vertrekken. En hij ging, zonder iets te zien van waar God hem uiteindelijk zou brengen; geen idee waar hij uit zou komen en – naar ik vermoed – ook vast weleens twijfelend of het allemaal wel waar was wat hij had gehoord. Die reis duurde ettelijke jaren; wat een momenten zijn daarin geweest waar de satan had  kunnen binnendringen in het geloofsleven van Abram. De Bijbel zwijgt erover; stelt slechts dat hij volhardend doorreisde in het geloof, zonder de stad te zien of te kennen waarheen hij op weg was.
Deze hoveling Chûsas – laten we maar aannemen dat hij het is – wordt ook op pad gestuurd, zonder dat hij zekerheid heeft over de situatie van zijn lieve zoon. Er was nog geen WhatsApp, geen SMS of andere datacommunicatie om verbinding te hebben met het thuisfront. Hij had ook geen snelle Ferrari om zo snel mogelijk naar Kapernaüm te sjezen. Hooguit reed hij op een rijdier, maar dat is niet aannemelijk als we op de tijden letten die we lezen in de tekst. Want we lezen dat de reis van 25-40 kilometer nog niet ten einde is, als hij de volgende dag tijdens zijn afdaling zijn knechten tegenkomt, die inmiddels ook al een flink stuk hebben omhoog gelopen!
Tot dat moment moet zijn innerlijke gemoedsgesteldheid het doen met geloof, zonder aanschouwen. Het staat er slechts in een paar woorden, maar het is goed dat we daar even goed bij stilstaan. Herken je dat? Dat je niet kunt overzien waar het heen zal gaan in dit leven; dat het niet troost, wanneer je speculeert dat zekerheid misschien over een week, een maand of een jaar zal komen? Deze man heeft in onze ogen alles tegen qua religieusiteit ten opzichte van ons; maar hij mag een goed voorbeeld voor ons zijn. Hij gaat vandaag reeds in het geloof en de HEERE rekt die spanningsboog van dat geloof niet tot het oneindige op; luister maar.

De ontmoeting van morgen

Het is de andere dag. Hoe onwerkelijk zal de situatie in het hart van deze man zijn geweest. De herinnering aan het gesprek met Jezus, gisteren, ligt nog wel vers in zijn geheugen, maar met die herinnering moet hij deze morgen weer verder, op weg naar zijn jongen. Het verlangen naar huis maakt zijn voeten vaardig.
Hij heeft alweer enige tijd gelopen – is het een uur geweest of zijn het misschien wel vijf uren geweest? – als hij in de verte mensen ziet aankomen die hij kent. En wat meer, zij herkennen hem ook! Het zijn knechten uit zijn huishouding. Druk zwaaiend rennen ze de afstand tussen hun heer en zichzelf dicht. Wat kan dat betekenen? De man zal niet direct hun gezichten hebben gezien; het stralen van hun ogen was nog niet waarneembaar. Is het foute boel? Is zijn jongen tóch overleden… aanvechting en twijfel liggen zomaar op de loer, al lezen we er niets van!
Maar ze staan nog niet vlak voor hun heer, als hij al wel weet waarom ze hem tegemoet zijn gelopen: "Uw kind leeft!" Onwillekerug vraag je je af: waarom zijn deze knechten eropuit gestuurd? Want zij zullen niet zelf naar hun heer zijn gelopen; iemand moet hen hebben gestuurd. De jonge zoon? Of de moeder, Johanna? Ze hebben er bewust voor gekozen Chûsas niet langer in het ongewisse te laten. Daar spreekt liefde uit. Hij ging met zo'n bezwaard en bedroefd hart van huis! Nu willen ze hem zo snel mogelijk blij maken. De houding die je vandaag de dag nogal eens tegenkomt, "O, hij zal het vanzelf wel een keer horen", was hen vreemd. Ze waren dolgelukkig en wilden Chûsas er zo snel mogelijk in betrekken. Ze lijken wel op de herders die net uit de stal in Bethlehem komen. Of net als die vrouw uit de gelijkenis die haar penning weer gevonden had; of die herder, die zijn schaap had terug gevonden.

De bevestiging van gisteren

Al met al is er een dag verstreken. Het eerste dat Chûsas doet is vragen naar het tijdstip waarop de jongen is genezen. Zijn knechten weten het hem tamelijk precies te melden en terugrekenend concludeert hij dat die tijd exact overeenkomt met het moment waarop Jezus hem wegstuurde met de mededeling dat zijn zoon was genezen. Sterker nog: de knechten gebruiken dezelfde woorden als Jezus: "Uw zoon leeft!" (al noemen zij hem 'kind' in plaats van 'zoon'). Ze zeggen niet "uw kind is weer gezond", of "hij is weer beter geworden". Ook spreken ze niet over "hij is aan de beterende hand". De stelligheid waarmee Jezus' wonder wordt bekrachtigd is kenmerkend voor het werk van Christus. Geen half werk.
Met name die match met het tijdstip van de genezing is voor de man – wanneer hij werkelijk rentmeester Chûsas is – van doorslaggevend belang geweest. Het moet cijfermatig, exact kloppen. En het klopt! De man komt mij niet over als een zweverig gevoelsmens; meer als een rationele denker. Daarom is het eerste dat hij vraagt niet "Hoe is het gegaan?", maar "Om welke tijd werd mijn zoon gezond?".
De koorts was om zeven uur geweken; dat betekent volgens onze tijdsindeling: rond 13.00 uur. De man had Jezus dus midden op de dag ontmoet, net als die vrouw uit Sichar! Jezus werkt de hele dag! Op het snikheetste moment zelfs. Ik ga ervan uit dat de man niet direct is omgekeerd op dat snikhete moment, maar toch zal hij de vorige dag nog wel een uur of vier hebben kunnen lopen. Ik vermoed dat de knechten vrijwel direct na het wonder van de genezing zijn vertrokken; wellicht wilde Johanna het nog even afkijken, omdat zij niet kon begrijpen wat er zo opeens gebeurde met haar kind. Jezus was er immers nog niet en tóch werd haar zoon opeens gezond! Het leek haar een wonder buiten Jezus om; niets was minder waar.
Maar terugrekenend zullen ze dus vandaag hooguit een uur of twee hebben gelopen en elkaar ergens halverwege in de heuvels van Galilea hebben ontmoet. Merkwaardig dat ze elkaar tegenkwamen; ze moeten van elkaar geweten hebben welke weg gebruikelijk was. De HEERE brengt deze twee groepen reizigers met elkaar in contact en samen mogen ze genieten van de wonderen des HEEREN. Daarna mogen ze samenop naar huis wandelen!
Want Chûsas kon natuurlijk precies vertellen wat er was gebeurd, waardoor zijn zoon gezond was geworden. Zulke ontmoeten mogen er regelmatig zijn: pelgrims die elkaar onderweg spreken en geestelijke ervaringen mogen uitwisselen met elkaar, zodat soms de dingen weer op hun juiste plek vallen en ze goedsmoeds, toegerust mogen voortreizen naar Huis.

donderdag 10 december 2015

Waarom we niet altijd een bevestiging krijgen

 
"Jezus zeide tot hem: Ga heen, uw zoon leeft.
En de mens geloofde het woord dat Jezus tot hem zeide, en ging heen."
Johannes 4 : 50

Wat zou je zulk soort nieuws graag uit Jezus' mond horen! "Ga heen, je geliefde is gezond", "Ga heen, je problemen zijn over" of "Ga heen, je kind is wedergeboren". Zou je het geloven, als Hij het je zei, zonder dat je dat ter plekke kon checken? Zou je niet twijfelen, als je zulke berichten kreeg; toch ergens in je achterhoofd een reserve? Of – en dat is ook mogelijk – zou je na zo'n bericht achterover gaan leunen, omdat wedergeboorte onuitwisbaar en onverbrekelijk is? Daarmee zou je een gearriveerd christen zijn; maar kan dat wel?

Horen

Bij het nadenken over deze tekst vond ik een vertaalde preek van Spurgeon over dit gedeelte. Soms heeft Spurgeon een hang naar  inlegkunde en gaan refo's in Holland daarmee aan de haal in het vertalen van zijn preken. Deze preek neigt daar ook naar; er wordt ingegaan op de vonk van geloof bij de man, die Spurgeon ook mogelijk als Chûsas aanwijst. In de preek staan een aantal waardevolle dingen die ik hier en daar inlas. Bijvoorbeeld dit:
"Mogelijk had hij er nooit aan gedacht om Jezus te zoeken als het niet was geweest om die dierbare stervende knaap. Hoe vaak gebeurt het, dat kinderen, ofschoon het geen engelen zijn, nochtans gebruikt worden om beter werk te doen dan engelen zouden kunnen volbrengen; want zij leiden op zoete wijze hun ouders tot God in de hemel. Zij slingeren zich om ons hart, en als wij dan zien dat zij ziek worden, en hun pijnen merken, wordt ons medegevoelend hart door angst en benauwdheid aangegrepen, en wij roepen uit: "O God, spaart Gij mijn kind! Heere, ontferm U over mijn kleine lieveling!" De eerste gebeden die uit menig hart voortkomen, worden, onder Gods bestel, ontlokt door de smart over teer beminde kleine kinderen. Staat er niet geschreven: "En een klein jongsken zal ze drijven?" Zo was het bij deze man; hij werd door de onrust, door de angst om een kind, tot Jezus gebracht. Op dit ogenblik ligt de gedachte mij sterk bij, dat ik tot sommige personen het woord richt, die niet bekeerd zijn, maar hier zijn gekomen, omdat zij in grote benauwdheid verkeren; mogelijk wel, dat één van hun geliefde kleinen wegkwijnt, en hun hart roept tot God, dat, zo het mogelijk is, het dierbare leven gespaard moge blijven. In het huis des gebeds gevoelen zij zich enigermate verlicht, hun hart is anders op het punt om te breken vanwege het verlies, dat zij zozeer duchten. Hoezeer bid ik onze Heere, dat Hij deze onrust moge gebruiken als een middel der genade!"
Wie God wil horen spreken moet wel bij Hem komen: in Zijn huis, maar ook in Zijn Woord en in het gebed. Deze man moet een corrigerend voorbeeld voor je zijn, wanneer het lijkt dat je God niet hoort/bemerkt, maar je toch verder niets onderneemt. In al zijn verdriet en zorg krijgt Chûsas een antwoord op zijn vraag. Maar wat zal hij ermee doen?

Geloven

"Oké, dan zullen we maar snel gaan," besluit Jezus, terwijl Hij de man in de ogen kijkt. Dat zou deze man hebben verwacht; zijn hartekreet vroeg om snelle reactie van Jezus. Hij lijkt wel een beetje op Naäman die bij Elisa aanklopt en alvast in zijn verbeelding bedenkt hoe het zal gaan verlopen. Elisa zal zul of zo zeggen of doen… Niets van dat al: "Was u zevenmaal in de Jordaan…". Deze man had ook zo'n voorstellingsvermogen en dacht dat Jezus wellicht machtig was, maar toch wel lijfelijk aanwezig moest zijn bij zijn zieke zoon. Echter, Jezus stuurt hem met dezelfde stelligheid weg als Elisa met Naäman deed.
“Vele mensen zouden door hun verstandelijke vooroordelen de Heere der genade wel willen binden aan een bepaalde weg om hen te behouden; maar onze Heere wil Zich niet aldus onder bedwang laten brengen; waarom zoude Hij dat ook doen? Hij wil behouden die Hij wil, en Hij wil redden zoals Hij wil. Zijn evangelie is niet: "Gij moet zo en zoveel verschrikkingen en wanhoop ondergaan, en gij zult leven", maar "Gelooft in de Heere Jezus Christus, en gij zult zalig  worden." Hij komt tot velen en roept hen met kracht door het zacht gefluister van Zijn liefde; zij stellen slechts hun vertrouwen op Hem en genieten onmiddellijk rust. Met weinig treffend gevoel, hetzij van verschrikkelijke, hetzij van opwindende aard, oefenen zij met een kalm gemoed een kinderlijk vertrouwen op hun gekruisigden Heere, en zij vinden het eeuwige leven. Waarom zou het met u niet zo zijn? Waarom zoudt gij uzelf buiten alle troost sluiten door een programma op te stellen en te vragen, dat de vrije Geest Zich daaraan houdt? Laat Hem u behouden gelijk Hij wil. Weg met dwaze vooroordelen!



Wat moest hij doen? Er was niets te zien, niets te verifiëren. Als hij nu niet zou aanhouden bij Jezus en naar huis zou gaan, dan zou hij zijn zoon wellicht dood aantreffen. Hij moest Jezus er toch van overtuigen dat Hij écht mee moest?! We lezen er niets van. Er staat dat ontstellende, verrassende en verblijdende: "en de mens geloofde het woord tot hem zeide."
“Merkt op, dat dit geloof zulk een klein geloof was, dat het slechts betrekking had op het genezen van het zieke kind. De koninklijke hoveling wist niet, dat zijn eigen hart genezing van node had; hij bemerkte zijn eigen onkunde aangaande Jezus en zijn blindheid ten opzichte van de Messias, niet; wellicht was het hem onbekend, dat hij behoefte had aan de wedergeboorte; en evenmin verstond hij het, dat de Zaligmaker hem geestelijk leven en licht kon schenken. Hij had weinig kennis van de geestelijke macht van de Zaligmaker, en aldus was zijn geloof zeer beperkt van omvang. Wat hij geloofde was, dat de Heere Jezus, als Hij tot zijn huis wilde komen, zijn kind kon behoeden voor het sterven aan de koorts. Zover was het met hem; en het geloof dat hij bezat, wendde hij terstond aan tot een praktisch gebruik.






Bij Jezus komen met een verzoek – Spurgeon wijst daar ook heel sterk op – verschaft je nog geen recht dat Hij zal horen. Niettemin mag er grote verwachting zijn op Zijn genade. Pleiten op Zijn genade is eerlijk toegeven dat je niets verdient en toch alles verwacht van Hem.
Let op de drangreden, die hij gebruikt. Hij smeekte Jezus om af te komen en zijn zoon te genezen, want deze lag op zijn sterven. Hij stelde geen verdienstelijkheid op de voorgrond, maar bepleitte het diep treurige van het geval. Hij wees er niet op, dat de knaap van aanzienlijke geboorte was – dat zou een zeer slecht pleiten bij Jezus geweest zijn; ook stelde hij niet op de voorgrond, dat het een beminnelijk kind was – dat zou al een onbeduidende drangreden geweest zijn. Neen, hij pleitte, dat hij op zijn sterven lag. Dat hij in zijn uiterste lag, dat was de reden voor de aandrang; het kind was aan de poort des doods, daarom smeekt de vader, dat de deur der genade moge worden geopend. Wanneer gij, mijn vriend, door genade geleerd hebt om op de rechte wijze te bidden, zult gij die feiten op de voorgrond plaatsen, welke uw eigen nood en gevaar openbaren, en niet die, welke u rijk en rechtvaardig zouden doen schijnen. Bedenk hoe David bad. "Heere", zeide hij, "vergeef mijn ongerechtigheid, want zij is groot." Dat is een evangelisch pleiten. De meeste mensen zouden gezegd hebben: "Heere, vergeef mijn onrechtmatigheid, want zij was verschoonbaar en reikte op verre na niet tot de afschuwelijkheid van mijn medemensen." David wist het beter. Zijn geroep luidt: "Vergeef mijne ongerechtigheid, want zij is groot."
Bepleit bij God, arme zondaar, de grootheid van uw nood, het ellendige van uw toestand; zeg, dat gij op uw sterven ligt; zeg, dat de zaak, waaromtrent gij pleit, een zaak van leven of dood is; dit zal een drangreden zijn, die er op berekend is om het hart, dat met oneindig mededogen vervuld is, te bewegen. Iedere tint van goedheid, welke uw trots in verzoeking mocht brengen op de schilderij te werpen, zou ze bederven: leg de zwarte kleuren er maar dik en driedubbel op.
Pleit bij God, terwijl gij u beroept op Zijn genade; want genade is het enige, waarop gij met hope u gronden kunt in uw toenadering tot Hem, gij, die een zondaar zijt, welke nog geen vergiffenis heeft ontvangen. Gij kunt de Heere niet vragen u te zegenen vanwege enigerlei verdienste of waardigheid, die gij bezit, want er is geen spoor van zoiets bij u aanwezig; maar gij zult wijs handelen, wanneer gij uw noden voordraagt. Roep: "o God, wees mij genadig, want ik heb Uw genade van node!" Leg het geval met uw kind bloot en zeg: "Want hij ligt op zijn sterven." Dit is de sleutel, die de deur der genade opent. Volgt gij mij, waarde toehoorders, gij, die niet bekeerd zijt? Is er in ieder geval in u een begeerte om tot de Heere Jezus Christus te komen, al is het dan ook alleen, omdat een tijdelijk leed u zwaar terneer drukt? Een paard heeft geen dozijn sporen nodig om het vooruit te krijgen. Die, welke nu uw zijde wonden, zijn scherp genoeg, en zij worden zo diep ingedrukt, dat gij het wel moet gevoelen. Luistert er naar, opdat er niet een zweep zowel als sporen nodig zijn om u in beweging te krijgen. Indien gij tot het uitverkoren volk des Heeren behoort, zult gij moeten komen, en hoe bereidwilliger gij dit doet, des te beter zal het voor u zijn. Komt terstond. Wees niet gelijk een paard, of gelijk een muilezel, hetwelk geen verstand heeft; maar komt tot Jezus, terwijl Hij zachtjes trekt. Al is het ook met zulk een zwak geloof, dat gij vreest dat het eerder ongeloof dan geloof is, nadert nochtans tot Hem. Komt juist zoals gij zijt, en ziet biddend naar Jezus op; want in dat bidden zal de hoop, ja de zekerheid der bevrijding liggen. Het grote hart van Jezus zal uw gebed gevoelen en zeggen: "Gaat heen in vrede."

Doen

Hij gaat! Hij gaat! Vind je dat geen wonder? Leg je eigen vertrouwen er eens naast? Als jij hetzelfde zou hebben gedaan, dan nóg zou je het een wonder blijven vinden, omdat je weet hoe groot het wonder in jouw eigen hart zou zijn. Laat staan als je dit niet herkent in je eigen leven en totaal het vertrouwen mist om Jezus op Zijn woord te geloven.
De man ging en we zullen in een van de komende dagen horen en zien dat Jezus hem onderweg toch nog een bevestiging gaf, voordat hij thuis was! Een numeriek, rekenkundig teken zelfs.
Het is zo'n bekend spreekwoord: 'we brengen wel alles bij de HEERE in het gebed, maar we nemen het na het 'amen' voor het merendeel weer op en sjouwen door'. Juist dan, wanneer je niet kunt merken/zien dat God zal verhoren of zelfs al verhoord heeft. Ik blijf dat vertrouwen een lastige zaak vinden; en juist dat doet mij verlangen naar de Jongste Dag, waarop ik nooit meer wantrouwende gevoelens in mijn hart voel opkomen. Wanneer ik Hem altijd en volkomen vertrouw, dien en liefheb.

woensdag 9 december 2015

Worstelen voor het behoud van je kind

Op deze reliëfkaart van Israël kun je zien dat Kana (Cana) beduidend hoger lag dan Kapernaüm (Capernaum),
hemelsbreed ruim 25 kilometer van elkaar verwijderd; dit voor de beeldvorming bij het tekstgedeelte van vandaag.

"En er was een zeker koninklijk hoveling, wiens zoon krank was, te Kapernaum.
Deze, gehoord hebbende, dat Jezus uit Judea in Galilea kwam, ging tot Hem, en bad Hem,
dat Hij afkwame, en zijn zoon gezond maakte; want hij lag op zijn sterven.
Jezus dan zeide tot hem: Tenzij dat gijlieden tekenen en wonderen ziet, zo zult gij niet geloven.
De koninklijke hoveling zeide tot Hem: Heere, kom af, eer mijn kind sterft."
Johannes 4 : 46b-49

De koninklijke hoveling – laten we hem voor het gemak maar Chûsas noemen – kwam met een dringend en dwingend verzoek bij Jezus. Zijn kind – later zal blijken dat het een zoon was – is stervende. Wat lopen we hard als één van onze kinderen ernstig zie is. Het drukt op ons, als hun gezondheid in gevaar is. Maar hoe zit het met onze zorg om hun geestelijke gezondheid? Want al onze kinderen liggen op sterven (ze zullen eenmaal, en wie weet hoe snel al) moeten sterven; zijn ze bereid om Jezus te ontmoeten? Is hun leven in Zijn hand geborgen?

Een noodkreet

De zieke zoon – hoe oud zal hij geweest zijn? – blijkt met de beste medicijnen niet te genezen. De vader van deze jongen is vast en zeker goed bemiddeld, maar geld baat niet. Zullen de ogen van Johanna haar man hebben gesmeekt af te reizen naar Kana? Zullen de koortsige ogen van de jongen zijn vader gesmeekt hebben naar die grote Medicijnmeester te vluchten?
Zacheüs wilde Jezus ook eens graag zien, maar schaamde zich voor de mensen op straat; daarom klom hij in een vijgeboom. Deze man is er eentje van de hofhouding van de collaborateur Herodes. Mensen zullen vast wel misprijzend naar hem hebben gekeken. 
Een tijd geleden had een overste over honderd uit datzelfde Kapernaüm Jezus ook al eens geroepen voor zijn doodzieke knecht (Mattheüs 8 en Lukas 7); toen waren de overpriesters zelfs nog voor de man in de bres gesprongen bij Jezus: "Hij is waardig, dat Gij hem dat doet; want hij heeft ons volk lief, en heeft zelf ons de synagoge gebouwd." Zeker was daar voor hen bijzonder veel voordeel bij, dat deze overste zou worden geholpen. Het lijkt erop dat Chûsas een stuk minder populair was tot dit moment.
Na al die denkbeeldige drempels te zijn overgegaan, komt hij dan eindelijk bij Jezus en smeekte Hem dat Hij zijn zoon zou genezen. Die andere hoofdman uit Kapernaüm had benadrukt dat Jezus niet onder zijn dak behoefde in te komen: "Spreek slechts één woord en mijn knecht zal genezen." Zou Chûsas daar iets van hebben meegekregen? Toch vraagt hij – op het risico af dat zijn zoon het niet zou overleven – dat Jezus met hem meegaat naar zijn huis. Er is niettemin haast geboden. Een noodkreet… wat zou dat doen bij Jezus?

Een loze kreet

"Komt allen tot Mij…" heeft de Heiland eens gezegd. Een uitnodiging dat de deur altijd open staat. Bij Hem vind je een luisterend oor. Maar kijk eens naar Jezus' gezicht! Hij kijkt de schare rond, nadat Chûsas zijn noodkreet heeft geuit: "Tenzij dat gijlieden tekenen en wonderen ziet, zo zult gij niet geloven." De Kanttekeningen geven deze tekstverwijzing door uit 1 Korinthe 1, waar we in vers 21-24 lezen:
"Want nademaal, in de wijsheid Gods, de wereld God niet heeft gekend door de wijsheid, zo heeft het Gode behaagd, door de dwaasheid der prediking, zalig te maken, die geloven; overmits de Joden een teken begeren, en de Grieken wijsheid zoeken; doch wij prediken Christus, den Gekruisigde, den Joden wel een ergernis, en den Grieken een dwaasheid; maar hun, die geroepen zijn, beiden Joden en Grieken, prediken wij Christus, de kracht Gods, en de wijsheid Gods."
De begeerte om iets bijzonders mee te maken beperkt zich eigenlijk niet alleen tot de Joden. Dat zit ons – zeker als we gevoelsmensen zijn – allemaal wel in het bloed. Terwijl de nuchtere Griek – de wat meer filosofische en rationele mens – het pas accepteert, als hij het begrijpen kan. Wat een sta-in-de-wegs! Jezus spreekt over 'tekenen' en 'wonderen'. Teken is een woord dat staat voor 'een gebeurtenis die zo bijzonder, buiten het normale, geschiedt dat het iets bovennatuurlijks duidelijk maakt' of 'een duidelijk teken waardoor je kunt weten dat God dit wil of doet' en wonder betekent 'voorteken' of 'wonderlijke verrichting door iemand'. Die woorden lijken elkaar te overlappen, maar er zit denk ik wel een bepaalde nuancering in deze twee woorden. Vooral het woord 'teken' legt duidelijk ene link met God. Jezus moet eigenlijk bewijzen met deze dingen dat Hij God is.
Het is niet duidelijk of Jezus dit tegen Chûsas zegt, of juist tegen de omstanders, of allebei.
En ik denk dat ik er niet ver naast zit dat het jou en mij meer dan eens is overkomen dat we ook door dit soort begeerten worden overmand en een teken, een briefje uit de hemel, begeren. Juist als het gaat over toekomende dingen. Ons werk, onze gezondheid, ons geestelijk leven en de verdieping daarvan; maar zeker ook de zorgen rond de zielen van onze kinderen of ouders of broers en zussen.
Geloven moet het zonder tekenen en wonderen kunnen. Maar is het Avondmaal er niet een teken van dat de HEERE weet heeft van de zwakheid van ons geloof: daar krijgen we tekenen 'voorgeschoteld' zodat we kunnen smaken en tasten dat het écht waar is!
De woorden van Jezus klinken hier wel als een verwijt; de roep om wondertekenen is ten diepste een loze kreet. Het gaat ons in dat geval om de tekenen op zich en niet om de betekende zaak! Het Avondmaal echter is een liefdevolle neerbuiging van God naar ons zwakke hart. En dat teken mogen we dankbaar gebruiken!

Een hartekreet

Terug naar Chûsas; "Heere, kom af, eer mijn kind sterft!" Het is niet alleen het feit dat zijn zoon ziek is, waardoor hij de druk op Jezus opvoert, maar vooral het feit dat er haast geboden is. "Kom toch snel, voordat mijn kind sterft!" Bedenk daarbij dat de loopafstand meer dan 25 kilometer was!
"Kom af…" (kata'baino): 'naar beneden komen' (die woord wordt wel gebruikt voor hemelse wezens die naar de aarde afkomen); 'gezonden worden' of 'terneer geworpen worden in de diepste toestand van ellende en schande'. Chûsas zal dat laatste er zeker niet bij hebben bedacht, maar het eerste waarschijnlijk wel. De hoogteverschillen in het landschap zullen ervoor gezorgd hebben dat Chûsas sprak van 'afkomen', vanwege dat Kana wellicht een stuk hoger lag dan het bij de zee gelegen Kapernaüm (zie het kaartje bovenaan).
Toch is een vraag aan Jezus om mee te komen vanuit Hem gezien ook een 'afkomen'; Hij moet zich vernederen om bij mensen te komen. En hóe heeft Hij dat gedaan, door te worden geboren in een beestenstal. Hij daalde af in ons menselijk vlees, vanuit Zijn hemelse heerlijkheid. "Daal neer, HEERE, in ons door de zonde verworden bestaan. Kyrie eleison: Heere, ontferm U onzer!"
We weten dat Christus wederkomt. Opnieuw zal Hij neerkomen naar ons (en wij Hem tegemoet…) De kerk roept in toenemende mate: "Kom, Heere Jezus, ja kom haastig!" Maar bij die diep doorleefde uitroep bidt ik toch ook: "Heere, kom af in het hart van mijn kinderen, eer ze sterven!" Vul maar in, wie jij op het oog hebt, die nog gered moet worden. Misschien dat ene kind, die ene zoon, die geestelijk op sterven ligt, met de eeuwigheid voor ogen… Schijnbaar onbereikbaar. "Daal, o Heilige Geest, af in hem, eer mijn kind sterft!" Een hartverscheurende hartekreet in het zicht van de Jongste Dag.

dinsdag 8 december 2015

Het effect van een goed gerucht over Jezus

Eén van de drie vrouwen bij het graf was Johanna de vrouw van Chûsas (dezelfde waarschijnlijk als de hoveling in onze dagtekst). Er zijn aanwijzingen dat Chûsas en Johanna later in Rome Paulus' medearbeiders waren onder de romeinse namen Andrónikus en Júnias (Romeinen 16 : 7)


"Als Hij dan in Galilea kwam, ontvingen Hem de Galileërs, gezien hebbende al de dingen, die Hij te Jeruzalem op het feest gedaan had; want ook zij waren tot het feest gegaan.
Zo kwam dan Jezus wederom te Kana in Galilea, waar Hij het water wijn gemaakt had. En er was een zeker koninklijk hoveling, wiens zoon krank was, te Kapernaum.
Deze, gehoord hebbende, dat Jezus uit Judea in Galilea kwam, ging tot Hem…"
Johannes 45-47a

Gisteren zagen we dat Jezus Nazareth links liet liggen en die plek – waar men niet op Hem zat te wachten – passeerde om naar Kana door te reizen. Die tocht heeft eenzelfde doel als de tocht naar Sichar. Jezus moest door Samaria gaan, maar Hij moest evenzeer hoognodig naar Kana gaan. Daar zaten mensen op Hem te wachten en het gerucht van Zijn komst was Hem al ver vooruit.

Een goed gerucht zorgt voor een goed ontvangst

Zoals de vogels in de bomen met hun gezang de lof des Heeren verkondigen, zo is het ónze opdracht en zegenrijke levenstaak om een goed gerucht van onze Heere en Heiland te verspreiden. Tijdig en ontijdig; ik geef toe dat we vaker dan nodig eerst proberen in te schatten of het wel zin heeft!
De tussenstop die Jezus maakte in Sichar had nog een extra reden, naar het lijkt. Met deze tweedaagse vertraging van Zijn reis naar Kana, geeft Hij alle ruimte om door diverse Jeruzalem-gangers het gerucht van Zijn naderende komst (trouwens ook een doordenker voor ons, met betrekking tot Zijn naderende tweede komst!) voldoende te laten verspreiden.
En het zijn juist deze promoters die worden genoemd in vers 45: "de Galileërs, die al de dingen die Jezus in Jeruzalem op het feest had gedaan, hadden gezien; want zij waren ook op het feest van Pascha geweest." Deze ooggetuigen – en we laten hun diepere motieven even buiten beschouwing – worden nu ingeschakeld in een bijzonder proces, waar ze zelf, naar mijn gevoelen, nog nauwelijks zicht op hadden. Wat hun motieven ook waren (nieuwsgierigheid, zo je wilt), ze brengen met hun bericht van Jezus' komst, de gemoederen in beweging.
En… er ontstaat een warm ontvangst als Jezus uiteindelijk verschijnt. Laten we daar goed op letten! Zie de Bijbelstudie van gisteren.

Een goed gerucht zorgt voor een grotere oogst

De Bijbel zoomt in op één van die mensen die dit goede gerucht te horen krijgt. Hij was vrijwel zeker niet naar het feest geweest, want zijn zoon was doodziek; wellicht was hij ook niet eens welkom in Jeruzalem, omdat hij een maatje van Herodes was. Wie was deze mysterieuze man? De kanttekeningen wijzen voorzichtig op Chûsas, wiens vrouw Johanna één van de vrouwen was die Jezus volgden op Zijn tocht naar het kruis:
"Namelijk officier of heer, in dienst of uit het hof van den koning Herodes, welke sommigen menen dat Chuzas zou geweest zijn, de rentmeester van Herodes, wiens huisvrouw Johanna benevens andere vrouwen den Heere Christus dienden van haar goederen, Luk. 8:3, hetwelk ook het drie en vijftigste vers schijnt te bevestigen."
Hij maakte deel uit van de hofhouding van Herodes en was wellicht toen of later een geloofsbroeder van Menahem, die Christus ook aan de klauwen van satan had ontrooft. Deze laatste was een jeugdvriend van Herodes geweest; hij zal ook zeker geen lieverdje zijn geweest, maar als een moordenaar aan het kruis kan worden gered van de geestelijke dood, dan kan een maatje van een dictator als Herodes ook worden gered! Wat een troost voor allen die worstelen met zielen die onbereikbaar lijken voor het Evangelie en een God-loze weg begeren in te slaan.
De hoveling heeft een groot probleem én er moet iets in zijn leven zijn gebeurd. Hij heeft namelijk een doodzieke zoon én hij heeft gehoord van Jezus' komst. Blijkbaar was het gerucht vanuit Kana ook in Kapernaüm terechtgekomen (zo breed was het nieuws dus verbreid!). Dat was er de reden van dat hij de stoute schoenen aantrok en naar Kana afreisde. Wellicht had ook hij gehoord van het wonder dat Jezus daar vorig jaar had gedaan: water in wijn veranderen! Dat moet een ophef hebben gegeven; wellicht ook argwaan.
Deze officier of rentmeester van Herodes zat vast en zeker goed in de slappe was, maar zijn vermogen was blijkbaar niet toereikend om zijn zoon weer gezond te krijgen. Later zal ook zijn vrouw Johanna een vermogende vrouw blijken te zijn, die Jezus met haar vermogen diende. Ook zo'n mooie lijn, die we kunnen trekken naar ons bestaan van vandaag; zeker naar aanleiding van de preek van afgelopen zondag over "Gij zult niet stelen" (dat ook betekent dat we met ons goed en vermogen de groei en verdieping van Gods Koninkrijk bevorderen en onze zwakke en arme broeders en zusters bijstaan). En voor zo veel gij dit aan één van Jezus’ minste broeders of zuster hebt gedaan, hebt gij het gedaan aan Hem!
Welnu, deze stoere, rijke man, die eraan gewend was door slaven te worden bediend, komt nu in de gestalte van een bedelaar tot Jezus. Wellicht nog met een bepaalde hautaine houding, alsof hij Jezus kon bevelen, maar toch, hij was de grootste drempel van zijn hoogmoed over en ging! Want zijn zoon lag op sterven… Morgen zullen we dieper ingaan op wát hij wenst van Jezus en wat dat ons kan leren. Voor dit moment is het wonder van zijn komst tot Jezus een vrucht op de prediking van de mensen uit Kana: "De Meester komt eraan!" Ben jij ook zo'n prediker?

maandag 7 december 2015

De pijn als je geliefden niet geloven

Galilea; we zien de plaatsen Kana, Nazareth, Chorazin, Kapernaüm en Bethsaïda.


"En na de twee dagen ging Hij van daar en ging heen naar Galilea;
Want Jezus heeft Zelf getuigd, dat een profeet in zijn eigen vaderland geen eer heeft.
Als Hij dan in Galilea kwam, ontvingen Hem de Galileërs, gezien hebbende al de dingen, die Hij te Jeruzalem op het feest gedaan had; want ook zij waren tot het feest gegaan.
Zo kwam dan Jezus wederom te Kana in Galilea, waar Hij het water wijn gemaakt had."
Johannes 4 : 43-46a 

Wat een pijn kan het teweeg brengen bij een getrouw predikant, als hij tegenstand ondervindt, wanneer hij het Woord zuiver predikt. Of voor gemeenteleden, die worden tegengewerkt wanneer ze de Schrift aan het Woord willen laten en dwalingen of misvattingen proberen te ontmaskeren. Maar hoe diep is de pijn als leden van je eigen familie of zelfs je eigen gezin – je ouders of je kinderen misschien – de dienst aan de HEERE vaarwel willen zeggen. Dat is een pijn die diep inbrandt en scherpe littekens nalaat.

Niet geliefd in je eigen kring

De Heere Jezus heeft dat ook ondervonden; en hoe diep! Hij had Judea al verlaten na het Pascha en we hebben Hem natuurlijk van nabij meegemaakt de afgelopen dagen in Sichar. Maar nu Hij die stad verlaat met al die geweldig verblijdende indrukken, vervolgt Hij Zijn reis naar Galilea. De plek waar Hij was opgegroeid bleef trekken. Zijn moeder woonde er, Zijn broers en Zijn zussen. Daarom zou je verwachten dat Hij linea recta naar Nazareth reist, wanneer we in vers 43 lezen dat Hij naar Galilea vertrekt.
Maar, dan volgt er een vreemd vers, dat om onduidelijk reden daar lijkt te staan. "Want Jezus heeft Zelf getuigd, dat een profeet in zijn eigen vaderland geen eer heeft." Er lijkt iets te staan in de zin van: Jezus gaat naar Galilea want Jezus had Zelf betoogd dat een profeet juist daar – in Zijn eigen vaderland – níet geliefd is. En dan volgt er ook nog eens op dat de Galileërs Hem toch juist verwelkomden en later zelfs in Hem gingen geloven. Wat een raar spreekwoord van Jezus!
Dat spreekwoord had Jezus ook genoemd in Mattheüs 13. Na de gelijkenissen van de schat in de akker, de parel van grote waarde en het visnet, vertrekt Hij.
"En gekomen zijnde in Zijn vaderland, leerde Hij hen in hun synagoge, zodat zij zich ontzetten, en zeiden: Van waar komt Dezen die wijsheid en die krachten?
Is Deze niet de Zoon des timmermans? en is Zijn moeder niet genaamd Maria, en Zijn broeders Jakobus en Joses, en Simon en Judas?
En Zijn zusters, zijn zij niet allen bij ons? Van waar komt dan Dezen dit alles?
En zij werden aan Hem geërgerd. Maar Jezus zeide tot hen: Een profeet is niet ongeëerd, dan in zijn vaderland, en in zijn huis.
En Hij heeft aldaar niet vele krachten gedaan, vanwege hun ongeloof."
Er heerst de houding van "wat denkt Hij wel?!". Dit geeft zo triest diep aan welke aversie er tegen Jezus was, juist in Zijn eigen kring, Zijn dorp en familie. Een profeet ontvangt juist in zijn eigen vaderland niet de eer die hij zou moeten krijgen. Sterker nog; het tekstgedeelte sluit af met een aangrijpende conclusie: Hij heeft er weinig wonderen kunnen uitrichten, vanwege hun ongeloof! Hoe aangrijpend en pijnlijk is ongeloof, juist in levens van hen die je lief en dierbaar zijn!

Wel geliefd buiten je eigen kring

Jezus was waarachtig God maar ook waarachtig Mens. De Vader ondersteunde Zijn menselijke gevoelens met hoopgevende reacties. Jezus mocht Zich verheugen in het geloof van Samaritanen. En enkele verzen verder zullen we zien dat er zelfs geloof komt, precies in de buurt van Zijn vaderland. Maar… hoe zit dat nou met dat spreekwoord? Wat had dat spreekwoord te maken met de rest van het tekstgedeelte? Om het tekstverband te snappen, bieden de Kanttekeningen belangrijke uitkomst. "Hier wordt reden gegeven waarom Hij naar Kana en naar andere steden van Galilea ging en niet naar Nazareth. Zie Matth. 13 : 54, 57." Je moet dus ook even doorlezen om te zien waar Jezus uiteindelijk terechtkomt. Hij ging naar Galilea, naar Zijn vaderland, Nazareth. Maar Hij passeerde die stad en koos Kana als einddoel, "want Hij heeft Zelf getuigd, dat een profeet [juist niet] in zijn eigen vaderland geëerd wordt".
Later (Mattheüs 11 en Lukas 10) zullen er ook zulke aangrijpende woorden klinken over Kapernaüm (de stad waar Hij zo vaak verbleef) en Bethsaïda en Chorazin (de steden waar Hij diverse wonderen had verricht):
"En Ik zeg u, dat het dien van Sodom verdragelijker wezen zal in dien dag, dan dezelve stad.
Wee u, Chorazin, wee u, Bethsaida, want zo in Tyrus en Sidon de krachten geschied waren, die in u geschied zijn, zij zouden eertijds, in zak en as zittende, zich bekeerd hebben.
Doch het zal Tyrus en Sidon verdragelijker zijn in het oordeel, dan ulieden.
En gij, Kapernaum, die tot den hemel toe verhoogd zijt, gij zult tot de hel toe nedergestoten worden.
Wie u hoort, die hoort Mij; en wie u verwerpt, die verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, die verwerpt Dengene, Die Mij gezonden heeft."
Denk het je in: Sodom zal het in de hel verdragelijker zijn dan steden waarin de Heiland Zelf had gepreekt, gepaard gaande met tekenen en wonderen! In die teksten zie je dat er in de rampzaligheid ook trappen zijn, evenals in de heerlijkheid. Hoe diep zal de wroeging zijn voor hen die de weg hebben geweten, maar niet hebben gewild dat Jezus Koning over hen was. En juist dat grijpt je zo aan, wanneer je ziet, hoort of merkt dat mensen die je na aan het hart liggen weigeren om Hem te voet te vallen en met vlijmscherpe woorden of lachend wegwuivend spreken over die onzin van dat geloof in God. Of die Hem krampachtig of onwetend op afstand houden.

zaterdag 5 december 2015

Ik heb het zelf uit Zijnen mond gehoord

De mensen uit Sichar geloven door het Woord van Jezus

"Als dan de Samaritanen tot Hem gekomen waren, baden zij Hem, dat Hij bij hen bleef;
en Hij bleef aldaar twee dagen.
En er geloofden er veel meer om Zijns woords wil;

En zeiden tot de vrouw: Wij geloven niet meer om uws zeggens wil; want wij zelven hebben Hem gehoord, en weten, dat Deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld."
Johannes 4 : 40-42


Het Avondmaal ligt morgen al weer een week achter ons. Hoe was het? Hoe is het gegaan deze week? Wat is er over van het verlangen dicht bij de HEERE te blijven? Is het verlangen nog levendig dat vraag: "HEERE blijf dicht bij me"? Wil je ook Zijn stem telkens weer horen, Zijn nabijheid dagelijks genieten? Laat de begerende vraag van de Samaritanen ons opscherpen en aanmoedigen dat begeren gaande te houden.

Blijf bij ons Heer'

Was er wellicht bij sommigen de sensatielust om die bijzondere Joodse Profeet te ontmoeten, Zijn wonderen met eigen ogen te zien? Inmiddels is het (grotendeels) overgegaan in een verlangen om deze Heiland zelf te horen spreken. Ze beleden dat het goed was om Zijn onderwijs te ontvangen, te zitten aan Zijn voeten.
Maria Magdalena werd in de graftuin aangesproken door de Opgestane; het eerste dat ze deed was Zijn voeten vastgrijpen. Ze wilden Hem nooit meer verliezen. Jezus weerhoudt haar er echter van; dat kan niet. Hij stuurt haar juist weg: "Ga naar Mijn broeders…" Is dat hard? Nee. De tijd komt nog dat we Hem altijd bij ons hebben en we met Hem mogen genieten van de heerlijkheid. Maar bij Jezus blijven zitten, je aan Hem vastklampen, heeft tot gevolg dat we het zicht op de anderen, die nog moeten worden toegebracht, verliezen.
Daarom last Jezus een rust- en toerustingsperiode in van twee dagen. En ze zullen ervaren dat Hij – als Hij vertrekt – met Zijn Geest bij hen blijft. Dat is een leerproces – een heel leerzaam en heerlijk proces zelfs – dat ook wij na de Avondmaalstafel moeten beseffen en leren.
Het vogeltje dat ik vanmiddag luidkeels hoorde zingen – ondanks de kou en de harde wind – maakte me duidelijk dat de HEERE weet heeft van zo'n klein vogeltje. "Gaat gij niet vele musjes (of andere vogeltjes) te boven?" Uw hemels Vader weet wat gij nodig hebt. We leven zo vaak bij het zien en ervaren, maar soms laat de HEERE indirect Zijn aanwezigheid merken. De Heilige Geest leert ons beter horen, zien en luisteren: Wees niet bang, Ik ben bij je!

Ik heb het zelf uit Zijn mond gehoord

Het tweede machtige aspect in deze geschiedenis is die persoonlijke belijdenis van de Samaritanen: "Wij geloven niet meer om uws zeggens wil; want wij zelven hebben Hem gehoord, en weten, dat Deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld." Een belijdenis die de doorsnee Jood hier niet zou verwachten en eigenlijk ook maar onder de maat zou vinden. Echter Jezus vindt er de aanleiding in voor twee dagen catechese en toerusting.


De woorden van de Samaritaanse vrouw hadden in één klap veel losgemaakt in Sichar. Bakkers, slagers, herders, priesters, boeren, vrouwen, kinderen en grijsaards… de stad liep uit op wat ze de vrouw hadden horen roepen. Deze eerste vrouwelijke predikante in Sichar had goed werk gedaan. Ze vormde met haar bereidwilligheid om het evangelie te verkondigen een beschamend contrast met een figuur als de oudtestamentische profeet Jona. Ze was een boodschapster van de Blijde Boodschap; al konden zowel zij als de stadsgenoten nog niet bevatten wat het allemaal precies inhield.
Al direct na de eerste ontmoeting met Jezus begon er iets te veranderen. Ze waren gegaan op het woord van de vrouw. Maar toen ze Hem zelf hadden gehoord, werden ze persoonlijk geraakt en aangesproken. Er begon iets te leven dat ze nog niet helemaal konden doorgronden; maar het was er! Ze geloofden om Zijns woords wil; er kwam geloof door wat Hij te zeggen had. De vrouw had slechts op Hem gewezen, zoals Johannes de Doper van zichzelf had afgewezen naar Christus toe. Maar Jezus had werkelijk iets te zeggen. Zijn woorden waren levenwekkend; en dat is op tot op de huidige dag nog zo.
Maar na het tweedaagse verblijf van Christus en Zijn discipelen in de stad, ontmoetten ze de vrouw weer op straat. En wat wellicht in de voorgaande tijd maar weinig gebeurde, ze spreken haar aan. En wat ze zeggen is niet kwetsend voor haar, maar uiterst vreugdevol: "We geloven in Hem; niet slechts door wat jij ons hebt verteld, maar we hebben het zelf uit Zijne mond gehoord!" Dat moet me een vreugde hebben gegeven in het hart van die vrouw! Ze had ze bij Jezus willen brengen en het is gelukt. Daar zijn ze aan het goede adres gekomen. Niet blijven hangen bij de richtingaanwijzers, maar komen bij het Reisdoel.
Hoe haar leven verder is gegaan? De Bijbel zwijgt erover. Wellicht is ze Jezus gevolgd of breidde de opwekking in Sichar zich uit in de omgeving. Wat te denken van die ene Samaritaanse melaatse die later zou worden genezen en met dankbaarheid terugkeerde bij Jezus. We weten niet wat er precies met de vrouw is gebeurd, maar haar leven moet zeker anders geworden zijn. En dat van haar stadsgenoten niet minder. Vreugde in de hemel; vreugde op aarde. En daarmee een aansporing om door te gaan met dat werk.

vrijdag 4 december 2015

Een bekeringsverhaal met extra resultaat

Standbeeld van Andrew Gray (1828-1917) in het Zuid-Afrikaanse Wellington, waar hij op 18 januari 1917 overleed.


En velen der Samaritanen uit die stad geloofden in Hem, om het woord der vrouw, die getuigde:
Hij heeft mij gezegd alles, wat ik gedaan heb.
Johannes 4 : 39

Twee uit een stad? Nee er staat velen uit die stad geloofden in Hem. Die hadden dan zeker wel een hele lange bekeringsweg afgelegd, door diepe dalen, langs de angsten der hel; het haar zal hen te berge gerezen zijn, geestelijk, nietwaar? Ze zullen de slaande hand des HEEREN wel zwaar hebben gevoeld; in de derde hel verworpen en opgetrokken tot in de zevende hemel? Ik weet niet wie al dat soort termen bedacht heeft, maar ze vinden geen basis en stramien in Gods Woord. Wel lees ik dat hier mensen van een afwijkend joods-achtig geloof tot geloof komen, nadat één van hun stadsgenoten iets bijzonders heeft meegemaakt. Copy-paste-gedrag, zoals je bij veel opwekkingsbijeenkomsten en in veel hypercalvinistische kringen tegenkomt? Een echte GerGem-bekering, zoals ik quasi-rechtzinnige mensen soms hoor zeggen? Laten we liever naar Gods Woord luisteren.

Een grote volksbekering

De vader en naamgenoot van de bekende schotse opwekkingsprediker Andrew Murray, die eveneens werkzaam was in Zuid-Afrika, heeft sterk gebeden om een opwekking maar moest er lang op wachten. L.J. van Valen heeft over hem een boek – 'Geworteld in Zijn liefde' – geschreven en ik citeer iets uit een gesprek met hem, dat voorin een prekenbundel van Murray staat.

"Hij was een veelzijdig en kleurrijk leidersfiguur die van grote betekenis is geweest voor de kerk in Zuid-Afrika. Met veel toewijding gaf hij leiding aan een grote opwekking die er in 1860 plaats had. Van Murray's vader is bekend dat hij veertig jaar lang naar een geestelijke herleving had uitgezien. Elke vrijdagavond trok hij zich in zijn studeerkamer terug om ervoor te bidden. Toen hij de wonderen zag die de Heere in tal van gemeenten deed, riep hij in tranen uit: „Dat ik dit nog mag meemaken..." Murray Jr. merkte in het pastoraat dat mensen zich min of meer gelaten neerlegden bij hun falen en hun inwonende zonden. Meer dan eens hoorde hij gemeenteleden zeggen: ,,We blijven tot het laatst zondaar, nietwaar?" Daar was hij het op zich mee eens, maar de manier waarop zulke uitspraken werden gedaan, wees hij af. Mensen namen er genoegen mee. Zij berustten erin. Ze gebruikten die waarheid als een dooddoener. Na een weg van zoeken en tasten ontdekte Murray dat de Heere ons veel meer in de heiliging wil geven dan wij ons bewust zijn. In de weg van gebed en Bijbelonderzoek breekt Hij de heerschappij van de zonde in ons leven af. Christus is niet alleen de Gekruiste, maar ook de Opgestane. Daarom kunnen wij door de kracht van de Heilige Geest vorderen in de genade. De zonde is er wel, maar hij heerst niet meer over ons"
Overwinningsleven is een ontspoord begrip geworden. Niettemin is het waar – we stonden daar gisteren op de MannenBijbelstudieVereniging in Schoonhoven bij stil vanuit Romeinen 6 – blijven veel mensen hangen in de zonde die nog steeds aankleeft. In Christus zijn we – let erop: in Christus! – meer dan overwinnaars. De zonde is er wel, maar heeft geen recht van spreken meer. Hij is ons tot vijand geworden; we zijn een nieuwe schepping geworden. Het weidt te ver uit om over deze materie verder te schrijven. Wat ik wilde onderstrepen is vanuit het leven van vader en zoon Andrew Murray de begeerte en het verlagen naar een opwekking. Een helder zien wat zonde is, wat zonde doet en waar wij staan – na ontvangen genade – ten opzichte van de macht van de zonde.
De stadsgenoten van de zondares uit Sichar kwamen tot inkeer door het verhaal over de ontmoeting met Jezus. Daarin werd haarscherp duidelijk hoe de Messias te werk ging: Hij zei haar – legde bloot – alles wat ze had gedaan! Eigenlijk is dat de vooruitgeschoven Jongste Dag. Sommigen spreken van 'de vierschaar in het geweten' – een term die een zeer gevaarlijk eigen leven is gaan leiden (evenals dat overwinningsleven), maar het geeft wel iets aan van de kern van de ontmoeting met Jezus. Oog in oog met Hem staan is 'niet meer weten waar je blijven moet, vanwege je zonde'. Maar daar staat geen punt, dat drijft onherroepelijk uit tot Hem, met Wie je oog in oog staat. De vrouw heeft dat ondervonden en komt van die ontmoeting vertellen, met alle gevolgen van dien! Al moet ik er direct bijzeggen dat niet ieder van die mensen uit Sichar kreeg te horen 'alles wat hij/zij gedaan had'. Er zijn er zeker geweest die bij die ontmoeting werden getrokken door de liefde van Christus. Niet ieder ondervindt hetzelfde als hij of zij tot geloof komt. En er zijn er ook die al van jongsaf de HEERE mogen vrezen en liefhebben. Zij zullen gaandeweg hun leven, op een gelijkmatiger manier worden gevormd!

Een goede voorbeeldhouding

Wat heeft die vrouw precies gezegd? Wat heeft ze precies ondervonden, meegemaakt, doorleefd. De Bijbel vindt het blijkbaar niet nodig daar verder over uit te weiden. De vrouw heeft gewoon letterlijk gezegd; "Komt, ziet een Mens, Die mij gezegd heeft alles, wat ik gedaan heb; is Deze niet de Christus?" Dat was blijkbaar voldoende om de mensen per direct in beweging te zetten. Haar woorden kregen impact door de Heilige Geest. En ik geloof zeker dat haar woorden niet helemaal theologisch feilloos waren gevormd; ze stonden ook nog eens haaks op de theologie over de Messias van die dagen! Dus haar woorden hadden zo'n beetje alles tegen wat je maar kunt bedenken. En kijk eens wat er gebeurt: ze laten alles vallen en snellen de stad uit. Niet één of twee, maar velen!
Er moet nog iets geweest zijn, al staat het er niet met zoveel woorden bij. Ze vertelde – lees het maar in onze tekst: "Hij heeft mij gezegd alles, wat ik gedaan heb". Vind je het niet merkwaardig dat zij in levende lijve daar in Sichar is teruggekeerd? Is het niet wonderlijk dat ze nog woorden weet te vinden? Hoe geslagen en door God verbrijzeld was ze? Ik lees er niets van. Ze stond daar, getuigde en was een levend toonbeeld van Gods barmhartigheid en genade. Besef je hoeveel impact dát heeft?
Het is in de gereformeerde gezindten trendy om een verbrijzelend imago van de Godsontmoeting te schetsen en dat anderen op te leggen als maatstaf en regel. Ik kan je verzekeren, deze Samaritaanse vrouw past niet in dát orthodox-gereformeerde plaatje. En toch maakt de HEERE haar tot een toonbeeld, een illustratie, van Wie Hij werkelijk is. De mensen vluchten niet weg, zoals Lot uit Sodom en later zelfs uit Zoar, maar ze snellen naar Christus toe. En het feit dat de vrouw haar stadsgenoten daar deelgenoot van wilde maken – het hen ook zo gunde om bij Jezus te komen – wekte nieuwsgierigheid, verlangen en zelfs aanbidding.
We kunnen met recht verlangen naar een opwekking. Het wordt tijd dat we ons kerkelijk denken – zowel ter linker- als ter rechterzijde van de Koninklijke weg – weer eens goed naast de Schrift gaan leggen. Want we kunnen wel een spectaculaire opwekking wensen, maar als we dat wensen met de afgoden van hyper-calvinistische rechtzinningheid of orthodoxe Godsvertekening dan is er weinig hoop op een opwekking. Die vrouw werd aangezegd wat ze gedaan had, maar ze bleef niet wie ze was! Welke les trek jij er voor jezelf uit?

woensdag 2 december 2015

Zijn we verlegen om een opwekking?

Ingaan tot de arbeid van anderen maakt ootmoedig en hoopvol.

"Ik heb u uitgezonden, om te maaien, hetgeen gij niet bearbeid hebt;
anderen hebben het bearbeid, en gij zijt tot hun arbeid ingegaan."
Johannes 4 : 38

Toch lijkt Jezus hier de dingen andersom te bedoelen dan wij ze gisteren bekeken: wie maaien en wie zaaien? De tekst van vandaag lijkt te zeggen dat al de profeten, Johannes en ook Jezus samenop hebben gearbeid (gezaaid) en dat nu de discipelen mogen gaan maaien. Aan hen dus het loon en met hen genieten en verheugen zich Jezus, Johannes en de profeten van het Oude Testament. Zo zou je het kort kunnen samenvatten.

Jezus stuurt weg om te maaien

In Mattheüs 6:26 wijst Jezus op de vogels: ze zaaien niet en maaien niet maar leven van genade en maken zich geen zorgen. Hun hemelse Vader zorgt voor hen. Het lijkt wel alsof maaien of zaaien er niet toe doen. Echter, dat is slechts zo in die context: geen te grote zorgen maken, want onze hemelse Vader zorgt.
Maaien en ook zaaien doet er wel degelijk toe in het Koninkrijk van God. Sterker nog: Jezus stuurt Zijn apostelen weg om te maaien. Hij doelt niet alleen op de uitzending van de zeventig, maar op de gehele toekomst. Ik las een aardige verklaring waarin indringend wordt opgemerkt dat de Heiland hier bedoelt: "Ik zal jullie uitzenden om te gaan maaien, waar je geen zware arbeid aan heb verricht". De Heiland heeft geen gemeenten gesticht, zelfs niet in Judea! Zijn apostelen zullen dat na Zijn dood gaan doen. En inderdaad… ze komen in Klein-Azië zelfs mensen tegen die nog niet van de Heilige Geest hebben gehoord, maar alleen van… de doop van Johannes! En op meerdere plaatsen, denk ook aan iemand als Lydia, komen ze mensen tegen, waar de Heilige Geest al werkzaam in was. Ze mogen maaien, handenvol! Een geestelijke opwekking van jawelste, ondanks de grimmige vervolgingen van satan.

Jezus wijst op het voorwerk

Om Zijn jongeren te bewaren voor hoogmoed wijst Jezus op het vele voorwerk, van eeuwen daarvoor al, dat is geschied. Hij zet ze op hun juiste plek en leer hen daarmee ootmoedig te zijn. Als Jezus spreekt over 'bearbeiden' en arbeid waar de discipelen toe zullen gaan, dan gebruikt Hij een woord dat betekent 'moe worden door inspanningen, lasten of verdriet'. De maaiers mogen uitgaan tot werk waar zij zelf niet moe van geworden zijn.
Soms hoor je van predikanten die ervaren dat ze op rotsen ploegen en jaren na hun vertrek komt er een opleving in de gemeente. Wat rijk als ze daarvan mogen horen. Dan blijven ze tobben over die gemeente, menend dat er niets van terecht is gekomen. Ze mogen opgewekt zien dat de HEERE doorgaat met Zijn werk.

Elke volksbekering komt ook niet op één dag; daar gaat soms een hele tijd aan vooraf van geestelijke armoede, oplopende honger en begeerte naar het Woord, dorst naar de Geest. Zijn we verlegen om een opwekking? Is er al voorwerk gedaan? Of behoren wij tot degenen die het voorwerk doen? In ons vorige huis heeft mijn vader uren en uren werk gehad aan het rachelwerk boven het plafond. Toen hij klaar was kwam een timmerman en legde in één morgen een prachtig strak plafond. Het was een mooi gezicht, dat strakke plafond, maar ik zag boven die gladde platen altijd de uren werk van mijn vader en was hem dankbaar. Door zijn werk kon het zo snel en zo strak gemaakt worden. Zo is het ook in het Koninkrijk van God. Het voorwerk is uiterst belangrijk. En dat voorwerk begint niet met een grote opwekking, maar heel klein in enkele mensenharten, gezinnen en geestelijke vriendschappen binnen de gemeente. Hoe staat het ermee? Wordt het al tijd voor een opwekking of is er nog veel biddend voorwerk te doen?

dinsdag 1 december 2015

We willen graag zowel zaaien als maaien

The potato harvest, 1882, Thomas James Lloyd (1849-1910),
watercolour heightened with white and scratching out, 62.5 x 123.5 cm


"En die maait, ontvangt loon, en vergadert vrucht ten eeuwigen leven;
opdat zich te zamen verblijde, beide, die zaait en die maait.
Want hierin is die spreuk waarachtig: Een ander is het, die zaait, en een ander, die maait.
Johannes 4 : 36-37


Heb jij dat ook, dat je graag snel vrucht wilt zien op wat je zaait? Ik snap het wel en herken het ook. Immers, we gaan met zielen van jongeren en ouderen om; vandaag kan de laatste dag zijn. En we moeten arbeiden, alsof vandaag de laatste dag van ons/hun leven is, dus met een zekere gedrevenheid. Maar… soms zet de HEERE je stil bij het feit dat Hij bekeert, Hij verbreekt, Hij terechtbrengt. Wij kunnen geen hart verbreken en geen ziel behouden. Maar tegelijk moet het ons niet om het even zijn wat het Woord in iemands leven doet. Dat is een gezond spanningsveld, dat je in tact moet laten. Dat houdt afhankelijk van de HEERE.

Loon op maaien

Vooraf geef ik even de vertaling van de NBV weer: "De maaier krijgt zijn loon al en verzamelt vruchten voor het eeuwige leven, zodat de zaaier en de maaier tegelijk feest kunnen vieren. Hier is het gezegde van toepassing: De een zaait, de ander maait." In deze lezing komt iets duidelijker naar voren dat de maaier een unieke plek inneemt. Dat ontneemt naar mijn mening ook een verkeerde kijk op deze tekst, als of mensen zijn die maaien en mensen die zaaien. De Maaier is God; Hij mag het loon in ontvangst nemen: aan Hem de eer. Maar de mens mag in afhankelijkheid zaaien.
Het wondelijke – dat iets beter uit de verf komt in deze vertaling – is dat de Maaier Zijn timing perfect afstemt. Hij maait op het moment dat Hij samen met de zaaiers feest kan vieren. "Komt in gij gezegende Mijns Vaders"  … "Ga in in de vreugde uw Heeren".
Er zijn een paar gelijkenissen die duidelijk maken dat het maaien nog wordt uitgesteld. Bijvoorbeeld die gelijkenis van het onkruid tussen de tarwe (Matth. 13). Daar ontdekken de knechten dat er onkruid tussen de tarwe opgroeid. Als de Landman dan antwoordt dat een vijandig mens dat heeft gedaan (satan), antwoorden ze: "Wilt gij dan, dat wij heengaan en datzelve vergaderen?" Maar hij zeide: Neen, opdat gij, het onkruid vergaderende, ook mogelijk met hetzelve de tarwe niet uittrekt. Laat ze beiden te zamen opwassen tot den oogst, en in den tijd des oogstes zal ik tot de maaiers zeggen: Vergadert eerst dat onkruid, en bindt het in busselen, om hetzelve te verbranden; maar brengt de tarwe samen in mijn schuur."
Wie zijn die maaiers? Dat legt Jezus uit in het 39e vers: "De maaiers zijn de engelen". Zo werken de engelen en de mensen samen, tot eer en glorie van de HEERE. Jezus voegt er even verderop nog een gelijkenis aan toe, die van het visnet:
"Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een net, geworpen in de zee, en dat allerlei soorten van vissen samenbrengt; hetwelk, wanneer het vol geworden is, de vissers aan den oever optrekken, en nederzittende, lezen het goede uit in hun vaten, maar het kwade werpen zij weg. Alzo zal het in de voleinding der eeuwen wezen; de engelen zullen uitgaan, en de bozen uit het midden der rechtvaardigen afscheiden; en zullen dezelve in den vurigen oven werpen; daar zal zijn wening en knersing der tanden. En Jezus zeide tot hen: Hebt gij dit alles verstaan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heere!"
Toch is het maaien in onze dagtekst een iets genuanceerder beeld. Laat dat maaien op de Jongste Dag maar gewoon staan. Evenwel mag er ook in dit leven sprake zijn van een soort maaien. Eigenlijk is het meer 'vrucht zien komen', waar je gezaaid hebt. Jezus spreek ook over de oogst, en over het feit dat de discipelen worden uitgestuurd in een oogst waar zij zelf niets aan hebben gezaaid; we komen daar in de komende bijbelstudies nog op terug. Bij dat beeld moeten we vasthouden dat we met dat maaien (of vrucht zien) niet zelf iets worden. Het is met eerbied teamwork tussen de hemel en de aarde.

Loon op zaaien

Als Israël op weg is naar het Beloofde Land, dan drukt Mozes hen op het hart in Deut. 6:10-12:
"Als het dan zal geschied zijn, dat de HEERE, uw God, u zal hebben ingebracht in dat land, dat Hij uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft, u te zullen geven; grote en goede steden, die gij niet gebouwd hebt, en huizen, vol van alle goeds, die gij niet gevuld hebt, en uitgehouwen bornputten, die gij niet uitgehouwen hebt, wijngaarden en olijfgaarden, die gij niet geplant hebt, en gij gegeten hebt en verzadigd zijt; zo wacht u, dat gij den HEERE niet vergeet, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis heeft uitgevoerd.

Waar je al in de tijd van mag genieten, daar heb je soms niet alléén aan gewerkt. Dat hebben anderen voor jou gedaan. Eens deed een goede vriendin van mijn vrouw belijdenis en de predikant beroemde zich erop dat zij tot geloof wat gekomen onder zijn arbeid. Echter daar was het nodige aan voorafgegaan waaraan ook mijn vrouw, jaren voordat deze predikant in beeld kwam, had mogen meewerken. Toen zij daarover met deze predikant sprak, werd hij kribbig. Hij wilde het graag op zijn eigen conto schrijven en als vrucht van zijn werk zien. Dat was jammer en zeer kortzichtig. Je kunt je niet beroemen op jouw inspanningen. Als onze kinderen van ganser harte in de HEERE gaan geloven, dan is dat niet alleen ons werk. Wij hebben daar als ouders ons deel aan mogen doen, maar ik kan er een paar handenvol opnoemen die eveneens een rol hebben gespeeld. Dat houd je klein.
Niettemin mag je je verheugen als je vrucht ziet in kinderen, vrienden, buren, passanten in dit leven. Grote vreugde zelfs. Die vreugde mag je ervaren als loon; let er maar op dat dat dan altijd tot meerdere glorie van de HEERE in jouw eigen leven zal leiden. Je kunt er nooit jezelf voor op de borst slaan. De grote, ontembare vreugde op het zaaien én het maaien wacht nog!

Nog één opmerking bij deze woorden. Je zou zo graag vrucht zien die kan worden gemaaid, bij kinderen en vrienden die verstokt onbekeerd blijven. Je zou het eigenlijk wel heel graag willen afdwingen. Juist in het licht van de Jongste Dag? Je voelt namelijk dat er haast geboden is. En ik denk dat dat toch geen verkeerd gevoelen is. Laat iemand die dit leest en er heel andere ideeën over heeft maar reageren. Vooralsnog blijf ik onrustig als mijn kinderen niet duidelijk tot geloof zijn gekomen en gemeenteleden links en rechts even koud en kil doorleven in afwachting van of de HEERE nog eens wat wil gaan doen. Ik kan het niet zomaar naast me neerleggen helaas.
Als Luther bidt: "Als ik niet in Uw boek sta geschreven, schrijf me er dan nog vandaag in, HEERE", zou ik dan kunnen rusten over de onbekeerlijkheid van reisgenoten naar de eeuwigheid?
Ik geef toe dat ik dat gevoel niet bij alle mensen heb; maar sommigen blijven me op mijn hart gebonden… Opdat de HEERE ook van hen het loon zal ontvangen als Hij laat maaien!