woensdag 27 januari 2021

Weer nieuwe regels?


Ook het eerste verbond had regels voor de aanbidding van God. En er hoorde een heiligdom op aarde bij.
Hebreeën 9 : 1

Met het opslaan van het volgende hoofdstuk dacht ik dieper in de materie te komen, maar vers 1 lijkt een stap terug in de tijd: regels? Toch weer wetten en voorschriften bij het nieuwe verbond?

Nou, pak de Kanttekeningen erbij en lees met me mee. Laten we eerst nog even de SV citeren: “Zo had dan wel ook het eerste verbond rechten van den ­godsdienst, en het wereldlijk heiligdom.”

Het woord ‘verbond’ staat in de SV cursief… het staat dus niet de grondtekst; veel Griekse versies van het NT hebben er ‘tabernakel’ staan; dus: Ook de eerste tabernakel had regels voor de aanbidding van God. Dat klopt wel, maar de Kanttekenaars kozen toch bewust voor ‘verbond’, omdat uit het laatste vers van het vorige hoofdstuk en uit het volgende vers (2) blijkt dat hier op ‘verbond’ wordt gedoeld.

Die ‘rechten’ houden in: “rechtvaardigmakingen, of: instellingen, dat is, wijzen van doen, naar welke de godsdienst moest gericht zijn, in dewelke de ceremoniële rechtvaardigmaking bestond.”

Het ‘wereldlijk’ heiligdom betekent dat het ­gebouw van vergankelijk dingen was gemaakt. En juist dát gaat Paulus tegenover het hemelse zetten.

Dit gebouw was een ‘heiligdom’; Zo wordt het gebouw genoemd, dat in het Oude Testament op Gods bevel was afgezonderd voor de godsdienst. Daarna bouwde Salomo de tempel in plaats van de tabernakel. maar Paulus heeft het hier niet over de tempel, maar over de tabernakel, omdat die eerst door Mozes, volgens het voorbeeld van God op den berg getoond, was gebouwd. Zeg maar de pure vorm die precies was zoals God het had ontworpen. Salomo heeft de tempel wel secuur gebouwd, maar er toch nog een paar andere dingen bijgevoegd.

Maar nu die ‘regels’ of ‘instellingen’… Beter nog dan de SV zet de Basisbijbel hier de boel op scherp! Het woordje ‘ook’ aan het begin suggereert dat het tweede of nieuwe verbond aan regels is gebonden.
God dien je niet naar eigen inzicht. Niet waar ik me happy bij voel is passend, maar waar de HEERE blij van wordt. Het woord ‘regels’ is niet zo handig gekozen, want dat klinkt als wetten waarnaar je leeft.

Het Nieuwe Testament laat – vooral in de brieven van Paulus – zien dat wandelen door de Geest inhoud heeft en aan voorwaarden voldoet. Als de hemel je Thuis is, ga je niet op in deze wereld. Je maakt er ‘gebruik’ van, maar het vult je leven niet. De dingen van je oude mens moet je goed onderscheiden van die van je nieuwe mens. Zonden zijn vijanden waartegen je strijdt. En het loven en aanbidden van Christus vormt de kern van dit nieuwe verbond, dat vervuld is met verlangen naar de eeuwige heerlijkheid.

dinsdag 26 januari 2021

Direct online met God


Als God spreekt over een nieuw verbond, houdt dat in dat het oude verbond verouderd is.
En iets wat verouderd is en niet meer geldig is, wordt afgedankt.
Hebreeën 8 : 13


Paulus citeerde Jeremia, maar gaat nu zelf weer spreken. En dan zegt hij geen herkenbare dingen, waar ik vaak over hoor preken! Geloven we dat dit ook door de Heilige Geest is geïnspireerd?

Aan de hand van de Kanttekeningen wil ik de tekst wat helderder verwoorden. Als God het heeft over een nieuw verbond, dan heeft Hij van het vorige verbond verklaard dat het oud is. En wat God tot oud heeft verklaard, wordt dus niet meer gebruikt.

Paulus spreekt hier over de situatie waarin we niet meer elkaar moeten meten en bekritiseren, spiegelen aan de wet, maar waarin we God dankzij de Heere Jezus zullen kennen. En dat gaat, zo zagen we reeds, niet over de eeuwige toekomst, maar reeds over de tijd vanaf Christus ín dit leven!

Als we God kennen, leven we dus ook niet in ­onzekerheid of ons geloof wel goed is. Zeggen de Kanttekeningen daar nog iets helders over? Ja, er vindt een directe kennisoverdracht plaats tussen God en Zijn kind. “…zij zullen voornamelijk van God (door Zijn Geest) geleerd zijn, zoals Christus vertelt in Joh. 6:45-65. Hoewel Hij ook mondeling Zelf hun het Evangelie verkondigde en aanspoorde tot Godskennis. Dat spreekt elkaar niet tegen; dat is een bekend beeld voor onderwijzen uit het Oude Testament. […] Er is hier alleen sprake van de zaligmakende kennis en van het waarachtig geloof, omdat de zonden in het nieuwe verbond niemand worden vergeven dan door het waarachtig geloof (Rom. 3:30). Dat het hier niet gaat over de volmaakte kennis die we straks in de heerlijkheid krijgen, blijkt uit de hele bedoeling van de apostel in dit betoog, dat deze beloften alle nieuw­testamentische uitverkoren gelovigen ook al ín dit leven aangaan.”

En wat had Jezus daarover gezegd in Joh. 6? Hij zegt daar dat ‘alle gelovigen (!) door God geleerd zijn’; dat is volgens de Kanttekeningen: “Grieks: geleerden van God, of: godgeleerden (1 Thess. 4:9). Dat is, allen die tot Mij komen – of zoals Jesaja het in Jes. 54:13 noemt: alle kinderen van het geestelijk Jeruzalem – zullen geleerd worden door God, Die door Zijn Heiligen Geest de prediking van Gods Woord krachtig maakt in hen.”

Maar wat houdt dat ‘geleerd’ dan in? “Dat is zó horen dat je hart door God is verlicht en geopend, om dat wat je is verteld goed te begrijpen en aan te nemen.” Er gebeurt dus iets rechtstreeks tussen God de Vader (door Zijn Geest) en mijn hart. Herken je dat? Dat laat zich niet gieten in het beton van regeltjes die moeten kloppen met de theologie. Niet de dogmatiek bepaalt wat God mij leert, maar de Geest doet dat online (rechtstreeks)! Dát is het nieuwe aan dit verbond.

zaterdag 23 januari 2021

Als God niet meer aan onze zonde denkt


Ik zal al hun ongehoorzaamheid vergeven. Ik zal er zelfs niet meer aan denken.
Hebreeën 8 : 12

Wat kunnen we dankbaar zijn voor deze heldere verwijzing van Paulus, waarin hij ons laat zien hoe God ná de offerdienst, dankzij Jezus Christus, met onze dagelijkse zonden omgaat. Zouden aankomend en actief predikers niet wat colleges bij Paulus moeten volgen? En bij Jeremia (nota bene de klager!)?

Hebreeën 8 : 12  Want Ik zal hun ongerechtigheden genadig zijn, en hun zonden en hun overtredingen zal Ik geenszins meer gedenken.
Jeremia 31 : 34b  …want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven, en hunner zonden niet meer gedenken.

De meest goedkope reactie die je kunt krijgen, als je op deze teksten wijst, is: dus je wilt niet meer horen over zonde? Dan heb je toch ook geen goed zicht op genade? Dat is nu precies níet zo!

Juist in het voorgaande vers heeft Paulus, aan de hand van de profetie van Jeremia duidelijk gemaakt dat er in het nieuwe normaal voor christenen een tijd aanbreekt waarin God anders met de zonde omgaat. De straf blijft niet uit, maar vond reeds plaats, toen Jezus stierf voor onze zonden én opstond uit de dood.

Wat was de basis voor God om juist dít te laten profeteren aan de ballingen, de opstandelingen tegen Hem en Zijn verbond? Dat kon Hij doen, omdat Hij er heilig van overtuigd was dat Zijn Zoon niet alleen beloofde om het offer voor de zonde te gaan brengen, maar het ook daadwerkelijk zou doen!

Juist als dát offer zou worden gebracht, zou God niet meer aan de overtreding, de ongehoorzaamheid, ja de ongerechtigheid denken.

Misschien aarzel je nog om dit te beamen omdat jou altijd anders is geleerd en zondag aan zondag de preken anders getoonzet zijn. Nou, wil je dan even meelezen in de Kanttekeningen? God gedenkt onze zonden niet meer “om die te straffen. Zo houdt God in het nieuwe verbond geen straf meer staan, omdat Hij de zonde ééns heeft vergeven; sommige ketters ontkennen dit. Hoewel God de Zijnen nog wel soms uit Vaderlijke liefde kastijdt tot hun voordeel.” (Hebr. 12: 6-7)

Mag ik eens vragen: kloppen de preken hiermee die je zondags hoort? Jeremia preekt over de ­toekomst, maar Paulus heeft het over het heden! En wij leven in dat heden: het nieuwe normaal! Als God zegt dat Hij niet meer aan de zonden gedenkt (dat betekent niet dat je maar raak kunt leven natuurlijk) waarom hebben wij het dan zo druk over ons ‘van nature’ en onze onvolmaaktheid? Moeten we niet veel meer met God vooruit kijken en nu dankbaar voor Jezus leven vanuit Zijn volbrachte offer?

Waarom wil je meer van God weten?


Dan zullen ze elkaar niet meer hoeven te leren wie Ik ben. Want iedereen, van hoog tot laag, zal Mij kennen.
Hebreeën 8 : 11


Opnieuw zet ik even de corresponderende teksten onder elkaar (SV), zodat we voeling houden vanuit Hebreeën met Jeremia; zo zien we hopelijk ook hoe Paulus in zijn betoog over het nieuwe normaal voor christenen te werk gaat. Hier en daar kort hij in om het helder te houden.

Hebreeën 8 : 11  En zij zullen niet leren een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder, zeggende: Ken den Heere; want zij zullen Mij allen kennen, van den kleine onder hen tot den grote onder hen.
Jeremia 31 : 34a  En zij zullen niet meer, een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder, leren, zeggende: Kent den HEERE! want zij zullen Mij allen kennen, van hun kleinste af tot hun grootste toe, spreekt de HEERE…


Is preken en catechese over God dan niet meer nodig? Paulus spreekt over leren (grieks: didasko), dat is onderricht geven, onderwijzen of iemand de leer inprenten; het voorgeschrevene inprenten! Jeremia noemt het in het hebreeuws ‘lamad’, dat is: leren, onderrichten en oefenen of geoefend worden.

Mogen we elkaar dan niet meer over God ­vertellen en weten we gelijk alles over Hem als Hij in ons leven komt en ons onze zonden vergeeft? Nou, dat zou strijden met het gegeven dat er groei is in de genade en in de kennis van Christus. Dus dat kan het niet zijn. Paulus en Jeremia (en dus God Zelf) bedoelt hier iets anders. Misschien wel juist een pijnpunt!

Veel gesprekken tussen Joden onderling – zeker de wetgeleerden richting het volk ‘dat vervloekt is en dat de wet niet kent’ – en kerkmensen onderling hebben een betweterige toon. Men vindt dat die ander niet precies genoeg is, niet het fijne van God weet. Maar kennis is slechts selectief: wie een kennisautoriteit is op het gebied van middeleeuwen, weet waarschijnlijk weinig over bloemen of vulkanen.

De wet, die de kennis van God zou moeten verdiepen en vergroten, werd een zwaard om de ander mee neer te slaan en een maatlat waarlangs de ander de maat genomen kon worden. En zo ga je niet om met je naaste en met je broeder! Je snauwt die ander niet toe met een misprijzende blik: “Je moet eerst de Heere maar eens leren kennen, want het is met jou nog niks!” Nee, het zal anders gaan.

Als Gods Geest in ons werkt gaan we de dingen anders bezien, anders waarderen en we krijgen een verlangen om de HEERE beter te leren kennen.

Waar komt die kennis vandaan? Dát is een goeie vraag! Vanuit het gebrek aan kennis, dat de Heilige Geest ons laat merken en tegelijk gaat verhelpen! Zo zullen we God kennen. Niet straks pas, maar nu al!

Er gaat innerlijk iets veranderen


Maar het nieuwe verbond dat Ik later zal sluiten, zal anders zijn: Ik zal mijn wet niet meer in steen, maar in hun binnenste schrijven, in hun hart en in hun verstand. Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn.
Hebreeën 8 : 10


Een handleiding hoe je moet handelen bij pech is handig. Maar beter is een interne vernieuwing die vanuit het innerlijk van de motor of machine de gewenste prestaties levert. Zo wordt er zelden over wedergeboorte gepreekt, maar zo noemt God het wel in zowel Jeremia 31 (OT) als Hebreeën 8 (NT)!

Laten we de teksten uit Hebreeën 8 : 10 en Jeremia 31 : 33 eens onder elkaar zetten:
Hebreeën 8 : 10  Want dit is het verbond, dat Ik met het huis Israëls maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven, en in hun harten zal Ik die inschrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn.
Jeremia 31 : 33  Maar dit is het verbond, dat Ik na die dagen met het huis van Israël maken zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn.

Jeremia begint met 'maar' en Paulus met 'want'. De tegenstelling die Jeremia moet aankondigen is dat Israël wel ontrouw is, MAAR dat God een nieuw begin maakt. Die klem is er bij Paulus uit, omdat hij slechts ingaat op dat andere in het nieuwe verbond. ­Misschien noemt hij bewust dat punt niet, om zijn lezers zelf de conclusie te laten trekken.

Vervolgens spreekt Jeremia over 'wet' en Paulus over 'wetten'. Jeremia vat ze samen in torah; Paulus onderscheidt ze in afzonderlijke wetten. Maar beiden spreken over een tijd waarin de wet niet meer iets buiten je is, een gebruiksaanwijzing die je moet volgen en dan zou het goed moeten komen. Nee, in de tijd van het nieuwe normaal doet God iets ín je binnenste, je verstand en hart, zodat er een andere situatie ontstaat. Vreemd dat dát nooit duidelijk wordt gepreekt, terwijl we er toch allemaal middenin leven, want Jezus ís gekomen! Wat zou dat betekenen?

Wel, de uitstorting van Gods Geest op de eerste Pinksterdag was nodig, zodat Christus nóg dichterbij kon komen: in ons hart. Hij zou niet meer met Zijn volgelingen rondtrekken, maar in hen wonen. Hij was het ook die ons Zijn Vader heeft getoond, uitgelegd.

Als Zijn Geest in ons woont, als we wandelen door die Geest, neemt God als het ware de regie van ons leven over. Dan moeten we niet meer van buiten af worden geïnstrueerd, maar dan gebeurt er van alles in ons, waardoor we veranderen naar Gods beeld!

vrijdag 22 januari 2021

What is new?

 


Het zal een ander verbond zijn dan het verbond dat Ik met hun voorouders heb gesloten. Dat was toen Ik hen bij de hand nam en uit Egypte bevrijdde. Maar zij hebben zich niet aan dat verbond gehouden. Daarom wilde Ik niet meer voor hen zorgen.
Hebreeën 8 : 9

In de komende overdenkingen volgen allerlei aspecten die nieuw zijn aan dit andere verbond. Maar Paulus begint met het aspect in God: Zijn houding is veranderd, als je het zo mag zeggen. Hij was teleurgesteld over Zijn zoon Israël, maar zal zeer opgetogen zijn over Zijn Zoon Jezus!

Wanneer zal dat nieuwe verbond er komen? De Kanttekeningen stellen terecht: ten tijde van de Messias! En wanneer kwam dat vorige of oude verbond? Bij Adam? Bij Noach? Bij Abraham? Nee, dat werd gesloten toen God als een Vader Zijn kind Israël bij de hand nam en uit de ellende bevrijdde.

Op zo’n bevrijding verwacht je toch wel een leven der dankbaarheid, niet? Wij hebben het daar nogal druk over en we schermen met de Heidelberger Catechismus, maar… wát zeggen we dan precies?
Het lied ‘Leer mij o Heer’ Uw lijden recht betrachten’ zingt daar iets over:

Dit breekt mijn trots. Waar zou ik nog op bogen?
Ik lig in ’t stof, maar God komt mij verhogen,

Die uittocht uit de slavernij en dat verpletterende oordeel dat zich over Israëls vijand voltrok, die massa goud en kostbaarheden die hen in handen werd gestopt, als ze maar zo snel mogelijk opkrasten… Dat moet wat hebben gedaan in het hoofd van deze slaven.
Met God waren ze oppermachtig. Toch hoefde het maar aan water of uitzicht te ontbreken of ze spuwden bij Mozes hun gal over hem, zijn leidersvisie en Gods afwezigheid (in hun ogen). Met mensen die zo'n houding aannamen tegenover God, ging Hij juist Zijn verbond sluiten. Het volk had kunnen doorzingen:

nu ik van vijand Gods en tegenstander
in vriend verander.

Keer op keer was het maar van korte duur. Paulus laat God zeggen: “Daarom wilde Ik niet meer voor hen zorgen”; SV: “Ik heb op hen niet geacht”, wat in de Kanttekeningen wordt hertaald als “zou Ik met hen in huwelijk zijn gebleven?”. God dreigt met echtscheiding! Israël is vreemdgegaan, heeft het verbond verbroken, zo is Gods oordeel daar in Jeremia 31! En juist dán spreekt Hij van een nieuw verbond! Zijn Zoon komt om een nieuw verbond te sluiten met Zijn bloed!

Daar Ge U voor mij hebt in de dood gegeven,
hoe zou ik naar mijn eigen wil nog leven?
Zou ik aan U voor zulk een bitter lijden
mijn hart niet wijden?

Het leven der dankbaarheid… wát zeggen we daarmee? Wordt dat een nieuwe wet? Of laten we Gods Geest ons vullen met aanbidding die voluit en ongebonden op Christus is gericht? Thát is new!

donderdag 21 januari 2021

Prestigedrang wordt faalangst


Maar Hij heeft tegen de Israëlieten gezegd: "Op een dag, zegt de Heere, zal Ik met het koninkrijk Israël en met het koninkrijk Juda een nieuw verbond sluiten.
Hebreeën 8 : 8

De satan die in het paradijs insinueerde “is het niet dat God gezegd heeft…” en de mens ten val bracht, is er bij de Sinaï ook als de kippen bij. Niet alleen met dat gouden kalf, maar ook door Israël op een bepaalde manier naar Gods verbond te laten kijken, door Gods wet van een ondertoon te voorzien.

Langzaam maar zeker verloor Israël het overzicht over Gods verbondsinstellingen en focuste zich enkel op de wet. Die werd geen uiting van Gods liefde en ook geen belofte van een betere vervulling. Maar men ging zelf aan de slag met trappen naar de hemel en meetlatten om elkaar de maat te nemen. Het leven voor God werd een prestigedrang naar de hemel. En dat had geestelijke faalangst tot gevolg!

Juist hier legt Paulus de vinger bij en hij neemt zijn volksgenoten (maar in hen ook de heidenen die tot geloof waren gekomen) aan de hand en voert hen mee naar een heel bijzonder moment: Jeremia 31.
In de komende verzen gaan we juist op dat tekst­gedeelte dieper in. Maar voor nu wil ik wijzen op het moment (!) waarop God deze woorden spreekt.

En de toon waarop God het zegt. De SV en HSV hebben daar nog een woordje staan: ‘berispende’. Jammer dat de Basisbijbel het in een wat lievige context plaatst. God is teleurgesteld (menselijk gezegd) over het falen van het verbond. Misschien zeg je: dat had God toch wel zien aankomen? Jawel, maar het volk had unaniem geroepen: “Nee, maar wij zullen alles doen wat de Heere gebiedt”. Natuurlijk overschatten zij hun vermogen en vielen in een dodelijke prestigedrang, die we heden ten dage nog veel tegenkomen in onze kerkelijke kringen.

Enerzijds heeft God hen serieus genomen in deze belofte. Hij sloot Zijn verbond. Anderzijds ging Hij hen laten zien dat ze dat nooit zouden kunnen.

En wanneer spreekt God dan over een nieuw verbond? Over een nieuw normaal voor gelovigen? Lees het opschrift in de SV boven Jeremia 31: ­“Verdere profetie (onder het voorbeeld van de verlossing uit de Babylonische gevangenis) van de vergadering, oprichting en zegeningen der algemene kerk der ­uitverkoren Joden en heidenen, door den Messias Jezus Christus, vs. 1, enz. Van het nieuwe genadeverbond, 31. Van de vastigheid en uitbreiding der kerk, 35.”

O
ngelofelijk! In de ballingschap! Alsof het Adam betrof na de zondeval in de Hof: “Waar ben je Adam? Waar ben je Israël en Juda? Kom eens tevoorschijn! Luister eens… Ik ga een nieuw genadeverbond oprichten!” Springen de tranen niet in je ogen? Ben je dan ook niet trots op de HEERE, zo’n grootse God?

woensdag 20 januari 2021

Waarom iets nieuws?

 

Als het eerste verbond volmaakt was geweest, had er geen tweede verbond gesloten hoeven worden.
Hebreeën 8 : 7

Waarom iets nieuws? (1)

Ja, wat is dat eigenlijk raar. Was dat oude verbond dan verkeerd? Had God dan op Sinaï een verbond gesloten dat onvolmaakt was? Is de wet van God dan verkeerd? Wat was er fout aan?

Nu loop je het risico dat je het Oude Testament dicht laat omdat het afgeschaft zou zijn en je dus niets heeft te vertellen. Moet ik het Oude Testament nog lezen dan? Het spreekt in raadsels, ja in sluiers over Christus. Waarom die sluiers nog lezen terwijl het Nieuwe Testament zo helder over Christus spreekt?! Is dat zo?

Als je zo doorredeneert dan zouden alle mensen uit het Oude Testament niet echt gelovig zijn geweest omdat ze Christus niet zo helder zagen. Niets is minder waar! Neem Abraham! Of Jacob!

Allereerst haal je dan ‘verbond’ en ‘testament’ door elkaar. Je zet het oude tegenover het nieuwe en duidt het ene als fout en het andere als goed. Als Jezus een nieuw verbond sluit, sluit Hij niet het Oude Testament (doet het dicht), maar vervult het. De interpretatie van het oude is scheefgegroeid door ons mensen! Die offers waren een beeld, schaduw, van wat Christus ging doen.

Als je dat heenwijzende aspect loslaat ga je opeens naar de wet kijken als een los object. Dan ga je redeneren over wat er wel en wat er niet onder valt. Hoever het gebod reikt en wat er buiten valt. En voor je het weet zoek je de mazen in de wet.

Omdat dát gedrag ontstond, moest er iets gaan gebeuren. Daarom is Jezus continue in gesprek met de overpriesters en schriftgeleerden over hoe zíj de wet uitlegden en hoe Zijn Vader het had bedoeld.
Als zondag de wet wordt voorgelezen, luister je dan naar de woorden en de letters? Of naar wat God bedoelde te zeggen? Fungeert de wet als een maatlatje langs je leven of wordt je innerlijk verrukt als je dán op Jezus ziet Die alles perfect heeft nageleefd?

En wát leefde Jezus na? Die woorden? Die wet? Of datgene wat Zijn Vader bedoelde te zeggen? Waarom is er zoveel discussie over de geboden? De een houdt het nog nauwer dan de ander. God reguleerde het leven op aarde zodat het geen hel op aarde zou zijn. Maar wij maken van de wet een ladder om tot het hogere op te klimmen en om … gezien te worden.

Oude wijn en nieuw zakken… een slechte combi! Omdat het eerste niet volmaakt was (de wet was het doel niet, dus ook het volmaakte niet!) moest er wel iets nieuws komen (de volmaking door Jezus). Simpel omdat Hij dat aan Zijn Vader had beloofd. Offers voldoen niet aan Uw eis, daarom zal Ik komen (Ps 40)! Wie met de wet wil zalig worden is al aan het betalen voordat hij geld heeft. Dat wordt je ondergang!
 

Waarom iets nieuws? (2)

Wij mensen proberen God in ons kleine verstandje te persen, als we gaan redeneren over dat nieuwe dat God moest maken, omdat dat eenzijdig (!) verbond van Hem toch niet volmaakt bleek. Maar doe dat dan wel met enige voorzichtigheid… want misschien bekijk je het te menselijk.

Ik ga je eerst laten zien wat de Kanttekeningen uitleggen bij wat de StatenVertaling noemt “indien dat eerste verbond onberispelijk was geweest…” Hoe zit het met dat onberispelijke van het oude verbond? ‘Onberispelijk’: “Dat is, waar niets aan ontbrak, of: waar niets meer te wensen overbleef. Want iets dat volmaakt is, hoeft niet te worden vervangen door iets dergelijks. Want de wet van Mozes, waarvan de ceremoniën hier als een aanhangsel worden aangemerkt, was in zichzelve wel volmaakt, als iemand die maar volmaakt had onderhouden. Vanwege de onmacht van de zondige natuur van de mensen – en die kon de wet helaas niet wegnemen (!) – kon de wet zelf niemand zaligmaken (Rom. 8:3. Gal. 3:21). Daarom heeft God dit nieuwe verbond door Christus met de mens willen sluiten, in plaats van het eerste verbond, opdat het gebrek van het eerste (dat wat er aan onze kant ontbrak: dat wij zalig zouden kunnen worden) hierdoor zou worden ‘gebeterd’ (merkwaardige term… dat klinkt als een reparatie). De ceremoniën van het eerste verbond zijn schaduwen of voorbeelden van het tweede verbond (Kol. 2:17); daar gaat het in het volgende hoofdstuk verder over. De oude vaders (voorvaders) ontvingen in die ceremoniën ook de beloften wel (Gal. 3:17, enz.), maar de volheid (of de realisatie) ervan is door Christus geopenbaard aan ons, zoals Paulus in het vervolg uit Jer. 31 gaat aantonen.”

Vergelijk het met de eeuwige heerlijkheid die ons is beloofd als we geloven in de Heere Jezus Christus. Nu is alles nog onvolmaakt, omdat het volmaakte dat ons is beloofd nog geen realiteit is. Maar dán, als we de hemelse heerlijkheid binnengaan, is alles een en al realiteit. Dan zullen we ons geluk niet op kunnen. Pas dan zullen we zien hoe beperkt dat huidige leven van ons is geweest. Dat weet je pas echt, als het nieuwe realiteit is geworden.

Is daarom het leven wat we nu leven waardeloos? Moeten we dit leven dan maar niet serieus nemen en zo snel mogelijk uit gaan? Nee. De heerlijkheid in Christus, die we nu in dit leven stukje bij beetje leren zien verschaft ons al zo’n vreugde.

De nieuwe mens die met Christus is gezeten in de troon van Zijn Vader is toch ook realiteit? Wel, zo keken de voorvaderen in het Oude Testament naar wat wij nu beter zien. Echter even onvolmaakt dan wij nu, al zien wij meer en helderder… want het is nog geen volmaakte realiteit wat wij zijn zullen!

Het Nieuwe Normaal voor Christenen

Maar Jezus kreeg een veel belangrijker taak dan de priesters, omdat het verbond dat Hij ging sluiten een veel beter verbond is. Dat verbond is beter, omdat er betere beloften bij horen.
Hebreeën 8 : 6

Misschien ken je die term wel ‘leven van de beloften van God’. Dat is precies het leven dat hoort bij het Evangelie van Jezus Christus. Beloften zijn niet alleen verbonden met iemand of iets, maar zijn voor hem of haar die de belofte krijgt ook een bewijs, een ‘onderpand’ dat het waar is.

Belofte hoort bij verbond; belofte is een afspraak dat iets geregeld zal worden. Dat wordt vastgelegd in een verbond, eigenlijk een soort wet. Fungeerde in het Oude Testament de wet als een verplichting waarop iets beloofd zou worden (zegen en geluk), nu fungeert de belofte als de zekerheid die staat als een huis, omdat God het Zelf heeft gezegd.

Het leven naar de wet had – omdat de mens die verkeerd is gaan gebruiken – tot gevolg dat je nooit zeker wist of je wel voldoende die wet had nageleefd. De belofte die God doet vraagt niet eerst een lifestyle waarmee je het beloofde verdient, maar vraagt geloof.

En als je uit dankbaarheid je leven wilt aanpassen kan dat natuurlijk. Maar je wordt er geen millimeter begenadigder door. God belooft het eeuwige leven, als je Hem gelooft op Zijn woord. Ik zeg het even iets gechargeerd, maar dan begrijp je het beter.

Ons leven uit dankbaarheid (stipt, nauwgezet, vroom en volgestopt met allerlei brave dingen) heeft geen enkele invloed op de vastheid van Gods belofte. En zij die dat je wel proberen wijs te maken liegen je voor en leiden je af tot een leven onder de wet.

Maakt het dus niet uit hoe je leeft? Moeten we in ons doen en laten niet iets laten zien dat we geloven? Eigenlijk zou ik moeten zetten ‘nee!’, want dan is het maar duidelijk. We moeten helemaal juist niets! Ik snap je vraag wel. Want we kunnen toch niet in de zonde blijven doorleven en roepen ‘Ja hoor ik geloof’. Maar dat is níet een leven dat jij gaat vormgeven. Wandelen door de Geest is het je door Hem laten vullen met een levensstijl die gericht is op Christus.

Let maar op: als je allemaal dingen expres gaat doen om op te vallen bij anderen, of als je jezelf allemaal dingen gaat ontzeggen om tot een hogere vroomheid te komen, zal het eerder je ondergang vergroten dan ook maar één nagelschrapsel toedoen aan je zaligheid.

Het verbond dat Christus heeft gesloten is stukken beter dan “het verbond der wet en der ceremoniën”. Want bij dit verbond horen betere beloften! Daar komen we bij vers 10-12 nog verder op terug. Jezus is van dit verbond Degene die bemiddelend optreedt in het vrede en vriendschap herstellen met Zijn Vader. Met Hem breekt er een ‘nieuw normaal’ aan!

maandag 11 januari 2021

Ligt jouw identiteit ook in Gods nabijheid?

Waar het om gaat is dit: wij hebben een Hogepriester die in de hemel naast God op de troon zit.
Daar dient Hij God in het heiligdom, in de echte hemelse tent van het verbond. Die tent is door de Heere gebouwd en niet door mensen.
Hebreeën 8 : 1-2

Elke rechtgeaarde Jood ging met verlangen op naar de tabernakel of later de tempel. Daar vond de verzoening plaats en daar woonde God. Wat zou hij het mooiste vinden? Als ik Psalm 122 zing, denk ik vooral Gods aanwezigheid. Of Psalm 68: “Hoe vrolijk gaan de stammen op naar Sions godgewijden top…”

Het is door de eeuwen heen echt niet altijd zo mooi ­geweest, maar ten diepste ontleende Israël zijn identiteit aan Gods aanwezigheid. Zonder de ark “die van Gods gunst getuigt” en “waar elk Zijn naam belijdt en roemt” was de Jood geen Jood. Heel specifiek zat dat dus vast in Jeruzalem. Vandaar vandaag die sterke hang naar een nieuwe, derde, tempel.

De vraag is hoe dat bij ons zit. Ik zou Paulus’ ogen hebben willen zien, toen hij de woorden van onze dagtekst opschreef. Nota bene aan Hebreeën, Joden, in de verstrooiing. Die wisten wat het was om níet naar Jeruzalem te kunnen gaan. Hij wijst hen nu op het hemelse heiligdom dat in heerlijkheid ver boven de schittering van het aardse heiligdom uitstijgt.

Hij beschrijft Jezus “aan de rechterhand Gods, Die gezeten is op de troon van Zijn majesteit of heerlijkheid, in de derden of hoogsten hemel” (Kanttekeningen). In die hemel is Paulus opgetrokken geweest, dus hij schreef over dingen die hij zelf had gezien! Hij zegt daarover in 2 Kor. 12: “Dat hij opgetrokken is geweest in het paradijs, en gehoord heeft onuitsprekelijke woorden, die het een mens niet geoorloofd is te ­spreken.” En toch kan hij er niet over zwijgen! Paulus had er ook al over geschreven in Hebr. 1:3.

Dit is zijn Vaderland, waar Jezus is! Hier ligt dus ook zijn identiteit. Wat doet Jezus daar? Hij dient er God in het heiligdom! Hij dient er Zijn Vader én de Kerk die Zijn Vader Hem gaf! Hij bidt er voor hen.

Dit is het échte Heilige der Heilige, dat door het aardse heiligdom slechts werd afgebeeld. Het ging dus niet om die aardse tabernakel, maar hier in de hemel moet je zijn! Hier is Christus met Zijn bloed naar binnen gegaan. Wát was de Vader trots, toen Hij Zijn Zoon zag binnenkomen. Het was genoeg. Als het kon zou ik zeker ook de volmaakt tevreden ogen van de Vader willen zien, toen de Zoon daar zo voor Hem stond. Eindelijk Thuis… Het is volbracht!

Ja… maar dit is het einde nog niet. De hemel móest Christus binnenlaten en daar zou Hij blijven “tot de wederoprichting van alle dingen” (Hand. 3), aldus Petrus! Wat vandaag nog zo onderhevig is aan de zonde zal dan voorgoed losgemaakt en opgericht worden. Daar ligt mijn identiteit; al van jongsaf aan, maar steeds meer. Ligt die van jou daar ook?

zaterdag 9 januari 2021

Wat is volmaakt?

Híj (Jezus) is voor eeuwig volmaakt en nooit ongehoorzaam aan God.
Hebreeën 7 : 28b

Toen ik gisteren wat nadacht over hoe de wet fungeert in veel preken, kwam er een tekst bij me boven die weleens is geciteerd: “…want ik heb ulieden toebereid om u als een reine maagd aan één Man voor te stellen, namelijk aan Christus.” (2 Kor. 11 : 2b)

Er zijn predikers dit deze tekst noemen als het gaat om hun missie, hun taak. Ze moeten de bruid van Christus (de gemeente) rein (eigenlijk bedoelen ze smetteloos of volmaakt) aan Christus presenteren. Ze beroepen zich daarmee op Paulus’ woorden.

Het probleem is dan dat ze richting de gemeente spreken over heiligheid (in plaats van heiligmaking): “Wees heilig, want Ik, de Heere, ben heilig”. Ze weiden uit over de geboden van God en hoe goed die zijn (en dat zijn ze, maar bedoelen we wel hetzelfde?).

Weest heilig… Het wordt al snel “wees volmaakt…” En voor je het weet moeten wij aan het werk om alle zonden na te laten en heilige dingen te doen. Moet je dan niet heilig leven? Ja, maar bedoelen we hetzelfde?

Als Paulus tegen de Korinthiërs spreekt over ‘toebereid’ dan staat er in de Kanttekeningen: ­“versierd, toegepast; dat is: door de prediking van het Evangelie tot het geloof, en door het geloof tot Christus gebracht, en aan Hem gelijk als ondertrouwd, waarop het geestelijke huwelijk moet volgen.” Er is dus een tweedelige taak voor predikers: oproepen tot geloof en daarna tot Christus brengen. Juist dat laatste ontbreekt vaak. En bij beiden is de Geest nodig!

Worden we in de preek meegenomen naar onze Liefste? Raken we onder de indruk van Hem? Wordt ons hart brandend gemaakt onder de preek, omdat we zulke heerlijke dingen over Hem horen?

Als Paulus spreekt over de gelovigen als een ‘reine maagd’, bedoelt hij dan dat ze eerst door de wet moeten worden afgebroken? Moeten Gods kinderen keer of keer horen dat uit hen niets te verwachten is?

In onze tekst wordt gezegd dat Jezus eeuwig volmaakt (geheiligd, SV) is. Dat is: volmaakt, ingewijd; zie Hebr. 2:10: “Want het betaamde Hem dat Hij vele kinderen tot de heerlijkheid leidende, den oversten Leidsman hunner zaligheid door lijden zou heiligen.” Opnieuw de Kanttekeningen: “Dit woord ‘heiligen’ betekent dat de Vader bepaald heeft dat Christus door Zijn gehoorzaamheid door de dood aan het kruis Zijn heerlijkheid zou binnengaan en dat Hij ons mét Hem daartoe ook bekwaam maakt.” Wij moeten onszelf niet bekwaam maken om de hemel binnen te gaan. Zelfs niet door plichtsgetrouw Gods geboden na te leven. Nee, wij moeten door het geloof (een gave van de Geest) met Christus verbonden zijn… dát geeft ons de gevraagde volmaaktheid, die vast ligt in Hem!

Zijn gehoorzaamheid wordt de mijne

Zijn gehoorzaamheid wordt de mijne (1)

De wet van Mozes maakt mensen tot hogepriester. En mensen zijn nu eenmaal ongehoorzaam aan God.
Maar de plechtige eed van God die na de wet kwam, maakt de Zoon tot Hogepriester. En Híj is voor eeuwig volmaakt en nooit ongehoorzaam aan God.
Hebreeën 7 : 28

Volmaakte gehoorzaamheid… Het hele Nieuwe Testament maakt ons duidelijk hoe volmaakt Jezus in Zijn gehoorzaamheid aan de Vader was. Kijk, dat is nodig, zodat we ook weten dat Zijn verlossing voor ons volmaakt is. Hij was volkomen of volmaakt gehoorzaam aan Zijn Vader die Hem met een eed tot Priester heeft aangesteld. Daarmee is die eed niet gebroken, maar bevestigd en dus blijft ook de heerlijke belofte eeuwig zeker. Maar hoe zit dat dan met onze gehoorzaamheid?

Ja, waar kijken we naar als we praten over onze gehoorzaamheid aan God? Wat ik veel hoor is dat wij (soms zegt men erbij ‘van nature’) helemaal niet kunnen gehoorzamen aan God. Dat klinkt wel heel reformatorische, maar is het ook bijbels? Zijn wij enkel in staat om God en onze naaste te haten? En wat houdt dat 'haten' dan in?

Ik ga niet herhalen wat ik al veel vaker heb gezegd over dat 'haten'. Maar ik ga je laten zien wat de Bijbel zegt. Neem Petrus aan het begin van zijn eerste brief. Hij wenst de verstrooide gelovigen, “de uitverkorenen naar de voorkennis van God de Vader, in de heiligmaking door de Geest, tot gehoorzaamheid en besprenging des bloeds van Jezus Christus” vermeerdering van genade en vrede (1 Petr. 1:2).

Lees de Kanttekeningen bij die verzen. Dan zul je zien dat in die ingewikkelde openingszin een lijnt loopt van gehoorzaamheid naar uitverkoren zijn. En de weg waarlangs gelovigen gehoorzaam worden heet heiligmaking. Dáár ligt een risico voor denk­fouten en helaas plukken we daar in onze tijd veel wrange vruchten van. Alsof de heiligmaking een training is om jezelf tot gehoorzaamheid te dwingen en de trainingsinstructie zou dan de wet zijn.

Nogmaals lees de Kanttekeningen: “De verkiezing of roeping bestaat in de heiligmaking van de Geest en geschiedt door de Heiligen Geest, omdat alleen het werk van de Heilige Geest ons afzondert van de algemene hoop van de verdorven mensen.” Verkiezing, roeping en heiligmaking is allemaal het werk van de Geest!

En die gehoorzaamheid? Is dat ook training? Luister maar: “Want door het geloof gehoorzamen wij het Evangelie van Christus.” Dus wij houden niet een systeem aan wetten en leefregels (al zijn die niet fout op zichzelf), maar ons geloven staat gelijk aan gehoorzaamheid, want wij zeggen ‘amen’ op het Evangelie en het offer van Christus. Door de Geest wordt Christus’ gehoorzaamheid de onze!


Zijn gehoorzaamheid wordt de mijne (2)
…de plechtige eed van God die na de wet kwam, maakt de Zoon tot Hogepriester.
En Híj is voor eeuwig volmaakt en nooit ongehoorzaam aan God.
Hebreeën 7 : 28b

Nog iets meer moet ik hierover zeggen en je aan het denken zetten over wat je wellicht meestal hoort in de kerk of op bijbelkringen etc. Er leeft in onze kringen teveel de gedachte dat de wet een soort maatlat is waarlangs we ons leven moeten leggen. Voor de een bevestigt die dat het nooit wat wordt met een mens en wordt hij of zij mismoedig. Voor een ander ‘kan het ermee door’ of is zelfs tevreden.

Aan beide kanten van het kerkelijk spectrum wordt eigenlijk dezelfde denkfout gemaakt. We zoeken houvast om vast te stellen dat het geloof klopt. We proberen te meten om te zien of de plant wel wortelschiet en groeit. We peppen onszelf op door op te roepen om meer en vaster te geloven. Terwijl aan de andere kant mensen in een ware zelfkastijding enkel maar amen zeggen op dat al hun werken slechts een wegwerpelijk kleed zijn.

Maar beiden, onbijbelse, uitersten gaan voorbij aan wat zowel Petrus als Paulus ons leren. Het is de Heilige Geest die het geloof werkt. Dus dat hoeven we niet te meten, dat is goed. De Geest leert ons niet voortdurend te meten of het al wat wordt, maar leert ons om alles van Christus te verwachten. Zoals we hiervoor al stelden: Zijn gehoorzaamheid wordt (gerekend als) de onze!

Hij voor mij op Golgotha, omdat ik eigenlijk die straf verdiende. Hij voor mij door God verlaten, zodat ik nooit (hoor je dat?) meer door God hoef te zijn! Maar dan ook doorpraten… Hij gehoorzaam voor mij, waardoor Zijn Vader niet naar mij kijkt om te zien wat ik ervan terecht breng, maar naar mij kijkt of Zijn Zoon zichtbaar is in mij.

Ik herhaal de Kanttekeningen bij 1 Petr. 1:2: “Want door het geloof gehoorzamen wij het Evangelie van Christus”! Door het geloof kan ik zijn wat ik van mijzelf nooit zou kunnen zijn: gehoorzaam.
En deze gehoorzaamheid is niet slaafs, maar kinderlijk en liefdevol. Zo raak ik al meer vervuld van de volmaaktheid van Christus, van de heerlijkheid die de Vader heeft klaarliggen en wordt het verlangen naar Hem gewekt en gaande gehouden. We zijn immers op reis. Zou ons hart dan niet met heimwee vervuld zijn naar het einddoel van de reis?

Maar… hoe zou heimwee ons hart vervullen als we zelden tot nooit iets horen in de prediking – en in het lezen en overdenken van het Woord – over ons Vaderland hierboven? Over Wie Christus is in Zijn heerlijke volmaaktheid? Maar dat de kerk- en stilletijd wordt verzaakt of verkwanseld met informatie die er niet toe doet, omdat Christus dat heeft volbracht?

vrijdag 8 januari 2021

Sta eens stil bij Jezus' zondeloosheid

Daarom hoeft Hij niet (zoals de andere hogepriesters) elke dag eerst voor zijn eigen ongehoorzaamheid offers te brengen, en daarna voor de ongehoorzaamheid van het volk. Want toen Hij Zichzelf offerde, heeft Hij één keer, voor altijd, het offer gebracht voor de ongehoorzaamheid van alle mensen.
Hebreeën 7 : 27

De laatste teksten van dit hoofdstuk zijn geen redenering, maar roepen op om twee specifieke kanten van Jezus te overdenken. Paulus zet Hem hier naast de reguliere hogepriesters en wijst allereerst op het feit dat Hij niet eerst voor Zijn eigen zonden moest betalen. Nee, Zijn offer gold enkel onze zonden!

Even vooraf: er gebeurden op Golgotha twee dingen. Aan de ene kant laadde God de Zoon de zonden van de mensen – en waartegen Zijn Vader in toorn moet ontsteken – in hun totaal op Zichzelf. Anderzijds balde God de Vader de toorn tegen ál die zonden in één keer samen en gooide die op Zijn Zoon.

Nietzsche gebruikte in onbegrip de term ‘God van God verlaten’ en hij constateerde: dat doet zelfs een aards vader nooit, waarom God wel? In een preek van dr. K. Schilder wordt dat genuanceerd en uitgelegd: hier distantieert God Zich niet van God, maar God distantieert Zich van de mens Jezus Die in onze plaats daar hing. Ja, Jezus citeerde die woorden uit Psalm 22 “Mijn God, waarom verlaat Gij Mij?!” Echter, Hij riep dat in onze plaats. En terecht stelt Schilder dat we ons niet moeten verbazen over dat God de Vader niet luisterde naar Zijn Zoon, maar over dat Hij weer wil luisteren naar ons zondige mensen.

Ik zou er nog aan willen toevoegen: en we moeten ons zeer diep verbazen (ja, dat wonder aanbidden) dat de Vader ons aanziet ‘in Zijn Zoon’!

Voordat ik daar dieper op inga, de volgende keer, wil ik bij die zondeloosheid even stilhouden. Stil zijn. De volmaakte harmonie tussen de Vader en de Zoon duurde voort na de zondeval. In de hemel werd – op die keren na dat satan kwam klikken over de mensen en protesteerde tegen Gods geduld – de serene en intieme eenheid en heerlijkheid van God beleefd.

De uitstraling daarvan maakte dat de engelen hun aangezichten moesten bedekken. Dit ging al het schepsel te boven, hoe volmaakt de engelen ook waren. Dat huiveringwekkend ontzag voor God was op een nog aangrijpender manier de mens parten gaan spelen. Die kroop weg, toen God nabij kwam.

Toch bleef die begeerte naar Gods heerlijkheid bestaan. Denk aan Mozes die zó dichtbij God was dat hij vroeg om zelfs Gods aangezicht te mogen zien. Een prachtige vraag die mogelijk zou gaan worden nadat Jezus kwam. Herken je dat verlangen?

Jezus behield Zijn volmaakte zuiverheid, terwijl Hij de gestalte van een broos mens aannam. Bij ons kwam wonen en ons gelijk werd. Laat dát op je inwerken.

donderdag 7 januari 2021

Zo is mijn Jezus

Zo'n Hogepriester hadden we ook nodig: volmaakt, zonder ooit ongehoorzaam te zijn aan God, smetteloos, en hoog boven elk ander wezen geplaatst in de geestelijke wereld.
Hebreeën 7 : 26

Bij deze Hogepriester verbleekt zelfs die mysterieuze en mystieke Melchizédek. De dagtekst stelt dat we juist zó’n (hoge)priester nodig hadden. De SV noemt het “betaamt ons”, geprepareerd voor óns!

Ja, Hij was wel mens, maar tegelijk “afgescheiden van de zondaren, en hoger dan de hemelen geworden”. Ondanks Zijn mensheid maakte Zijn zondeloosheid Hem anders. Gelukkig maar! Hij was wat ik had moeten zijn. En juist dat maakt Hem zo begeerlijk.

Paulus bezingt Hem juist in die verheerlijkte staat in Efeze 4 : 9-10: “Wat betekent dit: "Hij is teruggegaan naar de hemel"? Dat betekent dat Hij daar eerst vandaan gekomen is, naar de aarde. Hij die naar de aarde is gekomen, is dezelfde die naar de hoogste hemel is gegaan. Dat deed Hij om alles te kunnen vullen met Zichzelf.” Dat brengt me bij een ander lied:

U kan ik niet missen, U Jezus, mijn Heer’!
’k Mis alles, wanneer ik Uw bijzijn ontbeer,
bij licht en bij duister, in droefheid en vreugd,
in rijkdom en armoe, in grijsheid en jeugd.
Geen naam, die als d’ Uwe mij vreugde bereidt,
geen hand, die als d’ Uwe zo zachtjes mij leidt,
geen stem die als d’ Uwe mijn oor zo bekoort.
Geen hart, dat als ’t Uwe mijn smekingen hoort.
U kan ik niet missen, U, Jezus, mijn Heer’!
’k Mis alles, wanneer ik Uw bijzijn ontbeer!

U kan ik niet missen, als ’t sterfuur genaakt,
wees Gij het, die dan aan mijn doodsponde waakt,
verdrijf dan mijn twijfel, mijn vrees en mijn klacht,
en voer mij naar ’t licht door de duistere nacht!
En ben ik, geleid door uw liefd’rijke hand,
eens veilig in ’t huis van mijn Vader geland,
dan zing ik met al Uw verlosten het lied:
“U kan ik niet missen, in eeuwigheid niet!
U kan ik niet missen, U, Jezus, mijn Heer’!
Dank, lof en aanbidding, nooit mis ik U meer!”

Want daar draait het ook in Efeze 4 om (opmerkelijk dat het element ‘melk’ en ‘vaste spijze’ terugkomt): “Hij heeft dus geschenken gegeven aan de gemeente: Hij maakte sommige mensen tot boodschappers van God, anderen tot profeten, anderen tot evangelisten, en weer anderen tot herders en leraren. Zij moeten de gelovigen helpen geestelijk volwassen te worden. Zij leren hun hoe ze elkaar en de Heere moeten dienen, zodat het Lichaam van Christus sterk en volwassen wordt. Zo zullen wij allemaal helemaal één worden in het geloof. En zo zullen we de Zoon van God goed leren kennen. Dan zijn we geestelijk volwassen, helemaal vol van Christus.”

woensdag 6 januari 2021

Door Jezus komen we dichter bij God

Want de wet van Mozes heeft ons helemaal niet volmaakt kunnen maken. Hij heeft ons niet kunnen redden. Die wet was er tótdat er iets beters zou komen, iets waardoor wij wél dichter bij God konden komen.
Hebreeën 7 : 19

Het mooie van de Basisbijbel vind ik dat ze hier en daar ook verdere uitleg geven. Zoals bij deze tekst. Bij dat “iets waardoor wij wél dichter bij God konden komen” wordt toegevoegd “Namelijk Jezus. Door de offers kreeg een mens wel vergeving voor zijn ongehoorzaamheid, maar hij werd er niet van bevrijd. Hij bleef een slaaf van het kwaad. De offers losten dat probleem niet op. Maar door Jezus’ offer zijn we vrij van het kwaad en kunnen we God gehoorzaam zijn. Lees hierover meer in Romeinen 6:3-11.”

Paulus redeneert maar door. Hij zet uiteen hoe merkwaardig het is dat God nu juist níet uit Levi een nieuwe Priester heeft verwerkt. Nee, Jezus kwam uit de stam van Juda. Zo heeft hij Jezus al tegenover Levi gezet. Maar opeens refereert Paulus nog weer aan Melchizédek: “Maar nu is er een nieuwe Priester, één die net als Melchizédek is.”

Dat was voor de Joden ondenkbaar. Iemand uit de stam van Juda die offert op het altaar? Sterker nog: een koning uit Juda die offert? Achaz had dat ooit gedaan en wat dacht je van Uzzia?! Die werd zelfs zwaar gestraft door God, nadat hij was gewaarschuwd door Azarja, de hogepriester: “Mijn heer de koning, u mag geen wierook-offer brengen aan de Heere. Dat mogen alleen de priesters uit de familie van Aäron doen. Want zij zijn voor dat werk aangewezen door de Heere. U bent ongehoorzaam aan de Heere. Ga de tempel uit, anders zal de Heere God u straffen.”

En nu zal er een koning-priester uit de stam van Juda komen die hét offer aan God zal brengen? Dat moet de Joden, zeker de niet-messiasbelijdende Joden, blasfemisch in de oren hebben geklonken! Maar Paulus gaat moeilijke teksten niet uit de weg.

Hij koppelt het moment van Jezus' doop (en de zalving met de Heilige Geest) aan Psalm 110, waar de Vader tegen de Zoon zegt: “U bent voor eeuwig Priester. De Heere heeft dat gezworen en Hij zal het niet meer veranderen.” Zo krijgt deze Psalm een nieuwe en diepere dimensie in Christus.

En hoor dan eens hoe Paulus dat stukje afsluit in vers 22: “Daardoor weten we dat we in Jezus een veel beter verbond hebben gekregen.” Jammer dat de frase van de SV is wegvertaald, waarin staat dat Jezus hiervan Borg is geworden. Juist die eed van God de Vader is essentieel. God heeft gezworen met een onveranderlijke eed (Kanttekeningen) en dus is dit nieuwe verbond ook onveranderlijk vanaf dat ­moment. En het is zó krachtig, dat het in staat is ons zalig te maken! Dankzij deze Borg en Middelaar kunnen we dichter bij, nee, dichtbij bij God komen. Les 6.

Is de wet afgeschaft?

Maar die wet werd afgedankt, omdat hij niet werkte en dus nutteloos was.
Hebreeën 7 : 18
 

Paulus neemt hier woorden in de mond die ik maar weinig hoor in de reformatorische kerken! Maar misschien dat de Basisbijbel het te eigentijds vertaald heeft. Dus ik ga er eerst de Statenvertaling en de Kanttekeningen bij pakken. Lees maar mee.

“Want de vernietiging van het voorgaande gebod geschiedt om deszelfs zwakheids en onprofijtelijkheids wil…” Er is dus met de komst van Christus niet alleen een verandering, maar zelfs een vernietiging in werking getreden. Dat woord ‘vernietiging’ kun je ook vertalen met het in onze refo-oren verdacht klinkende woord ‘afschaffing’ volgens de Kanttekeningen (!).

Maar Jezus kwam toch niet om de wet af te schaffen? Nou, het is maar hoe je dit leest. Misschien moeten we onze theologische visies en dogma's nodig eens wat bijstellen!

Bij dat ‘zwakheid en onprofijtelijkheid’ staat uitgelegd dat de wet ontoereikend is gebleken “om daardoor naar den geest gereinigd te worden, gelijk de Joden in het gebruik van dien hun heiligheid en ­volmaaktheid zochten”.

En dan voegen de Kanttekenaars er iets bij dat vanaf veel preekstoelen vaak verkeerd uitgelegd wordt: “hoewel deze ceremoniën den rechten Israëlieten dienden om daardoor tot Christus en Zijn heiligmaking gebracht te worden, hetwelk een grote nuttigheid was, maar met de komst van Christus eindigde.” Want zijn enkel de ceremoniën met Christus' komst geëindigd?

De Kanttekeningen corrigeren een verkeerde interpretatie van deze materie bij vers 19 waar wordt gesproken over de ‘aanleiding tot een betere hoop’: “Of: invoering van een betere hoop, namelijk volmaakt alle dingen, waardoor de kracht van het nieuwe verbond en van het Priesterdom van Christus wordt verstaan, hetwelk een betere hoop genaamd wordt, omdat het de ware heiligmaking in ons krachtiglijk teweegbrengt. Anderen zetten het over: maar was een aanleiding tot een betere hoop, namelijk de wet zelve, die daarom ook een leidsman tot Christus genaamd wordt, Gal. 3:24. Doch de eigen betekenis van het Griekse woord epeisagoge vereist meer den eersten zin, alzo het medebrengt een invoering of aanleiding van enige zaak boven iets dat tevoren was.”

Je zou kunnen zeggen dat de wet door iets nieuws is vervangen. Ik noem dat in deze overdenkingen ‘Het nieuwe normaal voor Christenen’. Dat ‘iets’ geeft ons écht toegang tot God. En wat bij God in de buurt komt moet volmaakt zijn. Als ik daar kom, ziet Hij Zijn Zoon in mij. Mijn brave wetsbetrachting of nauw­gezetheid staan de genade alleen maar in de weg! Dan zou ik nog zelf die toegang creëren. Les 5.

Wij hebben geen vreugde van de wet

Het priesterschap wordt dus veranderd. Dat betekent dat ook de wet wordt veranderd.
Hebreeën 7 : 12

Met deze tekst kom ik bij iets in het Evangelie, dat maar weinig wordt benoemd. De afgelopen twee jaar heb ik veel teksten overdacht, veel Kanttekeningen naast de Bijbel gelezen, die iets zeggen over wat er veranderde met de komst van Jezus Christus: het nieuwe normaal voor christenen.

Waar kijken we naar, als we de dagtekst lezen? Dit vertellen de Kanttekeningen bij vers 12 (HSV): “Als het priesterschap verandert, vindt er immers ook nood­zakelijkerwijs een verandering van de wet plaats”: “Sommigen zeggen dat die verandering alleen de wet van priesterschap betreft, binnen de stam van Levi, met betrekking tot de ceremoniën, zoals bij het vorige vers staat aan­getekend. Anderen laten dit gelden voor de hele wet van Mozes, omdat het Levitische priesterschap en zijn dienst, met de gehele wet zo door Gods ordening aan elkaar was verbonden – en het ene met het andere dusdanig is verwikkeld – dat het ene niet zonder het andere kon worden veranderd; daar dit priesterschap van Levi of Aäron een groot deel van die wet betrof, zoals in bijna al de inzettingen van de wet is te zien. En dat lijken de volgende verzen 18 en 19 ook te bevestigen!”

We gaan de volgende keer naar die verzen kijken maar voor nu stellen we vast dat er iets ingrijpends is veranderd door de komst van Jezus Christus. Terecht vroeg Paulus ook in het vorige vers: “Waarom moest er een andere Priester komen als het priesterschap van Levi al volkomen was?” Het volk had immers onder Levi de wet ontvangen? Dat was toch genoeg? Paulus spreekt daarbij zelfs van ‘volkomenheid’ door de bediening van Levi, volgens de wet. Graag geef ik die tekst in de Basisbijbel-versie weer: “Als de mensen door het priesterschap van de stam van Levi (dus door de wet van Mozes) volmaakt konden worden, waarom moest er dan nog een andere priester komen?”

En waarom moest dat niet een priester naar de ordening van Aäron zijn, maar van Melchizédek? Dit lijkt een interessant debat voor theologen, maar van deze visie op het Nieuwe Testament hang veel af! Daarom ga ik er dieper op in. Ja, Jezus kwam niet om de wet af te schaffen, alsof er geen eis van God meer bestond. Nee, Hij kwam om deze wet te vervullen. Echter, daarmee bleef niet alles bij het oude. Wij worden niet meer zalig door het houden van de geboden van God. Wij moeten wandelen door de Geest, Christus volgen en Hem alleen aanbidden.

Wij ontvangen daarom ook geen vreugde van het houden van de wet! Nee, wij ontvangen vreugde in het liefhebben van onze hemelse Vader en van Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon. In Hem is al ons (evenals dat voor de engelen geldt) geluk ­geconcentreerd: het eeuwige leven met Hem. Les 4.

dinsdag 5 januari 2021

Het lijkt wel een ‘déjà vu’!

Je zou kunnen zeggen dat de stam van Levi die nu de tienden krijgt, zelf aan Melchizédek tienden gaf, via Abraham.
Hebreeën 7 : 9

De redenering die Paulus nu doorzet komt mij haast voor als een ‘déjà vu’. Ik krijg even het gevoel dat ook Festus had: “Je raast, Paulus! Je grote geleerdheid brengt je tot razernij!” Hij bedenkt een soort constructie waarin je als het ware Levi ziet zitten in de onderbuik van opa Abraham en deze opa geeft aan Melchizédek een kostelijk offer, tienden, uit naam van zijn nog ongeboren kleinzoon Levi.

In het volgende vers zet Paulus het nog even verder uit: “Levi was nog wel niet geboren, maar hij was als het ware al in zijn voorvader Abraham aanwezig toen die aan Melchizédek tienden gaf.” Dit volgen wij westerse denkers niet, schat ik in. En eerlijk gezegd snap ik ook dat je in de Bijbel, het betrouwbare Woord van God, niet zo'n gegoochel met feiten verwacht.

Sterker nog: de redenering loopt ook mank, want ook Juda was nog niet geboren en uit zijn nageslacht zou Jezus worden geboren, toch? Wel, dan geeft Jezus ook geschenken via Abraham aan Melchizédek. Maar die conclusie trekt Paulus niet. Waarom?

Daar gaat het Paulus ook niet om. Hij wil Levi en zijn nazaten niet op een voetstuk zetten, maar laten buigen voor Melchizédek. Levi erfde de erfenis van zijn opa, maar daaruit waren die tienden al weg, die Melchizédek als geschenk kreeg. Dus als Levi later naar de nalatenschap van opa Abraham keek, bij wijze van spreken, dan zag hij die verdwenen gave van de tienden van 'het beste' (!) aan Melchizédek.

Dat geven van 'het beste' is een belangrijke term in de offerdienst aan de Heere! Nog vóór de Heere de liturgische offerdienst bij de Sinaï had ingesteld, wist Abraham op een goede wijze te offeren. Er was dus kennis van zaken op dit gebied. Dezelfde kennis als Abel had en waar Kaïn geen gebruik van maakte.

Nogmaals: met dat geven van tienden wil Paulus benadrukken hoe groot Melchizédek dus was! Lees vers 4 maar: “Abraham, de voorvader van het volk Israël, gaf aan deze man een tiende deel van de buit. Dat betekent dat Melchizédek een heel belangrijk persoon was.”

Melchizédek gaf aan Abraham wat hij nodig had na die afmattende veldtocht. Hij voorzag hem van eten en drinken. Als dank gaf Abraham hem tien procent van het beste van de buit.

Wel, díe lijn moeten we doortrekken naar God Die ons voorziet van al het nodige en aan Wie wij alle eer maar ook onze dank offeren, voor Wie Hij is. Niet enkel danken voor het gekregene, maar danken voor het hart achter die gave. En zien wij Zijn hart niet het allermooist en duidelijkst kloppen achter Gods grootste Gave? Offeren we daarom onze dank en lof niet juist voor de meerdere Melchizédek, onze Heere en Heiland Jezus Christus? Les 3.

Meerder dan Abraham?

Maar Melchizédek was geen priester uit de stam van Levi (want hij leefde lang vóór Levi). Toch kreeg hij van Abraham tienden. En hij zegende Abraham, aan wie God zijn beloften had gedaan. Het is logisch dat iemand alleen gezegend kan worden door iemand die belangrijker is dan hijzelf. Dus Melchizédek was belangrijker dan Abraham.
Hebreeën 7 : 6-7

Eigenlijk moet je de redeneertrant van Paulus een beetje snappen en op dingen letten die hij nóg niet noemt. Bij de bovenstaande tekst moet je bedenken dat Paulus in zijn wetsgeleerde/theologische manier van debatteren opbouwt naar een ander punt dat hij hier nog niet benoemt. Eerst wil hij laten zien dat Melchizédek boven aartsvader Abraham stond, tegen wie een Jood hoog opkeek. Maar dat doet hij om straks Jezus boven Melchizédek te plaatsen en dus vér boven Abraham uit!

Dat het afstammen van Abraham voor de Jood een van de belangrijkste geloofsfeiten is, blijkt in de discussie die Jezus met de Joden heeft in Johannes 8: “U bent toch niet bijzonderder dan onze voorvader Abraham? En hij is gewoon gestorven! De profeten zijn óók gestorven! Wie denkt U wel dat U bent?”

Die discussie ging over het feit dat Jezus het eeuwige leven geeft aan allen die in Hem geloven. Direct wordt Abraham als doorslaggevend bewijs opgevoerd. “Bent u meerder dan Abraham…” Het lijkt wel of Paulus aanhaakt bij díe uitspraak. Zou hij er toen hebben bijgestaan, tijdens die discussie?

Een priester had een zeker aanzien, status. En die status hing aan de stam van Levi. De mensen met de achternaam Cohen, Kahn of Duhen kennen vandaag de dag nog die trots van het afstammen van Levi. Hen wacht, volgens de traditie, een bijzondere taak wanneer de nieuwe, derde tempel er eindelijk zal staan: zij zullen de offerdienst dan doorstarten.

Echter, Melchizédek kon niet zeggen dat hij uit Levi stamde… Sterker nog: hij stond tegenover de opa van Levi; die hele Levi moest nog geboren worden! Nou, daar gaat Paulus straks nog op door.
Abraham liep met een unieke belofte van God op zak. Die kon ergens prat op gaan. Echter die belofte maakte Abraham niet meerder dan Melchizédek. En misschien dat juist de Joden met die redenering wel eens heel veel moeite konden hebben.

Als Paulus dan hier eindigt met ‘dus Melchizédek was belangrijker van Abraham’, dan halen wij daar misschien wel onze schouders op en mompelen “nou en?”, maar de Joden zitten op het puntje van hun stoel: “Ja… en waar gaat dit heen?”

Paulus verdedigt hier – tegenover de Joden – de status van Jezus als Middelaar en Messias. Hij geeft hoog op van Zijn Heere en Heiland. Om dát te kunnen moet je 'vaste spijze' aankunnen en niet nog leven op 'melk'. Denk daar maar eens over na. Les 2.

maandag 4 januari 2021

Als je geen stamboom hebt, ben je dan God?


Verder wordt er niets over hem gezegd. Zo is hij zonder vader, zonder moeder, zonder voorouders of kinderen, zonder begin van zijn leven en zonder eind van zijn leven. Hij is daarmee gelijk aan de Zoon van God en blijft voor altijd priester.
Hebreeën 7 : 3

Ja, Paulus, wat is dat nou weer voor redenering? Er wordt niets over Melchizédek gezegd, zo wordt er geconstateerd (de wetenschappelijke bronnen ontbreken dus) en vervolgens zeg je: zijn geboorte- en zijn sterfjaar zijn ons onbekend, dus is hij gelijk aan de Zoon van God; dus is hij eeuwig priester. Is dat nou niet heel erg kort door de bocht?

Als je in de drie bronnen, die ik hiervoor noemde, hebt gelezen dan zag je dat het priesterschap pas toegankelijk was voor je als je kon bewijzen dat je uit de stam van Levi kwam. Een stamboom, zoals de Bijbel er meer toont, is voor de joodse traditie heel belangrijk. Het is meer dan onze hobby genealogie!

Wie niet kon aantonen wie zijn moeder of vader was, miste dus het referentiekader binnen het volk. Want waar moest men je dan plaatsen? In welke stam hoorde je dan wel thuis? Was je wel Israëliet?

Het tweede wat belangrijk was, daar komen we in het vervolg nog op terug, is dat enkel de stam van Levi in de tempel mocht dienen. En een specifieke tak binnen die stam was gerechtvaardigd om het ambt van hogepriester te vervullen. Wij moderne, westerse mensen redeneren al snel: “Wat maakt dat nou uit?” Maar bij God, zeker in het Oude Testament, is orde een heel belangrijk aspect. Niet omdat Hij wettisch denkt, maar omdat de structuur die Hij aanbrengt een reden, een motivatie, en een doel heeft. Dat is in onze tijd helaas lastig uit te leggen.

Dat betekent overigens nog niet dat die structuur dan ook direct een wetmatigheid is, die strikt ­systematisch nagevolgd moet worden. Zo is het ook misgegaan met de wet. De veiligheid die God wilde borgen werd een lijstje van regels dat moest worden nageleefd. Is daarmee Gods orde fout? Nee, maar wel het gebruik – of beter het misbruik – ervan.

Daarbij redeneren wij vooral vanuit het Nieuwe Testament en menen dat al die verordeningen van de priesterdienst niet meer interessant zijn. Daarom is Melchizédek ook eerder een stoorzender dan iemand die jou iets te vertellen heeft.

Melchzédek kon niet aantonen bij welke stam hij hoorde (er waren nog helemaal geen stammen!). Toch beschrijft God hem via Mozes in Genesis 14 als ‘koning van Salem’ én ‘priester van de allerhoogste God’. Paulus benoemt in Hebr. 7 : 7 “het zegenen door de meerdere”; de Kanttekeningen leggen dit uit als bewijs voor de priesterlijke zegen. En die zegen is de zegen van God Zelf, via Zijn knecht Melchizédek. Aan die zegen hangt een groot gewicht. Dat is les 1.

Wat moet ik met Melchizédek?


Hij (Jezus) is daar voor eeuwig onze Hogepriester geworden, net als Melchizédek.
Hebreeën 6 : 20b

In het volgende hoofdstuk komt een oudtestamentische persoon naar voren met wie Paulus de Heere Jezus vergelijkt. Of misschien wel andersom: hij vergelijkt Jezus met Melchizédek en opnieuw is Jezus superieur. Eerst de engelen, toen Mozes, daarna de Hogepriester, vervolgens de eerste hogepriester Aäron; tenslotte via verbondssluiting met eed én het priesterschap komt hij uit bij Melchizedek. Maar wat moet ik met die persoon Melchizédek? Ik volgde Paulus redenering niet goed.

Er waren een paar dingen die ik moest leren. Er staat niets voor niets in de Bijbel, ook al zie ik de logica er niet van in. Het eerste is: Paulus praat hier niet tegen nuchtere westerlingen maar tegen Joden, Hebreeën! En als hij tegen hen over het priesterschap spreekt, dan benoemt hij dingen die zij vanuit hun opvoeding kénnen! Wij niet of veel minder.

Daarbij constateerde ik na wat overdenking dat deze Melchizédek voor de Joden een mysterieuze en bijzondere man moet zijn geweest. Dat hebben wij veel minder en dat maakt het volgen van Paulus' redenering ook een stuk ingewikkelder.

Daarom raad ik je aan om na deze overdenking drie dingen rustig te gaan lezen die het begrijpen een beetje helpen: 

1. https://christipedia.miraheze.org/wiki/Melchizedek
2. www.israelendebijbel.nl/nl/bijbelonderwijs/digitale-bijbelstudie/2020/11/03/Melchizedek
3. www.oudesporen.nl/Download/OS1393.pdf

Voordat je dat doet ga ik je alvast een beetje op weg helpen met waar ik tegenaan liep.

Er is iets mysterieus, misschien zelfs mystieks in de persoon van Melchizédek. Zijn naam bestaat uit twee woorden: ‘Melech’ en ‘Tzedek’; Melech betekent koning; Tzedek betekent rechtvaardigheid. Die naam  betekent dus 'koning van de gerechtigheid' of ‘mijn koning is rechtvaardig’. Een zwaarbeladen naam.

Omdat je in die naam als iets bijzonders voelt, zijn er uitleggers geweest die meenden dat hij Jezus, God de Zoon, was, zoals Hij ook aan Abraham verscheen met twee engelen. Toch loop je met die uitleg klem.

Melchizédek wordt door Paulus op een vreemde manier als type van Christus ingevoerd en hij maakt hem ook op merkwaardige wijze als bewijsfiguur. Waar liep ik tegenaan?

Paulus stelt dat Melchizédek zonder vader en moeder en dus zonder stamboom was… Tja, als je iets niet kunt vinden is dat nog geen bewijs voor het ontbreken ervan! Ook dat hij net als Jezus in het hemelse heiligdom is binnengegaan… Ik voelde weerstand! Bijna skipte ik al die Melchizedek-teksten. Toch ben ik gaan zoeken, waarom Paulus dit deed.

zaterdag 2 januari 2021

Ben jij in Jezus verbonden met God?

 


De zekerheid dat Hij ons zal redden is als een anker voor onze ziel. Daarmee zijn we verbonden met God Zelf, achter het gordijn in de hemelse tempel. Want Jezus is daar als eerste vóór ons naar binnen gegaan. Hij is daar voor eeuwig onze Hogepriester geworden, net als Melchizédek.
Hebreeën 6 : 19-20

Dat 'net als Mechizédek' staat hier zeer lastig. Daarom laat ik het even voor wat het is. Paulus trekt al eerder een lijn van Christus naar Melchizédek en hij komt daar in het volgende hoofdstuk uitgebreider maar ook bepaald ingewikkeld op terug. Voor nu beperken we ons tot Jezus als Hogepriester.

Naast de vergelijking tussen Jezus en de hogepriester is er nog een beeldspraak: het anker. Een prachtig beeld! Een anker komt in een onbereikbare plaats om er houvast voor het schip op het water te geven.
Nou, zo ging de hogepriester eenmaal per jaar naar een voor ons onbereikbare plaats, in het Heilige der Heilige, bij God, om er verzoening en dus eeuwig houvast aan te brengen. Het werkt als een anker.

Ja, die hogepriester was zelf – hoe heilig hij ook probeerde te leven – zondaar en moest eerst voor zichzelf verzoening doen. Maar als hij gewassen en gereinigd was mocht hij met schone kleren tot Gods troon (op de ark, tussen de cherubs) komen. Met bloed, ja. Want de mens die zondigt moet sterven: dus er moest bloed vloeien.

Nee, God wil niet gefopt worden met dat dierenbloed. Hij heeft deze weg Zelf aangeboden, dus Hij neemt er genoegen mee. Maar er is nóg een reden waarom Hij er genoegen mee neemt: er komt een beter Lam dat Zijn Eigen bloed zal offeren. Dat Lam is ook Hogepriester en zal daarmee het Heilige der Heiligen in de hemel binnengaan. Dát is het beeld dat Paulus hier gebruikt met dat anker.

De aardse hogepriester herstelde de band tussen God (Die gekrenkt was door de zonden van het volk) en het volk met dit bloed. Zo werd er weer een sterke ketting tussen die beiden gelegd, verankerd in God. Want God hoeft ons niet vast te houden om Zelf gelukkig te zijn. Wij moeten Hem vasthouden, als we echt gelukkig willen worden. Echter… dat kunnen we niet sinds Genesis 3. Vandaar dat iemand dat namens ons doet. In het Oude Testament was dat die hogepriester. Maar dat was slechts een schaduw. Er zou een betere hogepriester komen: de Messias.

De Joden hebben altijd volledige verzoening op Grote Verzoendag gezien en ervaren. Hun visie op Christus is daarom totaal anders dan die van ons. Daar zit een denkprobleem tussen hen en ons. God had immers Grote Verzoendag geboden om totale verzoening voor het volk aan te brengen. Dus een Messias die Zichzelf offerde paste niet in dat plaatje. En voor ons? Past Christus wel in ons 'plaatje'?

De schaduwkant van gemeente-zijn

 

De schaduwkant van gemeente-zijn (1)

Er zijn mensen die eerst in God hebben geloofd. Ze hebben geproefd van Jezus, Gods Geschenk uit de hemel. Ze hebben de Heilige Geest ontvangen.
Hebreeën 6 : 4

Er is door de eeuwen heen in de kerk veel te doen geweest over de zonde tegen de Heilige Geest. Er waren mensen die dit fenomeen angstig maakte en hen vervulde met vrees dat zij zó tegen God hadden gezondigd dat ze nooit meer zalig konden worden. Satan had niet hun hart kunnen nemen maar wel hun mindset tot duivelse diepten gebracht. Vreselijk wat deze mensen doormaakten!

Over dit soort mensen gaat dit tekstgedeelte niet. Het gaat over mensen die een tijd dingen hebben ervaren en beleden die met God en Zijn toekomst te maken hadden. Maar die zich moedwillig tegen Hem en Zijn (komend) Koninkrijk hebben gekeerd en de gemeente en lasterlijke taal uitgeslagen tegen het Evangelie. Dus de Heilige Geest bespot. Nee, ik ga geen namen noemen van schrijvers of zo… nee dit is waarlijk een helse werkelijkheid. Satan kan dus als een engel des lichts komen en mensen laten faken dat ze gelovigen zijn. Daar wil ik dieper op ingaan.

Neem nou Simon bar Jezus (Elymas) de tovenaar op Cyprus. Hij maakte het appèl van Paulus en Barnabas belachelijk bij de bestuurder van Cyprus, Sergius Paulus. Moet je horen hoe furieus Paulus reageert: “Jij zoon van de duivel! Je zit vol listen en bedrog. Je bent een vijand van alles wat goed is. Wanneer zul jij ophouden de waarheid van de Heer voor leugens uit te maken?” Echter, hij was een heidens tovenaar, hoewel hij een religieus influencer was bij de overheid op het eiland. Mede daarom reageert Paulus zo.

Een ander voorbeeld is Simon de tovenaar in Samaria. Hij zag Petrus de handen opleggen zodat mensen de Heilige Geest ontvingen. “Geef mij ook die macht…” Hij bood hun geld aan. Maar Petrus zei: “Het zal slecht aflopen met jou en je geld, als je denkt dat je dit geschenk van God met geld kan kopen! Jij hebt hier helemaal niets mee te maken, want je hart is niet eerlijk voor God!” Hoe triest! Hij die de Geest wilde uitdelen wist zelf niet eens hoe hij moest bidden!

Paulus spreekt in onze tekst over mensen die “hebben geproefd van Jezus, Gods Geschenk uit de hemel. Ze hebben de Heilige Geest ontvangen.” Wat is dat: ‘van Jezus proeven’? Een ervaring met Hem hebben die smaakte naar meer. Een indruk hebben van Wie Hij voor je is en toch… Ik bedoel niet hen die het zich niet durven toeëigenen, maar die komen tot lasteren van Hem. Hoe is het mogelijk. Helaas… En toch zegt Paulus dit niet opdat we dan maar geen energie stoppen in dit soort mensen. Het moet ons aan het hart gaan en zij behoren tóch een plek te hebben in onze gebeden. Dát is onze roeping wél!
 

De schaduwkant van gemeente-zijn (2)

Ze hebben gemerkt hoe goed het woord van God is. Ze hebben iets leren kennen van de krachten van de wereld die nog komen moet. Als deze mensen daarna God niet meer willen volgen, is het onmogelijk om hen opnieuw tot geloof te brengen. Want eigenlijk hebben ze de Zoon van God opnieuw gekruisigd en belachelijk gemaakt
Hebreeën 6 : 5-6

Eigenlijk is dat voorbeeld van Simon de Tovenaar nog niet eens toereikend. Want tegen hem zegt Petrus nog dat hij tot God moet bidden om vergeving. Misschien moeten we meer denken aan Judas. Een 'gemeentelid' dat met heel andere, duistere, motieven meedeed in de discipelenkring!

Ik zou deze mensen niet te snel zoeken onder de afhakers van de kerk. Daarmee kun je afhakers zo gemakkelijk framen en ga je voorbij aan mensen die niet uitwendig afhaken, maar zich innerlijk met hun wettische en muggenzifterig gedrag wel distantiëren van het Evangelie.

Jezus wordt hen uitgetekend. Ze hebben zelfs in hun overdenkingen bijzondere en waardevolle dingen over Hem geleerd en over Hem ervaren. Maar toch meten zij anderen het geloof en trekken de conclusie: daarmee zou ik het niet kunnen doen, dat is te evangelisch of te oppervlakkig of wat ook.

Het werk van de Geest is in mensen begonnen, maar zij vertrappen het met hun dikke godsdienstige laarzen als vuil, als onkruid. Je zult er nooit echt achter kunnen komen wat er in hun geweten speelt, maar God weet het wel. Zij lijken te ervaren dat God Zich wel openbaart in die ander, maar het past niet in hun plaatje en daarom bestempelen ze het maar als 'inbeelding' en 'eigenwillige godsdienst', want anders moeten ze een oordeel vellen over hun eigen godsdienstige leven.

Deze mensen berokkenen de gemeente veel schade. Met hen zijn vaak felle discussies op het niveau van de tittel en de jota, maar het gesprek gaat zelden over Wie Christus voor hen persoonlijk is.

Ik begrijp Jean de Labadie als hij begeert dat de gemeente enkel uit wedergeboren mensen moet bestaan. Dat zou fijn en duidelijk zijn. Het is echter niet zo en zal ook nooit zo zijn. Wij moeten met dit soort mensen niet te zeer in discussie gaan. Paulus zegt hier eigenlijk dat je geen energie moet steken om deze mensen op andere gedachten te brengen. Verspil er je energie niet én… geef hen ook niet de ruimte die ze claimen. Want anders brengen ze grote schade toe aan de gemeente van Jezus Christus.

Met hun werk maken zij ten diepste Christus weer te schande. Ze spijkeren Hem aan de schandpaal, het kruis, en dat met vroom gepraat en dogmatisch geredeneer, waarin Christus werkelijk ontbreekt.
Preken over bekering die niet echt over Jezus, Zijn Vader en de Toekomst gaan, berokkenen eenzelfde schade. Op een bepaald moment houdt het gesprek op omdat je niet bij Christus uitkomt!

vrijdag 1 januari 2021

Geloof groeit niet van clichées


We moeten nu dus ophouden met de eerste lessen over Christus. Want we moeten verder groeien en geestelijk volwassen worden. We zullen dus stoppen met te spreken over de eerste eenvoudige dingen van het geloof. We hoeven het er niet meer over te hebben dat we niet gered kunnen worden door de dingen die we doen, maar alleen door geloof in God.
Hebreeën 6 : 1

Paulus zet het mes er diep in en je zou wensen dat vandaag de dag dit ter harte werd genomen en nauwkeurig werd gelezen in de kerken. Dan zou er minder eenzijdigheid, afstomping en frame-denken in de gemeente overeind blijven. We kunnen de Heidelberger Catechismus-preken niet aangesleept krijgen. Mensen raken in paniek als die niet meer bepreekt wordt. Ik snap het wel… want dán zou je tot leerdiensten over dit soort teksten als Hebreeën 6 moeten komen en dat geeft onrust.

In de HSV staat het zo: “Laten wij daarom het eerste onderwijs met betrekking tot Christus laten rusten, en doorgaan tot de volmaaktheid, zonder opnieuw het fundament te leggen van bekering van dode werken en van geloof in God, van de leer van de dopen, van de handoplegging, van de opstanding van de doden en van het eeuwig oordeel.”

De vraag komt bij me op: waarom kan Paulus in zijn onderwijs aan de christelijke gemeente wél na de basiskennis van het Christelijk geloof doorgaan, terwijl veel theologen in de rechterflank van de kerk niet verder kunnen komen dan dat?

Zou het aan Godskennis ontbreken? Zou het geloof in de kerk tot een minimum zijn gezakt, ook op de preekstoel? Of… zou satan hier misschien de hand in hebben? Zou hij het juist geweldig vinden als wij met elkaar ruziën en haarkloven over de basale dingen van het theoretisch cliché-geloof, zodat we niet aan de kennis van Christus Zelf toekomen?

Onlangs merkte een broeder op dat veel mensen in de kerk minimlistisch geloven. Ze gebruiken de wet en de regels om vooral niet te veel te doen en te zwaar met de dingen bezig te zijn. Daarom een vraag: zou het kunnen zijn dat theologiseren over de godsdienstige basiskennis ook tot dat minimalistische behoort? Ik bedoel dit: dat je daardoor blijft steken op een punt waar je eigenlijk had moeten doorlopen om verder te groeien.

Geloofsgroei heeft in bepaalde kerken een heel verdachte klank gekregen. Waarom? Is het niet heel bijbels? En waarom zetten mensen een isgelijkteken tussen ‘groei’ en ‘niet meer van zonde willen weten’? Wat zou Paulus van zulke ideeën vinden? Beter nog: wat vindt God Zelf van onze clichées?

Eén ding kan ik je zeggen: Paulus gaat in deze brief nadrukkelijk door het op het spoor van 'groei in het geloof' en ik ga hem hierin volgen. Er staat ons nogal wat te wachten namelijk!