woensdag 30 mei 2018

Rechter spelen; verdachte worden

Hoofdstuk 9

Als hem nu de tijd van veertig jaren vervuld was, kwam hem in zijn hart, zijn broeders, de kinderen Israëls, te bezoeken. En ziende een, die onrecht leed, beschermde hij hem, en wreekte dengene, dien overlast geschiedde, en versloeg den Egyptenaar. En hij meende, dat zijn broeders zouden verstaan, dat God door zijn hand hun verlossing geven zou; maar zij hebben het niet verstaan. En den volgenden dag werd hij van hen gezien, daar zij vochten; en hij drong ze tot vrede, zeggende: Mannen, gij zijt broeders; waarom doet gij elkander ongelijk? En die zijn naaste ongelijk deed, verstiet hem, zeggende: Wie heeft u tot een overste en rechter over ons gesteld? Wilt gij mij ook ombrengen, gelijkerwijs gij gisteren den Egyptenaar omgebracht hebt? En Mozes vluchtte op dat woord en werd een vreemdeling in het land Madiam, waar hij twee zonen gewon.
Handelingen 7 : 23-29

De Bijbel waarschuwt ons om niet op plekken te komen waar we in verleiding worden gebracht. Is dat hier aan de orde? Eveneens wordt ons geleerd dat we een voorbeeld moeten zijn voor ongelovigen; faalde Mozes hier met zijn actie? Wegvluchten is meer dan eens een bewijs dat je (mede) schuldig bent. Wat is het verschil tussen Jozef en Mozes?

In een notendop wordt ons een van de dieptepunten in Mozes’ leven getekend. Hij moest zijn land, status en luxe leventje achterlaten en vluchten voor zijn leven. Werd hij, net als Jezus, onterecht slacht­offer van mensen die zijn welmenende bevrijdingspogingen niet begrepen?



De ingeving
Stefanus beweert dat het pas na veertig jaar bij Mozes ‘in zijn hart kwam’ om zijn broeders te bezoeken. Dat blijven vooral vage bewoordingen die niet terug te vinden zijn in het Oude Testament. Mozes zelf schrijft erover: “… toen Mozes groot geworden was …”. Hij stelde dat bezoeken van zijn broeders ook niet tot doel, maar het zien van hun lasten, hun verdrukking.
Daaruit kun je concluderen dat hij zich al langere tijd bewust was een Hebreeër te zijn, maar dat hij te horen kreeg dat juist dát volk zo enorm werd onderdrukt. Mozes werd als kind in bad gedaan en zijn verzorgster moet hebben gezien dat hij besneden was. Hij is vast ook weleens tegelijk met andere kinderen in bad gegaan of merkte bij sportieve activiteiten dat hij anders was dan de Egyptische jongeren. Ook hij heeft in die Egyptische tijd geleerd (of ondervonden) dat er een verschil was tussen meisjes en jongens en dat er ook een verschil was tussen besneden jongens en onbesneden jongens. Dat moet hij al veel eerder hebben ontdekt dan in zijn veertigste levensjaar!
Het blijkt vooral de onderdrukking van het volk van Israël te zijn die iets in hem heeft wakker gemaakt. Hij wil er nu zelf weleens iets van zien. Zou het écht zo erg zijn? Misschien is hij al die tijd al bij dat volk weggehouden door de prinses en het personeel dat ervan op de hoogte was. Maar zoals dat met veel adoptiekinderen gaat: er komt een ­moment dat je wilt weten waar je vandaan komt. Niet eens in de eerste plaats om weg te open, maar om te weten wie jezelf bent! Dat vormt dus de achtergrond waarom het ‘in zijn hart kwam’. Die ingeving kwam vanuit zijn roots! En… door de Heilige Geest.

De reactie
Hoopte hij dat het allemaal wel zou meevallen? Exodus zwijgt over Mozes’ innerlijke gevoelens, voordat hij ging kijken. Je kunt er hooguit naar gissen.
Mozes heeft een gelegenheid gezocht om ‘ongezien’ in Gosen terecht te komen. Het lijkt me niet eens zo gemakkelijk om dat ongezien te doen, als je zo’n hoge positie aan het hof hebt. Er zullen altijd bewakers bij hem zijn geweest die hem beschermden; ze vormden tegelijk ook zijn statussymbool. Het is niet bekend of de prinses nog leefde (of was zij ­inmiddels zelf doorgeschoven naar de regering?), maar het zou best eens zo kunnen zijn dat zij overleed toen Mozes ongeveer 40 jaar was. En dat dit overlijden juist de aanzet is geweest om op ­zoek te gaan naar zijn roots.
Hoe schokkend is de confrontatie met het harde leven van zijn broeders! Het is dus tóch waar dat ze onderdrukt werden! Wat slaven waren en hoe die werden behandeld wist Mozes ongetwijfeld wel. Ook aan het hof waren slaven en die zullen niet helemaal ‘vorstelijk’ ­behandeld zijn. Wellicht werden ze niet vernederd, maar wel tweederangs behandeld. Ze zullen een bijzonder onderdanige houding hebben aangenomen, harde woorden hebben moeten verduren en zwijgend hun werk hebben moeten doen. Maar wat Mozes hier in Gosen ziet raakt hem enorm. Natuurlijk ook vanuit de bloedband met zijn volk. ­Ongetwijfeld ook vanuit zijn mensbeeld, dat in een goede Hebreeuwse opvoeding is aangeleerd. Elk mens is een schepsel van de Eeuwige en draagt iets van Zijn beeld.
Mozes’ bloed kookt in een ommezien. Dit raakt hem diep en hij staat op de tweesprong: weglopen of ingrijpen. Juist dat ingrijpen lijkt de meest eerlijke en enig mogelijke wijze van handelen. Hoe hij dat heeft gedaan blijft onduidelijk. Sprong hij ertussen en ving hij de slagen op? Of greep hij de Egyptenaar van achteren beet en rukte hij de zweep uit zijn hand?

De moord
Wat ik als kind kind mij altijd afvroeg bij deze geschiedenis: hoe heeft Mozes dit zo ongezien kunnen doen, als er zoveel slavendrijvers waren op deze bouwplaats? In gedachte zag ik een duin van zand voor me, waarachter dit plaatsvond. Het helmgras wuifde in de zinderende woestijn­wind. De andere slavendrijvers in de buurt waren net even met wat anders bezig. Maar de volgende vraag was: hoe heeft hij zo snel een heel mens onder het zand kunnen begraven, ongezien? Ik heb er nog steeds geen antwoord op, merk ik. Maar deze geschiedenis zet me wel aan het denken. Heeft Mozes deze man echt in een opwelling doodgeslagen? Dan moeten veel meer mensen het hebben gezien. Zeker die Hebreeër die door deze slavendrijver werd mishandeld. Zou het niet zo zijn, zoals Kaïn zijn broer mee nam naar het veld? Mozes had de positie van een generaal. Deze slaven­drijver stond ver beneden hem in rang. Hij had hem ter plaatse kunnen sommeren te stoppen met die brute geweld en de man had moeten gehoorzamen.
Wat nu als Mozes de beelden van die mishandeling in zijn brein opsloeg? Dat hij daarover heeft lopen broeden en de slavendrijver later die dag even apart heeft genomen, buiten het bouwkamp. Wellicht zijn ze nog even in gesprek geraakt over hun visie op de behandeling van dit volk. Lang zal dat niet hebben geduurd. Mozes stond op tegen die man, die geen schijn van kans had tegenover hem, de getrainde militair. Mozes had die zweep helemaal niet nodig. Hij was een gespierde strijder die door zijn imposante corpus angst inboezemde bij zijn tegenstanders. Zijn ferme spierbundels draaiden de nek van deze man met gemak in een hoek die compleet ongezond was voor een mens. De zogenaamde heldendaad had weinig met geloof te maken. Het was meer een moord met voorbedachte rade!

De confrontatie
Mozes zelf beschrijft deze daad nogal omzichtig. Hij zegt dat hij om zich heen keek om te zien of er iemand in de buurt was. Maar hij verzwijgt de scene waarin dit gebeurde. Was het te midden van drukte op de bouwplaats? Onmogelijk! Was het midden op de dag, op een rustig moment? Of was het toch in het schemerdonker, vlak voor de woestijn aardedonker werd?
Dat maakt namelijk uit. Doe je dit stiekem en zonder dat de betrokken persoon erop bedacht is, dan is de misdaad groter. Doodslag in een opwelling na een ruzie wordt minder zwaar aangerekend dan een weloverwogen moord. Hoe langer ik erover nadenk, hoe meer ik van dat laatste overtuigd raak.
De volgende dag gaat Mozes weer kijken. Waarom? Is hij de crimineel die terugkeert naar de plaats delict om te zien wat er gebeurt? Veinst hij dat hij er niets mee te maken heeft? Kijkt hij of zijn actie zoden aan de dijk heeft gezet? Of zint hij op meer wraak? Het is niet ondenkbaar dat het dat laatste was. Juist daarom is hij zo gebelgd als hij twee van zijn volks­genoten met elkaar ziet vechten.
De woorden die hij op dat moment uitspreekt worden nogal eens erg zalvend beschreven en neergezet als oprechte en voorbeeldige woorden. Maar is dit niet juist heel schijnheilig? Is zijn woede over dit gedrag niet een woede omdat dit zijn eigen gekozen bevrijdingsactie ondermijnt? Het antwoord van de Hebreeën is een klap in Mozes’ gezicht. De grote mond – die hij zo had kunnen laten zwijgen vanuit zijn positie als Egyptisch generaal – doet hem zijn eigen mond dichtklappen van angst. Wat zagen deze twee kemp­hanen in Mozes? Een collaborateur of toch een bedreiging? Het botte antwoord van een van de Hebreeën was risicovol, dat is wel duidelijk: “Wie heeft u tot een overste en rechter over ons gezet? Zegt gij dit, om mij te doden, gelijk gij den Egyptenaar gedood hebt?” Het had inderdaad zijn dood kunnen worden. Zeker, omdat hij oog in oog met een moordenaar stond.



De vlucht
Dat antwoord is vreemd. Hier zegt een slaaf van de Egyptenaren tegen nota bene een Egyptenaar: “Wie heeft u boven ons geplaatst?” Of hij het nu fijn vond of niet: dat de Egyptische slaven­drijver boven hem stond, was buiten kijf. De Hebreeër zal dat vreselijk hebben gevonden, maar hij moest er maar mee leven. Maar dat deze man, Mozes, zich boven hem verhief riep vragen bij hem op. Mozes was een ‘Egyptenaar’ dus die stond sowieso boven deze slaaf. Onterecht of niet; het was een feit. Waarom zou hij dan toch zo reageren?
Zouden deze mannen Mozes en zijn ‘geheim’ kennen? Zou onder de Hebreeën bekend zijn geweest dat er een joods jongetje opgroeide in het Egyptische paleis? Zou dát kwaad bloed hebben gezet? Misschien wel zonder dat Mozes dat heeft geweten. Het lijkt er sterk op dat deze mannen Mozes hebben gekend of herkend en dat zij hun antipathie tegen deze ‘geluksvogel’ op hem uitspuwden. “Wie heeft u tot een overste en rechter over ons gesteld?” Zou dat niet een wrevelwoord kunnen zijn richting God? Waarom worden wij als Uw volk zo onderdrukt en leidt deze kerel een lekker leventje. Is dat niet erg oneerlijk?
De werkelijke ondertoon van deze woorden moet aan Mozes voorbij zijn ­gegaan. Hij begreep maar al te goed dat dit heel gevaarlijk voor hem kon uitpakken. Of… heeft hij de ondertoon juist heel goed begrepen? Zullen zijn ‘broeders’ nu met de Egyptenaren gaan samenspannen tegen hem? De geslagen hond zal blijven zoeken naar een moment waarop hij zelf ook een keer kan ‘heersen’ en ‘terugbijten’. ­Ongeacht of het de juiste persoon is. Dat geldt niet voor alle mensen gelukkig, maar diepweg zit er zelfs in het meest heilige kind van God een oude mens die het woord ‘wraak’ prima kan spellen.

De messias




Het is pure angst die Mozes doet zien dat zijn situatie hier onhoudbaar is geworden. Hij vlucht niet weg zoals Jozef wegvluchtte voor de zonde. Hij vlucht weg uit angst voor de gevolgen van zijn daad. En juist die angst doet mij de vraag stellen: maar wat was dan zijn diepste motief om zijn broeders te gaan bezoeken? Meende hij zelf de ‘Messias’ te zijn? Hij moet hebben geweten dat er een Messias zou komen.
Slaat Stefanus hier niet de spijker precies op zijn kop als hij preekt: “…hij (Mozes) meende, dat zijn broeders zouden ­verstaan, dat God door zijn hand hun verlossing geven zou; maar zij hebben het niet verstaan.” Gaat Mozes hier niet heel dicht langs het randje van de afgrond? Hoe fout kan dit aflopen!
Hoe anders kwam Jezus, de enig juiste Messias, naar deze aarde, waar Hij zich moest bewegen tussen vijanden. Zij die door Hem moesten worden verlost, zinden op Zijn dood. Hij heeft werkelijk alles welgedaan, tot vele cijfers achter de komma, maar wij moesten Hem niet! Waarom? Omdat Hij aan het licht bracht, wat wij liever in het donker hielden of wat wij liever begraven hielden onder het zand. Hij zou het aan de orde brengen, maar wij zeiden: “Wie heeft U tot een Overste en Rechter over ons gesteld?” Herken je je in deze vijanden? Dan ben je op en top mens. Juist voor dit soort types kwam Hij!
Jezus had oneindig veel geduld. Mozes had alle know-how op organisatorisch gebied die afgelopen veertig jaar aan boord gekregen. Hij kon een leger aanvoeren en in stelling brengen. Hij kon afgematte en uitgehongerde strijders erdoorheen trekken en ze aanvuren om vol te houden. Je zou zeggen: hij was er klaar voor om zijn volk te bevrijden. Maar er moest nog één bijscholingscursus plaatsvinden in de woestijn: geduld met een wederstrevig volk.
Het is Mozes nooit echt helemaal gelukt. Er moest een Jozua aan te pas komen… en ook die redde het niet. Dé Joshua (Yeshua Hamashiach) moest komen, Die Zijn volk in het Beloofde Land zou binnen­voeren. Wat vind je van die Messias? Het is Hem wél gelukt om Zijn volk te bevrijden!

Preken met accent- en interpretatieverschillen

Hoofdstuk 8


In welken tijd Mozes werd geboren, en was uitnemend schoon; welke drie maanden opgevoed werd in het huis zijns vaders. En als hij weggeworpen was, nam hem de dochter van Farao op, en voedde hem voor zichzelve op tot een zoon. En Mozes werd onderwezen in alle wijsheid der Egyptenaren; en was machtig in woorden en in werken.
Handelingen 7 : 20-22



Als je preken naast elkaar legt – dat kan gevaarlijk zijn – zie je soms mooie overeenkomsten en ook bijzondere verschillen. Als we dit stukje van de preek van Stefanus leggen naast de preek van Paulus in ­Hebreeën 11, dan zien we dat hij ook van Jozef naar Mozes springt. Maar stilstaat bij enkele ándere details.

Broninterpretatie
Wetenschappers zweren bij ‘bronnen’ die hun theorieën kunnen onderbouwen. Wie geen bronnen kan noemen, heeft geen ‘poot’ om op de staan. Maar wanneer je een bron hebt, hoe interpreteer je die? Ook daarover zijn grote discussies. Zelfs de Bijbel is onderhevig aan zulke discussies en daarom is er binnen de kerk zoveel verdeeldheid, omdat ieder zich beroept op het Woord, maar er zijn eigen waarheid mee creëert. Als je Exodus leest of de brief aan de Hebreeën, merk je verschillen in interpretatie. En als je daar dan weer jouw interpretaties op loslaat, krijg je helemaal grote verschillen! Laten we eens zien wat Paulus en Stefanus doen met Exodus.
We gaan uit van de beschrijving zoals Mozes ons die geeft in Exodus. Hij zal zijn kinderjaren en jeugd van zijn ouders hebben doorgekregen, maar later zullen ook Aäron en Mirjam, waarmee hij pas vanaf zijn tachtigste optrok, zijn vroege geschiedenis hebben ingekleurd met hún herinneringen.
Daar sta je misschien niet zo snel bij stil, maar Mozes heeft net zo’n leven gehad als elk adoptiekind. Pas op latere leeftijd ontdek je dat je een andere oorsprong hebt, dan het milieu waarin je bent ­opgegroeid. Zijn moeder, de prinses, bleek een adoptiemoeder te zijn. En dat hij altijd voelde dat hij ‘anders’ was bleek te kloppen. Maar wie was hij echt? En wie zijn zijn bloedverwanten? Zie welke kater hij krijgt als hij ‘zijn broeders’ bezoekt en helpt!

Stefanus (Handelingen 7)
20 In welken tijd Mozes werd geboren, en was uitnemend schoon; welke drie maanden opgevoed werd in het huis zijns vaders.
21 En als hij weggeworpen was, nam hem de dochter van Farao op, en voedde hem voor zichzelve op tot een zoon.
22 En Mozes werd onderwezen in alle wijsheid der Egyptenaren; en was machtig in woorden en in werken.
23 Als hem nu de tijd van veertig jaren vervuld was, kwam hem in zijn hart, zijn broeders, de ­kinderen Israëls, te bezoeken.
24 En ziende een, die onrecht leed, beschermde hij hem, en wreekte dengene, dien overlast geschiedde, en versloeg den Egyptenaar.
25 En hij meende, dat zijn broeders zouden verstaan, dat God door zijn hand hun verlossing geven zou; maar zij hebben het niet verstaan.
26 En den volgenden dag werd hij van hen gezien, daar zij vochten; en hij drong ze tot vrede, ­zeggende: Mannen, gij zijt broeders; waarom doet gij elkander ongelijk?
27 En die zijn naaste ongelijk deed, verstiet hem, zeggende: Wie heeft u tot een overste en rechter over ons gesteld?
28 Wilt gij mij ook ombrengen, gelijkerwijs gij gisteren den ­Egyptenaar omgebracht hebt?
29 En Mozes vluchtte op dat woord en werd een vreemdeling in het land Madiam, waar hij twee zonen gewon.


Paulus (Hebreeën 11)
23 Door het geloof werd Mozes, toen hij geboren was, drie ­maanden lang van zijn ouders verborgen, overmits zij zagen, dat het kindeken schoon was; en zij vreesden het gebod des konings niet.
24 Door het geloof heeft Mozes, nu groot geworden zijnde, geweigerd een zoon van Farao’s dochter genoemd te worden;
25 Verkiezende liever met het volk van God kwalijk gehandeld te ­worden, dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben;
26 Achtende de versmaadheid van Christus meerderen rijkdom te zijn, dan de schatten in Egypte; want hij zag op de vergelding des loons.
27 Door het geloof heeft hij Egypte verlaten, niet vrezende den toorn des konings; want hij hield zich vast, als ziende den Onzienlijke.


Mozes (Exodus 2)
2 En de vrouw werd zwanger, en baarde een zoon. Toen zij hem zag, dat hij schoon was, zo verborg zij hem drie maanden.
3 Doch als zij hem niet langer verbergen kon, zo nam zij voor hem een kistje van biezen, en belijmde het met lijm en met pek; en zij leide het knechtje daarin, en leide het in de biezen, aan den oever der rivier.
5 En de dochter van Farao ging af, om zich te wassen in de rivier; en haar jonkvrouwen wandelden aan den kant der rivier; toen zij het kistje in het midden van de biezen zag, zo zond zij haar dienstmaagd heen, en liet het halen.
6 Toen zij het open deed, zo zag zij dat knechtje; en ziet, het jongsken weende; en zij werd met barmhartigheid bewogen over hetzelve, en zij zeide: Dit is een van de knechtjes der Hebreën!
9 Toen zeide Farao’s dochter tot haar: Neem dit knechtje heen, en zoog het mij; ik zal u uw loon geven. En de vrouw nam het knechtje en zoogde het.
10 En toen het knechtje groot geworden was, zo bracht zij het tot Farao’s dochter, en het werd haar ten zoon; en zij noemde zijn naam Mozes, en zeide: Want ik heb hem uit het water getogen.
11 En het geschiedde in die dagen, toen Mozes groot geworden was, dat hij uitging tot zijn broederen, en bezag hun lasten; en hij zag, dat een Egyptisch man een Hebreeuwsen man uit zijn broederen sloeg.
12 En hij zag herwaarts en gindswaarts; en toen hij zag, dat er niemand was, zo versloeg hij den Egyptenaar, en verborg hem in het zand.
13 Des anderen daags ging hij wederom uit, en ziet, twee Hebreeuwse mannen twistten; en hij zeide tot den ongerechte: Waarom slaat gij uw naaste?
14 Hij dan zeide: Wie heeft u tot een overste en rechter over ons gezet? Zegt gij dit, om mij te doden, gelijk gij den Egyptenaar gedood hebt? Toen vreesde Mozes, en zeide: Voorwaar, deze zaak is bekend geworden!
15 Als nu Farao deze zaak hoorde, zo zocht hij Mozes te doden; doch Mozes vlood voor Farao’s aangezicht, en woonde in het land Midian, en hij zat bij een waterput.


Accentverschillen
 Zijn alle verschillen in de Bijbel bewijzen dat Gods Woord niet klopt? Zeker niet! Het zijn vaak accentverschillen, dienstbaar aan de boodschap die men ermee wil geven. De geschiedenis kennen we, maar kijk naar dit detail… het zegt ons dat…
We zien dat Mozes van zijn moeder of zus heeft gehoord dat men hem ‘schoon’ vond. Paulus neemt dat ook over, maar Stefanus zegt ‘uitnemend schoon’ wat kan worden vertaald met ‘goddelijk schoon’!
Mozes zwijgt over zijn opleiding aan het hof. Alleen dat de prinses hem haar zoon noemde en hem de naam ‘Mozes’ gaf. Dat was overigens niet zijn hebreeuwse naam! Paulus zegt dat hij weigerde om haar zoon te worden genoemd. Dat is het adoptiekind dat zich gaat oriënteren op zijn werkelijke afkomst en zijn biologische ouders. Maar weigeren is wel een te sterk woord, want hij heeft het goed gehad aan het hof en werd er zelfs generaal! Paulus blijft bij het contrast tussen ‘zonde’ en ‘wereld’ en laat Mozes zich distantiëren van dit decadente leven. Loochent hij daarmee dat Mozes intellectueel en staatkundig is ontwikkeld door God, om straks Zijn volk – een grote mensenmassa – door de woestijn te loodsen? Nee, dat niet, maar je krijgt wel het gevoel dat hier de concrete geschiedenis wat wordt ­vertekend voor een ánder doel.
Paulus verzwijgt ook Mozes’ moord­aanslag op de Egyptische slavendrijver. Hij wil van hem geen zeloot maken; geen geus, of verzetsstrijder, zouden wij zeggen.
Hij richt zich meer op de daden die Mozes in het geloof deed. Maar… slaat hij dan niet een beetje door, wanneer hij zegt over Mozes: “Door het geloof heeft hij Egypte verlaten, niet vrezende den toorn des konings; want hij hield zich vast, als ziende den Onzienlijke”? Maakt hij Mozes daarmee toch niet, onbedoeld, tot een zeloot die zijn moord begaat vanuit een ideologie om zijn eigen volk boven anderen te stellen? Dat gevaar is er zeker en Paulus is zelf ook zo’n extremist geweest in zijn ‘eertijds’. Als mensen dat vandaag de dag tegen je zeggen, mag je daar zeker wel wat toegeeflijk in zijn: hier was Mozes net zo min op zijn plek als Jacob toen hij loog tegen zijn vader Izak!
Als er dan vervolgens staat dat Mozes ‘zich overeind hield door te zien op de Onzienlijk God’, dan is het begrijpelijk dat mensen soms afhaken. Al vergeten ze dat hier twee verschillende gebeurtenissen worden bedoeld: de vlucht van Mozes na de moord (met vrees) was een andere dan de exodus, waarbij Mozes inderdaad niet meer vreesde voor de koning van Egypte!
De woorden in de ­Hebreeënbrief zijn geen betoog naar ongelovigen, maar een stimulans voor gelovigen. De boodschap is niet ‘ik vertel je precies wat er is gebeurd’, maar ‘kijk, zo gingen gelovigen er vroeger ook al mee om!’
Over accent- en interpretatieverschillen kun je eindeloos discussiëren. Maar als je die verschillen uit hun context haalt mis je de boodschap die werd bedoeld! Dan mis je ook de boodschap van de Heilige Geest, Die je iets wilde leren.

Was was Mozes’ echte naam?

De prinses heeft Mozes willen claimen door hem ‘mijn zoon’ te noemen en hem zelfs van zijn identiteit te beroven door hem een ‘nieuwe naam’ te geven.
Over de naam ‘Mosje’ en ‘Mozes’ is al heel veel nagedacht. Op Christipedia kun je lezen: “De naam ‘Mozes’ ontving hij van Farao’s dochter en betekent ‘uitgetrokken’, indien ontleend aan het Hebreeuwse werkwoord ‘mashah’ (= uittrekken), of de naam betekent ‘uit het water gered’, indien ontleend aan de Egyptische ­woorden ‘mo’ (= water) en ‘yses’ (= gered, behouden), ‘uit het water gered’.”
Echter, op Wikipedia wordt de vinger gelegd bij de onwaarschijnlijkheid van deze taalkundige constructie: “De naam Mozes werd afgeleid van het Egyptische werkwoord ‘mś’ / ‘mśj’ (“dragen”). Het is een verkorte vorm van de Egyptische naamvorm zoals Toetmosis “geboren uit Thot”, waarbij het element dat de god benoemt, is weggevallen en betekent dus letterlijk: “geboren uit [een naamloze god]”. In de Hebreeuwse Bijbel is de herinnering aan de Egyptische herkomst van de naam overgeleverd in het verhaal waarin de dochter van de farao het kind een naam geeft, waarbij haar een etymologie in de mond wordt gelegd die teruggaat op de Hebreeuwse stam mšh ­(“uittrekken”): “ik heb hem uit het water gehaald”. Het is buitengewoon onwaarschijnlijk dat een dochter van de farao kennis van Hebreeuwse etymologie zou hebben; mogelijk berust deze herkomst op een legende. Bovendien kan objectief worden vastgesteld dat de context strijdig is met deze etymologische herleiding, die een passieve vorm van het werkwoord mšh is, die de betekenis “die [er]uit getrokken werd” doet verwachten. Ook werd Mozes nergens aangeduid met de uit de morfologie volgende betekenis “de [er]uit trekkende”.”

Blijkbaar is de zogenaamde wetenschapper niet voldoende op de hoogte van de Bijbel. Want er zit wel degelijk een lijn in dat ‘uit het water trekken’ en het ‘uit het slavenhuis trekken’. Gods Woord serieus nemen is wat anders dan ‘elk detail kloppend en passend krijgen’. De Heere Jezus wijst tot slot op dit probleem in Johannes 5: “44 Hoe kunt gij geloven, gij, die eer van elkander neemt, en de eer, die van God alleen is, niet zoekt? 45 Meent niet, dat Ik u verklagen zal bij den Vader; die u verklaagt, is Mozes, op welken gij gehoopt hebt. 46 Want indien gij Mozes geloofdet, zo zoudt gij Mij geloven; want hij heeft van Mij geschreven. 47 Maar zo gij zijn Schriften niet gelooft, hoe zult gij Mijn woorden geloven?”

De grote vraag blijft: wat doe ik met Gods Woord? Geloof ik het van kaft tot kaft of gebruik ik liever een ‘leesbril’ zodat mijn verstand het kan plaatsen? De Bijbel lezen zonder geloof is onmogelijk. Dan ontgaan je duizenden details die zo enorm essentieel zijn! God ontgaat je dan…

donderdag 3 mei 2018

Belofte in contrast met realiteit

Hoofdstuk 7


Maar als nu de tijd der belofte, die God aan Abraham gezworen had, genaakte, wies het volk en vermenigvuldigde in Egypte; totdat een ander koning opstond, die Jozef niet gekend had. Deze gebruikte listigheid tegen ons geslacht, en handelde kwalijk met onze vaderen, zodat zij hun jonge kinderen moesten wegwerpen, opdat zij niet zouden voorttelen.
Handelingen 7 : 17-19


Je zou het haast vergeten: Gods belofte stond nog recht overeind, maar was nog steeds niet vervuld. Het grote patroon dat God aan het tekenen was (de weg naar de vervulling) lijkt een weg de diepte in, waarin alle hoop dreigt te vervliegen. Wie niet nóg dieper leert zien of vermoeden, kan enkel schreeuwen: “HEERE, het gaat de verkeerde kant op!”
 

De ontknoping van Gods plan
Wat is het fascinerend om Stefanus bezig te zien. Hij gaat hier nog even naast zijn volksgenoten zitten en maakt duidelijk dat hij één met hen is. Hij neemt zijn hoorders mee het dal van de slavernij is. Dit stukje geschiedenis delen ze samen: ze zijn tot slaven gemaakt en de maatschappij waarin ze toen leefden, was uit op hun uitroeiing!
Het tweede aspect dat Stefanus hier inbrengt is voor ons ook heel herkenbaar! Hij wijst op de ‘groei’ van het volk en koppelt dat aan ‘God gedenkt aan Zijn belofte’. Hoewel dat een keiharde waarheid was, is die associatie heel gevaarlijk. Ook vandaag is men heel gefocust op ‘groei’ die het bewijs zou moeten vormen voor Gods bemoeienis met ons. Er moeten grote kerken worden gebouwd; hoe rechtser hoe groter de gebouwen en hoe imposanter het vertoon naar de wereld buiten de kerk. Er worden veel rechtszaken gevoerd om die bouw er door te drukken. Want als de kerkmensen die grote gebouwen zien en de expansie ervaren, krijgen ze een ­positieve kick. Het materiële ‘bewijs’ moet het geestelijke ‘bewijs’ staven. Maar hoe gevaarlijk is dat? Het is maar zeer de vraag of een grote gemeente, een eigen kerk­gebouw en een ‘eigen’ dominee (voor zolang die in je gemeente blijft!) ook een zegen is in geestelijk opzicht. Is het niet zo dat het materialisme aan de rechtse kant van de kerk het grootst is? Om nog maar te zwijgen over collecteopbrengsten en rommelmarkten en verkopingen die abominabele bedragen opleveren; maar waar wordt dat geld aan besteed? Aan het orgelfonds? Of de vergroting van het kerkgebouw? Aan de kerkvoogdij? Of aan de diaconie? Of de evangelisatiecommissie die er mee aan het werk kan in de wijk buiten de kerkmuur?
Terwijl God naar de afronding van Zijn plan gaat en dichterbij de inwisseling van Zijn belofte komt, groeit de ­bevolking in Gosen explosief. Maar dat moest anders geduid worden dan ‘zie je wel: God is met ons’. Het had een andere reden! Er zou verdrukking komen en God zorgde voor steun, schouder aan schouder! En precies dáár richt de satan zijn pijlen op!

De bedreiging van Gods beeld
Het volk hield de traditie gaande. Vaders vertelden de verhalen van vroeger aan hun kinderen. De verhalen over oud-oom of oud-vader Joseph ben Jacob, die van slaaf tot onderkoning werd verheven! Jozef; zijn naam betekent ‘vermeerderen’. Hij werd geëerd met zijn Egyptische naam ‘Tsaphnat-Panéach’, Behouder des levens. En zo eerden zijn volksgenoten daar in Gosen hem, generatie na generatie.
In hem manifesteerde zich het beeld van Gods belofte: de Messiach! Jozef was het niet, want hij stierf, maar hij was er wel een voorbode van, een type!
Het volk groeide en boogde op een onaantastbare positie, omdat de HEERE met hen was. Ze vermenigvuldigden zeer. Was dat niet de vervulling van de belofte die in Jozefs naam zat? En werden ze hier in een ver en vreemd land niet door de God van het Verbond, de Eeuwige, rijk gezegend?
Maar terwijl zelfgenoegzaamheid post vat, gaat God er een andere weg mee. Hij kijkt niet tevreden naar dat volk dat lekker groeit en hun dingen veilig stelt, maar Hij gedenkt aan Zijn belofte aan Abraham. De belofte dat het volk in ernstige slavernij zou vallen, maar daarna, op Zijn bestemde tijd, zou worden bevrijd en terug zou keren naar het Beloofde Land. Gods klok tikte door en wees tien voor twaalf aan!
De vraag is dus: wie is er bezig om het beeld van God scheef te trekken onder het volk? Wie tekent nu een verkeerd beeld van Gods handelen? Is dat de ‘koning die Jozef niet heeft gekend’ en goddeloze besluiten neemt en het volk op een weg ‘van God los’ plaatst? Of is dat het volk dat verkeerde conclusies trekt uit de groei van het volk en het passief en conservatief bogen op een gezegende geschiedenis?

De vernietiging van Gods volk
Stefanus gaat deze vraag nog even uit de weg en lijkt bij zijn volksgenoten te blijven zitten en hen aan te stoten: “Weet je nog wat ons is aangedaan door die loeder van een Farao?” Maar je kunt niet om de vraag heen: waarom richt het oordeel zich dan juist op die grote ‘vermenigvuldiging van het volk’? Let er daarom goed op dat het volk juist dáárin wordt getroffen, waarop zij zich zo verhieven: hun groepsgrootte, het aantal leden van het volk.
Heel begrijpelijk is de redenering van Farao. Hij ziet dat volk groeien en zal een volkstelling hebben uitgevoerd, waaruit bleek dat er meer Hebreeuwse mannen waren dan Egyptische mannen. Daarbij waren die Hebreeën (dat heeft ook te maken met hun eetgewoonten en levensstijl) gezonder en sterker. De decadente dynastieën van de Farao’s, het aanzien van de Egyptische beschaving in de Oudheid, wereldwijd, heeft hen juist ondermijnd.
De Hebreeën daarentegen leefden sober, gezond en tevreden. Hoewel dat laatste ook een ‘zelfgenoegzaam’ karakter begon te krijgen. En was juist dat niet eenzelfde uitholling en ondermijning als bij de Egyptenaren?
Maar de Farao kon niet leven met deze denkbeeldige bedreiging van zijn macht. Hij zette een raar plan op: alle jongetjes moesten worden uitgeroeid. Waarom? Stefanus gaat aan deze vraag voorbij en zegt: “Opdat ze zich niet konden voortplanten.” Maar had de Farao er niet slimmer aan gedaan als hij de meisjes had uitgeroeid? Dan waren er geen jongetjes meer geboren ook! Had dat met zijn godsdienst te maken? Moesten jongetjes aan de goden van de Nijl worden geofferd en accepteerden die gode geen meisjes-offers? Dat zou kunnen. Want anders had die Farao een rare misrekening gemaakt. Mannen blijven veel langer vruchtbaar dan vrouwen en met het uitroeien van jongens zou hij pas op de heel lange termijn enig resultaat boeken. Wilde hij snel resultaat dan moest hij zorgen dat er geen baar­moeders meer waren. Satan, want hij is de genius achter dit plan, doet soms zeer domme dingen, door gebruik te maken van het beperkte mensenbrein!
Gods plan daarentegen ging onverwijld verder en zou tot zijn vervulling komen. Daar zagen de Hebreeën echter nog niets van. En dat is ook vandaag de dag nog precies zo! Als de kerken leeglopen zegt dat helemaal niet dat Gods plan zal mislukken. Sterker nog: als alle ‘kracht’ die wij menen te hebben – in het manifesteren van zuilen en fronten – wordt afgebroken, kon de HEERE weleens iets veel mooiers aan het voorbereiden zijn. Door lijden tot heerlijkheid. Het is een eeuwenlange repeterende waarheid. Let dus op de horizon, waar God een stip op heeft gezet. Die stip zal eenmaal een stad met paar’len poorten blijken te zijn. Het gaat er van komen. Wis en waarachtig!

woensdag 2 mei 2018

Leven en sterven in het geloof

Hoofdstuk 6


En Jozef zond heen, en ontbood zijn vader Jakob, en al zijn geslacht, bestaande in vijf en zeventig zielen. En Jakob kwam af in Egypte, en stierf, hijzelf en onze vaders. En zij werden overgebracht naar Sichem, en gelegd in het graf, hetwelk Abraham gekocht had voor een som gelds, van de zonen van Emmor, den vader van Sichem.
Handelingen 7 : 14-16




‘Jozef zien’ was een wens die vader Jacob eigenlijk allang niet meer op zijn verlanglijstje had staan. Hij had zich verzoend met het gemis van zijn lieveling en manifesteerde zijn liefde voor Jozef vrijwel zeker in zijn liefde voor Benjamin. Hoe groot was de schok die Jacob moest incasseren, toen bleek dat zijn zoon Jozef tóch nog leefde. Opeens stond er weer een oude wens bovenaan zijn verlanglijstje!
 

Ontboden
 Je kunt zeggen van Stefanus wat je wilt, maar hij verliest zich niet in details. Hij is een prediker van de grote lijnen. En dat luistert soms heel prettig.
In een paar krachtige lijnen tekent hij de oude vader Jacob, die te horen krijgt dat zijn zoon Jozef nog leeft. Ja, wat meer is: hij is onderkoning in Egypte, het land waar nog koren te koop is en waar hoop nog bestaat! Het blijft niet bij een gerucht over het in leven zijn van zijn zoon. Nee, er komt een persoonlijke boodschap bij Jacob thuis, waarin hij wordt ‘ontboden’ in het paleis van Jozef, de grootvizier.
Henk Stoorvogel schrijft in ‘Onderweg met Jozef’: “In Genesis 45 : 8* vat Jozef de positie, die hij van farao heeft gekregen, samen in drie titels: 1. Belangrijkste raadsman van de farao, 2. Bestuurder van het hele hof en 3. Heerser over heel Egypte. De titel ‘Belangrijkste raadsman van de farao’, vaak (beter) weergegeven met ‘Vader van de farao’ betekent letterlijk ‘Vader van de god’. Aangezien farao als goed gold kreeg Jozef de titel ‘Vader van de god’. Deze eretitel wijst op zijn ­belangrijke adviesrol richting de farao in het algemeen en de interpretatie van de dromen en het voorstellen van het ­reddingsplan in het bijzonder. De titel’ Bestuurder van het gehele hof’, of ‘Heer over heel zijn huis’ houdt in dat Jozef het gezag kreeg over alle landerijen en graanopslagplaatsen van de koning. […] De derde titel die Jozef kreeg was de meest verstrekkende: ‘Heerser over heel Egypte’. Als ‘Heerser over heel Egypte’, of ‘Groot­vizier over Egypte’, gaf Jozef leiding aan de regering, was hij verantwoordelijk voor de be­noeming en het ontslag van ambte­naren, was hij verantwoordelijk voor alle financiën en goederen van Egypte, controleerde hij de toegang tot de farao en had hij de supervisie over alle bouwprojecten, industrie en landbouw in Egypte. Ook was een onderdeel van deze functie het behartigen van alle relaties met omliggende volken. Vandaar dat de broers uit Kanaän ook eerst langs Jozef moeten voor ze graan kunnen kopen. Normaal […] werden deze functies […] verdeeld over twee personen, om te voorkomen dat één persoon te veel macht kreeg. Vanaf de regering van farao Sesostris II komt het echter voor dat een en dezelfde persoon beide titels krijgt. Wellicht was Jozef de eerste die deze eer te beurt viel.”

Ontmoeten
In deze positie had Jozef zich gemakkelijk kunnen verheffen boven de familie die hem had uitgespuwd en die de oorzaak was van al die jaren vol misère. Maar nee, hij wendt zijn positie aan om hen zo snel mogelijk bij zich te krijgen! Hij maakt zijn broers (letterlijk vertaald uit het grieks) tot apostelen (apostelló) om zijn vader te gaan roepen (metakaleó). Typisch het werk van een gezondene: mensen roepen namens de ­Uitnodiger. Het komt ervan: Jacob ontmoet zijn doodgewaande zoon. En hoe! Hij roept het uit: “Het is genoeg! mijn zoon Jozef leeft nog! Ik zal gaan, en hem zien, eer ik sterve!” Jozef valt zijn vader om de hals en ‘weende lang aan zijn hals.’
Maar op dat alles, datgene wat zo ingrijpend en aangrijpend is in deze ­geschiedenis, gaat Stefanus niet verder in. “En Jakob kwam af in Egypte, en stierf, hijzelf en onze vaders.” Hij snelt door naar de begrafenis van Jacob en eigenlijk ook direct naar de begrafenis van Jacobs zonen, ‘onze vaders’.
Wel spreekt Stefanus over het aantal waarmee de familie naar Egypte komt: ‘vijfenzeventig zielen’. In Genesis 46 daarentegen wordt een opsomming gegeven van alle mensen die Egypte binnenkomen: zeventig zielen. Het blijft wat vaag, maar in de Kanttekeningen staat: “Anderen menen dat Stefanus boven de zeventig nog zou gerekend hebben de vier huisvrouwen van Jakob, en de twee zonen van Juda in Kanaän gestorven, zonder Jakob zelven mede te rekenen.”

Ontslapen
Ten slotte spreekt Stefanus over het graf van Jacob en zijn zonen. En daarover bestaat nogal verwarring. Abraham kocht een grafspelonk bij Hebron, de spelonk van Machpéla. Maar kocht Jacob een graf bij Sichem, het later Sichar, van Hemor. Over dát graf spreekt Stefanus hier. En hij beweert dat ook de andere broers van Jozef daar begraven zijn. Ook hier geven de Kanttekeningen enig inzicht in: “…Abraham heeft te Hebron een spelonk gekocht van Efron, den zoon van Zohar, tot begraving zijner doden, Gen. 23:16, in welke ook Jakob heeft willen begraven zijn, Gen. 49:29, 30, en alwaar ook schijnt dat de gebeenten van enige andere voorvaders van Sichem overgebracht zijn. […] het graf, dat van deze zonen van Hemor, den vader van Sichem, namelijk door Jakob gekocht was, Gen. 33:19.”
Jacob heeft dus dat graf voor zichzelf gekocht, maar in Genesis 49 blijkt dat hij toch voor Machpéla heeft gekozen. Als later het volk Israël naar het Beloofde Land terugkeert, nemen ze wel eerst de grafkist van Jozef mee om zijn gebeente uiteindelijk in Sichem bij te zetten in de familiegrot. Alleen de beenderen van Jozef zijn in Egypte gebleven tot de Exodus. Zijn broers zijn wel direct in Kanaän – en dus waarschijnlijk in Sichem – begraven.
Jozefs grafkist was tijdens de slavernij-periode een teken van hoop op Gods belofte, dat Hij Zijn volk zou terugbrengen. En vóór die slavernij was, aldus ds. René van Loon, diezelfde kist een teken van waarschuwing om zich niet te zeer te settelen in Egypte. Want dat was maar een ‘tijdelijke woning’. Het Beloofde Land was hun eigenlijke thuis! Mooie lijn, niet? Dat heeft ons vandaag ook iets te zeggen, met het zicht op het Vaderland hierboven!

dinsdag 1 mei 2018

Het geweten en Gods oordeel over een heel volk?

Hoofdstuk 5


En er kwam een hongersnood over het gehele land van Egypte en ­Kanaän, en grote benauwdheid; en onze vaders vonden geen spijs. Maar als Jakob hoorde, dat in Egypte koren was, zond hij onze vaders de eerste maal uit. En in de tweede reize werd Jozef zijn broederen bekend; en het geslacht van Jozef werd aan Farao openbaar.
Handelingen 7 : 11-13



Als rechtgeaarde gereformeerden belijden we met een zekere ­stelligheid dat God zonden straft. Zeker zonden, die blijk geven van een groot, nationaal verval. Maar hoe gaan we om met geesteloosheid in de kerk, terwijl er zonden aan de hand worden gehouden? Of terwijl er zonden worden verzwegen ‘om erger te voorkomen’?


Is honger een oordeel?Stefanus blijft doorzagen over Jozef en zijn grote broers. De mensen moeten haarfijn hebben aangevoeld dat hij dat met een speciaal doel doet. Het is zo merkwaardig dat we aan het einde van Petrus’ Pinksterpreek onder het volk ‘verslagenheid in het hart’ opmerken, terwijl aan het einde van Stefanus’ preek straks de bom barst. In dezelfde stad, misschien zelfs dezelfde mensen en zo’n totaal andere uitwerking! Is Stefanus provocerender bezig dan Petrus? Had hij niet beter een mildere, liefdevoller toon aan kunnen slaan, zoals Daniël: “Wij en onze vaderen…”?
Stefanus gaat niets uit de weg, maar bouwt zijn preek stapje voor stapje op naar een statement. Laten we zien wat hij met de geschiedenis van Jozef en zijn broers gaat doen.
Hij verlaat even het spoor ‘Jozef in Egypte’ en neemt zijn hoorders mee terug naar Kanaän: “En er kwam een hongersnood over het gehele land van Egypte en ­Kanaän, en grote benauwdheid; en onze vaders vonden geen spijs.” Eerst stelt hij dat de honger in zowel Egypte als Kanaän heerste. Een internationale ramp. Daarna zegt hij dat er ‘grote benauwdheid’ was. Waar? In die beide landen? Natuurlijk zal dat de angst zijn voor de hongerdood. Maar waarom was er angst bij Jacob en zijn zonen? Zij hadden toch een belofte van God gekregen? Tenslotte zegt Stefanus dat ‘onze vaders’ geen eten konden vinden om hun honger te stillen. Wel, dan zou je verwachten dat er op volgt: “En zij riepen tot de HEERE en Hij verloste hen.” Maar niets is minder waar!
Nomaden trekken toch altijd, op zoek naar eten voor de kudde? Blijkbaar wisten ze dat in Egypte ook honger was. Waarom gingen ze dan niet de andere kant op? Waarom bleef Jacob vastzitten aan zijn plek? Wilde hij het graf in Machpéla niet verlaten? Werd de setteling hem nu fataal? Of wilde hij niet vertrekken, omdat hij bleef hopen op Jozefs terugkeer? Immers, als hij weg zou trekken, zou Jozef hem nooit meer terugvinden!
En de broers… Zou nu werkelijk bij geen van hen de gedachte zijn komen bovendrijven dat deze hongersnood hen weleens zou kunnen overkomen vanwege hun leugenachtigheid? Zelfs Jona kwam tot die belijdenis en liet zich in zee werpen. Maar niets van dat al! De hongersnood bleef in de clan van Israël een op zichzelf staand voorval.
 
Jacob treedt opDan is daar dat verrassende bericht dat er in Egypte volop koren is. Het zijn niet de ‘patriarchen’, maar het is vader Jacob die het initiatief neemt om daar koren te gaan kopen. We horen de elf broers niet tegenstribbelen, maar het is toch ondenkbaar dat geen van hen op dat moment aan Jozef heeft gedacht? Minstens tien van die elf moeten toch de mogelijkheid open hebben gehouden dat Jozef nog in leven kon zijn?
Natuurlijk konden ze niet weten hoe het met Jozef was afgelopen. Ze moeten zich hebben ingebeeld dat, als ze hem ergens als slaaf zouden tegenkomen, ze vanuit hun positie als ‘zelfstandige ­veehouders’ wel ‘boven’ hem ­stonden en hem konden negeren. Maar het feit dat ze hem in de ogen zouden moeten kijken op dat moment moet toch een onrustmakend gevoel hebben gegeven. Zoals er vandaag tot in de kerken mensen zijn die diepweg precies weten waar ze mee bezig zijn, maar een ander ‘gezicht’ op zetten, een masker, om zich een houding te geven.
Ze gingen voor de eerste keer en kwamen geheel anders terug. Jozef had zijn broers ontmoet, maar de broers hadden Jozef nog niet ontmoet. Ze waren slechts op de hoogte van een bedreigende en strenge onderkoning, die als een Big Brother alles van hen leek te weten.
En terug bij Jacob in Kanaän was het lachen over het gekochte graan en het leven dat dat graan vertegenwoordigde, hen wel vergaan. Er stond hen een loodzware taak te wachten: Benjamin moest mee. Hij was weliswaar voor hen het kleine broertje, maar moet toch een volwassen kerel zijn geweest op dat moment!

Jozef treedt opEigenlijk verwacht je een tussenkopje dat ‘Juda treedt op’ is getiteld. Maar Stefanus volgt een heel andere lijn. Hij noemt Benjamin niet; hij zegt niets over Simeon, over Ruben of Juda. Nee, hij schildert de broers voor de ‘tweede reize’, de tweede keer op reis, om uiteindelijk weer bij de grimmige onderkoning te verschijnen. Daar staan de helden met hun beknelde gewetens! Gaat er nog geen lampje bij hen branden?
Dit zou de dag hebben kunnen worden dat ze alle elf met een hartstilstand voor Jozefs troon zouden liggen. Neergeveld door de kracht van Jozef, toen hij zei: “Ik ben Jozef!” Wat gebeurde er precies met de ‘patriarchen’? Ik denk dat tien van hen direct dachten: dit is het einde! Maar één van hen dacht: nu komt alles goed! Want mijn broer zal nu alles goed maken! ­Benjamin is de enige die niets te vrezen had. Hij had zijn broer niets kwaads berokkend. Hij had de liefde van Jozef al eerder die dag gevoeld, maar nog niet kunnen plaatsen. Maar nu Jozef zich openbaart, weet hij: het komt goed!
Het geweten van Benjamin zal zeker niet brandschoon zijn geweest, maar de ‘verschijning van zijn broer’ was een grote en zeer verheugende dag! Als Jozef had gezegd: “Komt in gij gezegende mijns vaders”, dan had Benjamin geen schrik of angstige schaamte gevoeld. Omdat hij een rechte relatie met Jozef had. Voel je de lijn naar de Messias, onze geliefde Heere en Zaligmaker Jezus Christus en Zijn Bruid?
Maar deze dag is voor Jozef ook een ingrijpende dag. Hij maakt zich niet allen bekend aan zijn broers, maar “het geslacht van Jozef werd aan Farao openbaar”!
Nu kwam Farao erachter dat Jozef een Hebreeër was, in zekere zin een Kanaäniet! De latere Farao zou heel anders reageren toen na 40 jaar bekend werd dat Mozes zo’n vervloekte Hebreeër was.
Voor Jozef had dit nog vervelend kunnen uitpakken. Maar het werd weer door de HEERE op wonderlijke wijze tot iets goeds omgebogen. En die schijnheilige broers? Ze vonden het leven! Jozef wilde zelfs niet eens een hard woord tegen hen spreken. Het was feest, “want deze mijn broers en… mijn vader leven nog! Kom, laten we feest vieren! Feest, zoals we nog nooit hebben gevierd! Geen hongersnood maar een onverzadigbare vreugde!” Jozef leeft en zij met hem! Zie je die peilloze diepte van overeenkomt met Jezus?