donderdag 31 december 2020

Geestelijk (on)volwassen zijn


Door het geloof toe te passen in hun leven hebben ze het verschil geleerd tussen goed en kwaad.
Hebreeën 5 : 14b

Aan het begin van dit hoofdstuk ging Paulus nog even door op het Hogepriesterschap van Christus. Maar abrupt lijkt hij dit af te breken en daarom sla ik dat stuk ook over. Paulus trekt lijnen, maar opeens zegt hij: eigenlijk moet ik dit jullie helemaal niet meer hoeven te vertellen! Dat is als een baby die nog melk drinkt. Jullie behoren al lang volwassen te zijn in het geloof!

Paulus zegt niet “Wat zijn jullie nog dom!” maar hij zegt “Jullie hadden allang andere mensen moeten kunnen lesgeven over het geloof.” Dus op een bepaald niveau blijven denken en luisteren naar de preek is dus schade voor de uitbreiding van Gods Koninkrijk!

We hoeven niet de theoloog uit te hangen. Nee, we moeten verder bouwen op wat we geleerd hebben. Een klein kind moet leren fietsen, maar je blijft toch niet fietsen met zijwieltjes als je al op een grote opoefiets rijdt? Dan is er wat mis met je motoriek!

Paulus gaat daar trouwens niet liefjes mee om! Hij zet zijn lezers neer als een baby die nog in alles moet worden geholpen. Die fermheid mis ik weleens in de kerk. Daar lijkt het of we mensen liever als patiënt houden en een leven lang uitleggen hoe een mens bekeerd moet worden. Hou toch op! Dat kun je al lang weten. Ga het dan nu ook doen!

Ga verder, aan Christus’ hand. Blijf niet hangen in die onbekeerde rol! Dat geldt voor kerkmensen én voor predikers toe die woorden te kort komen over bekering maar nauwelijks woorden weten te vinden om onze Heere Jezus groots uit te schilderen.

Ja, mensen blijven zonden doen tot aan hun dood. En zonden moeten ook benoemd worden (zonden die de 10 geboden ons aanwijzen) als ze spelen. Maar blijf mensen niet aldoor voeden met de melk van ‘we kunnen niet voor God bestaan in onszelf’ of ‘onze werken voegen niets toe aan onze zaligheid’. Dat kun je al lang weten. Paulus gaat daar straks dieper op in.

Dít vond ik een trieste constatering: “Mensen die nog van ‘geestelijke melk’ leven, zien het verschil niet tussen goed en verkeerd onderwijs” (vers 13). Als je baby blijft zul je niet doorhebben dat je met een melk-preek aan het lijntje wordt gehouden en nooit werkelijk bij Christus terecht komt! In het zakenleven noemen we dat een wurgcontract! Denk daar eens over na.

De vrijheid in Christus moet worden gebruikt om Hem te bezingen, te aanbidden en te verheerlijken in de preek, in onze stille tijd én in het gesprek met anderen die Hem nog niet kennen. We zijn in de kerk aan het haarkloven over de basisdingen, zonder dat we groeien en meewerken aan de groei van de kerk. Er dreigen zielen verloren te gaan! Er is werk aan de winkel! De velden zijn wit om te oogsten!

Wat een Hogepriester!


Daarom zullen we van Hem vergeving krijgen wanneer we verkeerd hebben gedaan. Want Hij zal altijd goed en vriendelijk voor ons zijn. Hij zal ons op het juiste moment te hulp komen.
Hebreeën 4 : 16

Uit deze tekst zijn best veel belangrijke woorden wegvertaald, waardoor de boodschap eigenlijk te plat is geworden. Juist door die magere dingen te benoemen wil ik je laten zien hoe groot en groots onze hemelse Hogepriester is.

Vergelijk maar de Basisbijbel maar met de (H)SV:
“Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden om geholpen te worden te bekwamer tijd.” (SV)
“Laten wij dan met vrijmoedigheid naderen tot de troon van de genade, opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip.” (HSV)

Vertrouwen is iets anders dan vrijmoedigheid… In vrijmoedigheid zit namelijk iets paradoxaals: het kan niet maar toch… Het nochtans van het geloof.

Het is waar dat God ‘gaarne vergevend’ is, maar het toegaan tot de ‘troon der genade’ is een ander reisdoel dan het met vertrouwen naar Gods troon gaan… is het dat woordje ‘genade’ dat ik mis?

Vergeving krijgen is slechts een deel van het ‘barmhartigheid en genade krijgen om geholpen te worden’. God is meer dan alleen een Vergever van zonde… Hij wil bij ons hele leven betrokken zijn. We mogen Hem bij ons hele leven betrekken.

Maar waar het Paulus in dit gedeelte vooral om gaat is dat Jezus Christus, onze hemelse Hogepriester, zo goed weet wat wij meemaken als satan ons verzoekt. Hij heeft het allemaal van binnenuit Zélf meegemaakt! Alleen… Hij is staande gebleven en heeft dus bij Zijn Vader recht van spreken als Hij voor ons bidt! En juist daarin ligt onze vrijmoedigheid. Ja, het is ook zeker vertrouwen, dat als een anker in het binnenste Heiligdom wordt uitgegooid. Maar mijn pleiten aan Gods genadetroon wordt persoonlijk behartigd en gefinetuned door Gods eigen Zoon! Hoe persoonlijk wil je het hebben?!

Mijn gebeden zijn gebrekkig en elk woord wat boven het maaiveld van het reguliere uitsteekt loopt het risico aangetast te zijn met een vorm van zelf­ingenomenheid. Dát filtert Jezus er allemaal uit. Wát een Hogepriester, wat een Pleitbezorger!

Ja, we mogen rechtstreeks tot de Vader bidden… maar in Jezus’ Naam bidden behelst ook dat de kans van slagen van ons gebed op 100% komt te liggen! Want Zijn Zoon heeft Hij nog nooit genegeerd!

dinsdag 29 december 2020

Het Evangelie is beter dan de wet (1 en 2)


Want het woord van God is vol leven en kracht. En het is scherper dan het scherpste zwaard. Het dringt zó diep in ons door, dat het ziel en geest van elkaar kan scheiden. Het laat ons zien wat er in ons is, al zit het nóg zo diep verborgen. (Eigenlijk staat hier: '... het scheidt gewrichten en merg van elkaar.') Het brengt onze diepst verborgen gedachten en plannen aan het licht.
Hebreeën 4 : 12

Bijna had ik er langsheen gelezen, zoekend naar Christus in deze brief. Maar bij deze tekst kwam in de Kanttekeningen Christus toch even aan bod: Hij is het Woord van God. Daarmee werd deze tekst in mijn overdenking geplaatst en wilde ik deze ook met je delen.

Kijk, in het eerste deel van hoofdstuk 4 gaat Paulus nog even dieper in op die rust, die God voor ons heeft klaarliggen. We moeten ons 'benaarstigen', ervoor zorgen dat we die rust wél zullen binnengaan. Hij bemediteert deze rust nog enkele verzen en leest er het Oude Testament naast, waarin het volk onder Jozua (Jezus is de meerdere Jozua!) die rust (het Beloofde Land) binnenging. Dit laat ik nu liggen, omdat het teveel afleidt van waar we in deze serie mee bezig zullen zijn.

Onze dagtekst lijkt zomaar plompverloren uit de lucht te komen vallen. Het gaat over het volk, dat de rust niet inging, koppig en ongehoorzaam bleef… Waar doelt Paulus eigenlijk op als hij hier opeens spreekt over de werkwijze van Gods Woord?

Hij grijpt terug naar vers 2, waar Paulus een contrast gaat maken tussen ‘ons nu’ en ‘hen toen’. “Het zit namelijk zo: Eerst is het goede nieuws (het Evangelie) aan hén verteld. Maar ze hebben er niets aan gehad, omdat ze het niet geloofden. Nu is het goede nieuws ook aan óns verteld. Maar wíj hebben het geloofd, en daarom gaan wij die rust wél binnen.” Wat is het toch opmerkelijk dat Paulus niet telkens spreekt over ‘Ja, maar wij kunnen het Woord niet aannemen’, ‘Wij kunnen niet geloven’, ‘Wij blijven zondaar tot onze laatste snik en verdienen enkel de rampzaligheid’, maar hij zegt: “Wij hebben het goede nieuws, het Evangelie, wél geloofd”. Waarom hoor ik die taal zo weinig in de kerken?

Als ik vandaag zeg “Ik geloof God op Zijn Woord” dan ben ik al snel remonstrant in de ogen van een refo; die zal komen met “wij kunnen niet geloven”. Waar komt dat andere geluid vandaan dat zich beroept op de gereformeerde leer en de geschriften? Het zijn toch ook kerkmensen die dit zeggen? Ze lezen toch hetzelfde Woord van God? Moeten we hen dan niet respecteren en hoger achten dan onszelf?
Nee, moet ik met grote stelligheid zeggen. Omdat zij met Gods Woord in de hand Hem laten buik­spreken en divers met Zijn Woord omgaan. Daarom moet ik er nóg een overdenking aan wijden.

 

[deel 2]

Wat is het verschil tussen de wet en het Evangelie? Beiden kun je toch met de hand op de Bijbel Gods Woord noemen? Ja en nee. Paulus legt dat kraakhelder uit in 2 Korinthe 3. De wet heeft niet kunnen bewerken wat het Evangelie wél deed: werkelijk geestelijk leven wekken.

In vers 6 staat “de letter doodt, maar de Geest maakt levend”. De Kanttekeningen merken daarbij op:
“Namelijk omdat de wet, hoewel zij de weg tot het leven aanwijst, de verdorven mens de kracht niet geeft om die te onderhouden; ook geeft zij niet de beloften om de overtreder zijn zonden te vergeven, maar ze vervloekt een ieder die niet blijft in alles wat er geschreven is…”.

Ik citeer 2 Kor. 3 : 4-11: 4 Ik durf dit zo te zeggen, want zo groot is mijn vertrouwen op God door Christus. 5 Het is niet zo dat wij zélf zulk goed werk doen. Maar de goede dingen die gebeuren, zijn het werk van God door ons heen. 6 Hij heeft ons geschikt gemaakt om Hem in het nieuwe verbond te dienen. Dat nieuwe verbond is geen wet waar we ons aan moeten houden. Het is een verbond in de Geest. Want de wet brengt uiteindelijk de dood. (Doordat we ons niet aan de wet kunnen houden, worden we schuldig verklaard.) Maar de Geest van God maakt levend. 7 De wet van Mozes, waarvan de tekst in steen was uitgehakt, bracht uiteindelijk de dood. Toch liet die wet al heel veel van Gods macht en majesteit zien. Zóveel zelfs, dat het volk Israël niet naar Mozes' gezicht kon kijken toen hij hun de wet gaf. Want zijn gezicht straalde van hemels licht. Maar dat licht verdween ook weer. 8 Maar het werk van de Geest brengt leven. Daarom laat dat werk nog veel méér van Gods macht en majesteit zien. 9 De wet van Mozes liet de mensen zien dat ze schuldig waren omdat ze ongehoorzaam waren aan God. Toch waren Gods macht en majesteit er in te zien. Het werk van de Geest spreekt de mensen door het goede nieuws vrij van hun schuld. Dat laat nog veel méér van Gods macht en majesteit zien. 10 Iets dat vol is van Gods macht en majesteit (de wet van Mozes), is dus toch nog niet echt vól daarvan, als iets anders (het goede nieuws) nog méér macht en majesteit heeft. 11 Want als iets dat verdwijnen zou (de wet van Mozes) al vol van Gods macht en majesteit was, dan is iets dat blijven zal (het goede nieuws), nog veel voller van Gods macht en majesteit.

De wet was niet fout, maar miste het juiste effect in de gelovigen. God maakte een nieuwe verbond, het Nieuwe Normaal voor Christenen. Helaas lijken veel kerkmensen liever in het oude te blijven hangen!
 

maandag 28 december 2020

Christus krijgen en Hem anderen gunnen

 


Want wij hebben Christus gekregen. Tenminste, als we tot het einde toe ons geloof vasthouden.
Hebreeën 3 : 14

Na de vergelijking tussen Jezus en Mozes vergelijkt Paulus de lezers van zijn brief met de ­Israëlieten tijdens de woestijnreis. Daarbij wijst hij op twee funeste zonden: koppigheid (boos in de SV = slecht van aard) en ongehoorzaamheid (ongeloof in de SV; = ontrouw in een verbond of gebrek aan geloof).
 

Die koppigheid om via Mozes te luisteren naar Gods bevel is het volk duur komen te staan. God zwoer zelfs bij Zichzelf dat Hij ervoor zou zorgen dat dat volk het Beloofde Land niet zou binnengaan. Paulus legt dat nog even heel plastisch uit: Daardoor stierven ze en lagen hun lijken in de woestijn.

Dit ingrijpende gebruikt Paulus om de Hebreeën wakker te laten schrikken. Blijkbaar waren er onder hen mensen die wilden afhaken. “Pas op, want afhaken doe je niet zonder grote schade voor jezelf!”

Maar er is nóg iets waarom Paulus zijn lezers tot bezinning oproept. Enerzijds om de ­mensen die zich wel christen noemden, maar nog onbekeerd waren, op te scherpen en tot bekering te manen. Anderzijds om juist voor die onbekeerden te waarschuwen, dat zij de gelovigen die in Christus zijn niet tot zonde verleiden. Onbekeerde christenen hebben ook hun argumenten. Vandaar die woorden in vers 12: “Let er dus op, broeders en zusters, dat niemand van jullie besluit om de levende God niet langer te gehoorzamen.”

Paulus gooit enerzijds de gemeenteleden op één hoop, maar anderzijds preekt hij onderscheidenlijk! Loop dus niet zomaar achter elk gemeentelid aan. Hoe vroom en godsdienstig men ook praat, als het niet dichter bij God brengt, deugt het niet.

Daarom zegt Paulus ook dit: “Maar wij hebben Christus gekregen!” Ik vind het ontroerend dat onze Kanttekenaars hier als vertaalvariant ‘Christus’ medegenoten’ geven. Medegenoten van wat? Van de erfenis die in de hemel wordt bewaard! Ze geven ons twee teksten ter verduidelijking: “En omdat we Gods kinderen zijn, erven we ook. We erven hetzelfde van God als Jezus Christus. Net als Jezus moeten we veel lijden. Daarom geeft God ons ook dezelfde heerlijke hemelse dingen als Hij Jezus gegeven heeft.” (Rom. 8:17). En “We zijn de God en Vader van onze Heer Jezus Christus heel erg dankbaar. Want omdat Hij zo goed en liefdevol is, heeft Hij nieuwe mensen van ons gemaakt: we zijn opnieuw geboren. Dat heeft Hij gedaan door Jezus Christus uit de dood terug te roepen en weer levend te maken. Daardoor kunnen we vol hoop zijn. Want nu verwachten we een erfenis die nooit zijn waarde zal verliezen. Die erfenis ligt voor jullie klaar in de hemel: het eeuwige leven.” (1 Petr. 1:3-4). Adeldom verplicht: ergenamen respecteren hun erflater. En die erfenis is zó waardevol, die gun je ook ongelovigen, toch?

We moeten Jezus eren en niet Mozes!

 


Maar Jezus heeft veel meer eer gekregen dan Mozes. Net zoals iemand die een mooi huis heeft gebouwd, meer wordt geprezen dan het huis. Hebreeën 3 : 3

Dit is een belangrijk beeld, dat we opnieuw helder op ons geestelijk netvlies moeten krijgen! Jezus is de bouwer van Gods huis en Mozes behoorde slechts tot het steiger- of bouwmateriaal. Of, zoals Paulus aan de Galaten schrijft: de wet was onze tuchtmeester (ter correctie) tot Christus kwam.

Waarom lezen we de Bijbel zo erg door een bepaalde dogmatische bril? Is dat omdat we echt zo weinig kennis hebben of omdat we anders onze houvast kwijtraken, die we tot nu toe vonden in een structuur die ons helder was?

In de eerste zes verzen van dit hoofdstuk vergelijkt Paulus Jezus met Mozes. Mozes was ook gezonden om het volk iets te leren over God. En hij deed dat trouw. Dat voert ons terug naar Numeri 12, waar Aäron en Mirjam in opstand kwamen tegen Mozes, hun broer. Ze vonden dat zij zelf ook recht hadden om leiding te hebben over het volk. Moet je horen wat God Zelf zei: “Luister naar wat Ik zeg. Als iemand een profeet is, dan spreek Ik tot hem door dromen. Maar dat doe Ik niet met mijn dienaar Mozes, want hij is heel trouw in het werk in Mijn huis. Met hem spreek Ik duidelijk en direct, en niet in raadsels. Hij ziet Mijn gestalte. Hoe durven jullie slechte dingen over Mijn dienaar Mozes te zeggen?" Toen vertrok de Heer weer. Hij was vreselijk boos op hen.”

Met dat woord ‘huis’ kan de tabernakel zijn bedoeld; toch corrigeren de Kanttekeningen ons hierin en zeggen 'dit is de gemeente van God'! Zij verwijzen naar 1 Tim. 3:15: “Het huis van God is de gemeente van de levende God. Het is een steunpilaar en een fundament van de waarheid.” Die tabernakel was maar een afbeelding van de intieme relatie van God en Zijn gemeente. Wij mensen maken er vaak een aparte godsdienstige heiligheid van. We moeten echter ‘beeld’ en ‘realiteit’ van elkaar scheiden om de Heere recht te doen in ons godsdienstig leven.

Mozes was weliswaar Gods knecht. Door hem heeft God Zijn gemeente willen bouwen, sturen, maar wel in beelden. Alles was Mozes het volk leerde is een afbeelding van wat komen ging. Het is als het ware de verpakking van een cadeau. Wij moeten niet een eigen cultus oprichten met de verpakking maar het moet ons gaan om de inhoud: Jezus Christus!

De gemeente is er niet voor de tabernakel, maar de tabernakel voor de gemeente. Het gaat niet om de regels; die brengen ons slechts bij Hem om Wie het draait: God de Vader. Hij zond Zijn Zoon met Kerst. Zijn Zoon verheerlijkte Zijn Vader. Dus moeten wij de wet niet verheerlijken, maar onze hemelse Vader.

zaterdag 26 december 2020

Bedenk dat Jezus aan ons gelijk werd

Bedenk dat Jezus aan ons gelijk werd Daarom moest Jezus in alles helemaal gelijk worden aan de mensen. Alleen zó kon Hij een trouw Hogepriester worden voor God, een Hogepriester die de mensen helemaal begrijpt. En zo kon Hij de mensen hun ongehoorzaamheid aan God vergeven. Want Jezus heeft Zelf óók geleden toen de duivel probeerde Hem ongehoorzaam aan God te maken. Daardoor kan Hij de mensen te hulp komen als hun dat ook gebeurt. Hebreeën 2 : 17-18 

Jezus werd aan ons gelijk… Linksom of rechtsom willen we Hem toch graag iets bijzonderder maken dan wij zijn. Nou, Hij werd wel mens, maar goddelijker, heiliger, meer… Ja toch? Nee, slechts in één ding verschilde Hij van ons: Hij was zondeloosheid. Maar verder was Hij ons in werkelijk álles gelijk. 

Wat ik zo leuk vind aan ‘eenvoudiger’ vertalingen is dat ze soms oude uitdrukkingen niet handiger kunnen vertalen. Neem nou ‘in alles’ gelijk worden. Het is compact… je hebt er eigenlijk veel meer woorden voor nodig. Het zou vertaald kunnen worden met 'tot in detail'. In alles… beter kun je eigenlijk niet zeggen hoe ‘gelijk’ Jezus aan ons werd! 

Een hogepriester was ook voluit mens net als andere mensen. Daarom kon hij die taak ook voor de mensen bij God uitvoeren. Want als er een of ander superwezen was verschenen, een supermens, dan had God niet naar hem geluisterd. Daar stond iemand die God als mens herkende. 

Ja, de hogepriester had bijzonderder kleding aan dan de mensen. Maar dat waren de kleren die God had ontworpen en die pasten bij Zijn heiligheid. De mensen moesten wel onderscheiden dat zij niet zomaar tot God konden gaan in de tempel. Daar was een bijzondere gestalte voor nodig, een bepaalde waardigheid om die mens heen. 

Maar juist dát kwam Jezus veranderen. Er was geen trapje meer nodig om bij God te komen. Jezus was ontdaan van al Zijn heerlijkheid en waardigheid. Naakt hing Hij aan het kruis. En zelfs toen Hij aan het kruis hing werd Hij nog verzocht om ervan af te komen. Zijn hele leven bestond uit verzoekingen. Maar in die verzoekingen hield Hij als enige stand! 

Toen Hij werd geboren, nam Hij de onnozelheid van een baby aan. De onmacht waardoor Zijn moeder hem moest voeden (anders was Hij gestorven van honger!), moest aankleden en leren lopen. Hij woonde met Zijn goddelijke almacht in een lichaam van totale onmacht. Die twee waren verenigd, maar Zijn goddelijkheid hielp Hem niet zodat het lijden Hem niet zoveel pijn deed. Nee, integendeel! Juist omdat Hij ook 100% God was, leed Hij des te erger! 

Dieper dan Hij heeft nooit iemand geleden. En juist daardoor kan Hij de mensen des te beter in alles te hulp komen, als hen iets overkomt. Want wat jij meemaakt heeft Jezus nog veel erger beleefd!

Wat is het om bevrijd te zijn?

De duivel heeft niet langer de macht over de dood. En zo kon Hij (Jezus) alle mensen bevrijden die hun leven lang slaven van het kwaad waren door hun angst voor de dood. Want Jezus ging niet de ongehoorzame engelen redden, maar Hij ging het ongehoorzame volk van Abraham redden.
Hebreeën 2 : 14b-16

Het nadeel van eenvoudiger vertalingen is, dat ze zich soms vergalopperen aan bepaalde belangrijke woorden. Hier wordt gesproken over de duivel die macht had over de dood. En zondaars die bang waren voor de dood. Maar bedenk wel dat het hier niet gaat over het sterven van je lichaam, maar de eeuwige dood. Dat had van mij wel wat ­duidelijker en anders vertaald mogen worden!

Jezus deed de eeuwige dood teniet; en juist om dát feit moeten we het hoogste lied zingen. Ik las een blog over de satan, wiens macht gebroken is met de dood van Jezus. Dr. K. Schilder preekte op Eerste Paasdag 1916 over de dood en opstanding van de Heere Jezus en dat er allerlei heiligen uit de graven opstonden. Hij begon zijn preek met een beschrijving van een schilderij van de Russische schilder Sacha Schneider.

“Een geweldig doek is het, dat hij schilderde. Met een aangrijpende voorstelling. Wat het dan tekent? Zie het onderschrift. Daaronder staat: Satan bij het dode lichaam van Jezus. Reeds dit onderschrift toont, dat we hier een voorstelling hebben, die de aanschouwing waard is. Satan – in wien alle haat is vertegenwoordigd en die bij het dode lichaam van Jezus! Welk ’n gedachte. Twee vijanden. De een heeft den ander gedood! Dat is weelde voor den levende. Op den voorgrond staat Satan. Zijn gestalte is groot. Bovenmenselijk helder is zijn blik. Doordringend is zijn oog. Fier dat hoofd. En op het gelaat de uitdrukking van genot. Leedvermaak. Zelfgenoegzaamheid. ’t Is de uitdrukking van het gevoel van triumf, die spreekt. En al maar door houdt hij zijn ogen gevestigd op dat dode lichaam. Dat heeft hij gedaan. En toch… en toch, er is iets in dit duivels gelaat, dat niet van vreugde spreekt. Er is toch nog enige angst in die trekken! 0, daar ligt dat dode lichaam aan Satans voeten. Het spreekt van stille majesteit. Zelfs in den dood vertoont dat gelaat nog de sporen van heiligheid. En die majesteit verschrikt Satan. Althans zij doet hem huiveren. Bovendien er is een zekere angst in die ogen van Satan. Satan vertrouwt dat lijk niet. ’t Wil hem niet bevredigen. ’t Is, alsof hij vreest, dat ’t weer levend wordt. Hij is niet gerust van zijn bezit. Dit schilderstuk tekent volkomen juist, dat Satans triumf slechts schijn­triumf is. Hij heeft wel Christus’ verzenen vermorzeld. Hem wel ter dood gebracht. Maar — hij voelt reeds, dat nog niet alles is, gelijk hij wil.”

Die angst van satan niet langer te delen, maar verrukt te zijn over Jezus’ triomf over hem, is de ultieme bevrijding van angst voor de eeuwige dood!