zaterdag 27 februari 2021

Goochelen met taal in een bloedserieuze tekst


Zo is ook Christus éénmaal gestorven. Hij heeft Zichzelf éénmaal geofferd om de straf voor de ongehoorzaamheid van de mensen op Zich te nemen. Als Hij voor de tweede keer komt, komt Hij niet meer om Zichzelf voor onze ongehoorzaamheid te offeren. Dan komt Hij om de mensen die op Hem vertrouwen voor hun redding, helemaal te bevrijden.
Hebreeën 9 : 28


Ik moest even lachen toen ik vers 25-28 las. Het lijkt wel of Paulus een soort goochelspelletje doet met taal. Het woord eenmaal gebruikt hij in twee betekenissen: ‘een keer’ en ‘één keer’. Ik vraag me wel af hoe hij dat dan in het hebreeuws heeft gedaan, want daar zit dit ‘taalgrapje’ niet in, vermoed ik.

Overigens wist ik niet dat deze veel aangehaalde tekst enkel hier in Hebreeën 9 stond! Die wordt altijd geciteerd in de context van “we moeten eens sterven en dan verantwoording afleggen van onze daden”.

In al deze verzen in Hebreeën 9 staat telkens wél hetzelfde woord: hapax. Dat betekent: eenmaal, eens, eens en voor altijd… Dus eigenlijk éénmalig. Maar zo bedoelen wij die tekst niet, als we die citeren!

In Romeinen 6 : 10 staat hetzelfde woord met een piepklein woordje eraanvast: “Want dat Hij gestorven is, dat is Hij der zonde eenmaal gestorven; en dat Hij leeft, dat leeft Hij Gode”; daar staat ep(i)hapax (voor één keer, op eenmaal, eens en voor altijd).

Terug naar die geciteerde tekst: het is de mens gezet eenmaal te sterven… wij sterven dus slechts één keer… geen reïncarnatie dus!

Daar tegenover staat dan die hogepriester die “elk jaar weer opnieuw het heiligdom moest binnengaan met dierenbloed. Maar Jezus kwam niet om Zichzelf vaak te offeren. Want dan zou Hij heel vaak hebben moeten lijden sinds de aarde is gemaakt. Maar nu, aan het eind van de tijd, is Hij éénmaal gekomen om door Zijn offer alle ongehoorzaamheid van ons weg te nemen.”

En die ene keer was ook volledig genoeg om alle zonden te kunnen verzoenen. Denk je daarom nu eens het gewicht, de intensieve waarde, van Zijn offer in! Weergaloos groots. Dat gaat ons bevattingsvermogen vér te boven.

En tenslotte die troostrijke woorden in vers 27: “Als Hij voor de tweede keer komt, komt Hij niet meer om Zichzelf voor onze ongehoorzaamheid te offeren. Dan komt Hij om de mensen die op Hem vertrouwen voor hun redding, helemaal te bevrijden.” Er komt geen tweede kans meer en dat hoeft ook niet.

Hij komt, niet alleen om “de aard’ te richten”, maar ook om de Zijnen te verlossen/bevrijden. De SV is nog ietsje specifieker: “Christus zal ten anderen male zonder zonde gezien worden…” Dan zullen wij allemaal, ook de ongelovigen, volmondig bekennen dat Hij werkelijk zonder zonde was en is. Wat een dag!

vrijdag 26 februari 2021

Toon Mij nu Uw aangezicht


Hij is in de hemel zelf binnen gegaan om God te dienen. Dat deed Hij om ons te redden.
Hebreeën 9 : 24b


Toen ik de Statenvertaling hiernaast legde, zag ik een klein, maar bijzonder verschil: “Christus is ingegaan in de hemel zelf, om nu te verschijnen voor het aangezicht Gods voor ons”. Het is waar dat Hij daar kwam om ons te redden en God, Zijn Vader te dienen, maar ik wil graag dieper ingaan op dat aspect dat Hij juist dáár God onder ogen kwam in ónze plaats. En dat ná Golgotha!

Toen Mozes zo heel dichtbij God was, op de Horeb, vroeg Hij: “Toon mij nu Uw heerlijkheid!” Hij wilde zo graag nóg dichterbij de HEERE zijn; dat laatste scheidingswandje moest weg. Ik snap het zo goed. Als tiener had ik onder een preek eenzelfde gevoel: “Laat de preek niet ophouden, maar direct overgaan in de eeuwigheid!” Regelmatig heb ik dat nog.

Maar wat zei de HEERE tegen Mozes? “Nee, want je zou Mijn heerlijkheid niet kunnen zien”? Nee, God sprak over Zijn aangezicht. Heerlijkheid heeft dus iets te maken met Gods aangezicht. Dat je God onder ogen kunt komen. Dat kunnen wij niet, buiten Jezus om; en daarom staat Jezus daar niet alleen om God te dienen en ons te redden, maar komt Hij plaats­vervangend voor ons Zijn Vader onder ogen.

O, was ik een van de engelen, die tóen het gezicht van de Vader hebben zien stralen. Ja ik praat in menselijke woorden over verheven zaken, maar zo zie ik het echt voor me. Geweldig diep!

Als het ware zwaaide de deur van de hemel open. Een Gast wordt aangekondigd door de engelen, die Hem juichend en met palmtakken binnenhalen: “Hosanna! Gezegend is Hij, Die komt in den Naam des Heeren, Hij, Die is de Koning Israëls!” Geen deceptie van mopperende schriftgeleerden die bestraffend reageren, maar opperste verrukking.

De Vader had staan wachten, want Hij was ervan overtuigd dat Zijn Zoon het kón: het brengen van dit enig juiste holokauston (brandoffer) in de wereld­geschiedenis. En toen Zijn Vader Hem van verre zag, liep Hij op Hem toe en omhelsde Hem.

Toen werd die vraag met de juiste intentie gesteld: “Vader, toon Mij nu Uw aangezicht, zoals Ik het nog nooit heb gezien… toon het ook hen die bij Mij horen.”

Nee, toen deed de Vader het niet af met een minder voorstel van “Ik zal al Mijn goedigheid voorbij uw aangezicht laten gaan, en zal den Naam des HEEREN uitroepen voor uw aangezicht”; echter wat God daarná tegen Mozes zei kreeg de diepste betekenis die het ooit zal krijgen: “Ik zal genadig zijn wie Ik genadig zal zijn en Ik zal Mij ontfermen over wie Ik Mij zal ontfermen.”

Is deze Jezus ook jouw gewillige Redder? Kom, laten we aanbidden déze Koning! Want dan is Zijn Vader ook jouw genadige en persoonlijke Vader!

woensdag 24 februari 2021

Wat beter is, verdient beter


De afbeeldingen van de hemelse dingen moesten dus met bloed worden gereinigd. Maar de hemelse dingen zélf moesten met een beter offer worden gereinigd, namelijk met het bloed van Christus.
Hebreeën 9 : 23


Wat waardevoller is, verdient ook beter behandeling en meer aandacht. Want laten we wel zijn: de dingen van de hemel gaan toch vér boven alles uit? Denk je weleens dieper over de hemel na, dan alleen een plek waar het straks volmaakt zal zijn? Denk je ook weleens na over hoe het daar nú is?

Waarom ik dat vraag naar aanleiding van deze tekst? Wel, men reinigde ‘afbeeldingen’, dus niet werkelijke dingen, door een dier te doden en het bloed daarvan te gebruiken voor de reiniging. Maar dat deed men met het besef dat dit verwees naar iets diepers en hogers. Dát was de echte, hemelse realiteit.

Als je die hemelse realiteit buiten beschouwing laat, vergeet zelfs, dan houd je alleen het symbool over en creëer je een zinloze godsdienst. Zoals je het in de hemel verkeren bij het Avondmaal vergeten kan en je dan alleen richt op het brood en de wijn; wat krijg je dan? Een wettisch beoordelen van de kwaliteit van brood en wijn, het ontleden van de soort brood en wijn, hoe lang je het in je mond houdt of de manier waarop je het doorslikt. Hoe lang je moet proberen de smaak nog te proeven of nog in herinnering te roepen… Kijk dát gaat er mis als je de hemel niet als actuele realiteit overdenkt, maar dat je de meest heilige handelingen op aarde exclusief op waarde gaat schatten.

Het overdenken van hoe het nú in de hemel is, is geen onzin, maar het is verbinding leggen met de realiteit waar alles om draait. Dat is geen fantasie, maar verbondenheid met de kern van ons bestaan. En dan vooral het overdenken van God de Vader en Jezus Christus Zijn Zoon, naast Hem in of op de troon én van de Heilige Geest. De engelen en de zaligen, zoals Abraham, Mozes, Abigaïl, Hannah, Jeremia, de onthoofde Johannes de Doper en noem ze allemaal maar op. Want waar zij zijn, zullen al Gods kinderen terecht komen. Letter ‘terecht’, op hun bestemming!

Kunnen wij niet indenken hoe het er in de hemel aan toe gaat? Laat je door dat soort argumenten niet afbrengen van het opheffen van je hart in de hemel, want daar is Christus; dat moet reden genoeg zijn.

Dat hemelse heiligdom met de hemelse dingen moest gereinigd worden: God de Vader moest genoeggedaan worden. Daar schoten alle aardse offers natuurlijk schromelijk in tekort! Maar dat was ook helemaal niet de bedoeling van die aardse offers die slechts een schaduw, een symbool waren van wat de Messias zou gaan doen! Zou ik voor Zijn bitter lijden, U mijn hart niet wijden? Wat dacht je? Neem er de tijd voor. Want wat beter is, verdient beter!

Bloednodig


Ook de tent en alle voorwerpen voor de aanbidding van God besprenkelde hij met bloed. En bijna alles wordt onder de wet van Mozes met bloed gereinigd. Zonder bloed is er geen vergeving.
Hebreeën 9 : 21-22

Zonder bloed geen vergeving! Wij spreken meestal over ‘zonder bloedstorting geen verzoening’. Maar dan zou je nog kunnen denken dat het om het ‘storten’ gaat. Echter het bloed is essentieel. Jesaja spreekt over iets dat bloedrood is en door Gods ingrijpen wit wordt als sneeuw. Dat is onmogelijk in het rijk van de natuur. Maar in Gods realiteit is dat absoluut mogelijk.

Bijna alles wordt gereinigd door bloed… Dat woordje ‘bijna’ zet Paulus erbij omdat er ook dingen waren die door water werden gereinigd. Denk aan het koperen wasvat waarin de priesters zich reinigden.

De Kanttekeningen leggen uit: “…sommige reinigmakingen van de wet geschiedden wel alleen door water, maar die doelden ook op het offer van Christus, op die manier dat bij Zijn dood bloed en water uit Hem zijn gestroomd (zie Joh. 19:34) en dieper nog 1 Joh. 5:6 waar staat: “Deze is het Die gekomen is door water en bloed, namelijk Jezus, de Christus; niet door het water alleen, maar door het water en het bloed. En de Geest is het Die getuigt dat de geest de waarheid is”.”

Voortdurend was bloed nodig onder het Oude Testament, omdat ook voortdurend zonden werden gedaan. Wat een offers bracht Salomo toen hij de tempel klaar had! Wat zullen al die dode dieren, al dat bloed de stad met stank hebben gevuld! En dan al die dagelijkse, wekelijkse en jaarlijkse offers nog.

Denk aan Grote Verzoendag, de dag waarop elke Jood verzoening kreeg voor de zonden van het afgelopen jaar en voor de komende tijd tot aan de volgende Verzoendag. Juist Grote Verzoendag is voor ons ‘gojim’ een mysterie dat we maar moeilijk doorgronden. Als wij komen met de Middelaar Die voor onze zonden Zijn bloed heeft gestort, zul je een ­vragende blik zien bij de orthodoxe Jood, die je zal wijzen op het door God ingestelde bloedige offer op Grote Verzoendag, tot een eeuwige inzetting en tot een volkomen verlossing van al zijn zonden!

Vergis je niet dat die kloof zich zo gemakkelijk zal laten overbruggen. En als deze Jood dat ook nog eens van harte meent, wat antwoord je dan? De God Die met zíjn voorvaderen een eeuwig verbond sloot, gebood toch dat Verzoendagoffer?

Zitten wij in de kerk ook niet vaak in onze maag met de eenmaligheid van Christus’ offer? Hoe kijken we naar onze dagelijkse zonden? Als wij onze zonden elke dag belijden, denken we dan niet vaak dat er eigenlijk weer opnieuw bloed moet vloeien? Is dat offer van Christus wel voldoende? God ziet je weer aankomen! Ja, dat ziet Hij! Heel graag zelfs!

maandag 22 februari 2021

Teken om het zwakke geloof te versterken


Eerst las Mozes de hele wet aan het volk voor. Daarna nam hij bloed van stieren en geiten, samen met water, rode wol en een bosje van de hysop-plant. Daarmee besprenkelde hij het wetboek en het hele volk. Daarbij zei hij: "Dit bloed is het teken dat God Zich zal houden aan het verbond dat Hij met ons heeft gesloten."
Hebreeën 9 : 19-20


Al dat bloed bij de offers, was dat nodig? Ja, zegt Paulus, want zolang de testamentmaker nog leeft, gebeurt er niets met dat testament (en de daarin beloofde zaken!). “Daarom is het eerste verbond ook met bloed gesloten (bloed is een bewijs van dood).” Maar dat bloed vertelde meer dan alleen dat het offerdier werkelijk dood (of in het geval van het Offerlam Jezus Christus: werkelijk overleden) was.

Je merkt dat Paulus zijn ‘Bijbel’ goed kende, want hij heeft het hier niet alleen over het bloed, maar ook over water (denk aan de speer in Jezus’ zijde die een wond maakte waaruit bloed én water (!) kwam), rode wol en hysop. Dat heeft hij uit Lev. 14:6 en Num. 19:6 waar over hysop en scharlaken wordt gesproken.

Over dat bloed zegt Paulus dat Mozes dat over het boek van het verbond en over het volk sprenkelde. Bij dat boek van het verbond wordt verwezen naar Exodus 24 : 4 waar staat: “Mozes schreef alles op wat de Heere had gezegd…” Dát boek werd niet alleen een geschiedenisboek voor het volk, maar droeg ook de tekenen van het bloed van het Lam van God dat láter eenmalig en volmaakt zou worden gestort.

Juist vanmorgen las ik het bericht dat het boek ‘De wonderen des Allerhoogsten’ van de voormalige Schoonhovense predikant Abraham van de Velde opnieuw wordt uitgegeven. Een geschiedenisboek dat geschreven is vanuit de verwondering over Gods daden. Nu, dat verbondsboek gaat daar ver bovenuit!

Dan het bloed dat op het volk wordt ­gespetterd met die hysopkwast. Dat vinden wij misschien vies. Maar wat beweren de Kanttekeningen? Dat Mozes dat niet echt op het volk sprenkelde, maar op de
12 kolommen (pilaren). Dat staat ook in vers 4 van Exodus 24: “Vroeg in de ochtend bouwde hij onderaan de berg een altaar. Hij zette daarbij twaalf stenen (kolommen, SV) overeind, één voor elke stam van Israël.”

Hoe het ook zij, dat was niet zomaar een rituele handeling, zoals de wijwaterkwast van de pastoor. Zoals de regenboog teken is dat God trouw blijft aan Zijn afspraak met Noach, zo is dit bloed een teken dat Hij trouw blijft aan Zijn verbond met Israël!

En juist dan is het zo mooi wat de Kanttekeningen opmerken bij die 12 kolommen: “Om hun indachtig te maken het verbond met God opgericht.” De HEERE zegt niet alleen dat Hij Zich houdt aan Zijn belofte, maar geeft er een teken bij om ons zwakke geloof te versterken. Hoe nabij komt Hij? Bloed en pilaren! In het Oude Testament een onmisbaar teken.

zaterdag 20 februari 2021

Een denkfout die Gods beloften vervaagt


Want wat er in het testament staat, gaat pas gebeuren als de persoon die dat testament heeft geschreven, is gestorven. Zolang hij nog leeft, gebeurt er niets mee.
Hebreeën 9 : 17

Wat me verdriet doet is dat in veel preken de heerlijkmaking van Gods kinderen zo weinig aan de orde komt. Het lijkt of dat iets is voor later. Rechtvaardigmaking, bekering en wedergeboorte en misschien wat heiligmaking, maar veel meer zit er vaak niet in preken. Maar is dat wel zoals Paulus ook preekte? En is dat ook de bedoeling en de essentie van het Evangelie?

De tekst spreekt over dingen die pas realiteit worden als de ‘testamentmaker’ is gestorven. Ik krijg bij veel preken de indruk dat ook de werkelijke dingen van het geloof pas realiteit worden, wanneer de zondaar (die wedergeboren is) sterft. Men weet niet zo goed raad met de hemel, de heerlijkheid en vooral de heerlijkmaking. Als het moet, worden er wat ruwe lijnen geschetst, maar woorden vinden die verlangen naar Huis wekken is nog wat anders!

Het gevolg van deze manier van preken is dat mensen in onzekere uitzichtloosheid ronddolen en zij nemen anderen op die duistere dwaalweg mee. Twijfel lijkt een proeve van een waar geloof. ­Overigens ontken ik daarmee aanvechting van het geloof niet!

Toch spreekt de tekst niet over zaken die pas bij onze dood een realiteit worden, maar die nú reeds een realiteit zijn. Het gaat over Gods beloften die ­realiteit zijn geworden nadat Zijn Zoon, onze Heere en Heiland, is gestorven! Zijn dood zorgde voor een nieuwe realiteit: een nieuw normaal.

Ja, er moest Iemand sterven, wilde dit nieuwe testament in werking treden. Maar Gode zij dank voor Zijn onuitsprekelijke genade: Gods Zoon ís gestorven. En wat meer is: Hij is opgestaan! Juist Zijn opstanding is het bewijs dat Zijn offer aanvaard is!

De Testamentmaker stortte Zijn bloed, dat net als bij de stieren en de bokken uit het Oude Testament bewijs was van Zijn werkelijk dood. Maar… Hij is opgestaan. Dat kan geen van de bokken en stieren ooit zeggen! Zie daar het betere, dat nú is.

Op één punt heeft die dwaling over dat ‘in werking treden na je dood’ gelijk; je moet eerst sterven, wil dit testament voor jou in werking treden: sterven aan jezelf. De oude mens moet de doodsteek krijgen en de nieuwe mens moet een feit zijn… dán treden de beloften van dit testament per direct in werking!

Gods beloften zijn geen fopkadootjes zonder inhoud, maar onuitgepakte geschenken die erop liggen te wachten om uitgepakt te worden. En dat uitpakken doe je niet pas straks, maar dat dient nu, ín dit leven, te gebeuren.

vrijdag 19 februari 2021

Een offer met terugwerkende kracht?


Zó heeft Hij een nieuw verbond voor ons gesloten. De mensen die door God zijn geroepen, kunnen door Jezus' dood krijgen wat God al zo lang geleden had beloofd: de eeuwige erfenis. Ze worden bevrijd van de straf voor de verkeerde dingen die ze hadden gedaan in de tijd van het eerste verbond.
Hebreeën 9 : 15

De Basisbijbel gebruikt het woord ‘verbond’, terwijl de Statenvertaling voor ‘testament’ kiest. Maakt dat verschil? En wat wordt er bedoeld met bevrijding van de straf door Jezus’ nieuwe verbond, van zonden die begaan zijn onder het oude verbond?

Als je de Kanttekeningen leest dan zie je dat ‘berith’ in de grondtekst kan worden vertaald met ‘verbond’, maar ook met ­‘testament’. Ze maken onderscheid in de condities waaronder het tot stand is gekomen.

Is het een afspraak tussen twee mensen, met wederzijds goedvinden, dan is er sprake van een verbond. Maar is er sprake van een eenzijdig ­contract (dus door één persoon opgesteld en ­aangegaan) dan noem je dat een testament.

Het zou handig zijn vanwege spraakverwarring als in de kerk niet wordt gesproken over een ‘eenzijdig verbond’ maar over een testament. Dan is ook logisch dat dat pas ingaat, wanneer de testament­maker gestorven is. Met betrekking tot God is dat wat vreemd, maar waar. Met Jezus’ dood werd dat nieuwe testament van kracht inclusief alle bepalingen.

Jezus bezegelde dat testament ook nog eens met Zijn bloed. Zo werd vergeving van zonden, reiniging en heiligmaking niet langer iets voor symbolen en ceremoniën, maar realiteit. En niet pas voor later, als de Messias zou komen, maar voor nú! Die nieuwe mens, waarover Paulus het heeft, is niet iets van straks en heel veel later, maar van nu. Als dat besef beter zou zijn doorgedrongen bij predikers, zou er ook heel anders gepredikt worden.

Nu doen veel predikers alsof er wellicht nog eens een medicijn voor onze geestelijk kwaal te vinden is en hopelijk zal dat genezing geven. Al zijn dat maar ‘uurtjes van korte duurtjes’, want een paar tellen later ben je het al kwijt wanneer je zondigt!

Nee, vergeving en reiniging zijn geen angstige en twijfelachtige zaken, maar zó reëel en actueel, dat God zelfs niet meer gedenkt aan die zonden!

Alles wat vóór Christus is gebeurd aan zonde, is door Hem vergeven in Gods kinderen. Zondig je dan niet meer? O helaas wel; je hebt immers die oude mens, die als een vreemdsoortig aanhangsel nog aan je kleeft, weet je nog? Maar dát is niet de heerlijke realiteit van jouw toekomst. Allerminst! Die moet gedood. Maar in Christus leef je nú reeds met het vooruitzicht en de vaste zekerheid van een eeuwige heerlijkheid dichtbij de HEERE! Wát een offer!

Hoe gaaf was Jezus’ offer!


Nu heeft Christus door de eeuwige Geest zijn eigen bloed aan God geofferd. Omdat Hij God nooit ongehoorzaam was geweest, was zijn offer volmaakt. Het is dus duidelijk, dat zijn volmaakte offer ons nog veel méér zal vrijspreken van schuld. Want zijn bloed reinigt ons geweten van alle dingen waar God niets aan heeft. Daardoor kunnen we nu de levende God werkelijk dienen.
Hebreeën 9 : 14


De tekst roept een paar vragen op. 1. Hoe offer je 'door de eeuwige Geest'? 2. Wat is de voorwaarde voor volmaakt? 3. Ten opzichte van wat spreekt Christus' offer veel meer vrij? 4. Wat heb ik eraan?

Je ziet dat hertalen niet altijd voor simpeler zinnen zorgt! Hoe eenvoudig je taal ook is, dat ‘door de eeuwige Geest’ laat zich niet zomaar in straattaal vertalen. De Kanttekeningen kiezen voor ‘de eeuwige Godheid’ “waaruit de kracht en waardigheid van het offer van Christus is voortgekomen”.

Dat roept de vraag op: heeft Christus nu als mens of als God geleden? Er wordt verwezen naar Rom 1:4 “Die krachtiglijk bewezen is te zijn de Zone Gods naar den Geest der heiligmaking…” (= Die in Zichzelf heilig is, en door Zijn verdienste en kracht ons heilig maakt). Dus het zonder zonden zijn maakt Jezus goddelijk en maakt Zijn offer volmaakt! Dat is dan direct ook een antwoord op de tweede vraag. Het is bijzonder dat de Kanttekeningen ook stellen dat Jezus Zichzelf uit de dood heeft opgewekt; daarmee onderstrepen ze Joh. 2 : 19, 21; Joh. 10 : 18.

Als Christus’ offer beter is en meer vrijspreekt van schuld dan iets anders, wat is dan dat andere? Dat zijn de offers en ceremoniën die Mozes het volk heeft geboden. Als voorbeeld noemt Paulus het bloed van stieren en bokken en de as van de jonge koe. Was dat dan allemaal niet toereikend? Deed dat niets? Nou, in vers 13 zegt hij wel dat die dingen het volk reinigde ‘tot de reinheid van het vlees’; de Basis­bijbel vertaalt dat met “Daardoor werd het líchaam van de mensen weer rein.” Maar een reiniging totdat Christus kwam en op voorhand goed dankzij het volmaakte offer dat Hij zou gaan brengen!

Hoewel die offers het lichaam wel reinigden, konden ze de gewetens van mensen niet zo diep reinigen. Dat concludeer ik uit het tegenovergestelde van wat er in de tekst staat: de meerwaarde van Christus’ volkomen offer is dat Hij ons geweten reinigt. Zo krijgen we geloofszekerheid. Dat ontbreekt vaak bij mensen die volgens de wet willen blijven leven. Hen teistert de vraag: is het allemaal genoeg?

Het geweldig rijke van de verzoening die Jezus heeft gerealiseerd is dat niet één, tien of honderd zonden zijn vergeven, maar dat ál mijn zonden op Hem zijn gelegd en weggedragen. Ook die van morgen of volgend jaar. Maakt het dan niet meer uit hoe ik leef? Jawel, uit je levensstijl laat je Hem zien dat je van Hem houdt. Hóe gaaf is Jezus’ offer!

woensdag 17 februari 2021

Nu is het beter!


En dat betere is er nu. Nu is Christus gekomen als Hogepriester van alle goede dingen die zouden komen. Het heiligdom waarin Hij dient, is belangrijker en volmaakter. Dat heiligdom is niet door mensen gemaakt. Het staat ook niet hier op aarde, maar in de hemel. En Hij bracht er geen bloed van geiten en stieren binnen, maar zijn eigen bloed. Daarmee is Hij één keer, voor altijd, binnen gegaan in het hemelse heiligdom. Daarmee zorgde Hij ervoor dat we voor eeuwig gered zouden zijn.
Hebreeën 9 : 11-12

Ik vind de Basisbijbel hier zo helder! Het eindigt in vers 10 met “totdat er iets beters zou komen…” en het introduceert Christus met de woorden “En dat betere is nu”! Dat zie ik er bij de SV niet zo kraakhelder vertaald. De HSV zegt het zo: “10. Het betrof hier alleen […] vleselijke verordeningen, die ­opgelegd waren tot op de tijd van de betere orde. 11. Maar toen is Christus verschenen…”

Je ziet dat de Basisbijbel dat zinnetje “En dat betere is er nu” heeft tussengevoegd. Zo is het direct duidelijk wat de kern van het volgende is. Met Christus’ komst is er iets beters begonnen. Hoe?

Kijk, elke hogepriester was wel bijzonder; mensen keken naar hem op en hij was toch de enige die heel dicht bij God, in het Heilige der Heilige mocht komen. Al snel zou zo iemand ook bijzonderder lijken dan de andere mensen. Maar als hij daar met dat bloed in het Heilige der Heilige stond was dat bloed niet van hem. Hij had er niets voor betaald en ook niets voor ingeleverd. Er was niets van hemzelf bij. En juist dát element verwees naar dit betere.

Genade komt niet uit de lucht vallen, een fooitje. Genade heeft iets gekost. Maar wie heeft dat iets gekost? Die hogepriester kon niet zeggen: “Kijk, dit heb ik verdiend; ik kom met iets dat ertoe doet.” Maar Jezus kwam met Zijn eigen bloed. Hij had het zelf gestort… en het deed ertoe, bij Zijn Vader! Want Die had voor Hem een lichaam toebereid, om mens te worden. De Vader was ook de enige die de waarde van dat bloed kende.

In het Heilige der Heilige werd enkel gedaan wat de mens schuldig was te doen. Maar Jezus kwam in het hemelse Heiligdom en had vrijwillig, zonder dat het moest, gedaan wat de mens had moeten doen. En het deed ertoe! Wis en waarachtig. Beterder kon je het je niet wensen!

Eens en voor al… Wat krijgt die uitdrukking hier een bijzonder diepe klank! Petrus kon het ermee doen, maar ook Adam en Abel, David en Salomo, Paulus en Eutichus, jij en ik.

Judas had het ermee kunnen doen, en Hitler, Putin en Trump. Evengoed je buurman, je nicht, je collega of je maatje aan de bar of in de sportschool. De vraag is niet of het goed genoeg is, maar of jij het goed genoeg vindt. Nu is het beter, door Christus. Maar zonder Christus is het allerminst beter.

dinsdag 9 februari 2021

Het juk van Mozes en het juk van Jezus


…totdat er iets beters zou komen.
Hebreeën 9 : 10b

Vers 10 eindigt met bijzonder interessante woorden: “Totdat er iets beters zou komen”; in de SV staat dat er iets anders: die wetten en leefregels ware “tot op den tijd der verbetering opgelegd”.

Paulus neemt bijzonder stellige woorden in de mond: ‘de tijd der verbetering’! Dus de tijd van het ceremoniën en de tabernakel was dus een slechtere tijd? Want iets dat goed is hoef je niet te verbeteren? Nou, dat woord ‘verbeteren’ moet ik even toelichten. Het griekse woord “di'orthosis” betekent grofweg ‘volledig rechtmaken’; iets rechtmaken dat uitsteekt of misvormd is en het herstellen naar de natuurlijke en normale toestand. Het kan zelfs met hervorming worden vertaald. Dus dat wat in de loop der tijd is scheefgegroeid wordt hervormd!

Dat wat God had ingesteld was niet misvormd, maar het is misvormd geworden door wangebruik! Maar nu zou je direct een denkfout kunnen maken: dat Christus de situatie kwam herstellen en dat het volk dus nu op de juiste manier de wet weer ging naleven. En dat is niet zo! Het middel werd niet hersteld, maar het doel! Die geboden en inzettingen van God hadden een doel: de vriendschap met God moest hersteld worden. Wel, dát kwam Christus doen voor ons: onze relatie met God hervormen!

De Kanttekeningen zeggen dat Jeremia hierop al doelde: “de tijden van het Nieuwe Testament, waar Jeremia over had gesproken, als de ‘betekende zaak’ (uitgebeeld in die ceremoniën en wetten) tot vervulling zou komen”. Daarom zei Jezus ook: “Meent niet, dat Ik gekomen ben, om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen, om die te ontbinden, maar te vervullen” (Matth. 5:17). Jezus kwam om alles te vervullen: alles liep op Hem uit… We moeten niet terug onder het juk van je aan dingen houden om met God in het reine te komen. Jezus opende een nieuwe weg, die niet over regels liep, maar over Zijn volbrachte werk!

En dan zeggen de Kanttekeningen iets vreemds: in die nieuwe tijd zou “de betekende zaak tot vervulling komen, deze ceremoniën worden geweerd en andere kortere godsdiensten worden ingesteld, waardoor de Heilige Geest krachtiger zou werken”. De oude godsdienst wordt, in navolging van het eerste apostelconvent (Hand. 15:10-11) een juk genoemd “dat de vaders niet hebben kunnen dragen en door Christus is afgenomen. De apostelen beleden wel door dezelfde genade zalig te worden als die voorvaderen! Maar wat zijn die ‘kortere godsdiensten’? Wat heeft Jezus ingesteld waardoor de Geest krachtiger werkt? Is dat het juk van Christus? Het wandelen door de Geest, Zijn beeld vertonen en het Kruis opnemen in een pelgrimstocht richting Christus’ wederkomst? Het nieuwe normaal?

maandag 8 februari 2021

Was de tabernakeldienst onvolmaakt?


Het was voor deze tijd een afbeelding van het hemelse heiligdom. Er werden offers gebracht om van God vergeving te krijgen. Maar die offers konden het innerlijk van de mensen die deze offers brachten, niet volmaakt maken. Want het ging daarbij alleen over godsdienstige regels: wat de mensen mochten eten en drinken, en wanneer ze zich moesten wassen om rein te worden. Het waren alleen uiterlijke regels, voor het lichaam. Daaraan moesten de mensen zich houden, totdat er iets beters zou komen.
Hebreeën 9 : 9-10

Doet Paulus nou alsof heel die tabernakeldienst één poppenkast, een groot toneelspel was? Een soort levensstijl die mensen vasthielden, omdat anders hun hele godsdienst in elkaar stortte? Want het houden aan al die regeltjes heeft het innerlijk van mensen nooit kunnen veranderen, toch?

Ja, als je het zo bekijkt lijkt dat er te staan. Maar dat is wel erg kort door de bocht. Als je goed leest in de Kanttekeningen betekent het dit: “Die offers zelf konden de offeraar nooit volmaakt (zondeloos) maken; het dode dier of het bloed bezat geen kracht om zonden te vergeven. Het wees, als ze op een goede manier werden gebruikt (geïnterpreteerd en beleefd), de ­gelovigen op Christus. Want alleen door Zijn offer kon ons geweten worden gereinigd.” Daarover gaat Paulus straks in vers 14 nog meer zeggen.

Helaas is het zo dat God Zijn wetten wel gaf om Zijn volk bij de les te houden, maar dat Zijn volk er juist een verkeerde kant mee uitging. Zij zagen een verdienmodel in de wet. En in dát licht zegt Paulus ook dat deze regels er wel waren, maar "totdat er iets beters zou komen”, het nieuwe normaal!

Nu zou je kunnen zeggen: maar ik lees helemaal nergens in de boeken van Mozes dat die offers er waren totdat er iets beters zou komen. Paulus kan dat wel zo zeggen, maar waar baseert hij dat op? Mozes heeft toch in Deuteronomium 6 duidelijk gesteld dat ze de geboden ‘vlijtig’ moesten houden? “De Heere beval ons om ons aan al deze wetten en leefregels te houden. We moeten diep ontzag voor Hem hebben. Dan zal het voor altijd goed met ons gaan. En Hij zal ervoor zorgen dat we in leven blijven, zoals we vandaag ook in leven zijn. Als we ons heel precies aan al die wetten houden, leven we zoals Hij het wil. Dan zullen we dicht bij onze Heere God zijn. Dat heeft Hij ons beloofd.”

Ja, als je Mozes als een afgod hebt verhoogd, zul je met het evangelie van Jeremia – zoals we dat reeds hebben overdacht – niet makkelijk uit de voeten kunnen. Wat dat betreft is er in de kerk weinig nieuws onder de zon. Mozes is dé profeet die helder en duidelijk stelde wat de afspraken waren, dus…

Over die uitwendige ceremonies zeggen de Kanttekeningen nog wat interessants, dat ik in de volgende overdenking verder wil uitwerken. Al Gods instellingen hadden dus nut totdat Christus kwam!

Is de tabernakel een sta-in-de-weg?


Daarmee wilde de Heilige Geest laten zien, dat de toegang naar het hemelse heiligdom niet vrij was, zolang dit eerste heiligdom, de tent, nog bestond.
Hebreeën 9 : 8

Paulus somt in vers 2-6 op wat er allemaal in de tabernakel was te zien. Al is het tweederangs, toch benoemt hij het hier, om het plaatje compleet te maken. In vers 7 komt hij bij het Heilige der Heilige aan, de exclusieve woning van God Zelf, waarin enkel de Hogepriester eens per jaar mocht komen.

En dan zegt Paulus “Daarmee wilde de Heilige Geest laten zien…” (BB) of “Waarmede de Heilige Geest dit beduidde…” (SV). De Geest laat ons dus iets zien met die tabernakel. Wat?

Nou, zolang die tabernakel nog op de aarde stond en in bedrijf was, kon het nieuwe nog niet aanbreken. De tabernakel – met alle ceremoniën (rituelen) die erbij hoorden – was een heilige plaats en niet te vergeten: God woonde er. Ja, een heerlijke en ­wonderlijke plaats. En toch… hoe mystiek en heilig die plaats ook was, het was maar een illustratie!

Misschien nog wel meer: het was een belofte van iets beters. Toen nog onbereikbaar en onduidelijk, maar het zou ervan komen: er zou toegang komen naar de hemel. Maar hoe en waarom?

Zolang die tabernakel er nog stond was er geen vrije toegang naar het hemelse heiligdom. Die toegang was er dus op zich al wel, maar niet open! Was die tabernakel op aarde dan een sta-in-de-weg?

Als je er zo tegenaan kijkt – en wij kijken terug, terwijl de oudtestamentische mensen juist vooruit keken – irriteert je die tabernakel. Hij verhindert een vrije doorgang naar de hemel, zo zou je denken. Maar dat is niet wat er wordt bedoeld. De mensen uit het Oude Testament hadden wel toegang tot de hemel, maar geen toegang tot iets anders.

De Kanttekeningen: “Zolang de gemeente onder het Oude Testament enkel door deze ceremoniën in de tabernakel werd onderwezen, zonder dat het Evangelie haar in volle klaarheid werd gepredikt. Dat enkelen dit uitleggen alsof de gelovigen in het Oude Testament geen toegang tot de hemel hadden, vóór Christus ten hemel was opgevaren, strijdt tegen voorbeelden als Elia, Lazarus en de moordenaar aan het kruis; én met de hoop van de gelovige vaderen en met Christus’ beloften die ver voor Zijn verrijzenis zijn geschied.”

De toegang tot het hemelse heiligdom betekent dat Jezus Zijn bloed tot in dát Heiligdom voor God heeft gedragen en wij daardoor een beter zicht op de heerlijkheid krijgen, een bewijs dat het ook echt is ‘gelukt’, wat was beloofd. Geen illustratieve offers, geen wetten meer, maar het aanbidden van Christus’ eenmalige en volkomen offer… voor mij persoonlijk gebracht… Ik heb er eeuwig genoeg aan!