maandag 24 april 2017

Gods voorzienigheid

"En Abraham noemde den naam van die plaats: De HEERE zal het voorzien. Waarom heden ten dage gezegd wordt: Op den berg des HEEREN zal het voorzien worden."
Genesis 22 : 14
Gods voorzieningheid richt zich niet alleen op onze probleemsituaties, maar op alle details van ons leven; en al helemaal niet enkel op de situaties waarin menselijke hulp ons ontbreekt!

Er is een verschil in 'voorzien in' of 'voorzien van' en 'de voorzienigheid'. Juist Gods voorzienigheid en de uitverkiezing waren voor mij onderwerp van doordenking afgelopen week. Enerzijds vanwege de geschiedenis van de strijd tussen remonstranten en contra-remonstranten, die ik onderzocht. Anderzijds omdat dit onderwerp ter sprake kwam omdat iemand beweerde zeker te weten 'niet te zijn uitverkoren'. Hoe zit dat? Is de uitverkiezing een sluitend te krijgen systeem? Of blijft er altijd een hiaat in ons denken bestaan, vanwege het spanningsveld dat God erin legt?

Maar laten we eerst kijken naar het 'voorzien' waar Abraham het over heeft. Er is zelfs een spreekwoord uit ontstaan, zo lezen we. En let erop: het woord 'zien' dat in voorzien zit, speelt een cruciale rol. De Kanttekeningen zetten ons op dat denkspoor.

Gods gezicht

Deze bijzondere plek in zijn leven markeert Abraham met een 'naamgeving'. Staande op de offerplaats ergens op de berg Moria (wellicht het plateau waarop later de tempel van Jeruzalem zal verrijzen) roept hij de nieuwe naam van deze plek uit: "De HEERE zal het voorzien". Hoe zal dat geklonken hebben? Dat werd tegelijk in het geheugen van Izak gegrift. De HEERE adviseerde na het voorlezen van de Tien Geboden dat Zijn inzettingen in het hart van de kinderen van het volk moesten worden gegrift. Inkerven gaat met inspanning en betrokkenheid gepaard. Dat maakt indruk… dat is ook al zo'n uitdrukking.
Die naam 'הַה֖וּא יְהוָ֣ה יִרְאֶ֑ה' 'De HEERE zal het voorzien" komt niet helemaal uit de lucht vallen. Abraham neemt een fragment uit de naam van de berg en geeft daar een nieuwe betekenis aan: 'מֹּרִיָּ֑ה' Mo-ri-ah. het woordje 'ri' heeft dezelfde wortel als 'zien' of 'voorzien'. Moriah betekende 'het gezicht van God'. Je zou kunnen denken dat Abraham dat wel een mooi ezelsbruggetje vond; maar ik denk dat het een diepe belijdenis was. Al eerder, toen Izak naar dat lam vroeg, sprak Abraham daarvan. Vielen toen misschien de stukjes op hun plek? God leidde hen naar deze berg, die genoemd was naar dat wat geen mens ooit zou zien: Gods aangezicht. Jezus zou ons Gods aangezicht pas echt laten zien, op Golgotha! Abraham moet hebben gedacht: waarom leidt de HEERE me juist hierheen? In die naam heeft hij niet de afstand tot God, maar juist de nabijheid van God herkend en ervaren: alleen 'aan Gods hart' is een nóg intiemere plek dan 'voor Gods aangezicht'. Maar let er ook op dat Abraham een opdracht van God had gekregen: "Wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht." Hier wordt hij met het liefste dat hij had voor Gods aangezicht gebracht en het had alles te maken met de kwestie of Abraham nog wel oprecht voor God was of niet.

Gods voorzieningheid

Even naar dat spreekwoord dat zijn oorsprong hier vind: "Op de berg des HEEREN zal het voorzien worden." Het heeft, aldus de Kanttekeningen, de betekenis van 'als iemand in uiterste nood geen menselijke uitkomst (redding) meer ziet, zich verlaat (vertrouwt op) Gods voorzienigheid'. Wat is dat, Gods voorzienigheid? Dat brengt ons bij Zondag 10 van de Catechismus:
Vraag 27
Wat verstaat gij door de voorzienigheid Gods?
De almachtige en alom tegenwoordige kracht Gods, door welke Hij hemel en aarde, mitsgaders alle schepselen, gelijk als met Zijn hand nog onderhoudt, en alzo regeert, dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijze en drank, gezondheid en krankheid, rijkdom en armoede, en alle dingen, niet bij geval, maar van zijn vaderlijke hand ons toekomen.

Vraag 28
Waartoe dient ons dat wij weten, dat God alles geschapen heeft en nog door zijn voorzienigheid onderhoudt?
Dat wij in allen tegenspoed geduldig, in voorspoed dankbaar zijn mogen, en in alles, dat ons nog toekomen kan, een goed toevoorzicht hebben op onzen getrouwen God en Vader, dat ons geen schepsel van Zijn liefde scheiden zal, aangezien alle schepselen alzo in Zijn hand zijn, dat zij tegen Zijn wil zich noch roeren, noch bewegen kunnen.

Een machtige belijdenis die altijd weer indruk maakt; vaak gelezen op 'Biddag voor Gewas en Arbeid'. Hooggestemd en in de praktijk van het leven soms wel eens heel erg hoog; maar waar! In die zin vind ik de Kanttekeningen toch niet in balans. Zij spreken over iemand die in nood zich op Gods voorzienigheid laat 'vallen', nadat hij geen hoop meer heeft dat menselijke hulp uitkomst kan geven. Maar Zondag 10 zet ons erbij stil dat elk facet van ons leven door God wordt bestuurd en verzorgd. Is er nood, dan zie ik eerst op Hem en daarna op de hulp die Hij middelijkerwijs voor mij beschikt. Die weg van 'afbraak van menselijke uitkomst' is Abraham ook gegaan en hield niets meer over, toen hij boven op Moriah aankwam.

Een God Die zo machtig is, dat Hij elk facet van mijn leven regeert en bestuurt moet wel het goede met mij voor hebben. Zijn verkiezing is er eentje van pure genade, zonder enige reden of verdienste van mijn kant. Ik zou althans niet een ding kunnen opnoemen, waarom God Zich om mij zou moeten bekommeren. En toch doet Hij dat. Welke andere god doet Hem dat na? Welk mens steekt zo in elkaar? Omringd te zijn door Zijn voorzienigheid is een veilig leven, gericht op Zijn eeuwige en onkwetsbare nabijheid. Eeuwig voor Zijn aangezicht en eeuwig oprecht voor Hem! Zie jij ook daarnaar uit?

maandag 17 april 2017

Plaatsvervangende schaamte

"Toen hief Abraham zijn ogen op en zag om; en zie, achter was een ram in de verwarde struiken vast met zijn hoornen; en Abraham ging en nam dien ram en offerde hem ten brandoffer in zijns zoons plaats."
Genesis 22 : 13



We spreken van 'plaatsvervangende schaamte' wanneer iemand anders zich zou moeten schamen, maar het niet doet. Wij generen ons dan voor zijn of haar gedrag en blozen soms zelfs. Wij schamen ons dan, in plaats van die betreffende persoon. Misschien nog wel het meest omdat die ander blijkbaar niet inziet dat híj of zíj zich had moeten schamen voor wat er gebeurde. Wat een merkwaardige reactie heeft de Schepper in ons innerlijk ingebouwd.

Eigenlijk kun je spreken na de zondeval van 'plaatsvervangende schaamte' bij God de Zoon, bij Jezus Christus, of, zoals Hij Zich in ons tekstgedeelte openbaart, de Engel des HEEREN. Wij mensen zondigden tegen God en braken met Hem in het Paradijs. En het lijkt wel alsof wij ons helemaal niet bewust zijn van de ernst van ons misdrijf! God de Zoon toonde zulk een diepe plaatsvervangende schaamte naar Zijn Vader toe, dat Hij ons de ogen opende met Zijn offer. En juist dit offer wordt al een beetje geschetst in deze geschiedenis. Wat kunnen we ervan ontdekken in dit vers?

De doornenkroon

Door de roep van de engel staakte Abraham zijn offeractiviteit. Of het de schrik is, of wellicht het gevoel van ongeloof "hoor ik het nou goed?", hij draait zich in ieder geval om, om te zien wie er achter hem staat. Waarschijnlijk werd, nog voor hij de engel zag, zijn blik getrokken naar iets dat aan het woelen was in het struikgewas. Gesnuif, gekraak en geschuur… een ram! De Kanttekeningen wijzen erop dat Abraham bijna direct begreep wat de bedoeling was. Ik kan me voorstellen dat hij het dier geknuffeld heeft… het was immers zijn ongedachte reddingsmiddel voor Izak!
Wat opvalt is de gedetailleerde beschrijving van de toestand, waarin hij de ram vond. Een ram, met zijn horens verstrikt in het struikgewas. Als je gaat kijken wat die woorden betekenen, dan kun je 'verwarde struiken' vrij vertalen met 'gevlochten takken' en 'hoornen' kun je ook vertalen met 'stralen' of 'stralenkrans' die zich rond het hoofd van een heilige bevinden. Als het ware doemt het beeld van Jezus op, de Heilige met de gevlochten takken met doorns op Zijn hoofd. Zou hierin een heenwijzing naar die bewuste doornenkroon zitten? Opmerkelijk is het in ieder geval dat de details zo aan ons worden vermeld.

De plaatsvervanging

Ook is het wonderlijk, hoe die ram door de struiken werd klemgezet. Het heeft iets 'onvrijwilligs'. Ook deze ram was geen afdoend offer. Wel voor het moment, maar niet volkomen. God had toch net zo goed die ram kalm wachtend naast het altaar kunnen zetten? Die struiken, verwarde struiken, hebben daarom wel wat meer te zeggen, vermoed ik.
Maar… het allermeest springt in het oog dat deze ram voor dit moment plaatsvervangend is voor Izak. Ik lees in deze momenten niets over schaamte bij Abraham. Ook niets van deemoed of ootmoed. Eigenlijk lezen we alleen iets van Gods gedachten over Abrahams offer. Alles in ogenschouw nemend, zou je toch wel net zoveel schaamte verwachten, als Petrus toonde daar aan de Zee van Tiberias: "HEERE, Gij weet alle dingen… Gij weet dat ik U liefheb." Abraham zwijgt echter en handelt.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik, kijkend naar deze scene, plaatsvervangende schaamte ervaar. Als ik daar had moeten staan, zou ik het wel zover gehaald hebben, helemaal tot bovenop die berg? En als ik er had gestaan, vanwege welke schadepost tussen God en mijn ziel zou het dan geweest zijn, waarom Hij dit offer van mij zou vragen? En zou Zijn oordeel over mijn offer ook zo onomwonden positief hebben geklonken? Er doemt het beeld van tegengestelde plaatsvervangende schaamte op. Ik kan niet in de schaduw van Abraham staan.
Maar … die ram kan niet in de schaduw van het Lam staan. Het Lam dat nu zit aan 's Vaders rechterhand en tegelijk staat als geslacht. Het Lam regeert en zal Zijn almacht tonen. Daar was deze stoere, sterk gekruld gehoornde ram maar een kreupel paaslammetje bij. Hij voor mij, daar ik anders de eeuwige dood zou moeten ondergaan. Dat ik dat zo vaak zo onbewogen kan reciteren! Ik moet mij toch wel schamen, niet? Heb jij dat ook?

vrijdag 14 april 2017

Gods kinderbescherming

"Toen zeide Hij: Strek uw hand niet uit aan den jongen en doe hem niets; want nu weet Ik, dat gij godvrezende zijt, en uw zoon, uw enige, van Mij niet hebt onthouden."
Genesis 22 : 12



Aan de rechterkant van kerkelijk Nederland wil men beweren dat de mens enkel geneigd is God en zijn/haar naaste te haten. Dat clichée mist zijn effect als men dat vertaalt met boze haat, in plaats van wat het eigenlijk is: God niet op de eerste plaats in je leven te zetten. Dus het is belangrijk dat we duidelijk taal in de kerk spreken anders mist de boodschap compleet zijn doel!

Haten is in onze tijd een té geladen en verkeerd te interpreteren begrip geworden. Als ik iemand haat, omdat hij een verwoestend, destructief gedrag vertoont in een gemeenschap of gezin, of denigrerend en kwetsend naar anderen is op onrechtmatige gronden, dan is mijn liefde compleet geluwd, zo niet uitgeblust. Met alle gevolgen van dien. Uit haat – denk aan geradicaliseerde haat – komt psychische of fysieke doodslag voort. Maar de haat waar ik het hier over wil hebben is het God niet Zijn plek in je leven gunnen, omdat je zelf dan aan de kant moet gaan. Dat is wat er hier speelde. Let maar op.

Abrahams kinderbescherming

God laat Zijn Zoon de naam van Abraham noemen. En Abraham is de persoon die per direct met alle zintuigen in zijn bestaan oplet. "Doe Izak geen kwaad met je offermes! Nu weet ik dat je Mij vreest." Huh? Abraham vreesde God toch wel? Hij werd zelfs een vriend van God genoemd; wie kan dat zeggen? Hij praatte veel met God en God vertelde soms zelfs wat Hij ging doen (denk aan de verwoesting van Sodom, Gomorra, Adama, Zeboïm en bijna ook Zoar!). Met wie overlegt God nog meer zulk soort dingen? Nou, Mozes misschien en David… maar dan houdt het toch wel zo'n beetje op. En toch moet dit 'offer' het bewijs voor God worden dat Abraham godvrezend is? Dat woord staat bij ons als één geheel vertaald 'godvrezend', maar dat ziet er erg aards uit. Het moet eigenlijk zijn 'God vrezend'. Vrezen kán 'angst hebben voor' betekenen, maar hier heeft het de betekenis van 'eerbiedigen' of 'vereren'. Voor Abraham stond Izak boven God, zo blijkt tussen de regels door. Misschien als we het Abraham zouden hebben gevraagd, zou hij het niet hebben toegegeven. "Nee, natuurlijk niet. De HEERE is mijn deel, de belangrijkste in mijn leven. Wat zou ik zonder Hem moeten en kunnen?
Maar… Abraham had al een aantal keren laten zien (in Egypte en in Gerar bijvoorbeeld) dat hij niet helemaal blind op de HEERE vertrouwde en zijn eigen ratio toch een tikkeltje serieuzer nam dan Gods vaderlijke zorg voor hem. Daarmee nam hij ook de zorg voor de kwetsbare Izak (immers, Izak was de enige; juist dat woordje typeert zo de angstige kwetsbaarheid die Abraham ervaart als hij naar zijn zoon kijkt) buitenproportionele vormen aan. Maar nog meer gold dat voor de zorg die Abraham had voor zijn eigen leven. Als uit hem de Messias zou moeten worden geboren, dan moest hij ervoor zorgen dat hijzelf in leven bleef. Desnoods offerde hij Saraï op, maar niet zichzelf! Want dan kwam Gods plan in het gevaar.
En daarom stuurde de HEERE aan om Izak aan de totale kwetsbaarheid bloot te stellen, door Abraham bescherming uit te schakelen. Sterker nog: hij zou de doodsoorzaak voor Izak worden. Waar bleef die krampachtige hang naar zorgen nu? Abrahams kinderbescherming (in het licht van de komende Messias) leed schipbreuk en op een radicale manier ook!

Gods kinderbescherming

Hoe moet dat nu? Bijna keelde het mes zijn dierbare jongen, zijn lieveling. Maar… was Abraham dan de enige die van Izak hield? Of moest Izak ook leren meer verwachting te hebben van zijn hemelse Vader?
De woorden die de Engel des HEEREN gebruikt hebben een dubbele lading: "Doe hem niets". Hier openbaart God, zo lezen we in de Kanttekeningen, God Zijn plan. Hij wil iets leren over menselijke zorg en Goddelijke zorg. En Hij wil iets aan ons, eeuwen later, leren over wat er in Abrahams hart leefde. De HEERE stelt Abraham hier tegelijk dus tot een voorbeeld om na te volgen; niet om onze kinderen op te offeren, maar aan Hem toe te vertrouwen. En dat geldt voor allen die ons lief en dierbaar zijn. Ook als ze andere wegen gaan!
Het eerste is dat Abraham zijn zoon niet letterlijk gevaar moet berokkenen, door hem het mes op de keel te zetten. Maar psychisch en geestelijk berokkende hij zijn zoon ook kwaad, door hem boven God te stellen (hem meer zorg toe te vertrouwen dan God Zelf). Hier naderen we het scherpst van de snede, het spanningsveld tussen verantwoordelijkheid en vertrouwen dat in elke opvoeding weer een punt van zorg is.
God prijst Abraham in dit vers, dat hij duidelijk heeft laten zien (aan allen die de geschiedenis eens zullen horen en lezen) dat God op nummer 1 staat. De Kanttekening leggen een link met Psalm 139 en dat is een mooie lijn! Vers 23 van die psalm zingt: "Beproef mij en ken mijn gedachten." Ze me openlijk op de proef, zodat eruit komt wat erin zit: toewijding of niet. En vers 2 van die psalm belijdt: "Gij verstaat (begrijpt en ook ként) mijn gedachten van verre". Ja God weet het wel, maar als we door ons gedrag naar de mensen om ons heen vragen hebben opgeroepen, dan moet het openbaar worden onderstreept. "God weet wel hoe we dat bedoelen," zei eens iemand. Misschien, maar weten de omstanders, met name de ongelovige omstander dat dan ook? Of krijgen ze door ons wazige gedrag een merkwaardig verwrongen beeld van God? Dan wil de HEERE toch graag openlijke helderheid.

In die zin hoeven we niet bang te zijn, want Gods bescherming van Zijn kinderen is totaal en waterdicht. Daar kun je zeker van zijn. Misschien kost het je 'gezicht', maar nooit je ziel! Kijk maar, God neemt het direct voor Izak op en neemt hem in Zijn hoede. Er is werk aan de winkel voor Izak, die dit moment zijn leven lang niet zal hebben vergeten, maar… misschien toch wel even dit moment vergat, toen hij Ezau wilde zegenen vóór Jacob. En? Ontbrak het Jacob uiteindelijk aan bescherming? Lees dat prachtige gebed van Jacob in Genesis 32 : 9-13 maar eens, waarin hij zegt: "Ik ben geringer dan al deze weldadigheden, en dan al deze trouw, die Gij aan Uw knecht gedaan hebt; want ik ben met mijn staf over deze Jordaan gegaan, en nu ben ik tot twee heiren geworden!" Wat een vaderlijke zorg van de HEERE! Hem loopt niets uit de hand.

En hoe ingrijpend is deze tekst op een dag als vandaag (Goede Vrijdag) te gedenken dat God Zijn Zoon niet in bescherming nam, maar Hem overgaf in de dood. Om Abraham, Izak en ons te kunnen beschermen tot in eeuwigheid! Hij deed Hém al dat kwaad dat wij deden, om ons te zaligen en te beschermen tegen alle kwaad. Izak kun je misschien als een slachtoffer zien, maar Jezus niet. Luister hoe de Mattheüs Passion het bezingt:
Aus Liebe will mein Heiland sterben,
Von einer Sünde weiß er nichts.
Daß das ewige Verderben
Und die Strafe des Gerichts
Nicht auf meiner Seele bliebe.

dinsdag 11 april 2017

De roepende God

"Maar de Engel des HEEREN riep tot hem van den hemel en zeide: Abraham, Abraham. En hij zeide: Zie, hier ben ik."
Genesis 22 : 11
 

Ons leven is een handbreed gesteld, zeggen we weleens. Er staat in Psalm 39: "Gij hebt mijn dagen een handbreed gesteld, en mijn leeftijd is als niets voor U; immers is een ieder mens, hoe vast hij staat, enkel ijdelheid." We willen vaak benadrukken met die woorden dat er maar één schrede tussen ons en de dood is (ook zo'n clichée-uitdrukking). En dat is waar. Maar Psalm 39 benadrukt vooral dat we niet dik moeten doen over ons bestaan. Wat het ook aan glitter en glamour heeft, het is een zuchtje ten opzichte van God en de eeuwigheid. We doen wel alsof we heel wat zijn en het leven heel wat betekent, maar laten we eerlijk zijn en de dingen niet overdrijven.
In het geval van Izak was het leven zelfs een mes-snede van de dood verwijderd. Dat mes stond al haast op zijn keel. God wachtte tot het alleralleruiterste momentje. Je zou kunnen denken, met een grimmig hart: met alle risico's van dien! Maar zeg liever dat God alles op meer dan een nano-nauwkeurigheid in de hand heeft! Want ook hierin blijkt Zijn grootheid, macht en doeltreffendheid. Abraham moest elke escape echt hebben verworpen… er leek geen ontkomen meer aan. De doodsteek had hij al toegebracht in zijn beleving. Maar dán klinkt vanaf de hemel een stem.

Bij name geroepen

Wat zou God allemaal moeten roepen om deze doodsactie te stoppen? Een stortvloed van argumenten, alarmwoorden, attentiekreten? Wel iets met een A… de naam van Abraham. En dat tot tweemaal toe.
Abraham had al vaker zijn naam horen noemen. Zijn vader zal die naam gedurende de 75 jaar dat Terah hem meemaakte – tot in Haran toe – hebben genoemd. Abraham wist zich aangesproken; hij moet een goede relatie met zijn vader hebben gehad, ook na zijn roeping. Toch moest hij hem achterlaten in Haran, waar Terah stierf.
Ook neef Lot zal die naam hebben gebruikt, in het samen optrekken met de kudden. Echter, de laatste keer dat die naam hem in de oren klonk vanuit Lots mond was een bijzonder schrijnende keer: ze hadden ruzie gekregen en moesten uiteengaan.
Ook Sara zal de naam van haar men hebben uitgesproken. Dat was een klank van een geheel andere orde! Hoewel het huwelijksformulier beweert dat ze Abraham 'mijn heer' heeft genoemd. Wat te denken, hoe ze hem aansprak tijdens de intieme momenten waaruit na heel veel jaren Izak werd geboren!
En ook de HEERE heeft Abrahams naam meermalen uitgesproken. Hij heeft die naam zelfs veranderd en er Zijn naam mee verweven door er Zijn letter h in te weven: Abram --> Abraham. Telkens, als Hij Abrahams naam noemde, hem riep, was er iets aan de hand met het verbond. Het moest weer bevestigd worden vanwege de twijfel die was ontstaan. En de HEERE had Zijn Naam gestand gedaan: Ik ben! Ik ben, zoals Ik zeg te zullen zijn!
Tot slot: Het gevoeligst zal de vadernaam Abraham in de oren geklonken hebben, uit de mond van Izak! Dat kun je begrijpen! En precies die mond stond hij op het punt te stoppen; voorgoed! Izak zal geen 'Abraham' hebben gezegd, zoals kinderen vandaag de dag hun ouders bij de voornaam noemen, vaak. "Mijn vader…" Het had daarnet nog geklonken: "Mijn vader… waar is het lam ten brandoffer?" Izaks adamsappel klokte op en neer, toen het kille metaal van het mes in de buurt van zijn keel kwam. Zo slikte ook Abraham zijn droge keel moeizaam.

Een halt toegeroepen

"Abraham! Abraham!" God sprak zijn naam dubbel uit. De Kanttekeningen vertellen:
"De naam wordt verdubbeld, omdat de zaak haast vereiste, dewijl Abraham bezig was om het mes aan de keel te brengen en de snede te geven."
Het blijft voor mij de vraag, waarom de HEERE hier (pas) ingrijpt. Ik moest denken aan die geschiedenis van Jefta, die beloofde het eerste dat uit zijn huis hem tegemoet kwam te offeren als een dankoffer. Sommigen beweren dat Jefta's dochter uiteindelijk toch echt werd geofferd, maar ik waag het te betwijfelen. Ze zonderde zich af en de jonge dochters bezochten haar in de eenzaamheid, als ze de trouwlustige leeftijd begonnen te krijgen. God wil geen mensenoffer. En toch… toch moest een mens het offer gaan brengen voor de zonde! Daar denken we juist in deze Stille Week aan: de Mens, de tweede Adam.
Zou dat hier ook het geval zijn geweest? Greep God in, omdat Abraham Hem niet had begrepen? Net zoals Jefta ook een ondoordachte belofte deed met zijn dankoffer? Greep God in, omdat Abraham op het verkeerde spoor zat óf greep Hij in omdat Abraham zijn juiste gestalte van toewijding had geïllustreerd met een onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan God?
Nog een bijzonder element; ik het dat al eerder aangehaald: hier roept God de Zoon (de latere Jezus Christus) de mens een halt toe, omdat niet Izak, maar de meerdere Izak het offer zou brengen; het Lam ten brandoffer zou worden.
Aan dat offer kon niemand meer iets toevoegen; het was 'volbracht' en volmaakt áf! Er zijn nogal wat mensen in de kerk die met hun levensstijl niet een dankoffer, maar een brandoffer willen brengen. Ze willen een streepje voor hebben bij God, krachtens hun vermeende rechtzinnigheid of barmhartigheid of volhardendheid. Als dat je diepste drijfveer voor je godsdienst is dan roept Hij een krachtig halt toe. "Abraham! Abraham!" Vul je eigen naam er maar in. Bekeer je en bewonder het volkomen offer van Jezus Christus, Gods Zoon. Hij roept hier Abraham een halt toe. Hij zegt zoveel als: "Het is genoeg." Maar dat is wat anders dan "Het is volbracht!" Is dat voor jou ook zo'n geweldige troostvolle wetenschap, dat Jezus' offer zó enorm volmaakt volkomen was, dat je er vandaag nog steeds uit diepe dankbaarheid uit kunt leven en… sterven?
72. Koor
Wenn ich einmal soll scheiden,So scheide nicht von mir,Wenn ich den Tod soll leiden,So tritt du denn herfür !Wenn mir am allerbängstenWird um das Herze sein,So reiß mich aus den ÄngstenKraft deiner Angst und Pein !

Als ik eenmaal moet sterven,
blijf dan bij mij,
als ik de dood moet lijden,
wees Gij mij dan nabij.
Als mij het allerbangste
om het hart zal zijn,verlos mij uit mijn angsten
door uw angst en pijn.