zaterdag 28 februari 2015

Voorbereiding HA – Wat staat een Opwekking in de weg?

"Zo keerde hij weder van achter hem af, en nam een juk runderen, en slachtte het, en met het gereedschap der runderen zood hij hun vlees…"
1 Koningen 19 : 21a

"Velen ook dergenen, die ijdele kunsten gepleegd hadden, brachten de boeken bijeen, en verbrandden ze in aller tegenwoordigheid; en berekenden de waarde derzelve, en bevonden vijftig duizend zilveren penningen. Alzo wies het Woord des Heeren met macht, en nam de overhand."
Handelingen 19 : 19-20


Verlangen naar een opwekking

Verlang je ook naar een opwekking? Of een doorbreken van de Geest in de gemeente? Want ten diepste is dat eveneens een opwekking die aan een bredere opwekking voorafgaat. Van Paulus lezen we in Handelingen 19 dat hij twee jaar in Efeze preekt en bijzondere krachten doet. Het is daar op dat moment het grensgebied van satans koninkrijk. Vanuit de Joden is er enorm veel verzet tegen Paulus' prediking. Paulus scheidt zich daarom af van de synagoge en trekt zich terug in de vergaderzaal van de rethorica-school van Tyrannus. Daar kwamen de Grieken vaak bij elkaar om de welsprekendheid te leren en te beoefenen. Grieken (maar ook Joden) wandelden daar gemakkelijker binnen dan bij de 'kerk' van de Joden.
Het was evangeliseren wat de klok sloeg, zou je verwachten. Dat valt te bezien. Want we lezen enkel over grote, indrukwekkende tekenen. Daar zijn sommige charismatische groepen erg van gecharmeerd. Echter, ik vrees dat we hier toch moeten zeggen dat – de tekenen ten spijt – het Woord van God nog niet werkelijk tot de mensen doordrong. Er waren geestelijke boosheden in de lucht. Het was een felle strijd tussen de satan en zijn engelen en de engelen des HEEREN. Grootse tekenen kentekenen de botsingen in deze strijd. Maar de vrucht op de prediking blijft eigenlijk nog uit.

Belemmering voor een opwekking

Er waren Joden (de zonen van Sceva) die zo behept waren met die indrukwekkende tekenen, dat zij Paulus gingen imiteren (vers 13-17). De satan lachte er echter om en zou deze jongens hebben verscheurd, als God niet had ingegrepen. De jongens hadden de naam van Jezus genoemd, maar ze kenden Hem niet persoonlijk. Ze noemde Hem 'Jezus over wie Paulus preekt'. Ken je ook zulke mensen die praten over God en Christus, maar tegelijk ook laten horen en merken dat ze Hem niet persoonlijk kennen? Kijk voor zulke mensen uit, want ze weerstaan de satan niet, maar worden door hem – zo God het niet verhoedt – overmeesterd. En als jij daarbij zou staan, zou je eenzelfde oordeel overkomen!
God greep echter in om de naam van Jezus in deze te zuiveren. Hij laat de mensen in Efeze – zowel Joden als Grieken – zien en merken dat er een enorm verschil is tussen deze zonen van Sceva en Paulus. En toen gebeurde het: "en er viel een vreze over hen allen, en de Naam van den Heere Jezus werd groot gemaakt. En velen dergenen, die geloofden, kwamen, belijdende en verkondigende hun daden." 
Dit was het moment waarnaar Paulus hevig had verlang. Het werk van de Geest brak door! Mensen staarden zich niet langer blind op die wondertekenen, maar ze zagen opeens het probleem, waardoor een opwekking uitbleef. Er kwam vrees over allen, heilig ontzag voor de HEERE. En – daar blijkt het waarachtige van het geloof – de gelovigen gingen de naam van Jezus groot maken. Vrees en blijdschap horen onlosmakelijk bij elkaar! Geen euforie of extase, maar diepe eerbied en verheuging over Wie de HEERE is!
De gelovigen gaan iets doen: 1. ze kwamen; 2. ze belijden; 3 ze verkondigen. Er komen mensen onder de indruk van de waarheid dat Jezus werkelijk de Messias is. Hem hebben ze nodig. Ze kwamen, staat er; ze doen een stap dichterbij. Dat maakt hun tongen los en ze belijden die waarheid (en daarmee hun oude, occulte onwaarheid). En tenslotte verkondigen ze dat ook openlijk. We worden met deze woorden niet opgeroepen om onze zonden breed en publiek uit te meten, maar deze occult-belaste mensen hadden voorheen openlijk hun nep-waarheid verkondigd. Om die ongedaan te maken moesten ze nu ook openlijk vertellen wat wél waar was: het geloof in Jezus Christus de Gekruisigde!

Ruim baan voor een opwekking

Nogmaals die vraag: Verlang je ook naar een opwekking? Of een doorbreken van de Geest in de gemeente? Wel, dan mag het niet bij woorden blijven. We lezen in de dagtekst dat de bekeerden ook openlijk tot daden komen. Niet alleen het openlijk vertellen van hun onwaarheid van eertijds, maar ook een openlijk afzweren. Alles wat er tussen de HEERE (zelfs na ontvangen genade) en jouw ziel zit, moet weg. Als dat openlijk is uitgeleefd en anderen wellicht ook tot zonde heeft aangezet, moet het ook openlijk worden beleden en afgezworen. Metterdaad! Ook in het kleinere geheel van de gemeente of zelfs in het gezin! Maar als niemand daar iets van heeft geweten, dan alleen jij en de HEERE, dan hoeft dat ook niet van de daken te worden geschreeuwd. Want het moet niet zo zijn dat wij met ons bekeringsverhaal iets gaan worden. Wel moet resoluut met de zonde worden gebroken. Metterdaad! 
Elisa brak met zijn verleden en dat was niet direct een zondig verleden. Toch maakte hij metterdaad duidelijk naar allen die hem voorheen gekend hadden als een toegewijd boerenbedrijfsleider, dat zijn nieuwe leven een geheel andere kant op zou gaan. Hij liet dat zien door zijn gereedschap te verbreken en te verbranden en zijn trekdieren te offeren tot een liefelijke reuk voor de HEERE.
De mensen in Efeze brachten al hun toverboeken en occulte en satanische literatuur (misschien ook wel hun sensuele en erotische lectuur of hun waardeloze filosofische lectuur of hun 'flutrommannetjes'?) bij elkaar en staken het in brand. De waarde wordt nog wel opgeteld, maar… het is slechts de waardebepaling van het offer. Weldra is het niets meer waard… stof en as. Het moet uit de weg geruimd!
Met het wegbranden van deze belastende zaken en zonden wordt de tegenstand in het hart van de gelovigen gebroken en kan de Geest krachtig doorwerken. Wat een vrucht ontstaat er hierdoor: "Alzo wies het Woord des Heeren met macht, en nam de overhand" (vers 20).

Zeg eens, wat zit er nog in jouw hart, in jullie gezin, in jullie gemeente tussen de HEERE en jou/jullie, waar de Heilige Geest wordt tegengehouden en de grote vrucht uitblijft (en daarmee ook de vruchtbaarheid te midden van deze goddeloze wereld)? Wat staat de zeggingskracht nog in de weg, waardoor de gemeente niet groeit en het binnen de gemeente – of binnen je gezin of in je eigen leven – zo dor blijft. We worden in het Heilig Avondmaal (en ook in de voorbereiding daarop) geroepen en vermaand om vruchtbaar te zijn voor de HEERE! Het kan toch niet zo zijn dat je al jaren met hetzelfde aantal Avondmaalsgangers aan tafel zit? Het kan toch niet zo zijn dat je nog nooit aan het Avondmaal hebt deelgenomen? Daar mag je toch niet in berusten? Het kan toch ook niet zo zijn dat er slechts enkelen in jouw gemeente naar het Avondmaal gaan? Dan is er toch wezenlijk iets mis? Of vind jij dat de gewoonste zaak van de wereld (kerk)? Stilstand is achteruitgang… groei is hoop. Vraag jezelf af (en laat ook anderen zich dat afvragen) of dat echt wel remonstrantse uitdrukkingen zijn. Zijn ze misschien niet snoeihard bijbelsgefundeerd? Een week van voorbereiding is er bij uitstek voor geschikt om je dit soort vragen te stellen!

donderdag 26 februari 2015

Wat mag het volgen van Jezus je kosten?

"Zo keerde hij weder van achter hem af, en nam een juk runderen, en slachtte het, en met het gereedschap der runderen zood hij hun vlees, hetwelk hij aan het volk gaf; en zij aten. Daarna stond hij op, en volgde Elia na, en diende hem."
1 Koningen 19 : 21

Actie Kerkbalans had enige jaren terug de slogan "Wat is de kerk je waard?"
Een variant hierop is de slogan voor vandaag: "Wat mag het volgen van Jezus je kosten?



Vandaag wil ik ter afsluiting van deze serie over Elia dit vers behandelen. Maar voor de komende twee weken, wanneer in onze gemeente het Avondmaal zal worden gevierd, wil ik deze tekst in drie delen dagelijks terug laten keren. Enkele dagen zullen we stilstaan bij Elisa's radicale reactie door te breken met zijn verleden en daarbij behandelen we aspecten uit andere Bijbelteksten die hierbij verband houden. Vervolgens, rond de Avondmaalszondag zullen we stilstaan bij Elisa's maaltijd. Tenslotte willen we in de week van nabetrachting ingaan op Elisa nieuwe wandel, waarbij Elisa volgde en diende.

Elisa keert Elia de rug toe

Nadat Elia hem heeft toegestaan afscheid te nemen, keert Elisa zich om. Hoe zullen zijn knechten hem hebben aangekeken? Wat zal er door Elisa zijn heengegaan? Toen hij die morgen opstand, kon hij niet vermoeden hoe zijn dag – en daarmee zijn hele leven – zo'n enorme wending zou krijgen. Ook een manager met leiderschapscapaciteiten, zoals Elisa ongetwijfeld zal zijn geweest, kent momenten die hem uit het lood slaan. Zijn directe helderheid van geest merk je wel uit zijn reactie om afscheid te nemen van zijn huisgenoten. Ook uit de nu volgende offermaaltijd kun je concluderen dat hij een organisator van formaat is.
Deze daadkracht mag aan Elia troost en moed geven. De HEERE toont hem als met een illustratie dat Elisa een krachtige opvolger zal zijn. Elia kan met een gerust hart gaan afbouwen (hoewel het nog lang zo ver niet is!). Wat kan het een troost zijn voor vaders die een eigen bedrijf hebben, als ze zien dat hun zoon of dochter de zaken prima kan voortzetten wanneer zij moeten terugtreden. Wat is het ook voor ouders een zegen en troost als ze merken dat, wanneer de kinderen volwassen worden, zij zelfstandig in de weg des HEEREN willen gaan.
De focus is in dit bijbelvers op Elisa gericht, maar nog even wil ik naar Elia kijken. Ik zie hem Elisa nastaren; een milde glimlacht speelt om zijn lippen als hij Elisa geestdriftig aan het werk ziet slaan. Elke handeling brengt Elisa dichter bij Elia; straks zal hij hem metterdaad volgen. Elke handeling van Elisa laat aan Elia zien dat Elisa hem wel de rug toekeerde, maar niet om hem te verlaten. Elisa is niet de rijke jongeling die het allemaal teveel kostte en bedroefd heenging. Nee, Elisa maakt alles in gereedheid. Het gaat niet zoals bij Petrus en Andreas of de zonen van Zebedeüs, die in de evangeliën direct alles lijken neergegooid te hebben om Jezus te volgen (al lees je misschien niet alles dat ze wellicht toch ter afscheid deden), maar het gaat er wel van komen. Dan zal Elisa zich weer omdraaien en zijn rug naar zijn BV keren.

Elisa keert het carrière de rug toe

De koeien, waarmee hij daarstraks nog had geploegd en die hij vertrouwelijk toesprak om ze aan te sporen de ploeg te trekken, worden losgemaakt van hun juk. Als het goed is houdt een boer van zijn dieren. Jesaja riep: "Een os kent zijn bezitter, en een ezel de krib zijns heren" (Jesaja 1), maar dat is zeker ook andersom zo: de boer kent zijn os en zijn ezel van haver tot gort. Als een dier lijdt, lijdt de boer. Ik heb het zelf gezien, toen een koe een ontstoken uier had, hoe de vader van mijn vriendje hem met zorg behandelde. Eveneens zag ik onlangs het verdriet bij de boer en zijn zoons, toen hun koe een dood kalfje baarde.
En juist deze geliefde dieren neemt Elisa en slacht ze. Dat moet hem aan het hart gegaan zijn. Of hij het zelf heeft gedaan, of zijn knechten, het is ingrijpend geweest; ook een derving voor het bedrijf van zijn vader. Want ik vermoed dat Elisa wel meehielp maar nog geen eigendommen in de zaak had.
Dat zou wel allemaal van hem worden in de (nabije) toekomst. Hier doodt hij een deel van zijn carrière. Hij slaat de ploeg daarna aan stukken en maakt er een vuur mee, waarboven hij het vlees braadt. Als Elisa bij het twaalfde juk koeien was, dan zullen zijn broers en zijn vader wellicht bij een van de andere jukken hebben gestaan. Ze zien het gebeuren en verwonderd zullen ze hebben gevraagd wat dat allemaal te betekenen heeft. Vader Safat moet toch ook zijn geraakt door dit verlies van trekdieren en werktuig. Echter, er staat geen enkel woord over protest. De aanwezigheid van Elia zal zeker voldoende zeggenschap hebben gehad. Obadje, die Elia ongedacht ontmoette, herkende hem ook direct. Ook vader Safat zal Elia hebben herkend. Gezamenlijk wordt een afscheidsmaaltijd genuttigd. Een maaltijd die tegelijk ook offer was. De kanttekenaren schrijven: "Hiermede gaf hij te verstaan dat hij zijn voorgaande beroep van het land te bouwen verliet, nemende met dezen maaltijd tegelijk zijn afscheid van zijn vrienden en maagschap." Heel letterlijk en tegelijk heel symbolisch verbrandde Elisa zijn 'schepen' achter zich. Nu nog de laatste band die hem met zijn oude leven verbond.

Elisa keert zijn wortels de rug toe

Nadat Elisa 'het volk' (het personeel van zijn vaders, alsmede zijn gezinsleden) te eten gaf, en zij dat opaten, staat er: "Daarna stond hij op, en volgde Elia na, en diende hem." Vanaf nu verlaat hij ook zijn gezin, zijn ouders. Hij maakt zich los van hun zorg en bescherming, maar hij ontzegt ook zijn ouders zijn zorg en bescherming. Een andere taak roept. Zoals de discipelen hun netten verlieten en Jezus volgde, zo verliet Elisa zijn land, zijn dieren en zijn hele familie. Ja heel zijn carrière en gerief zegde hij op en ging een – in onze ogen – ongewisse toekomst tegemoet. Een toekomst met weinig luxe, weinig gerief, weinig geld en overvloed. Maar het rijke aan deze weg was dat het de weg was die God voor hem had uitgekozen. In Zijn dienst heb je nooit gebrek. Wij kijken vaak naar of het wat oplevert. God spreekt vooral over dat bij Hem geen gebrek is! Dat is een visie-verschil. Moet je maar eens over nadenken!
Vader Safat kijkt hen na: Elia en Elisa. Daar gaat zijn zoon, de nieuwe Elia. Zal hij hem ooit nog terugzien? Toch troost het hem dat het de HEERE is, die hem meeneemt. In Zijn zorg en nabijheid is Safats zoon veilig en geborgen. Voor zover een vader dat kan, laat hij hem met een gerust hart gaan. In de verte turend slaat hij een arm om de schouders van zijn vrouw en trekt haar dicht tegen zich aan. "Daar gaat hij…" Moeder knikt. "M'n jongen", mompelt ze terwijl een traan over haan wang biggelt. Wat zullen ze hem doen? Want wie Elia volgt, zal even als hem hoon en tegenstand oogsten. Maar wie Elia volgt mag evenals hij ook in de kracht van de Allerhoogste gaan. Dat troost vader en moeder. Zo kunnen ze hun kind loslaten; teruggeven aan de HEERE der heirscharen.


Zo je niet al op eigen benen staat (volwassen bent en op jezelf woont) dan zul je dat over enige jaren doen, zo God het geeft. Misschien een goed moment om eens over na te denken wat het met je ouders doet, als ze je moeten loslaten. Ze kunnen je niet eindeloos bij de hand nemen. En dat zou je niet willen ook. Zij trouwens ook niet! Het is gezond dat je zelfstandig wordt. Maar dat neemt niet weg dat het ouders soms met zorg vervult. Niet dat je aan je twijfelen, maar… ja, menselijke zorgen. Tegelijkertijd weten ze dat als jij samen met de HEERE gaat, het goed is. Dan troost hen dat en hebben zij er vrede mee. Diezelfde God die met jou meegaat/meeging, blijft ook bij hen.
En nu nog dit: Elisa moest alles opgeven. Hij had weinig bedenktijd. Wat ga jij van je leven maken? Mag het ook een dankoffer voor de HEERE zijn? Een liefelijke reuk voor Hem? Wat mag de dienst aan de HEERE je eigenlijk kosten? Zou je er alles voor over hebben? Hij is het zo waard, echt! Dan heb je misschien geen rijkdom en overdaad, maar wel 'geen gebrek'. En dat is een rijkdom van een hele andere orde!


Psalm 119 : 83 en 84
Wat vreê heeft elk, die Uwe wet bemint!
Zij zullen aan geen hinderpaal zich stoten.
Ik, HEER, die al mijn blijdschap in U vind,
Hoop op Uw heil met al Uw gunstgenoten;
'k Doe Uw geboôn oprecht en welgezind;
Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten.

Mijn ziel bewaart Uw trouw getuigenis;
Dat heb ik lief, ook doe ik Uw bevelen.
Uw woord kan mij, ofschoon ik alles mis,
Door zijnen smaak, èn hart èn zinnen strelen.
Gij weet mijn weg, en hoe mijn wandel is;
'k Wil niets daarvan voor U, mijn God, verhelen.

dinsdag 24 februari 2015

God maakt er wat van! En ik?


"En hij zeide tot hem: Ga, keer weder; want wat heb ik u gedaan?"
1 Koningen 19 : 20b


www.youtube.com/watch?v=InQ4oay-8vY
Beluister deze video na afloop van de Bijbelstudie


Daar spoedt Maria zich tussen de bruiloftsgasten door naar haar Zoon. "De wijn is op". Een bedisselende moeder; was het misschien de bruiloft van een van haar andere kinderen? Ze voelt zich meer dan andere verantwoordelijk. Of is het dat zij als geen ander een oplossing weet voor het probleem dat zich voordoet: "De wijn is op!" Als ik op die bruiloft aanwezig was geweest had ik haar zeker zien gaan. De mensen om mij heen hadden een hoop drukte gemaakt, dat mij altijd weer in mijzelf doet keren. De druk op je oren vermeerdert je gedachten en je gaat op heel andere details letten. Je ziet de mensen niet alleen maar lachen, maar je ziet ook hóe ze lachten. Je vangt die ene trieste blik op, terwijl de persoon ernaast druk doorratelt. Je ziet een jas scheef zitten, een stukje worst op de grond vallen, een tas op de grond rollen, de rook van een sigaar omhoog kringelen. En terwijl niemand het in de gaten lijkt te hebben, zie je tussen de mensen door, op de achtergrond een gestalte gejaagd zoeken. Je ziet haar ogen en volgt haar blik… Jezus! Terwijl iedereen doorfeest worden twee personen gevangen in jouw blikveld: een moeder die iets fluistert en een Zoon die resoluut antwoord: "Vrouw wat heb Ik met u te doen?" De vrouw verstart een moment, maakt een kleine kniebuiging en keert zich om. Even later zie je haar staan tussen de slaven bij de watervaten, bij de deur. Ze wijst nog even terwijl ze de slaven met een hoofdknik iets aanbeveelt. Dan is ze verdwenen.

Aan deze geschiedenis moest ik denken bij de woorden van vandaag. "Vrouw, wat heb Ik met u te doen?" "Wat heb ik u gedaan?" Elia staat Elisa royaal toe afscheid te nemen van degenen die in zijn huis zijn, zijn ouders, broers en zussen. Er zal aanstonds zelfs nog geofferd en gegeten worden. Er is dus geen enkele haast. Elisa wordt niet gedwongen tot een overhaaste beslissing. "Want wat heb ik u gedaan?" Vreemde woorden, vind je niet?

Wat heb ik u gedaan?

De merkwaardige woorden van Elia brengen ons eerst bij de Kanttekeningen: "Dat is, bedenk wat ik daarstraks aan u heb gedaan. Want het is niet tevergeefs geschied, dat ik mijn mantel op u geworpen heb, en dat God u de genegenheid ingestort heeft om Zijn roeping te volgen." De woorden zijn dus niet gesproken met een toon van "kan mij het schelen" of "ik heb je toch niets gedaan?". Geen ongeïnteresseerde of handen-aftrekkende woorden, maar juist een attendering, een aandacht vragen om goed te beseffen wát er is gebeurd. Elisa, besef goed wat ik daarnet deed. Als ik de profetenmantel van mijn schouders afnam en die op jouw schouders legde, wat het eigenlijk God Die dat deed. En als Hij die symbolische handeling aan jou deed, dan wil dat iets diepers zeggen: Ik maak jou gewillig te volgen, want Ik heb jou uitverkoren om Elia op te volgen. Wat God doet is nooit tevergeefs.
Zo zendt de HEERE Zijn dienstknechten uit, die niet zomaar iets doen. Hun handelen, hun preken en hun onderwijs heeft een diepere bedoeling. Het gaat niet om hun preekkunst, hun spreekvaardigheid of hun humor dan wel ernst, maar om wat de HEERE daarmee doet. Let op! "Wat heb ik u gedaan, gezegd, laten zien, aanbevolen, aangewezen!"

Wat heb Ik u gedaan?

Het gaat dus om wat de HEERE doet. Daarom mag je die vraag van Elia ook verbouwen door het 'ik' met een hoofdletter te schrijven. Dat bracht mij bij Genesis 1. Het woord 'doen' komt namelijk in heel de Bijbel voor. Maar het begint, merkwaardig genoeg pas bij Genesis 1 : 7. Eerst spreekt God en vervolgens brengt Hij scheiding aan. Maar in vers 7 komen we ons woordje 'doen', 'asah' (עֹ֤שֶׂה) tegen in de betekenis van maken: "En God maakte …" Even verderop, in vers 11, zegt God dat het geboomte vrucht gaat 'dragen'. Ook daar staat datzelfde woordje weer. En dan, nadat God de lichten maakten, de wilde dieren tec., komen we in vers 26 dat bijzondere tegen: "En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis…" God doet iets: Hij maakt… En niet zoals al het voorgaande, zonder enig voorbeeld, maar het meest intieme en speciale, de mens, maakt (boetseert) Hij naar Zijn beeld; Hij legt er iets van Zichzelf in. En aan het einde van het hoofdstuk beziet God wat Hij gemaakt heeft… en het was goed!
Ik had er graag bij geweest, toen God aan het scheppen was. Niet omdat ik eraan twijfel of het allemaal wel echt gebeurd is. Ook niet dat ik twijfel of het wel echt in zes dagen is gebeurd. Nee, dat staat voor mij voluit vast. Zes dagen? Heere, U hebt er de tijd voor genomen! U, die sprak en het was er; in een handomdraai van Uw goddelijke handen had U in een fractie van een seconde klaar kunnen zijn met het hele heelal! Nee, ik had het willen zien, toen de HEERE bezig was. Ik had Zijn zorg willen zien, waarmee Hij alles maakte. Het zou met meer voorzichtig maken met de schepping. Het zou me intenser nog doen genieten van de miertjes en de grassprietjes dan ik nu bij tijden al doe. Daar had je toch bij willen zijn, toen God het mos maakt, met al die inimini-bloempjes en steeltjes en takjes – een tuintje op zich! Zoveel details… het duizelt me. "Zie wat Ik gedaan heb", zegt God in de schepping.
En dan, juist in deze lijdenstijd, richt Hij mijn blik op Zijn Zoon. Hoe Hij gewillig kwam om zelfs mij te redden. Hoe Hij die diepe weg van kribbe naar kruis bewust koos om enerzijds Zijn Vader te verheerlijken en anderzijds mij weg te grijpen uit satans macht. En Samen zeggen Ze me: "Sta een ogenblik stil, Mijn kind. Kijk eens, wat heb Ik u gedaan!"


Wat heb ik U gedaan?

Als ik al deze dingen op een rij zet dan is wel duidelijk dat Gods daden om weder-daden vragen. Geen daden die iets verdienen of God gunstig stemmen. De HEERE wil geen offers van ons vanuit slaafse vreze, maar vanuit kinderlijke vreze. Het blijft telkens weer een actuele vraag: Wat deed ik van de HEERE als dank voor wat Hij deed voor mij? Waaruit wordt mijn dankbaarheid zichtbaar? Is dat niet allereerst een hechte, dagelijkse omgang met Hem? En vervolgens een open brief van Christus zijn naar de wereld toe? Maar ook een hartelijke liefde jegens hen die de HEERE reeds vrezen. Tenslotte een diepe bewogenheid over allen die God nog niet dienen en liefhebben. Werk te over! Laat zo je leven biddend als een dankoffer voor Hem zijn.


Elia sprak; "Wat heb ik u gedaan?" Daarin zit een wereld van gedachten en diepten verborgen. Misschien wel dieper dan Elia op dat moment besefte. Zie je hoe belangrijk het is om rustig na te denken over Bijbelteksten? Ze rustig op ons in te laten werken. Zie je ook hoe belangrijk het is om de Bijbel te kennen. Hoe zullen anders lijnen in de Schrift gaan oplichten, als die kennis er niet is? Ten slotte, waar het vooral om gaat in deze lijdenstijd, laat het werk van de Heere Jezus tot diepe verootmoediging brengen en aanbidding van Hem, Die de weg naar jouw hart wilde maken! 


Leer mij, o Heer', Uw lijden

Leer mij, o Heer', Uw lijden recht betrachten,
in deze zee verzinken mijn gedachten:
o liefde die, om zondaars te bevrijden,
zo zwaar moest lijden.


'k Zie U, God Zelf, in eeuwigheid geprezen,
tot in de dood als mens gehoorzaam wezen,
in onze plaats gemarteld en geslagen,
de zonde dragen.


Dit breekt mijn trots. Waar zou ik nog op bogen?
Ik lig in ’t stof, maar God komt mij verhogen,
nu ik van vijand Gods en tegenstander
in vriend verander.


Daar Ge U voor mij hebt in de dood gegeven,
hoe zou ik naar mijn eigen wil nog leven?

Zou ik aan U voor zulk een bitter lijden
mijn hart niet wijden?

maandag 23 februari 2015

Volgen is ploegedienst

"En hij verliet de runderen, en liep Elia na, en zeide: Dat ik toch mijn vader en mijn moeder kusse, daarna zal ik u navolgen."
1 Koningen 19 : 20a

Onze voorstelling van deze geschiedenis is nogal eens wat hollands ingekleurd

Daar staat hij, voor Jezus. Hij is al de derde op rij die stellig van plan is Jezus te volgen. "Heere, ik zal U volgen; maar laat mij eerst toe, dat ik afscheid neme van degenen, die in mijn huis zijn." Het lijkt wel of hij daarnet het boek over Elisa's leven teruggezet heeft in de kast, terwijl hij diens antwoord goed in zijn hoofd had gestampt. Bijna letterlijk citeert hij Elisa. Hoe onthutsend is Jezus' antwoord. Laten we de drie volgelingen in Lukas 9 eens naast Elisa leggen en zien waar het verschil zit.

Volgen zonder overnachting

Laten we allereerst vaststellen dat het Jezus is die een oordeel velt; Hij kent het hart van de mens die voor Hem staat en aangeeft dat hij Hem volgen wil. Wij, jij en ik, hadden misschien wel een totaal ander oordeel geveld, omdat wij de werkelijke motieven niet kennen. Lukas 9 (en ook Mattheüs 8) is geen snelcursus feilloos oordelen. We moeten daarom niet in de huid van de Rechter en Oordeler kruipen, maar in die van de belijder en telkens weer vragen: wat zijn mijn motieven.
De eerste 'volger' roept Jezus toe: "Heere, ik zal U volgen, waar Gij ook heengaat." Zijn belijdenis is een beetje die van Petrus: "Al werden ze ook allemaal aan u geërgerd… ik niet!" Volgen en volgen is twee. Je hebt altijd van die overdreven figuren die geen maat weten te houden. Het probleem zit 'em dan ook vooral in dat "waar Gij ook heengaat". Jezus zegt in een ander Bijbelgedeelte niet voor niets dat we eerst de kosten moeten overrekenen. Deze man wisselt bij Jezus eigenlijk een blanco cheque in en zegt: "Waar U ook heengaat, ik ga mee!"
Ogenschijnlijk is dit geen onbijbelse en onchristelijke belijdenis. Immers, als de Heere Jezus de Zijnen later zal wegzenden, voegt Hij hen toe: "Ik ben met u…" Maak je niet druk wat je zult spreken als je voor keizers en stadhouders zult worden gesleept, want in die dag zal Ik Mijn woorden in jouw mond leggen.
Maar hier wil iemand volgen, die Jezus nog helemaal niet kent. Daarnet nog had Jezus de broertjes Johannes en Jacobus terecht gewezen die vuur van de hemel wilden bidden. Hij reist met het 'aangezicht naar Jeruzalem'. Om er het Pascha te vieren, ja, maar ook om er te gaan lijden. Als er dan iemand lukraak roept: "Heere, ik zal U volgen, waar Gij ook heengaat", dan begrijpt hij niet dat Jezus hier Zijn lijden tegemoet zal gaan. Hij gaat de pers alleen treden. Daar kan niemand Hem volgen. Maar na deze, ja na deze mag deze belijder terugkomen (en wie weet heeft hij het ook wel gedaan!) en dan zal hij Jezus kunnen volgen: zowel waar Hij hem brengt als waarheen Hij is gegaan (het Vaderhuis).
Jezus geeft hem als antwoord: "De vossen hebben holen, en de vogelen des hemels nesten; maar de Zoon des mensen heeft niet, waar Hij het hoofd nederlegge." Jongen, weet wat je zegt. Was het weer een rijke jongeling? De Kanttekenaren vermoeden het wellicht: "Dat is, gij hebt van Mij geen gemak of rijkdom van deze wereld te verwachten, want Ik heb die Zelf niet." We lezen niets over een reactie van deze belijder, maar wellicht ging ook hij bedroefd heen… Het is daarom goed de kosten te overrekenen, voordat we Jezus vol overgave willen volgen. Want er hangt, laten we eerlijk zijn, een prijskaartje aan. Maar dat prijskaartje weegt niet op tegen de vreugde die ons is voorgesteld, zoals ook Jezus het kruis, het lijden dezer wereld, kon 'verachten' (op de tweede plaats zetten) vanwege de heerlijkheid die Hem was voorgesteld (Hebr. 12:2).

Volgen zonder emotie

Er schuift een ander tafereel voor onze ogen. Nu komt er niet iemand bij Jezus, maar Jezus komt iemand tegen. Hij gebiedt hem: "Volg Mij." Zo iets had Hij ook al tegen Levi gezegd en in zekere zin ook tegen Zacheüs, maar deze man gehoorzaamt niet direct, maar maakt een acceptabel bezwaar: "Heere, laat mij toe, dat ik heenga, en eerst mijn vader begrave." Het antwoord dat Jezus geeft komt ons westerlingen boud over: "Laat de doden hun doden begraven; doch gij, ga heen en verkondig het Koninkrijk Gods."
Zelfs de dood mag de voortgang van het Koninkrijk der Hemelen niet in de weg staan. Dat betekent nog niet dat je de begrafenis van een geliefde dan maar moet laten voorbijgaan; je er niet om bekommeren. Nee, Jezus doelt op de geestelijk doden. En dat zullen de omstanders toch niet helemaal begrepen hebben. Het is maar de vraag of die man die werd gesommeerd om Jezus te volgen, precies in de rouw was over zijn vader. Dat uitstel tot zijn vaders begrafenis was vooral een uitstel vanwege carrière, bezit, genot en potverteren.
Toch staat er wel een heftig voorbeeld in de Bijbel over het onvoorwaardelijk volgen van de HEERE. Ik denk aan Aäron, die twee zoons verliest op één dag, door vuur van de hemel: Nadab en Abihu. Ze hadden eigenhandig vuur ontstoken in de tabernakeldienst, vuur dat God niet geboden had. Een vuur, zoals het vuur op de Karmel, sloeg hen dood. Maar Mozes moest zijn broer verbieden te huilen en rouw te bedrijven, want de Geest was op Aäron en zijn andere twee zonen. Dat is wat! Dat is volgen met uitschakeling van je emoties op dat moment. Wie zou dat kunnen? In die zin mogen we wel hoogachtig hebben voor Aäron.
Maar dit uitzonderlijke vraagt de HEERE niet van ons. We mogen ons verdriet een plek geven, maar bedenk bij vreugde en verdriet dat het je niet passief maakt. Staat het verkondigen van het Koninkrijk der Hemelen wel steeds voorop?

Volgen zonder begroeting

En dan is daar tenslotte die derde belijder: "Heere, ik zal U volgen; maar laat mij eerst toe, dat ik afscheid neme van degenen, die in mijn huis zijn." Jezus volgen houdt ook in: lossere banden op aarde. De vraag die deze man stelt zal hem zeker in gevaar brengen en in twijfel over zijn keuze. Zeg niet eerst "ik zal U volgen" en ga dán afscheid nemen, maar neem eerst afscheid en besluit dan om te volgen. Halve maatregelen kunnen hele grote schade berokkenen.
Hij is een belijder die in Mattheüs 8 niet wordt genoemd. Vreemd. Zijn woorden lijken erg op die van Elisa. Deze man wilde zijn huisgenoten – wellicht zijn ouders – nog even groeten. Maar Jezus zegt in Mattheüs 10: "Die vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig; en die zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig. En die zijn kruis niet op zich neemt, en Mij navolgt, is Mijns niet waardig." 'Waardig' of 'passend bij'. Het probleem zit 'em niet in de begroeting, maar in de prioriteit. Stel jij Jezus onvoorwaardelijk op nummer 1? 
Die houdt evenwel niet in dat je geen achting meer hoeft te hebben voor je ouders of contact met je broers en zussen. Je mag ze op een goede manier groten, bijstaan en helpen. Maar… het kan niet zo zijn dat ze een belemmering worden in je bruikbaarheid voor het Koninkrijk van God. Zeker niet, als ze geestelijk totaal anders zijn, wellicht oppervlakkig en onverschillig. De stille omgang met de HEERE is wezenlijk noodzakelijk; al het andere kan wachten. 
Daar lag dan ook voor Elisa niet het pijnpunt. Hij vroeg of hij afscheid mocht nemen en dat mag hij.

Volgen is ploegedienst

De Heere Jezus gebruikt in Lukas 9 een prachtig voorbeeld dat helemaal mooi aansluit op de tekst van vandaag over Elisa: "Niemand, die zijn hand aan den ploeg slaat, en ziet naar hetgeen achter is, is bekwaam tot het Koninkrijk Gods." Elisa, jij weet dat als geen ander. Ploegen moet je geconcentreerd doen. En… je moet naar voren kijken om rechte voren te trekken! Wie telkens maar achterom kijkt, ziet niet wat de koeien of paarden doen, die voor de ploeg staan. Die houdt de einder niet in de gaten en zwalkt van links naar rechts en weer terug.
Trouwens nog wel een mooie extra dimense: Gods kinderen kijken in dat opzicht niet alleen vooruit, maar ook omhoog en verwachten Christus' wederkomst met een groot verlangen. Zo kijkend, trekken ze op aarde rechte voren. Onverschrokken volgen ze Jezus, waar Hij ook heengaat. Als geliefden hen ontvallen dan raakt het hen zeker, maar als het goed is is het afscheid maar voor een tijd. Ze houden de einder goed in de gaten. Dat houdt hun innerlijk in balans en hun geloofsleven in evenwicht. De HEERE is erbij. Wat zou een nietig mens mij doen?
Het volgen van Jezus is, om bij dat beeld te blijven, als het werken met een ploeg. Een echte ploegedienst! Reken maar dat Elia daar geen moment aan heeft getwijfeld, toen hij Elisa zijn mantel omwierp. Het was immers de HEERE Die deze nieuwe knecht voor hem uitkoos?!


Houdt je stuur recht, houd de einder in de gaten, trek rechte voren en houd het oog op Jezus gericht. Zou ik meer en beter adviezen kunnen geven voor vandaag? Ga er biddend mee aan de slag. En ga heen en verkondig het Koninkrijk Gods. Want de velden zijn wit om te oogsten… Hoe donker het ook lijkt te worden!


Gezang 222 vers 1, 2, 3 en 4
Jezus, ga ons voor
op het levensspoor;
doe ons als getrouwe leden
volgen U op al uw schreden;
voer ons aan uw hand
tot in 't Vaderland.

Zou 't ons bang vergaan,
leer ons vast te staan;
doe ons in de bangste dagen
nimmer over moeiten klagen;
want door smarten heen
vinden w' U alleen.

Moet onz' eigen baan
door veel diepten gaan,
zijn w' om and'rer leed bewogen,
och, stel Gij ons dan voor ogen
't einde, dat ons beidt,
waar G' ons henen leidt!

Richt ons leven lang,
Jezus, onze gang;
voert Gij ons op ruwe wegen,
geef ook daar uw hulp en zegen;
en aan 't eind der baan,
laat ons binnen gaan.

zaterdag 21 februari 2015

Veni, vidi, vici of Yalak, matsa, shalak

"Zo ging hij van daar, en vond Elisa, den zoon van Safat; dezelve ploegde met twaalf juk runderen voor zich henen, en hij was bij het twaalfde; en Elia ging over tot hem, en wierp zijn mantel op hem."
1 Koningen 19 : 19a


Johannes de Doper in zijn kamelenharen mantel, geschilderd ca. 1515 door Matthias Grunewald


Caesar bezigde in 47 voor Christus de slogan 'ik kwam, ik zag en ik overwon'. Het is de kretologie van een arrogant personage, dat niet bedenkt dat zijn koninkrijk altijd eindig is. Hoe goed een winkelketen, een multinational of een dictator ook lijkt te zijn, er zit een einde aan je macht en machtsgebied. Zelfs als anderen dat over je zeggen: 'hij kwam, hij zag en hij overwon'. Toch hebben slogans de kracht iets kort en bondig en daarmee onuitwisbaar te zeggen. Kenmerkend. In onze tekst zou je ook zo'n kreet kunnen zien: Yalak, Matsa, Shalak, 'hij ging, hij vond en hij…" Ja wat? Overwon? Nee, hij wierp weg.


Hij ging

Daar gaat Elia. God kijkt hem na, vanaf de Horeb. Voetje voor voetje daalt Elia het slingerpad af, langs de woeste berg. Enige tijd later ziet Hij een kleine profeet gaan in de diepte. Steeds verder gaat Elia, de weg die hij enige tijd geleden was gekomen, tot hij slechts een stipje is. Maar God laat hem niet alleen gaan; Hij gaat mee en is erbij! Dwars door de woestijn, op weg naar een andere woestijn, die van Damascus. Immers, dat was Gods opdracht. God stuurde Elia naar Damascus om daar Hazaël, het eerste wapen van Zijn wraak, te zalven (om daarmee Zijn plan de activeren).
Maar zoals het gaat met iemand die de afvoer van zijn gootsteen wil repareren en er eerst een of meer opvangbakken onder zet, zo begint Elia met de tweede opvangbak: Elisa. Of zo je wilt, een achtervang. Immers, wie van het zwaard van Hazaël ontkwam, zou door Jehu worden gevangen; en wie bij Jehu door de vingers glipte, zou Elisa tegenkomen.
De weg die Elia hier gaat, gaat hij ongetwijfeld niet op eigen houtje. Dit moet hebben gepast in Gods zondaarslievend plan: het oordeel wordt nog uitgesteld. Elia gaat, maar… zou hij de reikwijdte van zijn opdracht hebben beseft? Ging hij werkelijk met het doel om zo wraak te kunnen realiseren over Achab (en meer nog over Izébel)?
Elia is geen lieverdje; wie met 21e-eeuwse ogen naar zijn slachting bij de Karmel kijkt, zal wellicht beelden van ISIS op zijn netvlies krijgen. Echter wie zo kijkt, vergist zich. Elia is geen wraakgierig despoot, maar met heilige toorn vervuld over het breken van Gods verbond. De straf die hij had uit te voeren, was Gods oordeel. Maar dat betekent niet dat hij erbij heeft staan lachen. Nee, Elia is in díe zin geen lieverdje, dat hij over het algemeen een onverschrokken geest heeft (behalve in deze episode). Straks zal hij onverschrokken naar Achab (en Izébel) gaan en hen aankondigen dat en hoe zij zullen sterven. Echter, in de beschrijving van Achabs laatste dagen blijkt dat Elia voor Achab toch een zeker gevoel van barmhartigheid overhield. Hij waarschuwde hem dus uit bewogenheid. En dat gevoel werd gevoed door God, Die – zo zal blijken aan het einde van 1 Koningen 21 – nog genadetijd geeft aan Achab, na diens zonde tegen Naboth.

Hij vond

Hoe verder Elia naar het noorden trok, hoe meer hij zich bewust werd weer in het schootsveld van Achab te komen. Dat vervulde hem echter niet met angst, maar met moed. Hij had niet zomaar een opdracht op zak! Het was een opdracht van de Allerhoogste. Hoe Elia zal hebben gedacht weet ik niet; ook niet of God nog een niet in de Bijbel vermelde nuance aanbracht in Zijn opdracht; feit is echter wel dat Elia regelrecht naar Abel-mehola ging.
Ook liep hij Elisa niet stomtoevallig tegen het lijf. Er staat 'hij vond Elisa'. Hoewel dat woord ook 'ontmoeten', 'tegenkomen' of zelfs 'toevallig vinden' kan betekenen, heeft het hier toch de lading van 'het gezochte verkrijgen of vinden'. Ook kan het nog de betekenis hebben van 'leren' of 'ontwerpen' of 'voldoen aan een voorwaarde'. Er zal bij die ontmoeting zeker een stuk uitleg zijn gegeven, hoewel we dat niet lezen. Het lijkt ook een hele rare handeling: Elia liep op Elisa toe – terwijl die ingespannen aan het ploegen was met een serie ploegende ossen – en wierp hem zomaar zijn mantel om.
Wat Elisa betreft zal deze ontmoeting plots en onverwacht zijn geweest. Elisa wordt vaak als een kleine jongen afgeschilderd, maar hij is een manager, die het in zich heeft om met twaalf juk ossen tegelijk te ploegen, weliswaar geholpen door zijn onderhorige knechten. Die bedrijvigheid stagneert plots als daar de profeet Elia opduikt. Iedereen weet dat Elia opnieuw gezocht wordt. Als aan de grond genageld staren ze naar de man met zijn ruige haardos en woeste baard, die gekleed gaat in een ruwe kamelenharen mantel, bijelkaargehouden door een leren gordel. En die loopt op gesandaalde voeten.
Ik stel me zo voor dat Elia over een pad liep, dat dwars door de akker van Elisa's vader ging. Plots verlaat hij het pad, baant zich een weg over de harde kluiten van de losgewoelde aarde. En terwijl de koeien zwetend wachten tot ze met een zweep in beweging worden gezet, kijken ze loom naar die markante figuur, die hen daar zomaar passeert. Achter hen blijft hij staan. De koeien horen het geluid van Elia's stem; ze zullen achteromkijkend het tafereel niet begrijpend hebben staan aankijken. Blij met een moment rust bij dit zware werk. De een snuffelt wat langs de grond, voor zich: niets eetbaars. De ander zwiept met haar staart, om de lastige steekvliegen weg te jagen en schudt even wild met haar kop. Een derde loeit vermoeid, om wat contact met de andere ossen te maken. Verder blijft het ijzig stil. Wat de koeien echter niet weten, is dat Elia gevonden heeft wat hij zocht: zijn door God gekozen opvolger. Dit is hem: Elisa.
Zullen ze elkaar ooit eerder hebben gezien? Uit de woorden van Gods opdracht op Horeb zou je kunnen concluderen dat Elia wist wie Elisa was, zoals hij wist wie Jehu was (Achabs generaal) en wie Hazaël was (Benhadads (of Hadadezers) generaal). Wat die laatste betreft: de zieke Benhadad stuurde zijn dienaar Hazaël met geschenken naar Elisa, toen hij had gehoord dat die Elia's opvolger was (2 Koningen 8) en sprak hem met dezelfde achting aan.


Hij wierp weg

Achter de koeien gebeurt plots iets wonderlijks. De ruige zonderling maakt zijn riem los, trekt de mantel ertussenuit en laat hem van zijn schouders glijden. Niet omdat hij het zo heet heeft; de koeien zouden er wat voor over hebben gehad om zo ook de warmte van zich af te werpen. Nee, Elia neemt zijn mantel en gooit hem om de schouders van de verwonderd, enigszins wantrouwend kijkende Elisa.
En dan legt Elia rustig uit waarom hij dit doet en wat er nu eigenlijk gebeurt. Nee, ik lees het niet. Zoals er zo veel niet te lezen is in deze geschiedenis. Maar hier zal vrijwel zeker niets verder gezegd zijn. Dit gebaar is zo symbolisch voor een oosterling, dat de boodschap direct duidelijk is. Met dit gebaar werpt Elia niet alleen zijn mantel van zich, maar ook zijn roeping. Die mantel is symbool van zijn roeping.
Een mantel van kamelenhaar is tegenwoordig een abominable duur kledingstuk (www.elegance-paris.nl/group/0/product/8131429/Damesmode-Detail.4397.0.html). Nou, zo chique zal Elia hem niet gehad hebben. Het was die mantel, waarmee hij zich omwond, toen God aan hem verscheen. En die mantel, die later, bij Elia's hemelvaart definitief van zijn schouders zal vallen, waarna Elisa hem voorgoed gaat dragen.
Over Johannes de Doper staat dat hij zal gaan in de geest van Elia. Ook hij zal in de woestijn verblijven, sprinkhanen en wilde honing eten en… een mantel dragen van kamelenhaar. Die mantel droeg hij als allerlaatste profeet. Wellicht werd die door Herodes' handlanger verachtelijk in de prullenbak gegooid. Daarna kwam de opperste Profeet, Die een linnen lijfrok droeg, die uit één stuk was geweven. En Hij verwierf het heil en de zaligheid, waardoor Hij reine, witte klederen kan omwerpen om de schouders van zondaren: de klederen des heils en de mantel der gerechtigheid.
De overeenkomst tussen Elia en Johannes de Doper is deze (lees het op www.bijbelseplaatsen.nl/plaatsen/P/Profetenmantel/1303/ ): Elia moest het volk Israël terugroepen van de afschuwelijke afgoderij van de Baäldienst. Johannes de Doper moest eeuwen later het volk terugroepen van het vereren en dienen van de goden van de Kanaänieten.


Later, op de berg der verheerlijking zal Elia opnieuw zijn te herkennen aan zijn mantel. Maar hier in onze tekst legt hij hem op symbolische wijze van zich en om de schouders van Elisa. Hij ging, hij vond en hij wierp weg. Niet achteloos, maar met een verrukt en gelukkig gevoel dat de HEERE doorgaat en Elia's taak zal worden voortgezet. Er is toekomst voor het volk, wanneer er weer nieuwe profeten worden geroepen. En wees eerlijk, krijgen wij als christenen eigenlijk niet allen de profetenmantel omgeworpen. Niet om predikant te worden zo zeer, maar om onze roeping naar de wereld en naar de kerk te verstaan. Onverschrokken!


Gezang 121 vers 1, 2 en 3

God roept ons, broeders, tot de daad,
Zijn werk wacht; treedt dan aan,
en weest gereed om elke weg,
die Hij u wijst, te gaan.
Wij weten dat, wat komen mag,
toch hij slechts wint, die waagt,
en, wie zichzelve geven wil,
door 't donker vlammen draagt.

God roept, en in Hem is de kracht,
die onze zwakheid staalt.
Dit is de vreugd, dat Hij het doel
en onze vaart bepaalt.
Dat Hij ons over grenzen heen
laat zien het groot gezicht
van aller mensen broederschap
in 't ene, godd'lijk licht.

God roept, en wat de mensen scheidt,
dat zij geen scheiding meer;
Zijn liefde houd' ons allen saâm
en samen met de Heer'.
Want wat er in de wereld woed',
toch is het God, Die wint,
en in een elk die Hem behoort,
het nieuwe rijk begint.

donderdag 19 februari 2015

Gods terloopse opmerking

"Ook heb Ik in Israël doen overblijven zeven duizend, alle knieën, die zich niet gebogen hebben voor Baäl, en allen mond, die hem niet gekust heeft."
1 Koningen 19 : 18
De onlangs teruggevonden tekening uit 1987 n.a.v. 1 Koningen 19 : 18


Toen ik na een beschermde sfeer op de christelijke lagere school van Bergambacht en een dito milieu op de Driestar in Gouda naar de Staatsdrukkerij in Den Haag ging, voor een opleiding in de grafische industrie, werd ik geconfronteerd met allerlei levensstijlen. Tussen de bijna duizend collega's in die tijd (1987) zag ik niemand die christelijk was. Dat gaf niet alleen verwarrende gevoelens, maar bezorgde me ook een gevoel van eenzaamheid. In die tijd werd ik (óf door bijbellezen óf door een preek) geconfronteerd met de tekst van vandaag. Een tekst die me niet alleen met twee benen op de grond zette, maar ook troostte en hoop gaf. Ik maakte er toen een tekening van die ik onlangs weer terugvond in mijn kast.

Ik heb

Als de HEERE aan Elia vraagt wat hij hier helemaal bij de Horeb komt doen, is het antwoord: "Ik heb zeer geijverd voor den HEERE, den God der heirscharen; want de kinderen Israëls hebben Uw verbond verlaten, Uw altaren afgebroken en Uw profeten met het zwaard gedood; en ik alleen ben overgebleven, en zij zoeken mijn ziel, om die weg te nemen". Al eerder had Elia uitgeroepen vanonder de jeneverstruik: "Het is genoeg; neem nu, HEERE, mijn ziel, want ik ben niet beter dan mijn vaderen". Aanvankelijk wilde Elia dat de HEERE zijn ziel zou wegnemen; later klaagde hij dat zijn tegenstanders (en tevens Gods vijanden) die ziel begeerden weg te nemen. In een soort zelfbeklag stort hij zijn hart voor de HEERE uit.
Opmerkelijk is dat de HEERE achteraan begint en hem allereerst een nieuwe opdracht geeft: hij moet een drievoudige zalving uitvoeren. Elia krijgt werk te doen en er is dus geen enkele reden om te bidden om een snelle dood. Dit zal Elia zeker hebben getroost: er is immers toekomst?! Maar op het moment dat hij zich omdraait voegt de HEERE daar nog een paar diepe woorden aan toe! "Ook heb Ik in Israël (dus juist daar en niet slechts in Juda bijvoorbeeld) doen overblijven 7000…" Soort- en lotgenoten te over dus! "Wees gerust Mijn kind, Ik weet ervan… Er is een beter plan… daarom!"
En bedenk dat er staat: "Ik heb…" Het is de HEERE Die hier aan het werk is.

Doen overblijven

Opnieuw iets, waar je zo overheen leest. De HEERE zegt: "Ik heb doen overblijven…" Je zou het in hedendaags Nederlands kunnen vertalen met "laten overblijven" of "overgelaten". Dat heeft echter iets passiefs. De HEERE is bezig te redden wat er te redden valt en nu blijken er nog 7000 over te zijn die niet hebben gebogen voor Baäl. Wat een geluk.
De betekenis van deze woorden is echter anders, dan ik op het eerste gezicht dacht. En het werd me ook duidelijk waarom de HEERE dit hier, helemaal aan het eind van zijn antwoord aan Elia zegt. Er zit in de voorgaande woorden een climax of zo je wilt een anticlimax. Een, zo noemde ik het in de vorige Bijbelstudie, baboeska van oordelen. De ene maaibeweging na de andere: eerst Hazaël, daarna Jehu en tenslotte Elisa. Dood en verderf. Blijft er dan nog wel wat over? Waartoe deze uitroeiing?
Welzeker, er blijft een rest over. Hoe vaak staat dat niet in de Bijbel! De HEERE laat nog een rest over, na het oordeel. Zo ook hier; lees het nog maar eens goed achterelkaar: "En het zal geschieden, dat Jehu hem, die van het zwaard van Hazaël ontkomt, doden zal; en die van het zwaard van Jehu ontkomt, dien zal Elisa doden. Ook heb Ik in Israël doen overblijven zeven duizend…" Die woorden 'ontkomen' en 'overblijven' het grofweg eenzelfde essentie. Na elke maaibeweging van de trits Hazaël-Jehu-Elisa blijft er wat over; maar dat is een onzeker overblijfsel. De HEERE gaat zorgen dat er een vast en zeker overblijfsel achterblijft. Niet passief, als een mazzeltje. Maar Hij doet dat overblijven, zoals mensen die onderduikers hielpen in de Tweede Wereldoorlog; al is die vergelijking nog mager, want die mensen konden niet garant staan voor de onderduikers. Zo geheel anders, zoveel zekerder is het bij de HEERE!

In de NBV-vertaling staat het zo: "Wie ontkomt aan het zwaard van Hazaël, zal gedood worden door Jehu. En wie ontkomt aan het zwaard van Jehu, zal gedood worden door Elisa. Ik zal in Israël niet meer dan zevenduizend mensen in leven laten, alleen degenen die niet voor Baäl hebben geknield en hem niet hebben gekust.’"
In de Willibrord-vertaling staat het iets positiever en duidelijker voor wat betreft Gods werk: "Wie ontkomt aan het zwaard van Hazaël zal gedood worden door Jehu en wie ontkomt aan het zwaard van Jehu zal gedood worden door Elisa. Maar Ik laat in Israël een rest over: zevenduizend man die hun knie niet gebogen hebben voor Baäl en die hem niet gekust hebben.’"
Zag Elia die 7000 ergens rondlopen? Als een rebellenleger van Jefta? Nee, Elia zag er niets van. Maar, of hij er maar even stellig vanuit wilde gaan dat de HEERE niet alleen iets zegt, maar ook doet wat Hij belooft. Zo kon hij gaan, terug naar het hol van de leeuw.

Ook

Het laatste woordje is er eentje dat nauwelijks opvalt. Wat zit er al niet opgesloten in die drie letters? Ook… Er komt wraak jegens Izébel en Achab. En niet te zuinig! Maar in de toorn gedenkt God ook aan Zijn ontferming: 7000. Niet alleen Elia, maar ook 7000 anderen met hem. Niet alleen wraak en verderf, maar ook ontferming en instandhouding. Ook is in een twistgesprek vaak een soort extra dolkstoot uit ongedachte hoek. En in een discussie vaak de doorslaggevende factor waarom iets wel of niet moet. Is al het voorgaande nog niet doorstalggevend genoeg, dan is er ook nog dit feit, dit argument, deze waarheid… Ga nu maar Elia. Slik je 'ja-maars' in. Het komt echt goed!
We horen Godezijdank niet dat Elia nog langer moppert of tegensputtert. Zijn leven ziet er nog even grijs uit als toen hij hier bij Horeb kwam aangestrompeld. Echt hoor, er is niets zichtbaars veranderd. Nog steeds ziet hij niets van het werk van de HEERE en toch wel… Want God heeft hem dieper laten zien. En blijkbaar effectief genoeg. Want Elia gaat.
Nog even over die 7000. De kanttekenaren beschrijven hen als mensen die "geen eerbied noch onderdanigheid bewezen heeft, waarvan het kussen een uitwendig teken was. Zie Gen. 41:40. Hetwelk nog heden de afgodendienaars hun beelden en versierd heiligdom bewijzen."
Diegenen die eer bewezen aan de afgoden, hadden geen schijn van kans. Maar, Elia, wees jij dan ook metterdaad een dienaar van God, die Hem eerbied betoont en in Zijn wegen wil gaan.

De vragen zijn niet weg, vragen over de weg die zo anders gaat als gedacht. Al die vragen zijn begrijpelijk… toch is er een beter plan, een betere weg waarlangs de HEERE werkt. Pas als het af is zul je zien dat dat de beste weg was; soms is dat de weg terug, door de woestijn, op weg naar je nieuwe roeping en taak. Misschien wel gewoon de taak van gisteren, waarvan je dacht dat die afgelopen was. Misschien wel terug naar je gezin, je collega's, die plek die pijn doet. Iemand twitterde afgelopen dagen: "De beste weg om uit problemen te komen is er dwars doorheen te gaan..." Ik antwoordde terug: "Maar om te voorkomen dat je in de problemen komt, kun je er vaak beter omheen lopen." Waarop zij verhelderde: "tja, alleen sommige problemen zijn niet te voorkomen. En dan kun je twee dingen doen. Er omheen of doorheen..." God koos bij Elia voor het laatste. Elia moest gaan, maar hij wist: ik ga niet alleen!


Daarom 

Soms doet het pijn, alsof de bloem die in mij bloeit wordt ingekort.
Wanneer wat binnen in mij groeit,
als een verdorde bloesem afgesneden wordt.
Alsof er iemand aan mij snoeit en dan bevreemdt het mij,
waarom ontneemt Hij mij mijn bloem.

Soms doet het pijn, wanneer een plan dat in mij groeit wordt opgeschort.
Alsof het vuur dat in mij gloeit,
voldoende ruimte voor haar gloed onthouden wordt.
Alsof er iemand aan mij snoeit die mij geen vrijheid biedt,
en dan begrijp ik niet waarom, waarom.

Waarom neemt Hij nu van mij af,
wat Hij toch eenmaal aan mij gaf.
Is er een plan dat verder reikt,
dan iemand kijken kan?

Dan zegt een stem, de Landman snoeit zijn wijnstok,
houdt de ranken kort
't Is voor het komende seizoen,
dat nu een stukje van jou weggenomen wordt.
Ik voel jouw pijn wanneer Hij snoeit, mijn kind,
Ik weet er van, er is een beter plan, daarom, daarom.

Daarom neemt Hij nu van je af,
wat Hij toch eenmaal aan je gaf.
Er is een plan dat verder reikt,
dan iemand kijken kan, dan iemand kijken kan, daarom.

donderdag 12 februari 2015

Doorakkeren

"…en ga daar in, en zalf Hazaël ten koning over Syrië. Daartoe zult gij Jehu, den zoon van Nimsi, zalven ten koning over Israël; en Elisa, den zoon van Safat, van Abel-mehola, zult gij tot profeet zalven in uw plaats. En het zal geschieden, dat Jehu hem, die van het zwaard van Hazaël ontkomt, doden zal; en die van het zwaard van Jehu ontkomt, dien zal Elisa doden."
1 Koningen 19 : 15b-17

Abel-Mehola lag tamelijk dicht bij Jizreël, waar Achab woonde!

Kun jij God 'narekenen'? Narekenen is achteraf uitpluizen wat God bewoog en hoe Hij het precies in scene zette om Zijn plan te bereiken. Nee, mijn verstandje is niet capabel om de onpeilbaar wijze God 'na te rekenen'. Ik geef toe dat ik het soms wel wil, om grip op de situatie te krijgen. Maar eveneens geef ik toe dat het me niet lukt en ik het in zekere zin ook maar gelukkig vind dat het me niet lukt. Narekenen… Ik doe wel iets anders achteraf (en straks voor eeuwig): God aanbidden voor Zijn wijsheid, barmhartigheid en lankmoedigheid dat hij zo'n springbok als ik weet te leiden langs Zijn pad. Ik vermoed dat ik op dit punt Elia een hand kan geven.

Bij God vandaan

Gisteren zagen we al dat de HEERE Elia gewoon laat uitpraten; niet in de reden valt en ook niet achteraf gaat corrigeren. Althans… Hij gaat niet in op Elia's wens om er een punt achter te zetten. De HEERE negeert eveneens Elia's statement dat hij de enig overgeblevene is. In plaats daarvan klinkt er een opdracht. Hoe zou het hebben geklonken, daar in de stilte van de Horeb? Welke klank zou Gods stem hebben gehad? Ik vermoed dat de toon warm, begripvol en tegelijk resoluut moet zijn geweest.
God stuurt Elia bij Hem vandaan. Er zijn predikanten die het 'bij God vandaan' als cliché gebruiken. Het kan nergens vandaan komen dan bij God vandaan. Ik weet het niet zeker, maar volgens mij staat die term niet in de Bijbel. Ik vind de klank van die woorden altijd wat bezwerend en kil klinken, alsof God iets geeft dat bij Hem vandaan houdt. Het is de krampachtige bezwering van de dwaling dat wij zouden denken dat ergens uit een vergeten hoekje toch nog iets van ons vandaan moet komen. Ik ervaar het gebruik van bezwerende en rechtzinnige clichées vooral als een remonstrantse kramp om God te bewegen tot een aai over onze gereformeerde bol. Houd je verre van dat soort dingen. Mensen zullen het wel niet zo bedoelen, echter ik heb nu eenmaal een hekel aan clichées, zeker als die degelijk moeten klinken, maar buitenbijbels zijn!
Niettemin zijn er situaties waarin mensen daadwerkelijk bij God vandaan worden gestuurd. Ik denk aan Adam en Eva die worden weggestuurd. En ook Kaïn, evenals Ezau worden min of meer weggestuurd (zij het met een tijdelijk zegen). Elia wordt hier ook weggezonden; bij God vandaan. En let er dan eens op wat de HEERE als opdracht uitspreek!

Onder Gods oordeel

God gaat, zo zei ik daarnet, niet in gesprek met Elia. De opdracht die Hij heeft is het antwoord op Elia's wens om met zijn werk te stoppen. "Nee Elia, je taak zit er nog niet op," corrigeert de HEERE in liefde. "Je gaat krijgt drie nieuwe opdrachten, die zalvingen. De eerste zalving betreft Hazaël; hij wordt koning over Aram (of Syrië). De tweede zalving betreft een koning dichterbij: Jehu, de zoon van Nimsi; hij wordt koning over Israël. De derde zalving betreft Elia, de zoon van Safat; hij wordt profeet."
God licht hier een tipje van de sluier over de toekomst op. Hazaël zal zijn vader, de machtige koning van Aram, door een staatsgreep opvolgen. Hij zal het instrument zijn om Gods oordeel over Israël over Achab en diens zoon Joram uit te voeren: oordeel 1. Vervolgens zal het gehele huis van Achab worden uitgeroeid (zoals hij en zijn vrouw Izébel met Gods profeten wilde doen) door een tweede staatsgreep: de van Jehu: oordeel 2. Het laatste oordeel zal door Elia's opvolger Elisa worden voltrokken. Vers 17 is een soort Babuska van oordelen, waarbij het ene vangnet nog nauwer zal worden aangetrokken dan het voorgaande.
"Elia, ben jij op de vlucht voor Achab en Izébel? Hier volgt mijn oordeelsplan: een drievoudige slag over Israël, waarbij Achab en Izébel zullen ervaren dat wie Gods oogappel aanraak, God zelf aanraakt en in beweging doet komen!"

In Gods weg

Nu zou je door een gevoel van wraak kunnen worden getroost: Ha, wie het laatst lacht, lacht het best. Maar niets is minder waar. Elia gaat wel op weg, maar gek genoeg lezen we niet dat hij dit plan geheel zelf gaat uitvoeren. Hij gaat op weg om de derde persoon te zalven: Elisa uit Abel-Mehola (dansvloer van Abel). "Elia, je taak zit er niet op, maar ik vertel je alvast wie je opvolger zal worden: Elisa. Je was toch nog de enige die was overgebleven? Wel, in het stamgebied van Manasse tref je het bewijs aan dat jouw visie tekort schiet en te klein denkt." Wat een troost moet dat voor Elia zijn geweest! Wat is zijn vertrek vanaf Horeb een stuk heerlijker dan zijn komst ernaartoe! Hij is misschien wel een een loden last in zijn schoenen naar de Horeb gegaan, maar nu mag hij op adelaarsvleugels richting Manasse vertrekken. Nota bene tamelijk dicht bij Jizreël! Terug naar het hol van de leeuw… daar ligt de sleutel voor 'hoe het nu verder moet'.
En die andere twee opdrachten? Die heeft Elia nooit meer uitgevoerd. Zijn opvolger Elisa krijgt een ontmoeting met Hazaël (zijn naam betekent in het hebreeuws 'God heeft het gezien') in 2 Koningen 8; daar lezen we ook van de staatsgreep die Hazaël pleegt. En een hoofdstuk verder lezen we van de knecht die Elisa eropuit stuurt om Jehu te zalven. Ook hij zal middels een staatsgreep aan de macht komen. Beiden worden wel ingeschakeld in Gods plan, maar bewandelen geestelijk gezien Gods weg niet! Dat loopt dan ook dramatisch af. Het oordeel middels Hazaël en Jehu wordt nog wat opgeschort, want de HEERE betoont in het uitspreken van het oordeel nog enkele jaren lankmoedigheid! Elia daarentegen mag in Gods weg gaan, nieuwe kracht ontvangen en… doorakkeren.


'Doorakkeren'. Nergens kan men goed aangeven wat het woord betekent. Het is een verwoede ijver om een taaie klus tot een goed einde te brengen. Ik hoor er de klank van een weerbarstige akker in die moet worden geploegd. En dat woord roept associaties op met Elia's werk: werk op Gods akker. Elia wilde er het bijltje (of de ploeg) bij neerleggen, maar nu mag hij zijn opvolger gaan zalven, die… juist aan het ploegen is! Hij krijgt de kracht om 'door te akkeren'. Christenen hebben een lange adem. Eerlijk gezegd faal ik daar nog weleens in! Jij ook? Bid om kracht, om staande te blijven. Want die volhard, díe overwint!


Psalm 63 vers 3, 4 en 5

Dan zou ik, voor Uw Godd'lijk oog,
Uw deugden al mijn leven prijzen,
En in Uw naam mijn zang doen rijzen,
Mijn handen heffen naar omhoog.
 
Mijn ziel zou nieuwe kracht ontvangen,
Verzadigd, als met vet en smeer;
Mijn mond zou U vol vreugd, o HEER,
Verheffen in zijn lofgezangen. 


Wanneer ik, op mijn legersteê,
Aan U gedenk in stille nachten,
Dan peinst mijn ziel met al haar krachten,
Hoe Gij voorheen in angst en wee,
Als mij de vijand wild' omringen,
Mij vaardig zijt ter hulp geweest;
Dies zal ik nu ook, onbevreesd,
In schaduw van Uw vleug'len zingen. 


Mijn ziel kleeft U standvastig aan;
Gij ondersteunt mijn zwakke schreden;
Uw rechterhand, vol mogendheden,
Doet mij getroost en veilig gaan.

Maar dezen, die mijn ziel begeren,
Opdat ik tot verwoesting raak',
Staan bloot voor Uw geduchte wraak;
Zij zullen haast ten afgrond keren.

woensdag 11 februari 2015

Vertel alles maar tegen de HEERE!



"En ziet, een stem kwam tot hem, die zeide: Wat maakt gij hier, Elia?
En hij zeide: Ik heb zeer geijverd voor den HEERE, den God der heirscharen;
want de kinderen Israëls hebben Uw verbond verlaten, Uw altaren afgebroken en Uw profeten met het zwaard gedood; en ik alleen ben overgebleven, en zij zoeken mijn ziel, om die weg te nemen.
En de HEERE zeide tot hem: Ga, keer weder op uwe weg…"
1 Koningen 19 : 13b-15a


 
Die hele weg terug… moet dat nou echt?



Was het onderaan de berg nog alsof Elia droomde, nu klinkt die stem tot hem terwijl hij klaarwakker is. Het donderend geraas van de aardbeving en de fluitende wind van de storm, alsmede het geklater van het vuur vormen nog een pijnscheut in zijn oren. Echter, nu het suizen van een paradijselijke stilte hem omgeeft, ligt hij met omwonden gezicht op de aarde. En hoor… daar is die stem weer: "Wat maakt gij hier Elia".

Deja-vu?

Het is wel duidelijk dat Elia niet slaapt. En na heel het afgelopen natuurgeweld en de nabije Godservaring – waardoor hij hier bij de opening van de spelonk met een omwonden hoofd staat – zou je nu een geheel ander antwoord verwachten dat Elia gaf in vers 10. Maar tot op de komma nauwkeurig herhaalt Elia diezelfde woorden in vers 13:
vs10: Ik heb zeer geijverd voor den HEERE, den God der heirscharen; want de kinderen Israëls hebben Uw verbond verlaten, Uw altaren
vs13: Ik heb zeer geijverd voor den HEERE, den God der heirscharen; want de kinderen Israëls hebben Uw verbond verlaten, Uw altaren
vs10: afgebroken en Uw profeten met het zwaard gedood; en ik alleen ben overgebleven, en zij zoeken mijn ziel, om die weg te nemen.
vs13: afgebroken en Uw profeten met het zwaard gedood; en ik alleen ben overgebleven, en zij zoeken mijn ziel, om die weg te nemen.

Hoe is het mogelijk, zou je zeggen. Zo diep onder de indruk van Gods aanwezigheid. Zo bewust van zijn onwaardigheid, waardoor hij snel zijn gezicht bedekt had. Je zou hem je zelfs nog voorstellen in foetushouding op de aarde liggend; dat is echter niet zo: hij staat! Moet ik uit die houding nog iets opmaken? Ik weet het niet. Had Elia voor zijn gevoel een deja-vu toen Hij Gods stem daadwerkelijk hoorde en diezelfde woorden reeds had gehoord in zijn droom? En is dat de reden waarom hij zijn 'gedroomde woorden' nu letterlijk herhaalt. Ik krijg wel een verbaasd gevoel van Elia's houding, eerlijk gezegd. Wat zou er in hem omgaan?

Uithuilen bij de HEERE

Wel dat is ook wat de HEERE aan hem vraagt: "Wat maakt gij hier, Elia?" Opnieuw die verbazing van de HEERE: "Jij híer, Elia?" Natuurlijk weet de HEERE precies wat er in Elia omgaat. Maar, dat is wel duidelijk, Hij wil het ook uit zijn eigen mond horen! Zonder enige schroom of aarzeling gooit Elia het eruit: "Ik wilde juist ijverig de HEERE dienen, maar het volk keert Hem de rug toe; ze keren zich allemaal tegen U en Uw profeten, zo zelfs dat ik de laatste ben die nog leeft en ook míjn ziel zoeken ze om die te doden!"
Let er wel op dat Elia zijn eerdere woorden, uit vers 4, niet herhaalt! De boodschap van de engel was blijkbaar effectief; er gloorde hoop voor Elia, hoewel de angst er nog flink in zit en het uitzicht totaal duister is.
Let er ook op dat de HEERE nergens tegen Elia ingaat. Dat mag ons wel bevreemden. Je zou toch een reprimande verwachten van de HEERE. Maar niets van dat al! Elia mag uithuilen bij de HEERE, ja de HEERE stimuleert Elia zelfs om zijn hele hart voor Hem uit te storten. Alles eruit, Elia; daarna zal de HEERE het op wonderlijke wijze gaan vullen.

En weer terug naar het begin

Tenslotte gaat de HEERE weer praten. Hij gaat ogenschijnlijk – of moeten we zeggen orenschijnlijk – niet in op wát Elia zegt, noch op de toon waarop Hij het zegt. En tóch zegt de HEERE hier de juiste woorden. Elia keek tegen een dichte muur, zoals de inwoners van Sodom bij de woning van Lot. Maar met een paar machtswoorden opent de HEERE Elia's ogen; weliswaar ziet Elia nog niet dadelijk. Maar God geeft hem opnieuw veertig dagen en veertig nachten de tijd. Een dubbele veertigdagentijd dus. "Ga heen…" Elia wordt opnieuw een zendeling: hij wordt heengezonden. "…keer weder op uwe weg…" Ga dat hele stuk maar weer terug, want het is geen goede weg. Daarom noemt de HEERE het ook expliciet 'uwe' weg; dus niet 'Mijne' weg. Loop dat hele stuk maar weer terug, dan zul je weer bij Ber-seba komen, waar vandaan je een fout pad koos. Nee, dat staat er niet. Er wordt zelfs geen plaats genoemd, maar ik vermoed dat de HEERE hem terugstuurde naar die Jeneverstruik, alwaar Hij hem had versterkt. Zeg maar 'terug naar de Avondmaalstafel'. Zo heb je een afgebakende periode, een afgebakende weg, die je kunt overzien. Het is dus niet alleen 'omkijken', maar zelfs 'teruggaan'. Dag na dag, stap na stap, terug en uitwissen. En dan een nieuwe start. Maar daarover komende keer.


Zo kan het gaan in je leven; dat de HEERE je een heel stuk terug laat gaan. En je vraagt je af waarvoor dat nodig is. Teruglopen ligt ons niet zo. En dingen overnieuw doen al helemaal niet. Toch kan het zijn dat de HEERE dat nodig acht. Zeker, je mag alles tegen de HEERE uitspreken, je hart luchten. En terecht wees onze predikant er zondag op dat we dat veel te weinig doen. We generen ons of … en dat is desastreuzer, we vinden dat je dat zo niet tegen de HEERE kunt zeggen. Alsof Hij onze gedachten en gevoelens nog niet volmaakt kent! Hoe naïef kun je denken. De HEERE ziet wat we in het verborgen doen, hij hoort wat we in het verborgen zeggen of denken. Hij doorgrondt onze nieren (de zetel van onze gevoelens). Dus Hij weet alles al? Ja, maar er is één ding wat wij vaak vergeten: Hij wil het zo graag uit onze eigen mond horen. Daarom ging Hij niet in tegen de turbulente woordenstroom van Elia, maar Hij liet Hem ook niet aan zijn lot over. Hij legde een stapel nieuwe taken op zijn schouders, zodat Elia werkenderwijs getroost werd. Wat een wijs God! Ken je Hem ook al zo?


Psalm 119 vers 52, 53 en 54
Hoe zoet zijn mij Uw redenen geweest!
Geen honig kon 't gehemelt' beter smaken;
Alleen door Uw bevelen krijgt mijn geest
Verstand van God en Goddelijke zaken;

Dies heb ik al de leugenpaân gevreesd,
En zal bedrog en slinkse wegen wraken.
 

Uw woord is mij een lamp voor mijnen voet,
Mijn pad ten licht, om 't donker op te klaren.

Ik zwoer, en zal dit met een blij gemoed
Bevestigen, in al mijn levensjaren,
Dat ik Uw wet, die heilig is en goed,
Door Uw genâ bestendig zal bewaren.


Ik ben op 't diepst verdrukt; ai, schenk mij, HEER,
Vernieuwde kracht, sterk naar Uw woord mijn leven.
Merk op in gunst, mijn God, hoe ik U eer;
Hoe hart en mond vrijwillig' offers geven;

Ai, zie daarop met welgevallen neer;
Laat in mijn hart Uw rechten zijn geschreven.

zaterdag 7 februari 2015

Hoe zal ik überhaupt verschijnen voor God?

"En het geschiedde, als Elia dat hoorde, dat hij zijn aangezicht bewond met zijn mantel, en uitging, en stond in den ingang der spelonk."
1 Koningen 19 : 13a


Zijn we nog wel voldoende doordrongen van Gods heiligheid? En zo ja, is ons leven dan ook een heilig leven?


Hoe zul je God kunnen ontmoeten, als zondaar? Ik hoop dat je aanvoelt dat dat niet zomaar gaat. De joden hadden daarvoor een heel duidelijk illustratie in de tabernakel en de tempel: het voorhangsel, dat dikke gordijn dat scheiding maakte tussen God en zondaren. Zelfs geheiligde priester moesten afstand bewaren; enkel de hogepriester, nadat hij zich gereinigd en geheiligd had, mocht eenmaal per jaar in het Heilige der Heilge komen. Heb ik het mis, dat we dat best wel kwijt zijn in onze cultuur en tijd? Sterven is God ontmoeten, maar we stellen het toch niet tot dát moment uit om Hem onder ogen te komen?

Onderwonden

Toen Abraham sprak met de drie 'mannen' die bij hem op bezoek kwamen, onderweg naar Sodom en Gomorra, gebruikte hij een merkwaardig woord: "Zie toch; ik heb mij onderwonden te spreken tot den Heere, hoewel ik stof en as ben" (Genesis 18 : 27 en 31). Dat woord komt slechts in Handelingen 19 nog een keer voor, waar duivelbezweerders de Naam van Jezus gebruiken, zonder er in te geloven.
Dat woord 'onderwonden' intrigeerde me vroeger al. Ik zag het heel concreet voor me, dat Abraham een doek om zijn onderlichaam wond, uit diepe eerbied voor de heilige God. Tot ik leerde dat het woord iets totaal ander betekende: ondernemen of aandurven, zo je wilt lef tonen, maar wat Abraham betreft wél met eerbied gemengd. Hij had het aangedurfd om met de HEERE te spreken. En dat liet God toe.
We lezen niet dat Abraham op de aarde viel en zijn gezicht bedekte voor de Heilige God. Hij keek met eerbied de twee engelen na en zag de HEERE naar de hemel terugkeren. Na verloop van tijd keerde hij zich om en liep terug naar zijn tent, bij Sara. Nergens een uiting van verbijstering of angst. Hij had gesproken met God en God sprak met hem als een man met zijn vriend. Wonderlijk toch?

Onomwonden

Toen Mozes veertig dagen en veertig nachten bij God op de berg Horeb was geweest, keerde hij terug tot het volk. Die bedekten hun gezicht, want het gezicht van Mozes was oogverblindend. Het schitterde: "Zo zagen dan de kinderen Israëls het aangezicht van Mozes, dat het vel van het aangezicht van Mozes glinsterde; derhalve deed Mozes het deksel weder op zijn aangezicht, totdat hij inging om met Hem te spreken" (Exodus 34:35).
Mozes had het zelf niet door, maar merkte het uit de reactie van het volk. Dat was een aantal jaren geleden wel anders. Toen was God al aan Mozes verschenen bij de braambos. We lezen in Exodus 3 : 6 "Hij zeide voorts: Ik ben de God uws vaders, de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob. En Mozes verborg zijn aangezicht, want hij vreesde God aan te zien."
Het deksel, of de sluier (staat er eigenlijk in de grondtekst) waarmee Mozes zijn gezicht omwond, maakte dat het volk weer durfde te naderen en te luisteren. Blijkbaar moet God Zich wel gedeeltelijk verbergen, om met ons te communiceren. Wel eens goed om over na te denken. Als Hij alles zou tonen van Zijn heerlijkheid, zouden we verteren. Dat vertelde Hij ook aan Mozes, die Gods aangezicht wilde zien (in Exodus 33:20): "Gij zoudt Mijn aangezicht niet kunnen zien; want Mij zal geen mens zien, en leven." Toch – en daar heb je dat 'onderwinden' weer – durfde Mozes te vragen om Gods aangezicht te zien. Hij begeerde dicht bij de HEERE te zijn. Hij verlangde naar de dag dat het deksel weggenomen zal worden, de scheiding tussen de heilige God en de onheilige mens opgeheven. Ken je dat verlangen? Naar de onomwondenheid?


Om Zijn wonden

Mozes werd door de HEERE in Exodus 33 veiligheidshalve in een kloof van een steenrots gezet, toen Hij voorbijtrok. Elia is op dezelfde plek! In eenzelfde situatie, hoewel zijn begeerten toch anders getoonzet waren dan die van Mozes! Daarom valt Elia nu ook op de grond en wind zijn mantel om zijn gezicht. Zelfs met zijn ogen dicht is de gloed te intens om aan te kunnen. Hoe zou je überhaupt voor God kunnen verschijnen? Die mantel was niet afdoende. Naast dat ze zonden weg moesten tussen Elia en de HEERE, was er nog iets nodig. Er moet nog steeds iets bedekt worden om Gods heerlijkheid te kunnen verdragen, zonder te sterven. Waarmee moet je dan bedekken?
We kunnen God enkel onder ogen komen, doordat onze onheiligheid omwonden, verborgen en verzoend, is door Christus' offer en wonden. Enkel 'in Christus' kan God ons aanzien. En dan niet zo, als menig mens zou reageren: "Nou, okee dan." Maar van harte, volkomen, zonder enige reserve. Anders zou het offer van Christus maar nauwelijks, of net niet, voldoende zijn! Weet je hoe kostbaar Jezus' wonden zijn? Ze zijn je paspoort…


Vind je ook dat we te weinig rekenen met Gods heiligheid? Of ervaar je juist dat het in jouw kerk/gemeente teveel die kant op hangt en dat er dus te weinig aandacht is voor de volkomen verzoening die in Christus is; de verzoening, waardoor wij vrijmoedigheid mogen opvatten om tot de troon der genade te gaan, dagelijks? Zie je hoe belangrijk een evenwichtige preek en een evenwichtig zicht op de HEERE nodig is. Check daarom je bibliotheek, digitaal en papier, of daar de juiste balans in zit. Check wat je hoort, zegt en ervaart. De juiste balans is van levensbelang voor jezelf en voor anderen. Hoe zul je anderen in balans kunnen brengen, als je zelf in onbalans leeft?


Psalm 32 vers 1, 4 en 6

Welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven;
Die van de straf voor eeuwig is ontheven;
Wiens wanbedrijf, waardoor hij was bevlekt,
Voor 't heilig oog des HEEREN is bedekt.
Welzalig is de mens, wien 't mag gebeuren,
Dat God naar recht hem niet wil schuldig keuren,
En die in't vroom en ongeveinsd gemoed,
Geen snood bedrog, maar blank' oprechtheid voedt.


Gij zijt mij, HEER, ter schuilplaats in gevaren;
Gij zult mij voor benauwdheid trouw bewaren;
G' Omringt me, daar Gij mij in ruimte stelt,
Met blij gezang, dat mijn verlossing meldt.
Mijn leer zal u, o mens, naar't recht doen hand'len,
En wijzen u den weg dien gij zult wand'len;
Ik zal u trouw verzellen met mijn raad,
Terwijl mijn oog op u gevestigd staat.


Rechtvaardig volk, verheft uw blijde klanken,
Verheugd in God, naar waarde nooit te danken;
Zingt vrolijk, roemt Zijn deugden t' allen tijd,
Gij, die oprecht van hart en wandel zijt.

donderdag 5 februari 2015

Hoe ga jij God ontmoeten?

"en na het vuur het suizen van een zachte stilte"
1 Koningen 19 : 12b






 
Hoe ga jij God ontmoeten?


Als tiener vond ik het altijd heerlijk om ergens in de polder te lopen, ver weg van de auto's en ander lawaai. En dan even stilstaan en de stilte voelen. Héél in de verte hoorde je dan nog een hond blaffen of een brommer knetter of kinderstemmen. Heel in de verte… maar om je heen was de stilte die drukte op je trommelvliezen. Heerlijk. Het suisde zachtjes in je oren. Dát… dat moet dat suizen van een zachte stilte zijn geweest. En nog steeds vind ik het heerlijk om zo'n plek op te zoeken, er te wandelen, af en toe even stilstaan en de stilte voelen. Gouden momenten… stilte; stil met God!

Suizelingwekkend
Sowieso kan stilte suizen na een enorm lawaai. Denk je in welk geluidsgeweld er op Elia's oren is afgekomen toen de orkaan bulderde, de aarde op haar grondvesten schudde en de klaterende donder rolde terwijl het vuur sissend om zich heen spoot. En dan… stilte. Dan suist het in je oren. Suizelingwekkend!
Hoe was het in de Hof van Eden? Daar was ook dat suizen van een zachte stilte. Een lichte ritseling, waaraan Adam en Eva bemerkten: nu komt de HEERE. Wel, zo'n paradijsmoment mag Elia hier op de berg beleven. Hij mag Hem bemerken aan het suizen van een zachte stilte. Tot driemaal toe heeft hij gespannen opgelet of de HEERE meekwam. Spiedend gingen zijn ogen rond, zijn oren stonden op scherp, ondanks het natuurgeweld. Maar wat zijn zintuigen ook waarnamen, de HEERE was er niet in…

Duizelingwekkend
De massaliteit van een groot orkestwerk of orgelstuk kan je imponeren. De gigantisch bombastische klanken van een oeuverture, waarin de componist zijn gehele muziekstuk samenbalt en alles uit de kast haalt. of een indrukwekkende toccata waarin de musicus zijn technische kunnen uitstalt en de toetsen haast rapper dan zijn vingerkootjes laat bewegen. In duizelingwekkende vaart tuimelen de klanken over elkaar heen. Maar… als dat grootse en imponerende dan soms niet tippen aan een ingetogen etude of nocturne met maar enkele toetsen tegelijk, soms slechts één.
De stilte die God trekt in je geloofsleven bij het lezen en rustig overdenken van een enkel woord uit de Bijbel, kan indrukwekkender zijn dan de stapels impressies die je bij tijden mag ervaren in een preek, waarin de prediker je meeneemt in bevlogen bewoordingen en de diepten van God beeld na beeld toont. Soms slechts één woordje dat inslaat…

Huiveringwekkend
Elia wordt stil. Deze stilte maakt hem sprakeloos. Hij heeft opeens niet meer zo geijverd voor de HEERE. Een suizelingwekkende stilte, want God komt er aan. Nu! De kaken op elkaar. De spieren gespannen tot elke vezel. Wat zal er gaan gebeuren. Immers, God komt mee… dan mag er verwachting zijn.
Ziende op zijn omstandigheden, met de naklank van zijn verbolgen woorden nog in zijn oren, trekt er een huiver door Elia heen. In het volgende vers blijft hij stokstijf staan bij de opening van de spelonk en bedekt zijn gezicht. God ontmoeten is huiveringwekkend. Het ligt niet glad, lijkt het wel. Hij wilde veertig dagen daarvoor nog door de HEERE weg worden genomen. Het lijkt wel of die veertigdagentijd hem tot andere gedachten heeft gebracht. Huiveringwekkend is Gods nadering. Maar tegelijkertijd… daar komt geen onbekende God aan. Hij Die daar nadert is Zijn God, Die Zich verbond aan Elia's naam. De God van het verbond. De God van het volk Israël. De God van Elia.


Voor wie deze God  tegemoet gaat – en dat ga je als je moet sterven – zonder een nieuw hart, is God een verterend vuur! Wie deze God denkt te kunnen ontmoeten met grootse prestaties in zijn of haar aardse leven, zal door Gods aardbeving al zijn vergankelijke idealen ineen zien storten. Wie een huis meende te bouwen zonder het fundament Christus, zal moeten toezien dat Gods wind ertegenaan blaast. En zijn val is groot… Is je paspoort getekend door Hem?


Lied 890, bundel Johannes de Heer
Ieder uur, ied're stap brengt ons nader. Bij de grens van leven en dood.
Heeft de Heiland uw paspoort getekend? Met Zijn bloed dat Hij reddend vergoot?
Nog is het tijd, de Heer geeft gená. De toegang is vrij door Golgotha.
Jezus ging voor, Hij wacht bij de grens. Is uw paspoort getekend, o, mens?


Gij kunt zelf de tol niet betalen. Zilver en goud verliest daar zijn macht.
Slechts het kruis in uw paspoort geeft toegang. Tot het land waar de Heiland u wacht.
Nog is het tijd, de Heer geeft gená. De toegang is vrij door Golgotha.
Jezus ging voor, Hij wacht bij de grens. Is uw paspoort getekend, o, mens?


Het is nu het uur der beslissing. Bij de grens begint het gericht.
O, geloof in uw Heiland uw Redder. En Hij voert u naar het eeuwige licht.
Nog is het tijd, de Heer geeft gená. De toegang is vrij door Golgotha.
Jezus ging voor, Hij wacht bij de grens. Is uw paspoort getekend, o, mens?
       

maandag 2 februari 2015

Grote tekenen, maar God was er niet in

"En ziet, de HEERE ging voorbij, en een grote en sterke wind, scheurende de bergen, en brekende de steenrotsen, voor den HEERE henen; doch de HEERE was in den wind niet; en na dezen wind een aardbeving; de HEERE was ook in de aardbeving niet; en na de aardbeving een vuur; de HEERE was ook in het vuur niet…"

1 Koningen 19 : 11b-12a

Elia heeft de vernietigende kracht van een orkaan, een aardbeving of hemelvuur vlak voor zich gezien, maar… God was er niet in!



De elementen aarde, wind en vuur spreken spirituelen erg tot de verbeelding. Samen met water vormen ze de basiselementen en de vier segmenten van de horoscoop. Niet dat ik je met die kennis wil belasten, maar soms vraag je je af, waar occultisten en aanverwanten hun kennis en theorieën vandaan halen. Ik ben ervan overtuigd dat in de occulte wereld niets zelf verzonnen is, maar alles nageäapt door satan en veelal omgekeerd toegepast. God gebruikt hier drie elementen, wind, aarde en vuur en laat Elia in een spiegel zien, waar hij zijn verwachting op stelde. Spiritualiteit en occultisme spreekt tot de verbeelding, maar voor je het weet heeft het je in zijn greep. Macht en kracht spreken eveneens tot de verbeelding. Elia moest leren dat het niet door kracht, niet door geweld zou geschieden, maar… door Mijn Geest, Die Zich manifesteerde, zoals Hij dat ook in de Hof van Eden deed.

Wind

Achter Elia's woorden zit niet alleen teleurstelling. Elke teleurstelling creëert een geest van boosheid over het onrecht. Er zal vast wel een wetenschappelijke verklaring zitten over wat die boosheid voor stofje in je hersenen aanmaakt, zodat je 'er' weer tegen kunt of zo. Maar dat neemt de kern niet weg: de boosheid die, hoe gering ook, vrijkomt, komt voort uit onze oude mens. Het feit dat God grote krachten aan Elia laat zien, wijst erop dat Elia moet leren dat het niet in kracht gelegen is, of er overwinning is.
Wind is een fenomeen, dat in de Bijbel tamelijk regelmatig voorkomt. Middels krachtige wind liet God de wateren van de zondvloed stilstaan (Gen. 8:1).
God gebruikte de wind om het volk Israël te voorzien van kwakkelen (Num. 11:31).
En nog onlangs had Elia het geweld van de wind ervaren, waardoor hij Achab moest aansporen om snel naar Jizreël terug te rijden (1 Kon. 18:45). Dat leek het geweld van God te zijn, maar in die krachtige wind – die weliswaar de langverwachte regen voortbracht – was het werkelijke resultaat niet waar Elia op had gehoopt.
En ook in onze dagtekst scheurt de wind de bergen wel, zodat er brokken steen naar beneden tuimelen, misschien wel rakelings langs Elia heen, maar… dat geweld is nog geen liefelijk aangezicht van God. God is er niet in. We lezen wel dat God Zich aan Elia wilde vertonen: de HEERE 'ging voorbij'. Dat doet me denken aan Jezus, Die wandelend op de golven 'voorbij wilde gaan'. Ds. A.J. Kunz legde dat jaren geleden eens uit als wilde Jezus Zijn almacht tonen aan Zijn jongeren. Een prachtige en diep lijn…
In onze tekst merken de Kanttekenaren op bij dat 'voorbijgaan': "De Heere is aldus Elia verschenen, om hem te verzekeren van Zijn tegenwoordigheid, te onderwijzen van zijn goddelijke eigenschappen, en te versterken in Zijn dienst, opdat hij overwonnen hebbende de vrees der mensen in zijn roeping standvastiglijk zou voortgaan." Geen riet, dat door de wind heen en weer bewogen wordt, maar de zwaarste stormen trotserend…

Aarde

Het natuurgeweld is dus een oefening voor Elia. Maar… God  was niet merkbaar in dat natuurgeweld. Daarbij wordt door de Kanttekenaren aangemerkt: "De Heere is wel overal, maar niet op allerlei manier. Hij is in den wind, in de aardbeving en in het vuur niet geweest ten aanzien van Zijn goddelijke aanspraak, maar alleen ten aanzien van de openbaring van enige goddelijke eigenschappen." De HEERE is wel alomtegenwoordig, maar dat betekent nog niet dat we Hem overal in herkennenl, laat staan dat we Hem er beter door leren kennen. Wij zijn uit de aarde aards… uit stof geformeerd en we zullen, zo de Jongste Dag niet eerder aanbreekt, tot stof weerkeren.
Was het in het voorgaande de bulderende orkaan die de steenrotsen deed afbrokkelen, nu scheurt de basis van de bergen, de aarde. En dan te bedenken dat de mensen in die oude tijd nog meenden dat de aarde plat was… dat betekent dat de aarde kon breken en waar val je dan heen?
Het is diezelfde aarde die op de eerste Paasmorgen schudt, wanneer een engel bij het graf in de Hof van Jozef van Arimathéa neerdaalt. Het is eenzelfde aardbeving, die de aarde en de rotsen doet scheuren, op de allerbeste Vrijdag die de wereld ooit heeft gekend. Zó zelfs dat niet alleen de graven open breken, maar ook de doden opstaan. Als voorproef van de grote en doorluchte Jongste Dag die komen gaat.
Maar hier in onze tekst is God niet in de aardbeving. Wat een impact moet het op Elia hebben gehad, ondanks de wetenschap dat God het wel was Die dit ontketende. Elia wist dat de HEERE er was, maar niet ín dat geweld van die aardbeving!

Vuur

De krachten stapelen zich op. Eerst het gebulder van de wind, daarbij het gedaver door de ferme aardbeving. En als klap op de 'vuurpijl' een serie helle lichtflitsen. Ook dat herkende Elia… van de Karmel. Vuur van de hemel. "Spreek o God, laat Uw volk zien, als door de bliksem getroffen, dat U God bent!" Ze hebben het geweten, het volk, de koning en Elia.
Maar nu, opnieuw vuur. Het zal niet hebben ondergedaan voor het vuur op de Karmel. Wanneer God met vuur spreekt is er veelal verbolgenheid. Maar zelfs dát merkt Elia hier niet op. Het is vuur, van een bovennatuurlijk geladenheid, maar… God is er niet in. Geen enkele reactie van God, na de vuurklap.
De Boanerges, de zonen des donders, zouden gejuicht hebben als ze dit vuur hadden gezien. Wat dacht je, als ze erbij waren geweest, op de Karmel. Het had hen hoogstwaarschijnlijk tegengevallen dat dat vuur van de hemel die goddeloze koning Achab en zijn trawanten niet had gedood. Was God eigenlijk wel in dat vuur op de Karmel? Ja, het was Zijn antwoord en het volk was op de grond gevallen maar daarna bleef het toch erg stil.
O, denk niet dat God nooit wat met vuur heeft. Het waren Jezus' Eigen woorden: "Ik ben gekomen, om vuur op de aarde te werpen; en wat wil Ik, indien het alrede ontstoken is?" (Lukas 122 : 49). De Kanttekenaren lichten dat toe: "Dat is, de leer des Evangelies, welke in zichzelve en ten aanzien der gelovigen ene leer des vredes is, maar door de boosheid der mensen, die haar niet willen verdragen, wordt zij een vuur der vervolging en aanleiding van tweedracht." Maar wat wil ik nog meer, constateert Jezus, het is al aangestoken. Opmerkelijk is het dat Jeremia tegen het volk moet zeggen: "Is Mijn woord niet alzo, als een vuur? spreekt de HEERE, en als een hamer, die een steenrots te morzel slaat?" (Jeremia 23 : 29). Wie denkt daarbij niet aan de aardbeving en het vuur bij Elia, hier op de berg Sinaï? 
Is de twist over geloofszaken ook niet vaak een vuur, waarin God niet is? Zeker, we moeten grenzen stellen. We kunnen niet alles maar goed vinden, maar… een godsdienst zonder geloof in Christus is als een vuur zonder passie. Dat is slechts een verterend vuur, zonder enige opbouw!
Vuur… de aarde zal eenmaal niet door water, maar door vuur vergaan; de hel is gevuld met onuitblusselijk vuur. Maar dat is niet het doel dat God voor ogen heeft. Het vuur zal niet het laatste woord hebben. Zo ook hier. Er is nog één element over: lucht, adem of … geest; Geest. Dat zullen we morgen zien.


Wat is het belangrijk dat we God werkelijk kennen. Telkens weer zullen we er achter komen dat de HEERE zo geheel anders is. Zijn wegen zijn hoger dan de onze. Zijn gedachten hoger dan de onze. Zalig ben je als je dat gaandeweg je leven meer gaat ontdekken. Dat maakt Hem niet onbereikbaarder; integendeel! Juist dat grove natuurgeweld hoort bij het godsbeeld dat de wereld van God tekent. Ook de godsdienstige wereld in de kerk! Maar wie de HEERE écht heeft leren kennen, heeft het ongedachte, onbegrijpelijke en onpeilbaar diepe van Gods vriendelijk aangezicht leren zien. En dat is een vuur, dat God in je hart wekt, waar je steeds meer van wil ervaren. De beperktheid van dit ondermaanse stelt je keer op keer teleur. Hoe voedt het evenwel het verlangen om Zijn aangezicht eeuwig, ongestoord te mogen zien en aanbidden! Herken je het? Laat het stil worden. Want in de stilte schiep God, in de stilte streed Jezus, in de stilte stond Hij op en in de stilte werkt Gods Geest in je hart. Totdat het oorverdovende geluid van de laatste bazuin aanbreekt. Ja dan! Dan breekt alle natuurgeweld los. Een dag waarop mensen zullen gillen: "Bergen bedek ons…" Een onzinnig gebed. Maar voor Gods kinderen zal juist die dag iets zijn om naar uit te zien. Met een groot verlangen!


Psalm 130 vers 2 en 3
Zo Gij in 't recht wilt treden,
O HEER, en gadeslaan
Onz' ongerechtigheden,
Ach, wie zal dan bestaan?
Maar neen, daar is vergeving
Altijd bij U geweest;
Dies wordt Gij, HEER, met beving,
Recht kinderlijk gevreesd.

Ik blijf den HEER verwachten;
Mijn ziel wacht ongestoord;
Ik hoop, in al mijn klachten,
Op Zijn onfeilbaar woord;
Mijn ziel, vol angst en zorgen,
Wacht sterker op den HEER,
Dan wachters op den morgen;
Den morgen, ach, wanneer?