zondag 30 november 2014

De dingen kunnen overzien

"Daarom konden zij niet geloven…"
Johannes 12 : 39a

Daarnet liep ik een rondje. Vaak loop ik naar de rand van Schoonhoven en kijk zo over de weilanden richting mijn geboortedorp Bergambacht. Heerlijk die wijdse ruimte waarin je klein wordt, maar waarin je ook de grootsheid van de Heere ziet. Het is mijn stilteplek, waar ik vaak samen met de Heere naar de einder, naar de toekomt kijk. Ik vertel Hem wat me bezighoudt; als het ware een Henoch-moment.
Maar vandaag hangt er een dikke nevel over de weilanden. Van de einder is niets te zien. Slecht een paar schapen weten zich uit de mistflarden te onttrekken en op de voorgrond, in de sloot een paar mooie, bruinkoppige eendjes. Wie zorgt er voor hen? Toch struinen ze voortdurend het wateroppervlak af naar voedsel en… ze vinden het ook!
Geen einder te zien. Hij is er wel, want ik hem hem vaak genoeg gezien. Maar is zie hem niet.

Als Johannes het geheel van Jezus werk tot dan toe overziet, citeert hij Jesaja 53. De retorische vraag "wie heeft onze prediking geloofd?" hoeft niet ontkennend te worden beantwoord, want de vraagstelling suggereert al een negatief antwoord. Niemand. Johannes vindt, geïnspireerd door de Heilige Geest, de reden hiervoor in de profetische woorden van Jesaja.
Aanstonds gaat hij nog een profetie citeren, als bewijs voor de dingen die gebeuren, het ongeloof van de mensen. Als tussenzinnetje staat opin onze tekst: "Daarom konden zij niet geloven."
Johannes was geen hypercalvinist en hypercalvinisten zijn wezensvreemd aan Johannes en Jesaja. Deze woorden worden namelijk nogal eens volstrekt negatief uitgelegd. Een mens kan niet gelove, ja een mens kan niets dan alleen maar zondigen en haten. God wordt dan heel negatief afgeschilderd, als zou Hij er de bewerker van zijn dat mensen niet kunnen geloven. Immers, als God het onmogelijk maakt, wie kan dan geloven. En we keren terug naar de orde van de dag. 

Maar… niets is minder waar! Graag neem ik je mee naar Jesaja 6, waaruit die volgende woorden van Johannes komen. Jesaja wordt geconfronteerd met Gods heiligheid. Hij belijdt dat hijzelf onwaardig en onrein is. Maar als de Heere een prediker zoekt, biedt hij toch zichzelf aan: "Toen zeide ik: Zie, hier ben ik, zend mij henen. Toen zeide Hij: Ga henen, en zeg tot dit volk: Horende hoort, maar verstaat niet, en ziende ziet, maar merkt niet. Maak het hart dezes volks vet, en maak hun oren zwaar, en sluit hun ogen, opdat het niet zie met zijn ogen, noch met zijn oren hore, noch met zijn hart versta, noch zich bekere, en Hij het geneze. Toen zeide ik: Hoe lang, Heere?"

Zie je wat Jesaja doet? Hij ziet dat het zo niet langer kan, maar hij legt zich er niet bij neer! Hij vraagt aan de Heere hoelang het gaat duren? Als hij van Gods aanstaande oordelen hoort, kijkt hij als het ware tegen een zware mistbank en ziet geen enkele einder. Zal dit dan het einde zijn? Maar nee, daar is toch vergeving? Niet automatisch, niet verdiend, maar toch uit genade? Jesaja wist ervan; daarom zijn vraag: Hoe lang? Waar is de stip op de horizon? Mag dat dan? Mag je daarom vragen? 

Habakuk was ook zo'n klein wezentje geworden: "HEERE! als ik Uw rede gehoord heb, heb ik gevreesd" en toch gaat hij in één adem verder: "Uw werk, o HEERE! behoud dat in het leven in het midden der jaren, maak het bekend in het midden der jaren; in den toorn gedenk des ontfermens."


En Johannes? Hoe staat hij erin? Wel, de positie van Johannes is verschillend van die van Jesaja. Jesaja is in gesprek met de Heere, terwijl Johannes stilletjes zit te schrijven op Padmos. Hij is als het ware de beschouwelijke figuur. Maar je ziet hem toch die stip op de horizon zoeken. Niet afsmekend, maar naspeurend in de historische feiten. Hij onderzoekt Gods daden, of er misschien tóch een lichtpuntje te vinden is van Gods genade. We komen daar later op terug, als we bij vers 42 zien dat Johannes inzoomt met het diepe woordje 'nochtans'. Niet negatief, zoals in vers 37 "nochtans geloofden zij in Hem niet", maar positief: "Nochtans geloofden ook zelfs velen uit de oversten in Hem". Het lijkt erop dat Johannes de dingen toch weer overzien kan.

zaterdag 29 november 2014

Zie je nou wel: niemand gelooft het!

"Opdat het woord van Jesaja, den profeet, vervuld werd, dat hij gesproken heeft: Heere, wie heeft onze prediking geloofd, en wien is de arm des Heeren geopenbaard?"
Johannes 12:38

In het Bijbelgedeelte gaan we richting Goede Vrijdag en Pasen, maar het citaat uit Jesaja 53 is te vinden voorafgaand aan een tekst waarin adventszaken worden genoemd: "Hij is als een rijsje…" De rest van Jesaja 53 is natuurlijk boordevol zaken over het lijden van Christus. Johannes citeert tamelijk precies, maar hij voegt er "Heere" aan toe. Uiteraard richt Jesaja zich ook op de Heere, maar waarom voegt Johannes Gods naam er aan toe? Ook in Romeinen 10:16 wordt het zo geciteerd. In de kanttekeningen van Jesaja 53:1 lezen we: "Het is zoiets als zegt Jesaja: het zijn er maar weinigen, bijna niemand! In de teksten Johannes 12:38 en Romeinen 10:16 wordt het woord 'O Heere' aan het begint toegevoegd, om te tonen dat het een klacht tot God is." Om moedeloos van te worden.
Wat is het nut nog van preken, als ze het toch allemaal niet geloven? En aan wie is de arm des Heeren geopenbaard? Daar hebben we die tekenen uit het voorgaande vers van Johannes 12 weer. Ze hebben Gods tekenen gezien, maar het allemaal vruchteloos, doelloos en dus nutteloos… 

En om het allemaal nog zwarter in te kleuren: het feit dat in het Nieuwe Testament deze tekst op twee plaatsen wordt geciteerd, is niet toevallig! Christus heeft het Jesaja-debacle ervaren en ook Zijn discipelen worden met ditzelfde probleem geconfronteerd. Het is ploegen op rotsen, zaaien op tussen de doornen, ja… (als je niet oppast verval je zelfs in sarcasme): paarlen voor de zwijnen.
Maar dát zegt Jesaja niet. Hij roept dit niet richting God, om daarmee – net als Elia – zijn handdoek in de ring te gooien en te zeggen: neem mij maar weg. Het is een kenschets van de onmogelijkheid, ja van de dwaasheid van de prediking. Maar in dát contrast blijft rechtovereind staan dat juist door diezelfde dwaasheid van de prediking het middel tot redding wordt verkondigd.
Zeg eens… heeft de preek effect in jouw hart? Bereikt de dominee, de ouderling, de JV- of clubleider iets met de preken en bijbelstudies in jouw leven? En… is daar ook iets van zichtbaar in je houding in de kerk? Of is jouw houding, zoals je erbij zit in de kerk: "kijk maar: het heeft allemaal geen zin, niemand gelooft het"? Vind je dat je zit-houding niet uitmaakt in de kerk? En dat het om het even is, hoe je ogen staan (of dichtzitten)? Misschien moet je eens meekijken, vanaf de preekstoel naar de gemeente en ervaren hoe aardig het is om tegen knikkebollende mensen aan te kijken en toch gewoon door te preken. En het zijn niet de meest remonstrantse en vrijzinnige types die zo knikkebolen, helaas!

Erger is het – en daar doelt Jesaja op – als mensen midden in het gezicht van de prediker zeggen dat het allemaal niet waar is. Dat het niet zo is, zoals God het zegt in Zijn woord. Ja, dat God misschien wel helemaal niet bestaat. Als het publiek een houding aanneemt van ongeloof. Er waren discipelen die op Jezus' bevel het stof van hun schoenen mochten afkloppen. En ik denk dat dat inderdaad een wijs advies van de Heiland was, dat ons voor veel frustratie behoedt. Immers, Johannes citeert hier Jesaja, als een soort slotsom op Jezus' bediening hier op aarde. Johannes had nog eens goed gekeken, maar er was niemand die God zocht, ook niet tot één toe! Hij lag onder zijn Jeneverbesstruik en hij concludeerde: Ik alleen ben overgebleven…
Johannes liegt hier niet, maar ik vermoed dat hij daar op Padmos, terugkijkend op het leven van Jezus en Diens bediening toch wel eens sombere gevoelens heeft gekoesterd over de voortgang van Gods koninkrijk. En misschien ook in zo'n sombere bui dit gedeelte heeft verteld. Zou het misschien zo zijn dat juist op zo'n moment Christus hem daar op Padmos bezocht om hem te bemoedigen? "…toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten; en Hij leide Zijn rechterhand op mij, zeggende tot mij: Vrees niet; Ik ben de Eerste en de Laatste; En Die leef,  en Ik ben dood geweest; en zie Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods."

Johannes is er eerlijk in dat hij pas later de dingen goed doorzag; op het moment dat ze gebeurde, begreep hij de verbanden niet altijd zo. Echter, als hij op Padmos zijn Evangelie schrijft, lijkt hij toch wat somber, zo hier en daar (of ik moet mij vergissen). Jesaja kwam in het 53e hoofdstuk nog tot de positiefe slotsom: "…als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben,  zo zal Hij zaad zien,  Hij zal de dagen verlengen; en het welbehagen des HEEREN zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan." We moeten vooral maar niet klein denken van de HEERE. En ook al is er niet altijd vrucht te zien, het zál een schare worden die niemand kan tellen. Sterker nog: het worden er elke dag meer; er komen er alleen maar bij en er vallen er nooit af!

woensdag 26 november 2014

Soms… sommigen… somberen?

"En hoewel Hij zovele tekenen voor hen gedaan had, nochtans geloofden zij in Hem niet"
Johannes 12 : 37

Ooit stuurde een oud-collega een kaartje naar een van mijn andere collega's – toen zijn leven een beetje in puin lag – met de filosofische tekst: "Soms voelt je leven als een oude tuin". Op het kaartje was een sterk verwaarloosde tuin te zien… Je zou kunnen zeggen dat het een sombere boodschap was. Die oud-collega was geen christen; misschien wat spiritueel, maar veel meer dan dat reikte zijn 'geloof' niet. Ondanks de somberte van die spreuk, vond ik het woordje 'soms' moedgevend. Soms… niet altijd. Blijkbaar zijn er toch ook nog andere momenten.
Onze dagtekst is zo'n 'oude tuin'-spreuk. Je zou erover kunnen somberen: "Nou is er zóveel gepreekt… nu zijn er zóveel tekenen gedaan… en nóg geloven ze niet!" Somberen, op het het verbitteren af!
Wie nog een paar teksten doorleest, wordt al helemaal niet optimistisch. Je zou haast hypercalvinist worden: een mens kan niks, het moet je maar gegeven worden, anders blijf je doof, blind en vijandig.
Alvorens we in zulke somberte vervallen wil ik toch beter kijken naar onze tekst. En ik zeg het maar vooraf: misschien wil ik er dingen in ontdekken die er niet staan… maar houd dan even de 'ja-maars' achter de kiezen. Kom, en kijk mee…

De eerste vraag mag toch wel zijn: wie zijn deze 'hen'? De hele schare? De farizeeën? Geen onbelangrijke vraag, want als we even een sprongetje maken, dan lezen we in vers 42: "Nochtans geloofden ook zelfs velen uit de oversten in Hem…" Als ik mij niet vergis, zijn deze 'hen' vooral die hardnekkige debaters, die het meer gaat om de strategie van 'hoe zetten we Jezus schaakmat', dan: snijdt Zijn woord misschien tóch hout?"
En wat je vaker ziet – daar zal het vervolg op vers 42 ook eerlijk over zijn – is dat mensen groepsgedrag vertonen. Hun mening wordt ter plekke gevormd, door wat 'men' vindt. Duidelijk is wel dat dit 'hen' dus niet alomvattend is ten opzichte van de schare. Niet 'allen', maar veeleer 'sommigen' van de schare. Dus eigenlijk van hetzelfde kaliber als het 'soms' uit die ongelovige spreuk van hiervoor. Nota bene komt daar vrucht onder de 'oversten'! Dan kun je zeker niet somberen, bij het lezen van de woorden uit onze dagtekst.

Een tweede vraag is: wie concludeert deze woorden uit de tekst? Allereerst Johannes. Hij kijkt al schrijvend terug op dit voorval, beziet de schaarse vrucht op de prediking en legt haast direct een verband met een oud-testamentische profetie; die van Jesaja. Ook als zo'n 'oude-tuin'-profetie, zou je zeggen. We staan daar in de komende dagen wel verder bij stil. Maar waar het mij om gaat is dat Johannes een goede verbandentrekker is. Ik zou willen dat veel meer christenen, ook jongeren, beter verbanden leren leggen; het geheel van de Schrift leert zien en zo de diepten van Gods Woord leert waarderen en bewonderen!
Het is dus Johannes die een optelsom maakt: veel tekenen –> zij geloven niet. En dan staat het pijltje symbool voor het woord: NOCHTANS. Doorgaans het woordje 'nochtans' een positief woord. Een 'tegen de klippen op geloven'-woordje! Hier echter drukt het de droeve conclusie uit, de donkere tegenstelling van 'zoveel licht' en 'zo weinig geloof'. En zeker is dat ook deze Bijbeltekst door de Heilige Geest is ingegeven. Het is ook van Godswege een vermanende uitroep: "Hoe menigmaal heb Ik u bijeen willen vergaderen?!" 
Maar het is geen slotsom. Hooguit een tussenstand. Want ik verbind toch graag dat 42e vers aan deze tekst. Waar satan in geuren en kleuren tekent dat er geen geloof komt op die tekenen, daar laat de Heilige Geest in vers 42 haarfijn zien, dat zich zelfs in satans meest verharde bolwerk – de overpriesters – een fors aantal gelovigen bevindt! De tegenstellingen van vers 37 en 42 laten forse barsten zien in het bastion van ongeloof.

Tenslotte nog dít: ze geloofden niet, in relatie tot die wonderen. Dit haakt nog wel het diepst. Wij zoeken het vaak in het spectaculaire. Als de rijke man in de hel zijn ogen opslaat en met schrik constateert dat zijn broers ook zo ongelovig zijn en ditzelfde lot wacht, wil hij Lazarus uit de doden laten opstaan en naar zijn broers sturen. Abraham weert die spectaculaire overtuigingsdrang af met de woorden: "Zij hebben Mozes en de profeten […] Indien zij Mozes en de profeten niet horen, zo zullen zij ook, al waren het, dat er iemand uit de doden opstond, zich niet laten gezeggen."
Wat mij moed geeft in deze tekst is dat die hoorders "Mozes en de profeten" nog hebben. Als wonderen hun effect niet hebben dan is dat jammer. Maar laten we niet somberen: ze hebben Mozes en de profeten. Ze hebben het profetische Woord, dat zeer vast is en ze doen er goed aan dat ze dáárop acht geven. God spreekt bij voorkeur door Zijn Woord. Laten we toch de kracht van het Woord vandaag de dag niet onderschatten, hoogachten en aanprijzen!
Zo zit er toch nog een klein lichtstraaltje in een sombere tekst, nietwaar?

vrijdag 21 november 2014

Verstoppertje?

"Deze dingen sprak Jezus; en weggaande verborg Hij Zich van hen."
Johannes 12 : 36b

Je kent dat wel: verstoppertje spelen. Die ander moet jou zoeken. Als kind speelde ik dat spelletje graag met kammeraadjes op het schoolplein of met vrienden of mijn neefje en nichtje tussen de houtstapels op het fabrieksterrein van mijn vader. Het spannendste moment was als jij zag dat die ander jou wel zocht, maar nog niet zag. Door een kiertje zag jij die ander zoeken: jij zag hem helemaal, hij zag jouw helemaal niet.
Het kant nog anders, als je iemand op een afstandje staat te bekijken, terwijl die ander zich niet bewust is dat jij hem ziet. Het overkwam mij vorige week nog, toen een jongere van de gemeente kwam aanrijden bij catechesatie; ik zat in mijn auto te wachten. Hij zette zijn scooter neer en stak nietsvermoeden een sjekkie op. Tot ik op de claxon drukte en hij zich een hoedje schrok.
Je bewust of onbewust verstoppen kan spannend of grappig zijn. En soms… soms zijn er momenten dat je je zou willen verstoppen… je maakte een domme fout en iedereen staart je aan. Je zou wel door de grond willen zakken, maar ja, dat kan niet.

Wat is het in onze tekst? Speelt Jezus – met eerbied – verstoppertje? Het griekse woord voor verbergen betekent ook 'schuilhouden' (we zijn dat al eerder in onze bijbelstudies tegengekomen) of 'aan de aandacht ontsnappen'. Het woord kan ook een metafoor zijn voor 'verzwijgen' of 'geheimhouden'. Wat Jezus betreft is het allereerst 'aan de aandacht ontsnappen. De geest van het moment is nog niet goed. De verwachtingen liggen totaal ergens anders. Of moeten we zeggen: de mensen zijn nog té positief jegens Christus? Met name Zijn intocht was glansrijk als was het een verkiezingsoverwinning. Niets was echter minder waar… dat zou blijken!
Maar is het 'verzwijgen' of 'geheimhouden' ook niet aan de orde? Houdt Jezus Zijn werkelijk missie op dit moment nog even achter de hand? Het lijkt er wel op. De spanning loopt op… maar niet de kant op die Jezus wil.

Johannes verzwijgt waar Hij heengaat. Mattheüs en Markus vertellen dat Hij teruggaat naar Bethanië. Lukas zegt er nog iets anders over in hoofdstuk 21 vers 37: "Des daags nu was Hij lerende in de tempel; maar des nachts ging Hij uit, en vernachtte op den berg, genaamd den Olijfberg."
Het verbergen had wel betrekking op de mensen, immers Hij verborg zich van/voor hen… Maar er was ook dat Zich terugtrekken en de gemeenschap zoeken met Zijn Vader. Er zijn meer momenten dan je voor mogelijk houdt, dat je je moet terugtrekken uit deze zich crazy-aanstellende wereld. Neem voldoende en voldoende vaak afstand en vraag je af of het allemaal wel de goede kant op gaat. Of het er wel toe doet, waar ieder zich druk om maakt. Neem vooral zodanig veel afstand, dat je dichter bij de HEERE bent en met Hem spreekt over de gekte en razende drukte van dit leven.

Jezus ging weg, staat er. Je zou toch denken: om dichter bij God te zijn, moet je in het heiligdom zijn. Dat is ook zeker zo. En toch gaat Jezus hier weg. Het zal zijn laatste bezoek aan de tempel blijken te zijn, als ik me niet vergis. Over enkele dagen wordt Hij uitgespuwd.
Kunnen we constateren dat we ook af en toe afstand moeten nemen van de kerk? Ja en nee. Niet te lichtzinnig en niet definitief. Maar objectief: ja. Af en toe afstand nemen van de kerk, de gemeente waartoe je behoort; en dan wel zo: zoals een schilder zijn schilderwerk bekijkt. Zoals een onderzoeker zijn project toetst aan de materie. Klopt het nog wel met Gods Woord, wat er gebeurt, gezegd en gepreekt wordt. Dat is niet modern, niet lichtzinnig, maar juist heel bijbels: denk aan Berea!

donderdag 20 november 2014

Komt als kind'ren van het Licht

"Terwijl gij het Licht hebt, gelooft in het Licht, opdat gij kinderen des Lichts moogt zijn."
Johannes 12 : 36a

Prachtig, die bewerking van Feike Asma over het lied: "Komt als kind'ren van het Licht". Eén van de eerste orgelstukken die mij diep raakte. Later ontdekte ik dat die term 'kinderen van het Licht' uit de Bijbel komt.
  • Lukas 16:8 "En de heer prees den onrechtvaardigen rentmeester, omdat hij voorzichtiglijk gedaan had; want de kinderen dezer wereld zijn voorzichtiger, dan de kinderen des lichts, in hun geslacht."
  • Johannes 12:36 "Terwijl gij het Licht hebt, gelooft in het Licht, opdat gij kinderen des Lichts moogt zijn. Deze dingen sprak Jezus; en weggaande verborg Hij Zich van hen."
  • Efeze 5:8 "Want gij waart eertijds duisternis, maar nu zijt gij licht in den Heere; wandelt als kinderen des lichts."
  • 1 Thessalonisenzen 5:5 "Gij zijt allen kinderen des lichts, en kinderen des daags; wij zijn niet des nachts, noch der duisternis."
"Kinderen des Lichts". Als enige tekst schrijft onze dagtekst Licht met een hoofdletter. Direct wijzend op Christus, Die Zelf deze woorden uitspreekt. Hoewel… Hij spreekt ze ook in Lukas 16. Maar daar tekent Hij ons die kinderen van het licht als een groep, een partij. Als behorend tot een partij, verwoord je de boodschap en missie van je partij in eigen woorden. Daarmee – dat zagen we deze dagen bij twee leden van de PvdA – ben je nog niet eensgeestes met de partij zelf. Wij mensen zijn sterk geneigd om de mensheid in groepjes te verdelen; en grofweg in twee groepen: goed en fout; of: mensen van het licht (het goede) en mensen van de duisternis (het kwaad). Je krijgt al snel een Yin-Yan-principe. Dat is ook het gevaar van allerlei exegese uit vrije groepen. Je sluit je aan bij een overtuiging… Maar zo is het Christendom niet…

Christus doelt op iets anders met dat 'Kinderen des Lichts'. Het zijn niet zomaar volgelingen van het principe van het licht, het goede. Het zijn 'kinderen'… 'geteelden' of 'nakomelingen'. Zo werd Adam genoemd: kind of zoon van God (Lukas 3 : 38). Hij was een afschaduwing van God Zelf; hij droeg Zijn beeld. Er is niet alleen een 'bloedband', maar er is ook een genetisch-voortgebrachte lijn. 'Kind' is verbonden met 'geboorte'. Zo is ook 'kind van het Licht' verbonden met 'wedergeboorte'. Je bent geen partijgenoot van het licht, maar er is in geestelijk opzicht iets 'genetisch' veranderd, doorgegeven, geteeld.
'Kind van het Licht' schept dus verantwoordelijkheid en verplichting: je behoort je te gedragen als kind van het Licht, zoon of kind van God! Daarin interpreteer je de grondwet van het Licht niet met jouw eigen woorden, maar draag je die zuiver, onafhankelijk (met wegcijfering van mijn oude ik) uit, vanuit het diepst van je hart!

Er staat in onze tekst iets merkwaardigs: "Terwijl gij het Licht hebt…" Alsof er een tijd zal aanbreken, wanneer het Licht er niet meer is, of dat je het althans zult kwijt zijn/verliezen. Is er dan afval der heiligen? Nooit en te nimmer! Wij worden kinderen van het Licht, door met dat Licht in aanraking te komen en te blijven. "Zolang er leven is, is er hoop", zeggen we wel eens… welnu: zolang het Licht er is, is er hoop kind van het Licht te worden. Maar ben je het eenmaal, dan blijf je het. Dus geen krampachtigheid, alsof je het zou kunnen verliezen! Maar werkt nu het dag is: de genadetijd. Want Jezus' opdracht luidt: "Gelooft in het Licht!" Loop jij nog in de risicozone? Moet jij het nog hebben van het hoop om kind van het Licht te wórden? Of mag je weten dat je het bént? Pas dan, pas dán "wandel je in het licht van Jezus"!

En wanneer je kind van het Licht geworden bent, ga je meer en meer de kenmerken, de trekken, van het Licht vertonen. Immers, het Licht heeft je nieuw geschapen, voortgebracht. Kom dan, als kinderen van het Licht.
Komt als kind'ren van het licht. 
Aan het werk getogen. 
Vreest niet! Elke vijand zwicht 
voor Gods alvermogen. 
Alles sterkt u in uw loop, 
toekomst en verleden. 
Leg maar steeds vol blijde hoop 
al uw kracht in 't heden.

En die laatste regel betekent niet dat we het moeten hebben van het hier en het nu, maar dat we ons dagelijks werk zonder angst of bangigheid doen, maar ziende op het einde van de reis: de eeuwige heerlijkheid. Laten mensen maar merken en zien aan ons dat we kinderen van het Licht zijn. Niet om er mee te pronken, maar om die wandel aan te prijzen, ja om de HEERE Zelf aan te prijzen bij de mensen die dagelijks ons pad kruisen!



dinsdag 18 november 2014

Ik wandel in het licht van Jezus

"Jezus dan zeide tot hen: Nog een kleinen tijd is het Licht bij ulieden; wandelt, terwijl gij het Licht hebt, opdat de duisternis u niet bevange. En die in de duisternis wandelt, weet niet, waar hij heengaat."

Johannes 12 : 35


Je kent dat lied wel: 'Ik wandel in het licht met Jezus'. In het licht wandelen, dus overdags, heeft grote voordelen ten opzichte van wandelen in het duister. Vraag het de blinden uit de gelijkenis van Jezus: "Kan ook de blinde de blinde leiden? Zullen ze niet allebei in de gracht vallen?" In het donker zie je niet wat er op je weg ligt. Je kunt zomaar over iets struikelen en iets breken. Je kunt iets omstoten en schade berokkenen.
Maar dát is niet het probleem waar Jezus op doelt! Hij spreekt hier over de moedwillig gekozen duisternis. Een kind in het donker, dat geen hand voor ogen ziet, heeft iets zieligs, iets meelijwekkends. Maar iemand die eigenwijs, moedwillig het licht uitdoet en met een klap de deur dichtgooit, om zo ook het licht vanuit de gang of de overloop buiten te sluiten, is rondweg dom en irritant. Bij zo iemand heb je al gauw zoiets als: "Zoek het dan lekker zelf uit…" Gode zij dank is de HEERE niet zo. Hoewel…

Laten we bij het begin beginnen. Jezus stelt dat het Licht nog slechts een kleine tijd hier bij hen zal zijn. Dit klinkt heel abstract en je vraagt je af hoe goed de mensen Zijn woorden hebben begrepen. Misschien voelden ze het meer aan dan dat ze het precies begrepen. Jezus zei bijvoorbeeld niet: "Nog een klein poosje is het licht, en daarna wordt het donker". Nee Hij sprak over 'het Licht' dat bij hen zou zijn. Sterker nog… Hij zegt even verder niet "Wandel terwijl het nog licht is", maar "Wandelt terwijl gij het Licht hebt"! De Kanttekenaren tekenen hierbij aan dat Jezus hier op Zichzelf wijst. Hij refereert heel fijntjes aan Johannes 8 : 12, waar staat: "Ik ben het licht der wereld; die Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben." Degenen die Hem dat tóen hadden horen zeggen, wisten exact waar Hij op doelde. Er ging iets met Hem gebeuren. En tot die tijd moesten ze de tijd 'uitkopen', hun tijd goed besteden.
Door dat te doen, zouden ze ervoor kunnen zorgen dat de duisternis hen niet bevangt. Dat woord 'bevangen' betekent: 'aangrijpen', 'inwerken op' of 'zich meester maken van'. Dat woord wordt ook veel positiever op andere plaatsen gebruikt… dan betekent het 'ontdekken', 'snappen', 'inzien'. De duisternis kan je overmeesteren, maar hier is Christus bezig – want over Hem wordt dat woord ook wel gebruikt – om hen te laten inzien wat er op handen is!

Duisternis… dat is zeker de macht van satan? Dat kan, maar dat is hier niet direct – hooguit indirect – aan de orde. De Kanttekeningen lichten dit woord toe als "onwetendheid en verstoktheid".
Het eerste klinkt nog als een onnozele vergissing, maar het tweede is een brute vuist tegen God. Ik denk dat je gerust kunt zeggen dat die twee woorden precies omvatten wat er in die schare voor Jezus aanwezig was: enerzijds verblindheid door onwetendheid; anderzijds verblindheid door verstoktheid.
Ja, maar een mens is toch nooit vrij te pleiten vanwege onnozelheid? Nee inderdaad, en daarom waarschuwt Jezus ook. Beiden lopen in de duisternis… en wie in het duister loopt, weet niet waar hij heengaat! Hoe symbolisch waar zijn die woorden eveneens!

Maar zo hoeft het niet! Je hoeft niet in het duister te tasten. We worden geroepen om onze roeping en verkiezing vast te maken. We worden opgeroepen om naar zekerheid te staan! Het is geen misschientje, zoals bij veel roomsen en moslims… Jezus is het Licht; het Licht der wereld, en daar behoort elk schepsel toe, dus niemand is te verontschuldigen. Licht is geen ding dat je over het hoofd kunt zien. Licht is een allesdoordringende aanwezigheid. Als je dat negeert, weet je ten diepste eigenlijk heel goed waar je heel gaat… het verderf. Er waren mensen, daar voor Jezus, van wie Hij moest getuigen dat ze dat Licht wel hadden gezien, maar het hadden genegeerd. Wie zijn ogen dichtdoet, zal merken wanneer de zon gaat schijnen, ook al ziet hij de zon niet. Je ervaart hem aan de warmte op je huid en het licht dat door de huid van je oogleden sijpelt. Wie dat merkt, en toch weigert te erkennen dat het licht er is, negeert de werkelijkheid. In geestelijk opzicht loop je een eeuwig risico. Wie Christus verwerpt, verwerpt ook Hem Die ervoor heeft gezorgd dat Christus naar deze aarde kwam. Hoe duister wil je het hebben? Of… zing je "Ik wandel in het licht met Jezus? Eigenlijk kun je nog beter zingen: "Ik wandel in het licht van Jezus". Immers Hij is de Lichtbron en het Licht Zelf. Er is toch niets heerlijkers dan in Zijn licht hét Licht te zien (Psalm 68)?

zondag 16 november 2014

Van horen zeggen


"De schare antwoordde Hem: Wij hebben uit de wet gehoord, dat de Christus blijft in der eeuwigheid; en hoe zegt Gij, dat de Zoon des mensen moet verhoogd worden? Wie is deze Zoon des mensen?"
Johannes 12:34

Als iemand iets beweert dat jou onjuist in de oren klinkt, is het soms interessant om te achterhalen hoe hij of zij tot die uitspraak komt. In onze tekst ondervragen de mensen – en niet direct de Farizeeën – de Heere Jezus op Zijn woorden. En luister maar, ze hebben Hem aardig begrepen. "Hoe kunt U beweren dat de Zoon des mensen moet worden verhoogd?" Jezus had dat zo niet gezegd, maar zij trokken wel een juiste conclusie. Wat had Jezus wél gezegd? "De ure is gekomen, dat de Zoon des mensen zal verheerlijkt worden" (vers 23). Verheerlijkt! Niet verhoogd. Dat verhogen gebruikte Hij in relatie tot Zichzelf: "En Ik, zo wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal hen allen tot Mij trekken" (vers 32). De mensen hadden de link tussen Jezus en de Zoon des mensen begrepen, want ze verbinden het verhogen van Jezus nu kruislings met de Zoon des mensen. En daarmee beamen zij dat Jezus dezelfde is als de Zoon des mensen. 

Maar voordat je nu denkt, dat deze mensen er dus zijn en de boodschap van Christus werkelijk hebben begrepen, luister dan nog eens goed waarmee ze beginnen. "Wij hebben gehoord…" Dit is een heel veilige manier van betogen. Je hebt het slechts gehoord. Dus als het niet klopt, ga je niet af, maar 'lieg' je in commissie. Echter, ik vind dit altijd een armoedige manier van argumenteren. Als het doorslaggevend bewijs slechts een gerucht is. Met wat zij hebben gehoord van hun rabbi's, hebben zij hun beeld en mening gevormd. Ze hebben het eigenlijk nooit geverifieerd. En dat is zo supergevaarlijk! De mensen uit Berea werden geroemd, omdat ze checkten of het gehoorde klopte met het Woord. Doe jij dat ook? Dat is geen argwaan, maar standvastig wortelen in en groeien vanuit de Schrift.

Wat hebben ze gehoord? Dat de Christus eeuwig bij hen blijft. Voor hen is die Zoon des mensen de Messias, de Christus. En daarin hadden ze gelijk! De term 'Zoon des mensen' komt uit Daniël. Op – nota bene – Wikipedia valt het volgens te lezen:
    "Ik zag dat er tronen werden neergezet en dat er een oude wijze plaats nam. Zijn kleed was wit als sneeuw, zijn hoofdhaar als zuivere wol. Zijn troon bestond uit vuurvlammen, de wielen uit laaiend vuur. Een rivier van vuur welde op en stroomde voor hem uit. Duizend maal duizenden dienden hem, tienduizend maal tienduizenden stonden voor hem. Het hof nam plaats en de boeken werden geopend. ... In mijn nachtelijke visioenen zag ik dat er met de wolken van de hemel iemand kwam die eruitzag als een mens (כְּבַר אֱנָשׁ kəbar 'ěnosh). Hij naderde de oude wijze en werd voor hem geleid. Hem werden macht, eer en het koningschap verleend, en alle volken en naties, welke taal zij ook spraken, dienden hem. Zijn heerschappij was een eeuwige heerschappij die nooit ten einde zou komen, zijn koningschap zou nooit te gronde gaan. (Daniël 7.9-14)[1]
  • In oudere Nederlandse vertalingen wordt 'mens' hier nog weergegeven door 'mensenzoon', b.v. in NBG 1951 luidt vers 13:
  • Ik bleef toekijken in de nachtgezichten en zie, met de wolken des hemels kwam iemand gelijk een mensenzoon.
  • De vertalingen 'mens' en 'mensenzoon' zijn beide valide.[2]
  • We hebben hier te maken met een menselijk figuur aan wie in de Eindtijd alle macht zal worden gegeven. Daniël geeft geen interpretatie van zijn visioen. Er zijn meer visioenen, en in een daarvan wordt als heerser van de eindtijd "Michaël" genoemd (Daniël 12.1). Deze naam betekent "Hij die is als God" en hoeft niet noodzakelijkerwijs de aartsengel met dezelfde naam te zijn.
  • Volgens de Evangeliën noemde Jezus van Nazareth zichzelf de Mensenzoon, en daarmee indirect de Messias. Volgens het christelijk geloof is Jezus degene die aan het einde der tijden de volken zal beoordelen, een gebeurtenis die in het Christendom bekendstaat als het "Laatste Oordeel" en een wijdere betekenis heeft dan het oordeel over de vier wereldrijken dat in Daniël 7 is bedoeld.
  • De kern van het Christendom is dat Jezus van Nazareth de messias is. Een andere kwestie is of de vroegste christenen eveneens meenden dat hun messias degene was die, als Mensenzoon, het oordeel zou vellen. Vermoedelijk is dit inderdaad het geval; toen Jezus door Kajafas werd verhoord, vond volgens de Evangelisten de volgende uitwisseling plaats:
    Toen vroeg de hogepriester hem: ‘Bent u de messias, de Zoon van de Gezegende?’
    Jezus zei: "Dat ben ik, en u zult de Mensenzoon (τὸν υἱὸν τοῦ ἀνθρώπου) aan de rechterhand van de Machtige zien zitten en hem zien komen op de wolken van de hemel." [8]
  • Anders gezegd, Jezus beroept zich hier op Daniël 7. Dit geeft aan dat in de vroege kerk werd aangenomen dat Jezus, als messias, de Mensenzoon was die het Laatste Oordeel zou vellen.
  • De uitdrukking wordt in het Nieuwe Testament nog 82 keer gebruikt, vrijwel uitsluitend in passages waarin Jezus deze titel op zichzelf toepast.[9] Vrijwel alle keren wordt Mensenzoon in het Nieuwe Testament in de directe rede in 3e persoon enkelvoud gebruikt, b.v.:
    Tegen de leerlingen zei hij: ‘Er komt een tijd dat jullie ernaar zullen verlangen een van de dagen van de Mensenzoon te zien, maar jullie zullen die dag niet meemaken.’[10] "

Tot zover Wikipedia. Er was bij de schare in onze tekst een zekere kennis van de Mesias. Ze gingen zelfs zover dat ze de link legden tussen Jezus en de Zoon des mensen. Maar, hoe verwonderlijk is het dan om aan het einde van het vers die vraag te lezen: "Wie is deze Zoon des mensen"? Daarmee geven ze zichzelf bloot en erkennen dat ze het gehoorde eigenlijk helemaal niet snappen. En dat Jezus' woorden niets aan duidelijkheid hebben toegevoegd. 
Hoe belangrijk is het om door te vragen als mensen je confronteren met hun stellige mening. Vaak genoeg kom je er al na drie vragen achter dat ze slechts napraters zijn. En dus geen zekerheid hebben. Dan is er werk aan de winkel. Vind je niet? Jij weet toch wel beter?

vrijdag 14 november 2014

Drie intermezzi


Gisteren stonden we op de MannenBijbelstudieVereniging 'Bartholomeüs' Schoonhoven stil bij Numéri 3 en 4. Mega veel informatie. Als intermezzi in een totaaloverzicht van deze twee hoofdstukken mocht ik drie elementen eruit halen en ze uitwerken naar een vraag om te overdenken met elkaar… Ik geef ze graag aan je door om ook eens over na te denken.


INTERMEZZO 1


En dit zijn de namen der zonen van Aäron: de eerstgeborene, Nadab, daarna Abihu, Eleazar, en Ithamar. Dit zijn de namen der zonen van Aäron, der priesteren, die gezalfd waren, welker hand men gevuld had, om het priesterambt te bedienen. Maar Nadab en Abihu stierven voor het aangezicht des HEEREN, als zij vreemd vuur voor het aangezicht des HEEREN in de woestijn van Sinaï brachten, en hadden geen kinderen, doch Eleazar en Ithamar bedienden het priesterambt voor het aangezicht van hun vader Aäron.

Numeri 3 : 2-4


Je zult een kind moeten verliezen. Ik ben opgegroeid in die werkelijkheid. Onpeilbaar is het verdriet van ouders, als hun kinderen hen voorgaan. Zeker als ze nog jong zijn. Zij die het meemaakten, begrijpen hen die het ook overkomt. Anderen kunnen er slechts naar gissen.
Wie zal het verdriet peilen van Aäron? Als je zonen door de dodelijke toorn van God worden getroffen en ter aarde neerstorten? De pijn en het verdriet worden gemengd met de bittere gal van schaamte, vanwege hun zonden. Had hij ze zo slecht voorgeleefd? Erfzonde? Dat is beslist geen dooddoener…
Aäron snelde toe om huilend neer te zijgen bij de ontzielde lichamen van zijn vlees en bloed…? Nee!

Leviticus 10 vertelt ons “En de zonen van Aaron, Nadab en Abihu, namen een ieder zijn wierookvat, en deden vuur daarin, en legden reukwerk daarop, en brachten vreemd vuur voor het aangezicht des HEEREN, hetwelk hij hen niet geboden had. Toen ging een vuur uit van het aangezicht des HEEREN, en verteerde hen; en zij stierven voor het aangezicht des HEEREN. En Mozes zeide tot Aaron: Dat is het, wat de HEERE gesproken heeft, zeggende: In degenen, die tot Mij naderen, zal Ik geheiligd worden, en voor het aangezicht van al het volk zal Ik verheerlijkt worden. Doch Aaron zweeg stil. En Mozes riep Misael en Elzafan, de zonen van Uzziel, de oom van Aaron, en zeide tot hen: Treedt toe, draagt uw broederen weg, van voor het heiligdom tot buiten het leger. Toen traden zij toe, en droegen hen, in hun rokken, tot buiten het leger, gelijk als Mozes gesproken had. En Mozes zeide tot Aaron, en tot Eleazar, en tot Ithamar, zijn zonen: Gij zult uw hoofden niet ontbloten, noch uw klederen verscheuren, opdat gij niet sterft, en grote toorn over de ganse vergadering kome; maar uw broederen, het ganse huis van Israel, zullen dezen brand, dien de HEERE aan gestoken heeft, bewenen. Gij zult ook uit de deur van de tent der samenkomst niet uitgaan, opdat gij niet sterft; want de zalfolie des HEEREN is op u. En zij deden naar het woord van Mozes.”

De buitenstaanders, de familie, mogen rouwen. Maar de twee broers en de vader NIET. Aäron zweeg… Aäron hield zijn sierlijke priestergewaad aan. Hij hield zijn tranen binnen en onderdrukte zijn emoties, op straffe van diezelfde toorn van God. Waarom? Zullen we het ooit weten? Roept het ons op tot innige overdenking van Gods heiligheid? Bevatten we wel dat God heilig is? Wát is heilig? Wíe is God? En wie ben ik? Walsen we niet te gemakkelijk over dít aspect heen? Eens zullen we ervaren en ondervinden wát het is: Gods heiligheid. Maar het is beter je er reeds in dit leven bewust van te zijn… en ernaar te leven.
Hij is geen goedlachse Goed-heiligman. Wat dacht je?! Hij is God en niemand meer…

VRAAG 1
Wat vind jij van Gods heiligheid? Bangmakerij? Angstaanjagende realiteit? Nooit over nagedacht? Is Gods heiligheid een maatlat om langs jouw leven te leggen? Of… niet aan de orde?


––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––


INTERMEZZO 2


13 Want alle eerstgeborene is Mijn; van den dag, dat Ik alle eerstgeborenen in Egypteland sloeg, heb Ik Mij geheiligd alle eerstgeborenen in Israel, van de mensen tot de beesten; zij zullen Mijn zijn; Ik ben de HEERE!
41 En gij zult voor Mij de Levieten nemen (Ik ben de HEERE!), in plaats van alle eerstgeborenen onder de kinderen Israels, en de beesten der Levieten, in plaats van alle eerstgeborenen onder de beesten der kinderen Israels.
45 Neem de Levieten, in plaats van alle eerstgeboorte onder de kinderen Israels, en de beesten der Levieten, in plaats van hun beesten; want de Levieten zullen Mijn zijn; Ik ben de HEERE!

Numeri 3 : 13, 41, 45



Je zult maar eerstgeborene zijn. Omdat er in Egypte iets ergs is gebeurd, ben jij verantwoordelijk voor de dienst aan de HEERE. En ben je niet van Levi, dan word je gelost en kost jij je gezin dus extra geld.
Geld dat er misschien weleens helemaal niet is… Jij bent de stamhouder. Jij bent de duurste.
Het gebeuren in Egypte serieus nemend, had jij dus eigenlijk moeten sterven. Meer dan alle kinderen Israëls, ben jij van de HEERE. Immers, Hij zegt: “Alle eerstgeborene is van Mij!”
Ik leer dat ik dus niet van mijzelf ben. Nooit niet, maar zeker niet als eerstgeborene.

Dat God in mijn plaats een Leviet neemt, is eveneens een straf. Omdat Levi zo’n onstuimig karakter had en de mensen van Sichem dood sloeg. Vader Jacob vervloekte die daad. Maar die was toch heel begrijpelijk? Bloedwraak! Was Dina niet verkracht? Nota bene zijn bloedeigen zus? Dat kon toch niet ongestraft blijven?
In Genesis 49 ‘zegent’ – nu ja zegent – Jacob deze woeste zonen: “Simeon en Levi zijn gebroeders! hun handelingen zijn werktuigen van geweld! Mijn ziel kome niet in hun verborgen raad; mijn eer worde niet verenigd met hun vergadering! want in hun toorn hebben zij de mannen doodgeslagen, en in hun moedwil hebben zij de ossen weggerukt. Vervloekt zij hun toorn, want hij is heftig; en hun verbolgenheid, want zij is hard! ik zal hen verdelen onder Jakob, en zal hen verstrooien onder Israel.
Dat laatste is wat Levi betreft vrij concreet in vervulling gegaan. In Numéri 3 spreekt God ogenschijnlijk genadig: “De Levieten zullen van Mij zijn”. Maar de Leviet mocht geen bezitting in Israël hebben; hij leefde van de dienst aan de HEERE. Daar was die bekende Leviet Joses – of Barnabas – uit Handelingen 4, wel een uitzondering op; of kwam hij tot inkeer en gaf hij daarom zijn bezit aan de apostelen?

Ik haast me te wijzen op de grote Eerstgeborene. Die Zijn leven aflegde, omdat Hij niet van Zichzelf was, maar voluit van Zijn Vader. Ik word stil, uiterst stil, als Hij spreekt: “Zie Ik kom om Uw wil te doen…” of, zoals Johannes het Hem hoorde zeggen: “Daarom heeft mij de Vader lief, overmits Ik Mijn leven afleg, opdat Ik hetzelve wederom neme. Niemand neemt hetzelve van Mij, maar Ik leg het van Mijzelven af; Ik heb macht hetzelve af te leggen, en heb macht hetzelve wederom te nemen. Dit gebod heb Ik van Mijn Vader ontvangen.” Voor Jezus was het een gebod, dat leven afleggen. Gebod… dat griekse woord ‘entole’ betekent: “Voorschrift, betreffende afkomst” of “Voorschrift van Mozes, betreffende het priesterschap”. De Levieten waren slechts als ‘hulpe tegenover’ aan de priesters gegeven. Maar deze Eerstegeborene is Priester, ja Hogepriester én Lam tegelijk. Hij… in onze plaats. Dat maakt je stil, niet?

VRAAG 2
Wat betekenden de Levieten voor elke eerstgeborene? Wat betekent de grote Eerstgeborene, Jezus Christus voor jou? Overdenk dat woord ‘plaatsvervangend’ eens… welke gedachten komen bij je op?


––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––––


INTERMEZZO 3


2 Neemt op de som der zonen van Kahath, uit het midden der zonen van Levi, naar hun geslachten, naar het huis hunner vaderen.
4 Dit zal de dienst zijn der zonen van Kahath, in de tent der samenkomst, te weten de heiligheid der heiligheden.5 In het optrekken des legers, zo zullen Aaron en zijn zonen komen, en den voorhang des deksels afnemen, en zullen daarmede de ark der getuigenis bedekken.
15 Als nu Aaron en zijn zonen, het dekken van het heiligdom, en van alle gereedschap des heiligdoms, in het optrekken des legers, zullen voleind hebben, zo zullen daarna de zonen van Kahath komen om te dragen; maar zij zullen dat heilige niet aanroeren, dat zij niet sterven. Dit is de last der zonen van Kahath, in de tent der samenkomst.

Numeri 4 : 2, 4, 5, 15




U weet dat ik van stamboomonderzoek houd. Met smaak spel ik de namen in geslachtsregisters en probeer er structuren in te ontdekken. Ik zie de dochter van Levi, Jochebeth, trouwen met de zoon van haar broer Kahath: Amram. Ja, Mozes, Mirjam en Aäron waren Kahathieten. Toch verhief God deze twee, Mozes en Aäron boven hun broeder-clan.
Als ik de naam van Kahath hoor, moet ik altijd weer aan Samuël denken. Want via Amrams broer Jizhar en diens zoon Korach (ja, die van Korach, Dathan en Abiram), loopt de lijn een generatie of zeven door naar Elkana, de man van Hannah en Peninnah. Hannah was onvruchtbaar en daarom nam hij Penninnah, opdat hij kinderen gewon. Maar… Hannah bleef zijn eerste! Daarom komen we in 1 Kronieken 6 Samuël tegen als zijn zoon en opvolger.

En onwillekeurig dacht ik: waarom werd die kleine Samuël daar in Silo in de tabernakel achtergelaten? De tabernakel was inmiddels een half-houten tempelgebouwtje; vandaar dat meestal werd gesproken over de tempel. Eli was hogepriester, maar had goddeloze zonen. Moest dat kleine ventje daar nu opgroeien? Maar Samuël was een Kahathiet. Hij was krachtens zijn afkomst betrokken op het heiligdom. Zijn vader, als doorgewinterd Kahathiet, had hem vast verteld wat zijn taak was in in Gods tempeldienst.

Sjaak Maasland vertelde me eens dat Joden uit dit priestergeslacht afkomstig, tot op de huidige dag precies weten wat hen te doen staat, als ooit die nieuwe, derde, tempel er komt. Het zijn de mensen met de naam Kahn, Cohen of – zoals mijn overgrootmoeder – DuHen. Als dat in onze tijd nog zo is, dan toch zeker in de tijd van Samuël. Maar… de tabernakel rustte toch? Hij hoefde toch niet meer opgebroken te worden? En al dat gereedschap hoefden toch niet opnieuw in hemelsblauw en dassenvellen te worden gewikkeld? Als je de Bijbel goed leest, merk je dat de tabernakel toch nog een paar maal is verhuisd. Ooit was hij in Rama. In Samuëls jonge jaren in Silo. In Davids jonge jaren in Nob. Uiteindelijk… ten lange leste, vind hij zijn rust in Jeruzalem.

De dienst aan de Heere is een zeer gestructureerde, ordelijke en zelfs deftige dienst. Zeg eens… stuit dat je tegen de borst of vind je dat eigenlijk wel heel gepast bij God Zelf? Van Wie is elke kerkdienst? Van Wie zijn de ambten? Van Wie is de bediening der verzoening? Van Wie de sacramenten? Van Wie de dienst aller gelovigen? Zou daar orde en structuur niet heel erg goed bij passen?

VRAAG 3
Numéri 3 en 4 bevatten wel heel veel informatie. Toch is met name de dienst der Kahathieten heel illustratief voor de gestructureerdheid van Gods dienst. Vind je dat we dat in onze dagen ook nodig hebben of vind je dat achterhaald? En zou dat in je persoonlijk, dagelijks leven ook zo moeten zijn?

vrijdag 7 november 2014

De diepte van een tussenzinnetje

"(En dit zeide Hij, betekenende, hoedanigen dood Hij sterven zou.)"
Johannes 12 : 33


Johannes doet dat wel vaker, zo'n tussenzinnetje, waarin hij laat zien dat achteraf veel op z'n plek is gevallen. Achteraf… als ze achter de gebeurtenissen staan, begrijpen de discipelen – en ook de anderen – de diepte van Jezus' woorden. Meer dan eens lezen we zulke tussenzinnetjes, waarin hij de aandacht vestigt op het onbegrepene.
Johannes 10, waar Jezus over de goede en de slechte herders spreekt: "Deze gelijkenis zeide Jezus tot hen; maar zij verstonden niet, wat het was, dat Hij tot hen sprak." (vers 6).
En ook Lukas doet dit ook, in hoofdstuk 18:34, als Jezus Zijn lijden en sterven gaat beschrijven: "En zij verstonden geen van deze dingen; en dit woord was voor hen verborgen, en zij verstonden niet, hetgeen gezegd werd."
Als Johannes soortgelijke woorden gebruikt in hoofdstuk 8 vers 27, voel je wel het verschil: "Zij verstonden niet, dat Hij hun van den Vader sprak." Daar is het puur vijandig ongeloof. In het geval van de discipelen is het klein geloof en belemmering van hun geestelijk inzicht.

Laten we eens zien wat er in onze dagtekst staat: "Dít zei Hij…" Wat? Dit lijkt terug te grijpen op het voorgaande vers: "En Ik, zo wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal hen allen tot Mij trekken." Maar… slaat het dan op het 'verhoogd worden' of het 'tot Zich trekken'? In dat vers kan, volgens de Kanttekeningen, het woordje 'wanneer' ook worden vertaald met 'indien': een voorwaarde voor dat 'tot Zich trekken'. Jezus kan de Zijnen alleen maar tot Zich trekken door Zijn dood.
Die dood wordt echter gespecificeerd met de woorden 'verhoogd worden'. En dát is het, waarmee Hij iets beschrijft van de manier waaróp Hij zal worden gedood: verhoogd worden. Later zullen ze het begrijpen, hoe letterlijk Hij dat bedoelde. Niet verhoging in de betekenis van verheerlijking (want zo kan je het griekse woord ook vertalen, als metafoor: het hoogste punt van je rijkdom of je eer en roem), maar verhoging in de letterlijke betekenis van omhoog worden gehesen, ten aanschouwen van alles en iedereen.

"Betekenende". Dit woordje duidt op het feit dat Jezus hier een teken, een seintje, geeft. De letters van mijn bijbel vertellen niet hóe Jezus' stem moet hebben geklonken, maar ik vermoed dat aan de intonatie iets zou zijn te merken geweest! Tussen de regels door gaf Hij alvast een aanwijzing. Maar het woordje 'hoedanige' vertelt ons direct weer dat het 'grofweg' of 'zo ongeveer' was, dus niet concreet duidelijk.

En zo vergaat het mij regelmatig als ik Zijn Woord lees. Je leest namelijk zomaar over dingen heen. Soms duurt het jaren voordat de werkelijke betekenis tot je doordringt. Gods Woord vereist studie en overdenking. Meer dan eens hoor je een preek over een tekst, waarover je al meer preken hebt gehoord. Met name in de Advents- en Lijdenstijd kan dat gebeuren. Let er dan eens op of er nieuwe diepten in de tekst opengaan. Dat is ook de roeping van elke predikant, trouwens. Jezus zegt daarover: "En Hij zeide tot hen: Daarom, een iegelijk Schriftgeleerde, in het Koninkrijk der hemelen onderwezen, is gelijk aan een heer des huizes, die uit zijn schat nieuwe en oude dingen voortbrengt." (Mattheüs 13:52). "In die volgorde: nieuwe en oude dingen", zei een broeder in de kerkenraad van Schoonhoven me eens, met nadruk, toen het over kapstokpreken ging. Kapstok-preken zijn uit den boze! Maar – om het even zo te noemen – kapstok-luisteren is even fataal. Afhaken, wanneer er wordt gepreekt over een bekende tekst, maakt, dat je het risico loopt de dingen die God je onder de aandacht wil brengen, te missen. Waar verdieping ontbreekt, spreken we over stilstand. En stilstand is achteruitgang.
Johannes is wat dat betreft een goed voorbeeld van voortschrijdend inzicht. Al mediterend en al beter luisterend begon hij de verbanden te zien, de diepten te peilen en … kwam hij onder de indruk van Gods wijsheid: "How great You are". Phililps, Craig en Dean bezingen dat, hoewel ze blijven steken in de grootheid van God in de schepping. Hoeveel te meer zou je dit soort dingen kunnen bezingen, bij het lezen en herlezen van wat Gods spreekt en wat Zijn Zoon vertelt en wat Zijn Geest ons laat zien!


"How Great You Are"
A thousand sparkling stars upon a midnight summer sky
The majesty and wonder of the ocean's endless tide
And the more I see the more I can't explain
How the one who set the world in place
Could even know my name and I'm amazed, I'm so amazed

How great You are, how small I am
How awesome is Your mighty hand
And I am captured by the wonder of it all
And I will offer all my praise with all my heart for all my days
How great You are, how great You are, how great You are

A million snow flakes gently fall, yet no two are the same
For colors fill the canvas of the seasons as the change
And everywhere I look I see Your hand
Why You would love someone like me
I'll never understand and I'm amazed, I'm so amazed

How great You are, how small I am
How awesome is Your mighty hand
And I am captured by the wonder of it all
And I will offer all my praise with all my heart for all my days
How great You are, how great You are, how great You are

How great You are, how small I am
How awesome is Your mighty hand
And I am captured by the wonder of it all
And I will offer all my praise with all my heart for all my days
How great You are, how great You are, how great You are

How great You are, how small I am

woensdag 5 november 2014

De rijkdom van Christus' verhoging

"En Ik, zo wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal hen allen tot Mij trekken."
Johannes 12 : 32


Op school leerde ik de trappen van Christus vernedering (op de site van ds. W. Pieters vond ik ze nog weer eens netjes op een rijtje):
(a) Zijn nederige geboorte
(b) Zijn lijden
(c) Zijn kruisiging
(d) Zijn sterven en begrafenis
(e) Zijn nederdalen ter helle.

Je herkent de stappen vanuit de Apostolische Geloofsbelijdenis.

Vervolgens zijn er ook de trappen van Zijn verhoging:
(a) Zijn opstanding uit de dood
(b) Zijn opvaren ten hemel
(c) Zijn zitten ter rechterhand van Zijn Vader
(d) Zijn wederkomst ten oordeel

Die laatste trap staat nog uit, is nog niet geschied. Of dat enkel de terugkomst is ten oordeel, klinkt mij wat té eenzijdig. Immers, in onze dagtekst spreekt Christus er iets anders over: "Zal Ik hen tot Mij trekken". Eindelijk zal Hij ze thuis brengen, in Zijn eeuwige nabijheid en voor de troon van Zijn Vader, waar pure heiligheid en zaligheid heerst.

Echter, er is nog wel een vraag die deze tekst oproept: wanneer is die verhoging? Je zou denken aan de Hemelvaart van Christus, maar… daarentegen lijkt het volgende vers meer te wijzen op Christus' verhoging aan het kruis! Je kunt dat trekken opmerken in de wijd uitgespreide armen aan het kruis. In Zijn stem, die roept: 'Reken hun deze zonde niet toe' en 'Het is volbracht'.
Daar wordt dat 'trekken' heel visueel. Maar het begon al in de eeuwigheid. Het trekken van ieder mens persoonlijk, zal in de tijd plaatsvinden, terwijl Christus aan de rechterhand des Vaders zit. En definitief gaat deze zalige werkelijkheid in vervulling als het zover is, en Christus zal verschijnen op de wolken des hemels. Dán zal Hij de Zijnen tot Zich trekken, voorgoed! Wat kun je daarnaar verlangen! Of niet? Kun je ook aangeven, wát het precies is, waar je naar verlangt?

Er is nog een klein woordje waar we snel overheen lezen: 'allen'. Eens zei Jezus dat er niemand, geen enkele, uit Zijn hand zou kunnen worden gerukt. Zo voelt het niet altijd. Meer dan eens ervaar je in je leven de stormen en aanvechtingen en houd je het voor mogelijk dat je uit Zijn hand zult vallen. David, met een belofte van jawelste op zak (dat hij koning zou worden), vreesde nog een dezer dagen door de hand van Saul om te zullen komen. Altijd weer moeten we belijden te klein van de HEERE en Zijn kracht en macht te denken. Op een dag als vandaag – dankdag – is het goed dat weer eens goed te beseffen.
Dat 'allen' houdt ook nog iets anders in, volgens de Kanttekeningen: "Niet alleen Joden, maar ook de heidenen, die in Mij zullen geloven". Lees in dat verband eens Johannes 10:16 "Ik heb nog andere schapen, die van dezen stal niet zijn; deze moet Ik ook toebrengen; en zij zullen Mijn stem horen; en het zal worden een kudde, en een Herder." Een kudde van Joden en heidenen. Dus laten we niet te 'eng' kijken naar ons eigen kringetje. Je zult straks de hemel moeten delen met Joden, negers, chinezen, roodhuiden, eskimo's en noem maar op. Echt niet alleen refo's of osm'ers uit Nederland. Ook de koningin van Scheba en de mannen van Ninevé zul je er tegenkomen, getuigen Christus Eigen Woord!

Tenslotte kijken we nog even naar de diepte van het woordje 'trekken'. Juist diezelfde Kanttekeningen wijzen daar zo fijntjes op: Jezus trekt "niettegenstaande de weerstand van de duivel en van mijn vlees. Hij trekt mij, corrigeert mij, ten einde mij gehoorzaam te krijgen. Hij trekt mij tevens tot mijn eeuwige heerlijkheid. Dagelijkse bekering, belijden van afdwalen en toevluchtnemen tot Christus… een voordurend terugbrengen, gehoorzaam maken, net als de herder die zijn afgedwaalde schapen elke dag weer terug brengt bij de kudde. Totdat… totdat dat niet meer hoeft en ik voor eeuwig bij ZIjn kudde blijf en nimmermeer de weg kwijt ben! Wat een geweldige diepte van genade zit er in dat woord trekken! Wat een Heiland! Wat een Meester! Wat een Koning!

maandag 3 november 2014

Buiten of binnen?

"Nu is het oordeel dezer wereld; nu zal de overste dezer wereld buiten geworpen worden."
Johannes 12 : 31 

Vind je ook niet dat we te weinig leven vanuit de werkelijkheid dat de satan overwonnen is? Nog vóór Zijn lijden en sterven zegt Jezus hier in onze tekst dat de overste dezer wereld buiten geworpen zal worden. We leven bijna twee millennia na Zijn offer, dus… Nu weet ik wel dat hij nog een tijdje ontbonden zal worden (en in die periode leven wij nu reeds!) en allerlei grote macht zal tonen, maar het is allemaal 'buiten'.
Een persoon die ergens naar buiten wordt gegooid, wordt de toegang ontzegd. Zo werd de mens in Genesis 3 buiten het Paradijs gezet. Zo wordt een ongewenst individu uit een openbare ruimte gezet door een 'uitsmijter'. Zo wordt de gast zonder bruiloftskleed bij zijn kladden gevat en 'buiten geworpen', in de buitenste (de meeste intense) duisternis. Daar kom ik zo op terug.

Wat nóg erger is, is dat veel reformatorische 'christenen' – evenals veel rooms katholieken, moslims en ongelovigen – leven, alsof Christus niet is binnengegaan in het binnenste Heiligdom om daar voor Zijn Vader Zij verdienste te tonen. Alsof Hij niet door de Vader zou opgewekt zijn, ten teken van Gods Amen op het offer van Zijn Zoon! Ze leven, alsof ze zelf met goede werken en hun beste beentje de boel moeten (bij)verdienen. Ze leven, alsof er wel heil is aangebracht, maar vast niet voor hen. Ze leven, alsof Christus' offer ontoereikend zou zijn. Met een stapel geloofsonzekerheid tot gevolg.
Ook zijn er veel degelijke kerkmensen die leven alsof het leven hier op aarde het allerbelangrijkste is waarvoor we leven. Huizen vol, garages vol, tuinen vol, portemonnaies vol, maar harten leeg. Wel veel godsdienstigheid en godsdienst, maar geen waarachtig geloof. En satan, die 'buiten' geworpen ís (let op: ís), vindt dat prachtig! Laat religieuze mensen vooral heel religieus zijn. Laat christenen vooral heel druk zijn met allerlei godsdienstigheid. Maar… kom niet tot de kern! Verlies je in allerlei regel-op-regel-afleiders.

Wanneer wij meer zouden bedenken wáár satan zich nu bevindt en waar zijn einddoel zal zijn, dan zouden we intenser de dingen die boven zijn zoeken. De hel prediken is misschien niet een juiste zaak, al moet tegenover de hemel wel de hel worden geplaatst: twee wegen. Maar het kan geen kwaad de realiteit van de hel te overdenken en niet weg te wuiven met oppervlakkigheid. Bedenk wat het wil zeggen dat satan, de zogenaamde 'overste dezer wereld', is buitengeworpen!
Wanneer de Heere Jezus in enkele gelijkenissen spreekt over de buitenste duisternis, dan verbindt Hij daar steevast het 'aldaar zal zijn wening en knersing der tanden' mee. Wening is meer meer dan huilen, want het gaat gepaard met tandenknarsen. Een afgrijselijke bezigheid die een opperste vorm van wroeging en te-late-spijt is. Je wilt toch zo'n risico niet lopen daar te komen waar satan en de zijnen dat tot in alle eeuwigheid moeten doen?

De realiteit dat satan is buiten geworpen, brengt ons ook bij de realiteit van het 'binnen gehaald worden': "Komt, gij gezegenden Mijns Vaders! beërft dat Koninkrijk, hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld." (Matth. 25:34) Tegenover de gesloten deur van de bruiloftszaal en de vijf dwaze maagden, staat de bruilofszaal met al haar heerlijkheid en de aanwezigheid van de Bruidegom, waar de vijf wijze maagden mogen zijn.
Wij zouden veel meer bezig moeten zijn met dat 'binnen' van de bruiloftszaal. De Bijbel en ook het Avondmaalsformulier roepen ons op om onze harten op te heffen in de hemel, waar Christus is. Binnen… ín de bruiloftszaal. Want… waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. Zeg eens, gaat je hart uit naar 'buiten' of naar 'binnen'?

zaterdag 1 november 2014

'krisis' is oordeel

"Nu is het oordeel dezer wereld; nu zal de overste dezer wereld buiten geworpen worden."
Johannes 12 : 31

Na meer dan dertig zittingen van de Dordtse Synode (1618-1619) is voor de voorzitter, ds. Johannes Bogerman de grens bereikt. Bevend van verontwaardiging en ingehouden woede davert zijn stem door de ruimte: "Ite, ite, dimittimini exite!" (Ga! Ga! Gij wordt weggezonden! Gaat heen!).
Na een doodse stilte – waarin niemand der contraremonstranten het voor de remonstranten op nam – vertrokken de weggestuurden. Dit zet tot in onze dagen kwaad bloed tegen orthodoxe calvinisten. Het gaat me echter niet om de juistheid van deze handelswijze, maar het voorval op zich. De in Bogermans ogen duivelse leer der remonstranten wordt weggestuurd, samen met de aanhangers ervan.

In onze tekst beluisteren we eenzelfde wegsturing. Waar we in Job 1 nog een inblik in de hemel krijgen, waarbij de satan vrij lijkt in en uit te lopen – met de nodige stennis over godvrezende mensen als Job – daar spreekt Jezus hier in onze tekst Zijn "Ite, ite!" uit richting satan.
Terwijl Jezus in het voorgaande had gezegd dat Hij werd weggestopt, als een graankorrel in de aarde, daar bemoedigt Hij de Zijnen door al bij voorbaat te zeggen dat de satan ook zal worden weggestop.
Straks in de hel? Ja. Maar bedoelt Jezus dát in deze tekst?
Als we de kanttekeningen bekijken worden we niet zoveel wijzer over die vraag:

Bij 'oordeel dezer wereld' schrijven zij: "Dit woord oordeel wordt in de Heilige Schrift genomen somtijds in het goede voor verlossing en wederoprichting, Ps. 138:18, en Ps. 140:13, somtijds in het kwade voor veroordeling of verdoemenis, Joh. 3:17, en Joh. 5:24. Doch het kan hier in beide betekenissen wel genomen worden, namelijk dat nu de uitverkorenen in de ganse wereld van de macht des duivels zullen verlost en weder opgericht worden, en dat nu de bozen en ongelovigen in de wereld zullen veroordeeld en verdoemd worden."

Bij 'overste dezer wereld' kunnen we lezen: "Dat is, de duivel zal nu zijne macht en heerschappij, die hij door de zonde over de mensen heeft gekregen, in degenen, die het Evangelie zullen geloven, verliezen; Col. 2:15; Hebr. 2:14."

Het zegt dus niet zoveel over het 'wanneer' van deze buitenwerping. In Lukas 10 : 18 horen we Jezus zeggen: "Ik zag den satan, als een bliksem, uit den hemel vallen.". Ook zo'n merkwaardige uitspraak. Wanneer was dat? Jesaja's woorden uit 14:12 klinken er in door: "Hoe zijt gij uit den hemel gevallen, o morgenster, gij zoon des dageraads! hoe zijt gij ter aarde nedergehouwen, gij, die de heidenen krenktet!" Het lijkt toch dat Jesaja hier beschrijft dat de satan uit de koninklijke heerlijkheid is weggestoten, toen hij opstond tegen God. Hij verloor voor eeuwig de heerlijkheid. En waar sommige mensen (ook in bevindelijke kringen) met droge ogen en onbewogen kunnen zeggen dat ze nog buiten Christus staan, daar siddert satan als hij zich in herinnering brengt dat God bestaat en dat er voor hem geen terugkeer meer mogelijk is. Zijn macht is gebroken en eindig. Daarom is hij nú nog zo fanatiek! Maar… Jezus troost de Zijnen. Mochten ze wanhopig worden als ze zullen moeten zien dat Hij lijdt aan het kruis en sterft – en als ze daarbij maar niet kunnen denken aan Zijn opstanding en hemelvaart – dan wil Hij hen nu reeds bemoedigen: Satan is overwonnen. 
Om velerlei wijze heeft Hij dat willen vertellen, maar de Zijnen waren te zeer op het tijdelijke van Zijn koninklijke macht gefocused. Veel ontging hen.

Toch is er over onze tekst meer te zeggen. In de schijnbare teloorgang van Christus' koninkrijk, gaat het juist naar een juridische victorie. Hij gaat er fier en recht door zee op aan dat satan voorgoed al zijn rechten verliest op Gods kinderen. "Nu is het oordeel dezer wereld!" Nu, aanstonds, nu Christus Zich gereed gaat maken om het schuldige en enigst afdoende offer te gaan brengen, waarmee Hij zeker weten Zijn Vader genoeg gaat doen. Op de Jongste Dag zal de definitieve scheiding vallen, maar nú reeds gaat die scheiding zichtbaar worden; nu reeds in het leven!
Nu komt er de krisis over de vervloekte massa die God niet wil dienen. Bewust schrijf ik 'krisis' met een 'k', want het is het griekse woord voor 'oordeel'. Treffend dat dit woord synoniem is voor wat wij in deze tijd ondergaan: crisis. Velen willen er niet aan, maar het op zijn minst het overdenken waard of deze crisis niet een oordeel is. Voor deze wereld die maar enkel geld als god heeft, Gods wet wereldwijd aan haar laars lapt en een koninkrijk van godloosheid propageert. Maar ook ons land… let maar eens op de wetgevingen en de liefdeloosheid in de zorg en het bedrijfsleven. Verrijking over andermans ondergang en rug!

Nú is het oordeel… Nú wordt de satan buitengeworpen: 'exo exballo', iemand met geweld uit de maatschappij of zelfs uit een gezin stoten; iemand dwingen te vertrekken. Als vanzelf schuift het beeld van Bogerman weer voor me. Dat wat Christus van Zijn plek afstoot, door de mens meer autonomie te geven, dient te worden uitgestoten. Ja, elke zonde van mijn oude mens dien ik met kracht te gelasten te vertrekken! Opdat wij heilig zouden leven… Hem ter ere.
Wat is het een zegen, dat satan geen toegang meer heeft in de hemel! Wat is dát ook de reden, waarom we naar de hemel verlangen, niet? Daar zal geen zonde meer inkomen. Geen krisis! Maar vrijspraak! Eeuwig en altoos.