vrijdag 31 maart 2017

Vraagt God een kinderoffer?

En Abraham strekte zijn hand uit en nam het mes, om zijn zoon te slachten.
Genesis 22 : 10
 

In een tijd dat IS er trots op is massa's christenen en andersgelovigen te kelen (want dat staat er in de tekst eigenlijk voor 'slachten'), roept deze tekst dubbele aversie op. En ik begrijp dat er mensen zijn die zich afvragen: wat voor God is dat Die dergelijke dingen vraagt? Ik probeer te begrijpen… en te bedenken hoe ik met deze tekst en dit gedeelte moet omgaan. Deze tekst is een harde noot!
Uiteindelijk komen er verwarrende gevoelens bij me boven; ik vind de platgetreden paden van theologisch-juiste uitleggers van toen en u, die predikanten te gemakkelijk hanteren bij de voorbereiding van de preken, te weinig zeggend. Natuurlijk kun je alles met dogmatiek recht praten; maar welke theoloog gaat in op de enorme vragen die dit oproept? Wie geeft eerlijk toe dat atheïsten hier wel een punt hebben in hun aversie tegen God? Ik heb er geen antwoord op; maar toen ik een artikel van Ignace Demaerel las op knack.be vond ik het sluitstuk van dat betoog zo sterk dat ik het graag geheel citeer. Denk er maar eens over na!


Het offer van Abraham, één van de meest controversiële Bijbelverhalen: twee tegenovergestelde lezingen


Abraham is een man uit de wereldliteratuur die tot de verbeelding blijft spreken. Hij is één van de oerfiguren van onze cultuur, niet meer weg te denken uit onze beschaving.

Hij is dé gemeenschappelijke voorvader van jodendom, christendom en islam. Je kan gerust stellen dat de helft van de wereldbevolking hem als een tijdloos rolmodel ziet. 'Abraham' is een begrip geworden in onze taal doorheen verschillende uitdrukkingen en zegswijzen. Je ziet hem terugkomen in de literatuur, de schilderkunst, de muziek, de beeldhouwkunst... Deze eenvoudige Aramese veehouder heeft een erfenis nagelaten die hij zelf nooit voor mogelijk had gehouden.

Zijn eigenlijke 'leven' begon toen hij een stem uit de hemel hoorde vanwege een God wiens naam hij niet kende, en op weg moest gaan naar een land waarvan die geheimzinnige God ook de naam niet zei (Genesis, hoofdstuk 12). Maar het toppunt van alle Abraham-verhalen is dat waar hij zijn zoon moet offeren voor diezelfde God. Rembrandt, Titiaan, Caravaggio, Teniers, en tientallen anderen hebben hem afgebeeld in die vreselijke tweestrijd waarbij hij het mes opheft om zijn enige zoon te doden. Voor de één het toppunt van geloof en gehoorzaamheid, voor de ander het toppunt van irrationaliteit en absurditeit. Voor menig atheïst is dit verhaal reden genoeg om te zeggen: 'In zulke God weiger ik resoluut te geloven! Ik wil met godsdienst niets meer te maken hebben!'

Het is inderdaad een verhaal dat de meest tegenstrijdige gedachten en gevoelens kan oproepen. Het is een verhaal 'op het scherp van de snede': hier scheiden zich de geesten: je bent vóór of radicaal tégen, hier kan je niet neutraal blijven. Hoe je hierop reageert, zegt eigenlijk heel veel over jezelf, je eigen houding in het leven en je visie op God. Laten we het eens ontleden en de twee tegenstrijdige interpretaties onder het licht houden.

Om de dramatische diepgang van dit verhaal ten volle te beseffen, moeten we de aanloop even schetsen. Abraham was al 75 jaar toen hij uit het Ur der Chaldeeën (het huidige Irak) vertrok, en hij en zijn mooie vrouw Sara waren kinderloos. Kinderloosheid in die tijd werd vaak gezien als een straf van de goden, bracht veel onzekerheid mee ('wie zorgt voor mij op mijn oude dag?') en vooral veel stil verdriet. Sara moet er kapot van geweest zijn. Maar toen dan die onbekende God Abraham de opdracht gaf om alles achter te laten en op weg te gaan naar het onbekende, volgde daarop een driedubbele belofte: God zou hem tot een groot volk maken, een land geven, hem zegenen en tot een zegen voor de hele aarde maken. Vooral dat eerste zal Abraham erg geïnteresseerd hebben: een volk worden betekende immers ook kinderen krijgen. Dus, erg gelokt door deze belofte, vertrok hij, met knikkende knieën. Gezien hij al 75+ was, verwachtte hij dat die zoon al heel snel moest komen, maar een jaar ging voorbij, en nog één en nog één... We slaan snel enkele verhalen over, want uiteindelijk duurde het 25 jaar vooraleer de beloofde zoon geboren werd. Slechts zeer weinigen onder ons kunnen de pijnlijke verzuchtingen van zulk langgerekt wachten aanvoelen. Elk jaar moet een eeuwigheid geleken hebben, en de gedachte 'Was dit allemaal geen inbeelding?' zal nooit ver geweest zijn. En dan staat er nog uitdrukkelijk bij dat Sara op zeker ogenblik voorbij haar menopauze was: het lijkt wel alsof God extra lang wachtte om het nóg onmogelijker te maken dan het al was. Maar toen gebeurde dit onvoorstelbare toch: de 100-jarige Abraham en 90-jarige Sara kregen hun wondertje. Precies daarom moet de geboorte ook een onvergelijkbare vreugde-explosie geweest zijn - de kleine boreling wordt dan ook 'Isaak' genoemd, wat betekent 'hij lacht'. 25 jaar langgerekt hopen werden eindelijk beloond. Isaak was zijn enige zoon uit Sara, degene van wie hij zielsveel hield: het eindeloze wachten zal de emotionele 'waarde' van dit kind eindeloos verhoogd hebben. Deze voorgeschiedenis maakt het verhaal van het offer enkel maar dramatischer.

Want toen klonk die intussen vertrouwde stem uit de hemel opnieuw: 'Abraham, offer mij je enige, geliefde zoon' (Genesis 22). Het moet voor Abraham een donderslag bij heldere hemel geweest zijn: dit kon hij op geen enkele manier rijmen of plaatsen. Deze opdracht was compleet tegengesteld aan alle vorige opdrachten en beloften van God. Als hij dit deed, zou hij al het vorige ongedaan maken: dan zou hij toch geen groot volk worden, dan was hij voor niets vertrokken uit zijn land, dan had hij voor niets 25 jaar gezworven als een vreemdeling, ontberingen geleden en gevaren doorstaan, maar vooral: dan werd zijn toekomst brutaal afgesneden, dan was zijn leven één grote mislukking, totaal zinloos. Abraham legde niet alleen zijn teergeliefde zoon op het altaar, maar minstens evenveel zichzelf, zijn leven, zijn toekomst, zijn reputatie, zijn huwelijk, zijn plannen en ambities: hij had evengoed zijn eigen hart kunnen uitrukken.

Hier komt de atheïstische lezing natuurlijk onvermijdelijk naar boven: 'wat voor een God is dat!?' En zelfs als het enkel een test is voor Abrahams geloof (wat Abraham natuurlijk niet weet), wat voor spelletje speelt Hij met de mens? Het lijkt wel een kat die haar wrede spelletje speelt met een muis. Eerst iets geven en het dan weer afpakken...? Zeker als het precies gaat om de enige teergeliefde zoon. Sadistisch lijkt dit wel. Zo bekeken, roept dit inderdaad ofwel veel vragen op (ook bij gelovigen!), ofwel veel revolte en afkeer. Heeft God wel het recht om zoiets te vragen? Om een mens zo op de proef te stellen? Is dit geen bewijs dat godsdienst irrationeel en gevaarlijk is?

Voor de volledigheid moeten we ook nog even toelichten dat kinder- en mensenoffers in de meeste van de toenmalige culturen gebruikelijk waren. Zelfs bij de Grieken, een cultuur die wij als verheven en beschaafd beschouwen, waren mensenoffers normaal en zelfs 'nodig'. Maar zeker bij de Kanaänitische volken waren er meer van die barbaarse praktijken zoals kinderen door het vuur laten lopen voor de Moloch.

Maar we vertellen Abrahams verhaal nu eerst verder: het is merkwaardig dat de Bijbel hierbij niets vertelt over zijn 'binnenkant'. Er staat gewoon dat hij de volgende dag vertrok met Isaak en enkele knechten naar de berg Moria, drie dagreizen ver. Geen discussie met God, geen onderhandelingen, geen protest, zelfs geen vraag om uitleg. Abraham ging op weg, en de stilte onderweg moet oorverdovend geweest zijn: met stomheid geslagen, de mond vol tanden, het hart verbrijzeld, de dood in de ziel... Er wordt zelfs niet verteld wat hij aan zijn vrouw gezegd moet hebben toen hij op weg ging. Misschien niets? Om haar te sparen?

En dan moest hij de berg beklimmen, een altaar bouwen, het hout erop schikken, zijn zoon vastbinden, het mes opheffen... Kan een mens ooit iets moeilijkers doen in zijn leven? Het blijft ons, als we ons hierin verdiepen, met verstomming slaan. Ook een gelovige heeft hier reuzengrote vragen bij: kan God dan echt álles vragen? Zou Hij dat ook bij mij kunnen doen? Heeft Hij dat recht?

Maar dan nu de joods-christelijke lezing, door de ogen van het geloof, d.w.z. van boven gezien. Waarom vroeg God dit bovenmenselijke van de man die Hij zelf 'zijn vriend' noemde? God had Abraham geroepen om de stamvader te zijn van een nieuw volk, een volk van geloof. Daarom moest hij, a.h.w. het fundament van dit volk, ook een man van geloof zijn: hij moest het geestelijke DNA doorgeven aan zijn nakomelingen en dat moest van superkwaliteit zijn. Als je een appartement bouwt met vele verdiepingen, moet het fundament des te sterker zijn. Daarom moest Abraham vele keren getest worden. De leerschool van het geloof kent vele graden en klassen, veel lessen en praktijkoefeningen, vele toetsen en examens. Je begint bij de kleuterschool en sommigen stromen door naar de univ. Maar de examens worden altijd veeleisender, vragen soms het uiterste van een student. Abraham had tot nu toe de meeste tests goed doorstaan (er zijn ook twee, drie verhalen waarin hij tijdelijk verflauwt en foute keuzes maakt). Maar uiteindelijk acht God hem rijp voor het doctoraatsexamen, de 'final test'. Hoe onmenselijk zwaar dit ook voor Abraham moet geweest zijn, het is, van boven gezien, een hele eer dat hij hieraan mocht deelnemen: hij had de eerste tests goed doorlopen en was geselecteerd voor de finale! Het hele hemelrijk stond op de eerste rij in de tribune, meer gespannen dan voor het WK voetbal. Ze keken toe, supporterden dat Abraham maar niet zou falen. Hier hing uitermate véél van af, het hele plan van God met Israël, Jezus en de mensheid. Had God wel een plan B voor als dit mislukte?

Nee, we zien hier geen wrede God die absurde spelletjes speelt met mensen. We zien een God die véél gelóóf heeft in de mens. Het is waar, Hij spaart Abraham niet, maar hierin is Hij zoals een trainer die voor zich zijn allerbeste loper ziet: Hij ziet al een potentiële wereldkampioen in hem, en zal, schijnbaar meedogenloos, de lat steeds hoger leggen om er álles uit te halen. God laat Abraham de ultieme test afleggen, omdat Hij bijzonder van hem houdt en gelóóft dat hij het kan.
En uiteindelijk komt alles goed: God houdt Abrahams hand op het laatste nippertje tegen, hij krijgt Isaak terug, en het resultaat is vandaag dat de helft van de wereldbevolking Abraham als hun voorvader ziet! Wie doet hem dat na?

De christelijke lezing van het verhaal voegt er nog een hoofdstukje aan toe. Op het eerste zicht lijkt het dat deze God onmogelijke dingen vraagt van zijn mensen. Maar alles wat Hij van mensen vraagt (bijv. je vijand liefhebben), doet Hij zelf ook, en nog méér. Want heel dit verhaal is tegelijk een geestelijke allegorie/voorafbeelding van wat God later zelf zal doen in Jezus. Abraham mocht op het laatste nippertje zijn hand terugtrekken en behield zijn zoon. Tweeduizend jaar later heeft God ook zijn enige, geliefde Zoon geofferd, met dit verschil dat Hij voor Zichzelf nog harder was dan voor Abraham: de hand werd niet teruggetrokken. Jezus werd wel degelijk gedood, geslacht als een Lam, maar dan vele keren brutaler. Een verhaal dat wreed lijkt, wordt plots, in een ander licht, een verhaal van onbegrijpelijke liefde en zelfopoffering.

Abraham zal in de eeuwigheid één van de weinigen zijn die zal begrijpen wat het betekent om, net als God, je enige zoon te offeren. Het opperste vertrouwen blijkt pas bij de allermoeilijkste opdracht. Of Abraham zijn eigen rationaliteit kan loslaten en vertrouwen op een hogere intelligentie, dat is dé lakmoesproef voor écht geloof. Abraham had misschien tien goede redenen om dit niet te doen, en één zéér goede reden om het wél te doen. Hij is geen speelbal, geen proefkonijn, geen slachtoffer, maar een geloofsheld, een bevoorrecht man. Ik stel me zo voor dat God in de hemel eindeloos fier is op zulke man: één van de zeer zeldzamen die bereid is (bijna) even vér te gaan in de liefde als Hijzelf.

En een laatste opmerking: of God het recht heeft om zoiets van een mens te vragen? Ik zou de vraag willen omdraaien: als Hij dat recht níet heeft, is Hij dan nog God? Zoals gezegd: hoe je dit verhaal leest, zegt in feite het meest over jezelf. En dat steeds meer mensen het ontieglijk moeilijk hebben met dit verhaal, zegt héél veel over onze cultuur en onze humanistische (mensgerichte) tijdsgeest.
Dit sterk geschreven artikel lezend ben ik getroffen door het geluid dat uit het grotendeels roomse België komt. Ik laat je dit niet lezen om het onnadenkend voor waar te houden. Ik geef toe dat je een punt het als er wat remonstrantse aspecten in zitten; maar ik vraag je denk er eens goed over na!
Eén van mijn kritiekpunten is wel deze frase: "We zien een God die véél gelóóf heeft in de mens." Alsof God de mens een prestatie laat leveren waar Hij Zelf ook de adem bij inhoudt: als dat maar goed gaat. God is er 100% bij betrokken. Toch draait de schrijver ons denken op een frappante en treffende wijze om, als hij dit offer schetst als een lakmoesproef. En… dat hij de lezers de tegenvraag stelt op het commentaar of God daar wel het recht toe heeft: "…als Hij dat recht níet heeft, is Hij dan nog God?" Wij zijn sterk geneigd God ter verantwoording te roepen. Ik voel dat direct in mij opkomen. En daar moeten we van bekeerd worden. God is wel degelijk iets machtigs aan het doen in deze geschiedenis. Misschien niet dat Hij fier op een man als Abraham was; maar hem toch wel als een voorbeeld stelt. Zo iets lees je ook bij Abrahams tijdgenoot Job; als God vraagt: "Heb je acht geslagen op Mijn knecht Job?" Zou God misschien tegenover de duivel (die de zonde koos in haat tegen God) wel een zekere 'fierheid' (lees: uitdagende trots) hebben? Zou er in de hemel misschien ook zo'n twist tussen satan en God zijn geweest als bij Job? Als dat zo is begrijp ik opeens heel veel meer van dit verhaal…

maandag 27 maart 2017

Passief en actief geloof

"En zij kwamen ter plaatse die hem God gezegd had, en Abraham bouwde aldaar een altaar; en hij schikte het hout, en bond zijn zoon Izak en legde hem op het altaar boven op het hout."
Genesis 22 : 9





Gisteren in de dankzeggingsdienst op het Heilig Avondmaal vroeg de predikant zich af of de Heere Jezus iets zou hebben geuit van de pijn die Hij leed, toen Hij werd gekruisigd. Bebloed vanwege de geseling, was het geronnen bloed gaan vastzitten aan de purperen spotmantel. Deze werd Hem van de rug gerukt, waardoor de rug werd opengereten en zo werd de Heere Jezus naakt op het hout gespijkerd. Foltering ten top! Hij voor mij… hoe indringend juist op een Avondmaalszondag!

Als ik in deze tekst Izak beschouw, hoor ik hem evenmin geluid of protest maken. Het uiten van pijn is eigenlijk een protest tegen de foltering. Je maakt geluid om uiting te geven (een vocale uitweg te zoeken) voor de felle energiestoot die de pijn is, veroorzaakt door de verwonding die wordt aangebracht. Wie zou daar iets tegen hebben? Zou jij het iemand verwijten, als hij geluid maakt, wanneer er spijkers door de zenuwbanen in zijn polsen worden gejaagd?
Ik herinner me het moment waarop de drain uit mijn buik moest worden getrokken, na een galoperatie. "Dit is even niet leuk," zei de zuster. Ik moest een hap lucht nemen en op mijn tanden bijten; ik was op het ergste voorbereid, maar toen ze de drain in haar handen had vroeg ik verrast: "Was dat het?" Misschien was ik teveel op iets ergs voorbereid… kleinzerig als mannen kunnen zijn. Maar dat staat in zo'n onmetelijk contrast met de stilte op Golgotha als Jezus wordt gekruisigd. Laat staan dat ik verwacht dat Hij nog tot zevenmaal een woord van erbarmen en genade spreekt terwijl Hij aan eigen gewicht hangt aan de spijkers in het kruis.

Die beiden gingen tezamen

Wat in de tekst allereerst opvalt is dat Izak en Abraham gezamenlijk aankomen op de precieze plek die God had uitgekozen en aan Abraham had gewezen. Tot zover kun je spreken dat ze samenop gingen. Van Izak lezen we op geen enkele manier dat hij met tegenzin kwam; hij wist tot dat moment nog niet wat hem te wachten stond. We zouden het eerder dan ook van zijn vader verwachten dat er tegenzin in hem opkomt. Toch lezen we ook dat niet.
Toen de wijzen uit het oosten naar Israël kwamen om de geboren Koning der Joden te aanbidden c.q. te verwelkomen, werden zij 'gaande gemaakt' door een ster en vlakbij Bethlehem bevestigd door een ster. We lezen dat ze verblijd werden toen ze die ster weer zagen, die ze herkenden uit het oosten. Een dergelijk teken moet er van de hemel zijn geweest, om Abraham duidelijk te maken waar de offerplaats precies was. Waarschijnlijk heeft Izak die engel niet gezien, maar Abraham wel. We lezen in vers 11: "Maar de Engel des HEEREN riep tot hem van den hemel…", alsof het een bekende – weliswaar nog niet genoemde Aanwezige – was in de geschiedenis. En iets moet Abraham in die verschijning bemoedigd hebben. Als keek de engel toe hoe Abraham te werk ging en met hoeveel toegewijdheid aan God. Bedenk dat de Engel des HEEREN veelal wordt gebruikt voor God de Zoon! Hij kijkt toe, hoe Izak bijna de weg gaat die Hij Zelf eeuwen later tot het einde zal gaan afleggen!

Die beiden gingen alleen

En hier zal het moment zijn aangebroken dat Abraham openheid van zaken geeft aan Izak. Ik lees niet van geroep, gehuil of een rennende Izak, de berghelling af richting de beneden wachtende knechten: "Help! Help! Mijn vader is gek geworden! Hij wil me doden!" De Kanttekenaren schrijven hier een tere uitleg en attendering bij: "Merk hier de bijzondere lijdzaamheid en gehoorzaamheid van Izak, die zonder twijfel van zijn vader daartoe tevoren was overreed."
Ook Izak is gewillig gemaakt. Wie zou het hem nadoen? Genade! En dan gaat vader Abraham aan het werk. Zou Izak hem nog geholpen hebben bij het stapelen van de ruwe, ongelijke stenen? Bij het sorteren van het hout? Bij het aangeven van de touwen? In de tekstwoorden zie ik alleen een actieve Abraham. Izak is de passieve. We lezen dat Abraham zijn zoon vastbond. Opnieuw de Kanttekeningen: "Gelijk de beesten ter offerande aan hun vier voeten gebonden worden, alzo heeft Abraham zijn zoon Izak aan handen en voeten gebonden (zoals enigen menen), omdat het Hebreeuwse woord van de offeranden gebruikt zijnde zulks dikwijls betekent." Bedenk dat ook Jezus Christus aan handen en voeten bevestigd is geworden aan het hout van het kruis!

Lam Gods, dat zo onschuldig,
zo moedig en geduldig,
aan 't schand'lijk kruishout lijdt,
verdienen niet mijn zonden
die striemen en die wonden?
Ja 'k weet, dat Gij onschuldig zijt!

Niet Gij, neen ik moest sterven
en 's Vaders liefde derven
in eindeloze pijn!
Toen sloegt G' op mij uw ogen
in godd'lijk mededogen,
en wildet mijn Verlosser zijn.

Gun, dat 'k U dankbaar nader,
o Midd'laar bij de Vader.
Wat is uw liefde groot!
Gij wildet mij hergeven
het eeuwig, hemels leven,
en stierf daartoe die wrede dood.

O Godslam, nooit volprezen,
leer mij de zonde vrezen,
waarvoor Gij stierft aan 't kruis!
Deel mij uw zaal'ge vrede,
ja, deel m' uw hemel mede
en leid mij eens in 't Vaderhuis.
Tot slot nog een opmerking van de apostel Jacobus over dit gebeuren. In hoofdstuk 2 van zijn zendbrief schrijft hij in het 21e vers: "Abraham, onze vader, is hij niet uit de werken gerechtvaardigd, als hij Izak, zijn zoon, geofferd heeft op het altaar?" Daar staat een van de allerlangste Kanttekeningen bij; die moet je maar eens lezen. Hiermee wordt Abraham er een voorbeeld van dat het geloof zonder de werken dood is; maar hij is daarentegen geen bewijs dat de werken boven het geloof gaan! Tegelijk wordt ook deze geschiedenis niet als het enige bewijs voor Abrahams onvoorwaardelijk geloof gezien, maar in vers 23 zegt Jacobus dat Abraham al eerder van zijn geloof in de HEERE getuigde door God op Zijn woord te geloven over de aanstaande geboorte van Izak! En juist dit bewijs van Gods betrouwbaarheid moet Abraham nu gaan offeren!
Wij moeten maar geen bijzondere tekenen en momenten van God in ons leven koesteren als bewijzen dat het wel goed zit. We kunnen niet leven van 'eens bekeerd te zijn geweest', maar we worden geroepen tot een voortdurend vernieuwd geloof en een groeien in de genade. Daar zit geen enkel eindpunt in, geen gearriveerdheid, maar een verlangen naar het 'aanschouwen' waarin het geloven zal overgaan!

donderdag 23 maart 2017

Lijdenstijd 2017 - Zij gingen beiden tezamen

"Toen sprak Izak tot Abraham, zijn vader, en zeide: Mijn vader. En hij zeide: Zie, hier ben ik, mijn zoon. En hij zeide: Zie, het vuur en het hout, maar waar is het lam tot het brandoffer? En Abraham zeide: God zal Zichzelven een lam ten brandoffer voorzien, mijn zoon. Zo gingen zij beiden tezamen."
Genesis 22 : 7-8



Vanaf nu doen ze er weer het zwijgen toe. De laatste klim is woordenloos, als ik de Bijbel letterlijk neem. Maar daarboven moet Abraham toch uit de doeken gaan doen hoe de gang van zaken zal zijn bij dit brandoffer. Hoe dat precies zit met God en dat 'voorzien in een lam'.


We lezen van Henoch dat hij wandelde met God. Hij en God waren als het ware een onafscheidelijk duo, al gaande over de aarde. Waar Henoch was, betrok hij God erbij en uiteindelijk liepen ze zo de hemel in, thuis bij God. En eigenlijk lees ik iets dergelijks ook over Abrahams wandel met de HEERE. God zei: "Wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht"; dat klinkt nog afstandelijk, alsof Hij op een afstand toekijkt wat Abraham allemaal doet. Maar wanneer de HEERE Sodom en Gomorra wil verdoen, pleegt de HEERE vertrouwelijk overleg met Abraham: "Zal Ik voor Abraham verbergen, wat Ik doe? Dewijl Abraham gewisselijk tot een groot en machtig volk worden zal, en alle volken der aarde in hem gezegend zullen worden? Want Ik heb hem gekend, opdat hij zijn kinderen en zijn huis na hem zoude bevelen, en zij den weg des HEEREN houden, om te doen gerechtigheid en gerichte; opdat de HEERE over Abraham brenge, hetgeen Hij over hem gesproken heeft." (Gen. 18:17-19). God praat, zo schrijf een van de apostelen, met Abraham zoals een man met zijn vriend. Abraham wordt door een andere apostel dan ook 'een vriend van God' genoemd. Er zijn daandeweg dwarsverbindingen tussen God en Abraham ontstaan. En ik mag aannemen andersom ook. Want juist als die dwarsverbindingen er wederzijds zijn, gaat het goed. Maar als Abraham nalatig wordt, gaat het mis in zijn leven.

Dwarsverbindingen

Velen denken dat het gebed de dwarsverbindingen zijn in het leven van het geloof. Dat is niet onwaar, maar slechts een deel van de waarheid. Als het contact met de HEERE slechts uit vaste, dagelijkse gebedsmomenten bestaat, dan blijft ons leven een gatenkaas. Een gatenkaas aan mogelijkheden om de HEERE te vergeten. Te veel mensen, jongeren én ouderen, maken nog onderscheid tussen het geestelijk leven en het dagelijks aardse leven. Waarom niet een dag vol met dwarsverbindingen? Het Avondmaalsformulier spreekt over 'van nu voortaan… leven', maar dat betekent niet dat dat beperkt blijft tot de afgemeten geestelijke momenten. De praktijk van het leven moet doorspekt zijn met aandacht voor de HEERE; Hem erbij betrekken. Natuurlijk moet je je werk aandachtig en geconcentreerd doen. Maar waarom moet dat betekenen dat je dat niet communiceert met de HEERE? Ik merk zelf dat als daar de slof in komt, in alles de slof komt. Elke muur krijgt soliditeit door dwarsverbindingen. Hoeveel te meer de muur van het geloof.

Doelbewust

Abraham en Izak lopen niet maar wat doelloos over die berg te struinen. Ze gaan gericht hun weg en met dat einddoel is de HEERE ook verweven. Hij is de Reden waarom zij hier zijn. Is dat geen mooie lijn naar ons persoonlijk leven? God is de Reden waarom we hier zijn en – zoals Paulus het preekte op de Areopagus: "… in Hem leven wij, en bewegen ons, en zijn wij." Als wij Hem HEERE noemen, zouden we ons dan niet passend voor Hem gedragen? Niet slaafs, maar met de liefde van ons hart. En… het heeft wat gekost dat we zó met Hem mogen wandelen over Zijn aardrijk richting Zijn heerlijkheid. Dat is nog eens doelbewust leven!

Deemoed

Het woord 'deemoed' bedoel ik positief, in de betekenis van 'ootmoed' en 'onderworpenheid'. Het valt mij zo op dat Izak verder geen vragen meer stelt, maar zich deemoedig aansluit bij zijn vader. In de tekst staat: "Zo gingen zij beiden tezamen".
'Zo', dat betekent zoveel als 'dus', een conclusie. Het antwoord van Abraham was afdoende, al bleef veel onduidelijk. Maar Izak kon met zijn vader de toekomst aan. Ligt daar geen waardevolle overeenkomst met het Avondmaal? Als wij geroepen worden om onszelf te verloochenen, ons kruis dus op te nemen achter Christus aan, dan zijn echt niet alle vragen opgelost. Maar dan mogen wij, meer nog dan Izak, zeker weten dat de uitkomst goed zal zijn. Dat kost inderdaad zelfverloochening. Je zult maar met grote levensvragen rondlopen en geen antwoorden weten.
Wat mag het Avondmaal dan bij uitstek een bezegeling, verzekering, zijn dat de HEERE echt niets uit de hand loopt. Hij weet raad en jij komt waar Hij je hebben wil. Waar? "Vader, Ik wil, dat waar Ik ben, ook die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt; opdat zij Mijn heerlijkheid mogen aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt; want Gij hebt Mij liefgehad, voor de grondlegging der wereld." Herken je dat gebed uit Johannes 17? Wat een rijk gebed. En precies bij deze Heiland worden we aan tafel genodigd om nog eens ferm onderstreept te krijgen dat het écht waar is! Dat vervult mijn hart temeer met deemoed.

woensdag 22 maart 2017

Lijdenstijd 2017 - God zorgt Zelf voor een Lam

"Toen sprak Izak tot Abraham, zijn vader, en zeide: Mijn vader. En hij zeide: Zie, hier ben ik, mijn zoon. En hij zeide: Zie, het vuur en het hout, maar waar is het lam tot het brandoffer? En Abraham zeide: God zal Zichzelven een lam ten brandoffer voorzien, mijn zoon. Zo gingen zij beiden tezamen."
Genesis 22 : 7-8



Met ingehouden adem wacht ik het antwoord van Abraham af. Wat zal hij antwoorden? Zal hij breken en in tranen uitbarsten? Zal hij grimmig "Zwijg!" grommen? Niets van dat alles. Zijn stem is vastberaden en duidelijk verstaanbaar.
"God zal Zichzelven een lam ten brandoffer voorzien, mijn zoon." Hoor je die aanspreektitel aan het einde van de zin? Hoor je het laatste stukje liefde, dat hij nog kan geven, naar Izak vloeien? Mijn zoon… nu kan hij het nog zeggen, terwijl Izak het hoort. Maar straks zal Izak niet meer horen; níets meer horen!
Of… klinkt er verwachting tussen de regels door? Want we gaan te kort door te bocht als we alleen maar naar Abraham en Izak kijken en naar hun intermenselijke communicatie luisteren. Waar is God? Wat doet Hij in deze geschiedenis, ook al lezen we er niets over? De Kanttekeningen vertellen iets waar we eens goed over moeten nadenken: "De lieflijke woorden van Izak zouden Abraham naar het vlees wel veel hebben kunnen hinderen; maar door des Heeren Geest verwekken zij in hem meerder vertrouwen van een goede uitkomst, gelijk zijn antwoord betuigt."

God zal

Soms heb je een leesbril nodig om goed te zien wat er staat en op te merken wát er gebeurt? Niet rekenend met God Drieënig zou je radeloos worden als je Abraham zo ziet gaan. Maar de Hebreeënbriefschrijver blijft toch voortdurend in mijn achterhoofd roepen: "Door het geloof heeft Abraham, als hij verzocht werd, Izak geofferd, en hij, die de beloften ontvangen had, heeft zijn eniggeborene geofferd, (tot denwelken gezegd was: In Izak zal u het zaad genoemd worden) overleggende, dat God machtig was, hem ook uit de doden te verwekken."
Als Abraham zijn antwoord begint met "God zal…" dan mogen we dat opvatten als een belijdenis met een diep vertrouwen in God. Wat hij moest verwachten wist hij niet precies, maar dát hij wat mocht verwachten stond vast. Dat is het spanningsveld van het geloof: het zeker weten van iets wat op geen enkele manier zicht- of tastbaar is. Gisteren las ik aan tafel 2 Korinthe 4 en dat eindigt ook zo 'mysterieus' hooggespannen: "…want de dingen, die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen, die men niet ziet, zijn eeuwig." Dat betekent zwemmen tegen de krachtige stroom van de wereld in.

Zichzelf voorzien van?

Wat een merkwaardige zinsconstructie. Hoe moet je dat lezen? "Zichzelven … voorzien" De NBV vertaalt: "God zal zich zelf van een offerlam voorzien, mijn jongen." De HSV maakt er dit van: "God zal Zichzelf voorzien van het lam voor het brandoffer, mijn zoon."
'Zichzelf voorzien van'. Dat zou de vertaling dan zijn; en ik denk dat dat kan. Maar ik denk dat het nog dieper kan. Als ik voor mezelf in mijn onderhoud voorzie terwijl ik niet zelf kan koken, dan ligt het accent op mijn zelfstandigheid en onafhankelijkheid. Ik ga er voor zorgen dat ik te eten heb; ik haal het van elders, maar kan het zelf niet maken. Zou het in dit vers dan ook niet dieper afsteken als je het vertaalt met: "God zal Zelf gaan voorzien in een Offerlam"; Hij zal Zelf die plek gaan opvullen, ja, gaan innemen. Ik denk dat die profetische laag er – zonder dat Abraham dat zal hebben gesnapt, in heeft gezeten. Het is namelijk God Zelf Die Offerlam zal geworden op Golgotha.
God van God gescheiden; God vertoornd op Zichzelf in de Persoon van Zijn Zoon, zou je in zekere zin kunnen zeggen. Om de mens te verlossen, werd Hij gelijk aan Zijn Eigen schepsel. Om die onopvulbare plaats te kunnen bereiken, waar Hij in Zijn heilige toorn over de zonde nooit zou kunnen komen! Wat een diepte boort Abraham hier aan. Ga daar maar eens over mediteren.

In een Lam voorzien

Nogmaals doemt de figuur van Johannes de Doper op, bij deze woorden. Want hoe gaat God dat dan doen, dat 'voorzien in' een Offerlam? Hoe ziet dat Lam eruit? Waar is Het? "Kijk daar, het Lam dat God heeft gekozen, het Lam waarmee God gaat voorzien in onze verlossing. Hier vervaagt het beeld van Izak. Wat een heerlijk beeld schuift er voor mijn geestesoog! Nicéa belijdt:
"Ik geloof […]  in één Heere Jezus Christus, de eniggeboren Zoon van God, geboren uit de Vader voor alle eeuwen, God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God; geboren, niet gemaakt, van hetzelfde Wezen met de Vader; door Wie alle dingen gemaakt zijn. Die, om ons mensen en om onze zaligheid, is neergekomen uit de hemel en vlees geworden door de Heilige Geest uit de maagd Maria en een mens geworden is; ook voor ons gekruisigd is onder Pontius Pilatus, geleden heeft, en begraven is, en op de derde dag opgestaan is overeenkomstig de Schriften, opgevaren naar de hemel, zit aan de rechterhand van de Vader en zal weerkomen met heerlijkheid om te oordelen de levenden en de doden; wiens rijk geen einde zal hebben."
Wat een Lam! Wat een goddelijk reddingsplan! Alle aanbidding waardig aan de Avondmaalstafel.

dinsdag 21 maart 2017

Lijdenstijd 2017 - Waar is het Lam?

"Toen sprak Izak tot Abraham, zijn vader, en zeide: Mijn vader. En hij zeide: Zie, hier ben ik, mijn zoon. En hij zeide: Zie, het vuur en het hout, maar waar is het lam tot het brandoffer? En Abraham zeide: God zal Zichzelven een lam ten brandoffer voorzien, mijn zoon. Zo gingen zij beiden tezamen."
Genesis 22 : 7-8



Eindelijk is daar die vraag van Izak. Abraham had ’em aan zien komen. Met ingehouden adem laat hij zijn zoon uitpreken. Immers, hij had gezegd: "Zie, hier ben ik"? Dat betekende: "Vertel het maar. Ik luister naar je vraag en zal je zo goed als het kan antwoorden." Zo goed als het kan… maar wat is goed?

Had jij die vraag durven stellen? Wij luisteren naar deze geschiedenis – dus ook naar deze vraag – vanuit het perspectief dat we weten hoe het allemaal in elkaar zit en afloopt. Izak ging bepaald niet aan zijn vader twijfelen, ook al was die erg oud. Maar hij begreep niet hoe zijn vader zo vastberaden de berg op kon klimmen, zonder zich te bekommeren om het lam. Izak miste de dimensie dat hijzelf dat 'lam' zou zijn. Een onmogelijke gedachte. Een oneigenlijke ook, eigenlijk!

Er moest een offerdier zijn

Al vaker had Abraham een offer gebracht. En ik vermoed dat ook Izak daar weleens bij is geweest. Hij had gezien hoe zijn vader offerde… hoe het offeren in zijn werk ging. Ongetwijfeld had hij zijn vader er vragen over gesteld; en zeker zal Abraham met passie uitleg hebben gegeven. Ze dienden toch een geweldig God, nietwaar? Die God, Die zulke grote plannen had met Abraham en zijn zoon.
Want ja, het was niet zomaar dat Hij vader uit Chaldea had geroepen; een enorme reis naar een onbekend land. Hier was het… dit was het Beloofde Land.
Toen vader en moeder er waren aangekomen bij de terebinten ('eikenbossen') van Mamre (Moré) had vader direct een offer gebracht om God te danken voor Zijn wijze hulp en leiding (Genesis 12:7). Onder de terebinten zitten betekent zoveel als 'God leren kennen'. En dat betekent ook de naam Moré: leren kennen. God had er Zich laten kennen. Daarna was Abraham verder getrokken naar Beth-El (huis van God). En opnieuw – het was ver voor Izaks tijd – had hij geofferd (Genesis 12:8). En na de scheiding tussen Lot en Abraham was het in omgekeerde volgorde nogmaals gebeurd (Genesis 13).


Welk offerdier was het?

Er werd altijd een dier geofferd. Zo wilde de HEERE het. Verre voorvader Abel had al geleerd hoe je een offer moest brengen. Hij slachtte het beste lam van de kudde. En ook Noach had geofferd – rein vee en vogels, maar ook een brandoffer – nadat de zondvloed was weggeëbd.
Een lam slachten was een tere zaak. Een weerloos – zo niet onschuldig – dier dat tot zonde werd gemaakt. Geen raddraaier die al wat verwondingen had opgelopen door zijn halsstarrig gedrag. Geen kneusje dat gebutst was door de grote boze wereld.
Izak kon niet anders bedenken dan dat bij het brandoffer een lam hoorde. En Abraham eigenlijk ook niet. Tot vandaag. Brandofferen: we zagen al eerder dat dat een offer was dat totaal verbrand zou worden voor de HEERE. Volledig aan Hem gewijd. Als beeld voor ons mensen: "Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood zou moeten sterven…"
Bij de heidense volken rondom hen was het niet ongewoon dat er mensenoffers werden gebracht. Maar een mensenoffer had de HEERE God nooit gewild; sterke nog! De HEERE was zo totaal anders dan de afgoden; even daar gelaten dat zij niet eens bestonden. Maar nu! Eiste God tóch een mensenoffer? Ja de zonde van verre voorvader Adam bracht de dood over ons. Er moest ooit een Mens komen die daarvoor zou betalen. Daar wezen – zelfs vóór Mozes’ tijd al – de offers heen. Het vrouwenzaad, de Messias, Die de straf zou dragen, verbrand zou worden, de kop van de slang zou verbrijzelen. Al dat krachtvertoon tegenover Gods zinderende toorn werd samengebald in… een lam.


Een catechismusvraag

"Vader, waar is het lam ten brandoffer?!" Haast angstig, benauwd, klinkt die vraag. En ik herken hem van de leerling in de Heidelbergse Catechismus in zondag 5: "Aangezien wij dan naar het rechtvaardig oordeel Gods tijdelijke en eeuwige straf verdiend hebben, is er enig middel, waardoor wij deze straf zouden kunnen ontgaan en wederom tot genade komen?" Of een paar vragen verder, als hij erachter komt dat geen enkel schepsel in staat is te betalen voor die schuld tegenover God: "Wat moeten wij dán voor een Middelaar en Verlosser zoeken?" Alsof ik Izak hoor roepen: "Waar is het lam, mijn vader!"
Heel in de verte hoor ik de omgekeerde echo van Johannes de Doper al: "Kijk daar! Izak! Kijk daar, het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt!" Johannes wijst hem glashelder aan. En Jezus laat Zich aanwijzen. Elke zondag. Elke Avondmaalsviering. "Kijk dan! Proef dan! Ziet en smaakt dat de HEERE góed is!" Of niet soms? Er is redding mogelijk. Welzeker. Goeie vraag, Izak. Och, dat alle onbekeerden zoekers waren en dat die zoekers deze vraag stelden: "Waar is het Lam ten brandoffer?!"

maandag 20 maart 2017

Lijdenstijd 2017 - Zie hier ben ik

"Toen sprak Izak tot Abraham, zijn vader, en zeide: Mijn vader. En hij zeide: Zie, hier ben ik, mijn zoon. En hij zeide: Zie, het vuur en het hout, maar waar is het lam tot het brandoffer? En Abraham zeide: God zal Zichzelven een lam ten brandoffer voorzien, mijn zoon. Zo gingen zij beiden tezamen."
Genesis 22 : 7-8



Altijd weer raken mij die woorden uit Psalm 40: "Zie, Ik kom om Uw wil te doen!" Vorig jaar was dat de lijn in de paasliturgie van de Mannen- en Vrouwenvereniging. Psalm 40 vind ik in toenemende mate een prachtige en diepe psalm. Juist in de lijdenstijd.

Daarnaast werd ik vorig jaar getroffen door Jozef die zijn broers zocht. Dat is wat Jezus kwam doen: Hij zocht Zijn broeders. Moet je eens over nadenken! Maar een klein stapje terug, voordat Jozef op zoek ging, riep zijn vader hem en hij zei: "Zie hier ben ik!" Jozefs overgrootvader zegt hetzelfde tegen Jozefs opa. Izaks vraag had geklonken: "Mijn vader…" Abraham stelt zich open op en is voorbereid op elke vraag. Ook die ene, die gevreesde vraag.

Er zijn

Vanwaar die vraag van Izak "Mijn vader…"? Wist hij niet waar zijn vader was? Zocht hij hem? Welnee. Hij opende met die woorden het tot dan toe gemeden gesprek met zijn vader. Als Izak nu eens niet voorop liep, maar misschien schuin achter zijn vader… zou hij hem dan hebben lopen observeren? Aan zijn houding of gelaatstrekken proberen af te leiden wat er van binnen in zijn vader omging? Duidelijk is dat Abraham wel vlakbij Izak liep, maar er niet echt voor hem was. In die zin zijn de woorden van Abraham, "zie hier ben ik", best paradoxaal. Als je kind met een vraag bij je komt, wees er dan!


Beschikbaar zijn

"Zie hier ben ik" heeft de lading van 'bereikbaar, ja, beschikbaar zijn'. We horen het Samuël in de nacht zeggen tegen Eli. We horen het Jozef zeggen, ik zei het daarnet al. En we zouden het verwachten te horen uit Adams mond, toen God hem riep: "Adam waar zijt bij?" Maar toen bleef het stil. Adam was alles behalve beschikbaar. Er zat iets tussen hem en God in. En dat is zo gebleven totdat er Iemand zei: "Zie hier ben Ik". Psalm 40 zingt er profetisch van: "Toen zeide ik: Zie, ik kom; in de rol des boeks is van mij geschreven." In de Kanttekeningen lezen we: "Met deze en de volgende woorden verklaart de Heere Christus zijn gewillige gehoorzaamheid om het middelaarsambt, Hem van zijnen Vader opgelegd, aan te nemen en uit te voeren." Hebreeën 10 : 5-10 bezingt dit nog eens in felle kleuren:
Daarom, komende in de wereld, zegt Hij: Slachtoffer en offerande hebt Gij niet gewild, maar Gij hebt Mij het lichaam toebereid;
Brandofferen en offer voor de zonde hebben U niet behaagd.
Toen sprak Ik: Zie, Ik kom (in het begin des boeks is van Mij geschreven), om Uw wil te doen, o God!
Als Hij te voren gezegd had: Slachtoffer, en offerande, en brandoffers, en offer voor de zonde hebt Gij niet gewild, noch hebben U behaagd (dewelke naar de wet geofferd worden);
Toen sprak Hij: Zie, Ik kom, om Uw wil te doen, o God! Hij neemt het eerste weg, om het tweede te stellen.
In welken wil wij geheiligd zijn, door de offerande des lichaams van Jezus Christus, eenmaal geschied.
Wát een Verlosser, Die zó gewillig was en is. Maakt dat je niet heel stil en intens klein voor Hem?

De hemel is online

Vind je het niet bijzonder dat de lijdensstof over onze Heere en Zaligmaker nog steeds in vervoering brengt? Dat het evangelie van Jezus Christus, uitgedacht in de eeuwigheid voorafgaand aan de schepping, nog steeds de toon zet in de lijdenstijd 2017? Wat een kracht heeft dat besluit van God de Zoon! In de hemel is dat reddingsplan uitgedacht, maar de engelen wisten nog bij geen benadering hoe dat er precies ging uitzien. Ze hebben met intense betrokkenheid meegeleefd hoe Jezus geboren werd en de weg naar Golgotha ging. Ze komen ook telkens in beeld, wanneer er weer iets ingrijpends gebeurt op Jezus' levensweg. Ja zelfs – en juist – als Hij opstaat uit het graf is de hemel online! Hoe zou het geklonken hebben in de hemel, toen Jezus de geest gaf? Op aarde was het een en al verslagenheid en verdriet. In de hel was het een en al gekrijs en gevloek. Maar in de hemel… Nog nooit had de dood zoveel vreugde gebracht voor Gods troon. Dit was een sterven waar de hemel van uit elkaar klapte van vreugde. Een daverend gejuich rees op en intense aanbidding voor Gods troon. De engelen bevatten lang niet wat wij zouden moeten kunnen bevatten van dit wonder.
Dat God de Zoon een eeuwigheid geleden zei: "Zie hier ben Ik" heeft de eeuwigheid op haar grondvesten doen schudden. Adam deed dat de eerste keer en het leek definitief verloren. Maar Christus kwam, was er, zoals nog nooit iemand er was geweest. En Hij is er nog! Ja, tot in eeuwigheid!
Halleluja, lof zij het Lam,
Die onze zonden op Zich nam;
Wiens bloed ons heeft geheiligd,
Die dood geweest is, en Hij leeft,
Die ’t volk, dat Hij ontzondigd heeft,
in eeuwigheid beveiligt.

zaterdag 18 maart 2017

Lijdenstijd 2017 - Mijn Vader

"Toen sprak Izak tot Abraham, zijn vader, en zeide: Mijn vader. En hij zeide: Zie, hier ben ik, mijn zoon. En hij zeide: Zie, het vuur en het hout, maar waar is het lam tot het brandoffer? En Abraham zeide: God zal Zichzelven een lam ten brandoffer voorzien, mijn zoon. Zo gingen zij beiden tezamen."
Genesis 22 : 7-8



Morgen is het voorbereiding op het Heilig Avondmaal. Over deze diepingrijpende vragen van Izak aan zijn vader wil ik de komende week een aantal keren nadenken en lijnen naar de Heere Jezus Christus trekken. Immers, het is Zijn dood die we gedenken.

Ik beperk me deze komende keren tot een overdenking over een wat korter tekstfragment. Vandaag de vraag van Izak: "Mijn vader!" Het opstapje naar de uitleg van datgene waarover Izak piekert.

Izaks vraag

In de geschiedenis die we overdenken vormen deze woorden wellicht niet meer dan een opstapje tot een gesprek tussen Izak en zijn vader. Dit, echter, heeft Abraham voorvoeld en gevreesd. De vraag die Izak zal gaan stellen zo meteen betekent dat hij erover heeft nagedacht: wat gaan zij offeren? Izak begint zijn vraag met "Mijn vader…" Tegenwoordig zeggen kinderen: "Pappa…" Als ze dat al zeggen; en ze wachten nauwelijks tot hun vader zegt: "Ja, vertel het eens…"
Wat er ook gaat gebeuren, Izak ziet de man achter hem – althans zo stel ik het me voor; hoewel het plaatje laat zien dat Abraham voorop loopt – als zijn vader. De vader die Hagar en Ismaël, zijn halfbroer, had weggestuurd. De man die niet altijd even eerlijk is geweest. Maar toch de man van dat grote verhaal van Gods ingrijpen: geroepen uit Ur! In de jaren die achter hem liggen heeft Izak zijn vader leren kennen als een vriend van God. Abraham was een identificatiefiguur voor hem. Dat zal ook blijken als hij later op Rebekka zit te wachten en als hij haar introduceert in de clan van zijn vader.

Jezus' vraag

"Mijn Vader…" Het is een bewijs van intimiteit van het zuiverste soort. Ik hoor het Jezus roepen in Gethsemané. Ja, daar heel aangrijpend. Maar ik hoor het Hem eerder in Zijn leven ook vaak zeggen, vaak het bezittelijk voornaamwoord 'Mijn' weglatend. Niet minder opgetogen: "Ja, Vader! Want alzo is geweest het welbehagen voor U!" De sprankelende trots over de wijsheid van Zijn Vader spat van Jezus' gezicht. Als er iemand trots op Zijn Vader was, dan wel Hij! En terecht!
Maar die aangrijpende vraag in Gethsemané… "Mijn Vader, indien het mogelijk is…" Ik hoor het Abraham diepweg denken; maar ik hoor het Izak niet zeggen. Het is ook wereld van verschil met wat Jezus' te wachten stond. "Mijn Vader…" Totdat hij moet uitroepen: "Mijn God! Mijn God! Waarom hebt U Mij verlaten?!" Het zal de enige keer zijn dat Hij Zijn Vader zó zal aanspreken. Laten we zo Zijn lijden en dood op waarde schatten, bij brood en beker.

Mijn belijdenis

Dat brengt mij kort bij mijn en jouw positie tegenover diezelfde Vader van Jezus. Hoe is dit relatie met Hem? Bestaat die überhaupt? En is die relatie nog fris, kraakvers en smetteloos? Of gaan we deze voorbereidingsweek in met barsten en scheuren in die relatie? Komt de Vadernaam maar moeizaam over de lippen, ja, is die weggezakt? Belijdenis is evengoed ook schuldbelijdenis. Zorg dat het er weer van kan komen, dat je kunt zeggen: "Mijn Vader…" En met evenveel verve als Jezus. Dat is onze hemelse Vader wel waard dacht ik zo. "Onze Vader, Die in de hemelen zijt, Uw Naam worde geheiligd, Uw Koninkrijk kome, Uw wil geschiedde (dat bad Jezus ook, weet je nog?), net zo op aarde als dat het er aan toegaat in de hemel."

donderdag 16 maart 2017

Lijdenstijd 2017 - Persoonlijke en gemeenschappelijke beleving

"En Abraham nam het hout des brandoffers en legde het op Izak, zijn zoon; en hij nam het vuur en het mes in zijn hand, en zij beiden gingen tezamen."
Genesis 22 : 6

Terwijl Izak voor zijn vader uitloopt is dat voor vader Abraham natuurlijk des te zwaarder: hij weet wat er gaat gebeuren; Izak nog niet.


Het komt nogal eens voor dat de omgang met de HEERE slechts persoonlijk wordt beleefd en niet gedeeld. We leven in een individualistische tijd van zowel 'het eigen recht' als 'alles voor jezelf houden'. Dat is misschien dan wel je eerste reactie, maar delen is dubbel genieten. En voor wat betreft lijden is delen half lijden.

In de tekst van vandaag zie ik een vader de berg op klimmen, achter zijn zoon aan. Ze spreken niet of nauwelijks met elkaar. Straks zal Izak de stilte verbreken, maar nu is het nog stil. We lezen slechts van daden. Het hout wordt opgestapeld op Izaks schouders. Gekloofd hout, weet je nog wel? De zware bundel brandhout wordt van de ezel afgenomen en met een zucht en een traan legt Abraham het op zijn lieveling. Maar dan… pakt hij het vuur om dat hout straks aan te steken. En verbeten omklemt hij het heft van zijn mes. Een huivering gaat door zijn lichaam.

Legde het op Izak

Die ezel vind ik in deze geschiedenis zo'n bijzonder dier. Ik kan er niets aan doen, maar steeds zie ik het ezeltje uit Bethfagé voor me. Dominee J.J. Poort mediteerde er eens over en een fragment uit die meditatie – die ooit op CD werd uitgegeven – komt bovendrijven: "Ik wou dat ik dat ezeltje was." Herken je dat?
Vandaag lees ik dat het lastdier wordt ontlast. De zware last die het torste wordt van hem afgenomen en… op de zoon gelegd. Niet de ezel wordt geofferd (ik denk trouwens dat dat nooit had gekund; God heeft geen ezels ten offer geboden). Nee, Izak, de lieveling des vaders wordt 'opgezadeld' met dat brandhout. "Hij voor mij…" Zie je de lijn?
En aldoor blijft het stil. Izak moet het gewicht van dit moment hebben gevoeld, want hij is een gevoelsmens. In dit vers zwijgt hij nog, maar de dingen bij elkaar optellend moet hij in dit vers aan het mediteren zijn geslagen: hout, vuur, mes… maar wát gaan we eigenlijk offeren?
Izak was bepaald geen klein kind meer, zoals vaak op schilderijen wordt gesuggereerd. De Kanttekeningen wijzen er ook op dat juist uit het dragen van zo'n zware last blijkt dat hij tussen de 15 en de 25 moet zijn geweest. Izak is geen weerloos kind; ook als hij straks die diepe opofferende daad verricht van het gaan liggen op dat hout. Hij wist, bij zijn volle verstand, dat wat zijn vader deed goed was!

Nam het in zijn hand

Het is bijzonder te zien dat Abraham het vuur en het mes in eigen hand houdt. Je kunt daar allerlei praktische redenen voor bedenken. Izak is nog jong, hij kan prima dat hout sjouwen. Maar niettemin lees ik er ook zorg in. 'Het vuur en het mes'; het zou een prikkelende boektitel kunnen zijn.
Abraham nam het in zijn hand. Wij refo's leren graag dat we tot God moeten komen met lege handen. Hier komt de vader aller gelovigen met het vuur en het mes in zijn hand. Attributen die hij vaker had gehanteerd. Al vaker had hij offers gebracht. Maar nu…
Dat vuur vond ik nogal merkwaardig. Waarom ontsteek je dat al onderaan de berg? Ik neem althans niet aan dat hij het al van huis had meegenomen. Hij zal beneden zijn tondeldoos – of iets dergelijks – hebben gepakt en brandbaar en traagbrandend spul hebben aangestoken. Met dat brandende vuur is hij omhoog geklommen. Ja toch? Of moet ik 'vuur' lezen als 'spullen om vuur mee te ontsteken'? Dat zou wel logischer zijn, maar ik zie het er niet staan.
De betekenis der woorden bekijkend zou je ook 'portie' of 'deel' kunnen lezen voor 'hand'. Dan zou je het zo kunnen lezen dat Abraham het vuur en het mes voor zijn portie/rekening nam. Izak zorgde voor het hout, Abraham voor de rest. Hoe het ook zij, die twee dingen die Abraham dan voor zijn rekening nam, waren ingrijpende zaken. Het vuur om het hout onder zijn kind aan te steken. Het mes om zijn kind van voren (van boven) mee tegemoet te treden. "Het waren mijn zonden die U al die jammeren aandeden!"

Zij beiden gingen tezamen

Samen… dat woord is uiterst actueel. Vandaag likken de verliezers van de Tweedekamerverkiezingen hun wonden en kijken de winnaars wat ze nu werkelijk hebben gewonnen. Hoe 'gewonnen' men ook heeft, men zal het in de nieuwe regering toch samen met anderen moeten gaan doen. 'Samen' is ook niet zo erg hip in refokringen. Het is vooral erg evangelisch, krijg ik weleens de indruk. In degelijke kringen is men vooral introvert geworden. "Vroeger spraken de mensen nog wel samen over Gods wegen met een mensenziel, maar dat kom je niet veel meer tegen", wordt er dan gezegd. Is dat waar? Of wordt er niet meer gesproken, omdat de kritiek op elkaar het geloof heeft verdoofd? Wordt er überhaupt wel meer gedeeld in het huwelijk dan alleen het bed? Waarom kan men lichamelijk wel intiem zijn (ik hoop althans dat dat nog wel het geval is), maar kan dat op geestelijk terrein niet? Vader en zoon gaan "beiden tezamen" lees ik vandaag. Ik had zo gehoopt dat ze ook veel gedeeld hadden en samen eensgeestes aan het klimmen waren, God tegemoet. Het blijft helaas stil. Straks, ja straks zal er gepraat worden. Zeker als ze thuis bij Sara zullen komen; hoewel dat ook nog een dingetje zal zijn geweest!

Het blijft voor mij elke keer weer een merkwaardige zinsconstructie: "beiden tezamen". Een soort dubbelop. Er zit iets onlosmakelijks in dat woordenkoppel. Abraham kon niet zonder Izak gaan en Izak niet zonder zijn vader. Dat brandhout en het vuur hoorden onlosmakelijk bij elkaar; evenals het mes en… het offerdier.
In gedachte – ik las dat daarnet in een meditatie – zie ik een ander Offerlam gaan. Het lijkt erop dat Hij alleen gaat naar de offerplaats. Ook op een berg: Golgotha. Maar ging Hij werkelijk alleen of gingen die Beiden ook tezamen? En wie was die ander/Ander dan? Je zou kunnen denken aan Simon van Cyrene. Maar nee; ik moet ook hier de Vader en de Zoon Beiden tezamen zien gaan. De Zoon als Offerlam (het laatste en het beste!) met het hout op zijn rug. De Vader met het vuur van Zijn toorn en het mes van Zijn eens rechtvaardig gesproken Woord: de ziel die zondigt zal sterven!
De Zoon ging niet als een weerloze, maar bij Zijn volle verstand; ook als Hij straks die diepe opofferende daad verricht van het gaan liggen op dat hout. Hij wist, bij Zijn volle verstand, dat wat Zijn Vader deed goed was!

woensdag 15 maart 2017

Lijdenstijd 2017 - Aanbidding of offer?

"En Abraham zeide tot zijn jongens: Blijft gij hier met den ezel, en ik en de jongen zullen heengaan tot daar; als wij aangebeden zullen hebben, dan zullen wij tot u wederkeren.
Genesis 22 : 5
 
Aanbidding is offer en offer is aanbidding

"Blijf bij hier met de ezel…" Ooit hoorde ik over een schoonhovens predikant die ruim een eeuw geleden afscheid preekt met die tekst. Toen hij 'gij' zei knikte hij naar de kerkenraad en toen hij 'ezel' zei, knikte hij naar zijn collega met wie hij totaal niet kon opschieten. Ze zouden nog bijna 15 jaar met die achterblijvende predikant blijven zitten. Als ik deze tekst lees, moet ik altijd weer aan die anekdote denken.

Niettemin is de tekst van een totale andere ingrijpendheid. En waar ik door ben getroffen is de dingen die Abraham tussen de regels door zegt. Iets van zijn innerlijk gloort naar buiten. Iets van Hebreeën 11 lijkt zichtbaar te worden. Opnieuw wil ik er ook de heilsgeschiedenis van onze Heere Jezus Christus naast leggen. Kijk maar eens mee.

Heengaan tot daar…

De opdracht die Abraham kreeg was dat hij zijn zoon moest offeren. Aldoor lijkt Abraham te hebben gezwegen; hooguit wat spaarzamelijke instructies te hebben gegeven, maar niet meer dan dat. Nu echter is hij iets spraakzamer. Er klinkt een bevel: "Blijven jullie hier bij de ezel!" Blijkbaar is er óf één ezel in het spel óf doelt Abraham hier enkel op zijn eigen ezel (maar… waarom zwijgt hij dan over de ezel van Izak?). Vermoedelijk diende de ezel slechts als 'bagagekarretje' of 'lastdier' en werd de tocht geheel te voet afgelegd.
Vervolgens wijst hij schuin omhoog, naar de plaats waarvan hij weet dat God daar op hem wacht. Het is verder dan een steenworp afstand vermoed ik, maar toch. In Mattheüs 26 : 36 lezen we eenzelfde lijn: "Toen ging Jezus met hen in een plaats genaamd Gethsemane, en zeide tot de discipelen: Zit hier neder, totdat Ik heenga, en aldaar zal gebeden hebben."
Nadat Hij negen van zijn discipelen heeft achtergelaten, neemt Hij er drie mee. Dan begint Zijn emotie ook zichtbaar te worden, de angst voor de toorn van Zijn Vader en de scheiding die er zal zijn tussen Hem en de Vader! "En […] begon Hij droevig en zeer beangst te worden. Toen zeide Hij tot de drie vertrouwelingen: Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe; blijft hier en waakt met Mij." Abraham geeft niet zo'n instructie: "blijf hier en bid met mij". Hij zegt slechts: "Wij zullen daar aanbidden."
Vader en zoon zullen heengaan tot aan die plek daar. Abraham wist precies waar hij zijn moest. Hij zoekt niet eerst het gebed om licht en kracht, maar gaat door. Zo ging het ook op de reis vanuit Ur. De tussenstop in Haran had hem het leven van zijn vader gekost. Geen oponthoud maar onvoorwaardelijk gaan tot het einddoel is bereikt. Dat is een wijze les voor elke pelgrim die op weg is naar het Nieuw Jeruzalem. Soms klinkt Gods stem ter aansporing: "Haast u, om uws levens wil!" Soms ook is het zien van het reisdoel voldoende om gaande te blijven. Doorgaan, levend vanuit het volbrachte werk van Christus "totdat wij eindelijk onder de gemeente der uitverkorenen in het eeuwige leven onbevlekt zullen gesteld worden."

Wederkeren

De grootste geloofsmoed komt openbaar als Abraham het woord 'wederkeren' in zijn mond neemt in combinatie met het woordje 'wij'. Misschien wel duizendmaal heeft Abraham zich het moment voor de geest proberen te toveren dat hij 'alleen' weer terug zal moeten keren tot Sara, zonder Izak! Maar dwars door die spookbeelden heen – die toch de meest aannemelijke realiteit zullen zijn – zegt hij: "Blijf hier totdat wij allebei weer terug zijn bij jullie". Niemand ging er verder nog mee. Dus wat Abraham ook zal hebben gedacht en geloofd, hij sprak de verwachting uit dat hij niet alleen zou terugkeren. En het woordje 'wij' laat zich niet anders uitleggen dan dat dat én Abraham én Izak zal zijn.
God had hem op geen enkele wijze een hint gegeven die sprak van een escape in deze verzoeking. Nergens lees ik dat Abraham gaat pleiten bij God, zoals hij dat wel deed voor het goddeloze Sodom, vanwege zijn neef Lot. Abraham is gegaan en spreekt – hoe zullen die woorden geklonken hebben? – van een gezamenlijke terugkeer. In de komende verzen zal meermalen de nadruk worden gelegd op het feit dat 'die beiden samen' gingen. Een soort dubbelop om het accent nog verder aan te zetten.
Vreemd dat Abraham reeds zónder belofte deze belijdenis doet. Terwijl de HEERE zoveel beloften heeft gedaan waar kerkmensen niets of nauwelijks iets mee doen. Hoevelen twijfelen bijvoorbeeld aan het feit dat Jezus eens zal wederkeren? Hij heeft het wel gezegd, een belofte gedaan (en Zijn woorden hebben altijd de lading van een eed in zich), maar rekenen we er ook mee? Roepen we ook om Zijn terugkeer? Gaat ons verlangen naar Hem uit?

Aanbidden of offeren?

Nog één ding viel me op: Abraham spreekt hier niet over 'offeren' maar over 'aanbidden'. In het kader van die twee woorden vond ik een mooie eye-opener:
„We kennen allemaal wel van die dagen waarop God zo ver weg lijkt. David wilde aanbidding van God daar niet afhankelijk van laten zijn: ‘O mijn ziel, wat buigt g’u neder, waartoe zijt g’ in mij ontrust; zoekt het oud vertrouwen weder: zoek in ‘s Hoogsten lof uw lust’, (Ps. 42 berijmd). Daarom ligt in het onderwijs over aanbidding het accent deels op offeren (‘Wie lof offert, eert Mij en baant de weg dat Ik hem Gods heil doe zien’, Ps. 50:23.) De eerste keer dat het woord aanbidding in het Oude Testament wordt gebruikt, is in Genesis 22: Abraham die Isaäk gaat offeren. Wíj zeggen dat Abraham in gehoorzaamheid de berg opging om te offeren, maar Abraham zei dat hij met Isaäk de berg opging om te aanbidden (vs. 5). Dat is uitermate moeilijk. Maar hij maakte de keuze om God te aanbidden met zijn gehoorzaamheid. Eenmaal boven op de berg voorziet God en leert Abraham dat gehoorzamen, offeren en aanbidden de toegang vormen tot Gods voorziening. Dat leert ons dat God aanbidden een levensstijl, een keuze is. Omstandigheden veranderen, maar de Here blijft altijd Dezelfde. Hij is voortdurend onze aanbidding waard. Het leven van een gelovige, van een aanbidder, moet gebaseerd zijn op geloof. Maar als je je realisme baseert op je gevoelens of op omstandigheden, of op zintuiglijke waarneming, kom je tekort. We kúnnen God niet behagen zonder geloof. Daar mogen we veel meer vanuit leren leven. Je kunt financiële noden hebben. Leven we dan vanuit wat onze bankrekening ons vertelt, of durven we te geloven dat God Degene is Die zal voorzien? God wacht tot we Hem leren durven vertrouwen en gaan handelen vanuit geloof. Hetzelfde geldt voor het aanbidden van Jezus. Laten we dat afhankelijk zijn van gevoel of omstandigheden, of eren we Hem op basis van Wie Hij is? Dan is er altijd reden om Hem te aanbidden. Niet-christenen hebben vijf zintuigen, christenen hebben er één extra: geloof (Hebr. 11:6).“

vrijdag 10 maart 2017

Ogen opslaan op de derde dag

"Aan den derden dag, toen hief Abraham zijn ogen op en zag die plaats van verre."
Genesis 22 : 4
Als Abraham na drie dagen zijn ogen 'opheft' ziet hij welke berg de HEERE heeft uitgekozen voor het offer.

Een simpele mededeling, waarin ik plots een paar mooie lijnen naar Christus zag en waardoor ook een aantal vragen kwamen bovendrijven. 'De derde dag…', 'zijn ogen opheffen…' 'die plaats van verre zien…'. En: keek hij zelf plots omhoog of kreeg hij een aanwijzing van de HEERE, Die hem de juiste berg aanwees?

De reis loopt ten einde. Was de eerste openbaring van de HEERE, bij deze opdracht, al ingrijpend, ook deze aanwijzing zal zeker ingrijpend zijn geweest: hier gaat het gebeuren. Hier zal het offer plaatsvinden. De plaats is bepaald, alleen de daad moet nog plaatsvinden. Na een reis van drie dagen zal ook nog een klim van enkele uren – verwacht ik – plaatsvinden. Voor een zeer oude man een heftig fysieke klus. Om maar te zwijgen van de emotionele impact die het allemaal heeft.

Drie dagen

Ze zijn drie dagen op reis. Het staat er zo terloops. Maar terecht maken de Kanttekenaren ons attent op de massiefheid van die drie dagen: "Deze verheid (grote afstand) van plaats, en reis van omtrent drie dagen, diende tot klaarder openbaring van Abrahams bijzondere bestendigheid." Dus alleen al aan het doorzettingsvermogen (lijdzaamheid) en volharding van Abraham, drie dagen lang, heeft de HEERE gezien dat Abraham Hem weer op de eerste plaats had gezet.
Drie dagen… het is genoeg, zou je denken. Maar niets is minder waar. De HEERE laat hem ook de berg nog opgaan, bijna tot het bittere einde. Waarom? Niet omdat de HEERE toch nog twijfelde, maar vermoedelijk om Abraham des te standvastiger in zijn toewijding aan de HEERE te krijgen. Er was nogal wat gepasseerd, nietwaar? De HEERE wilde wel een nieuw begin maken en ook Abraham zal zeker bereid zijn geweest een nieuw begin te maken, maar… de volharding – zou het daar wellicht aan ontbreken, als Abraham al aan de voet van de berg had gehoord: "Het is volbracht"?

Twee dagen

In Mattheus 26 vers 2 horen we de Heiland tegen zijn discipelen (dus ook Judas) zeggen: "Gij weet, dat na twee dagen het pascha is, en de Zoon des mensen zal overgeleverd worden, om gekruisigd te worden." Niettemin zegt Hij dat in de middag van de dag waarop Hij zal worden gevangengenomen door de overpriesters en door de Joodse Raad zal worden veroordeeld. Hij had die dag nog veel gepreekt: over de wijze en dwaze meisjes; over de knechten en de ponden; over het oordeel en over het weldoen aan anderen, waarin Hij aantoont dat dat aan Hém zal zijn gedaan. Maar dat weldoen aan Hem is er voorlopig niet bij. Het tegenovergestelde lijkt juist te gebeuren.
Over twee dagen zal het Pascha worden geslacht. Maar 'aan de derde dag' zal hét Paaslam – in tegenstelling tot alle geslachte lammeren in voorgaande eeuwen – opstaan uit het graf! Pascha… het grote 'voorbijgaan'.
Maar nu Jezus moet geofferd worden, is er geen 'voorbijgaan' meer bij. Hij zal maken dat God de Vader Zijn verderfengel écht kan laten voorbijgaan aan ál Zijn kinderen, zodat zij Pascha tot in het diepst van hun vezels kunnen vieren, het Avondmaal tot Zijn gedachtenis kunnen genieten. Omdat God Zijn Eigen lieve Zoon, Zijn Enige, níet voorbijging, niet voor Zichzelf hield! Wat een onvoorwaardelijkheid!

Drie dagen

Waarom stond Jezus pas op na drie dagen? Er wordt wel beweerd dat het een duidelijk bewijs zou zijn dat Jezus écht in de dood is geweest en niet schijndood. Zeker. Want als Jezus al aan het kruis zou zijn verheerlijkt, zou Hij een soort superheld voor de mensheid zijn geworden.
God leert ons hiermee echter ook lijdzaamheid en verootmoediging. Zijn dood maakte in ons te meer de noodzaak van Zijn opstanding wakker.
Drie dagen; het zou goed zijn als we die dagen van Goede Vrijdag tot aan de Eerste Paasmorgen intens zouden beleven en vieren in de gemeente. Ons bewust worden – telkens weer indachtig maken – waarom het zo belangrijk is dát Hij opstond uit de dood. Het offer was niet het laatste woord en geen doel op zich, maar de genoegdoening was nodig om Gods hart weer te verenigen met het hart van de mens, Zijn schepsel.

En toen, op de derde dag, sloeg Abrahams grote Zoon Zijn ogen op en zag – komend uit de dood – Gods standplaats van verre. Want zo zou je dat woord 'plaats' ook kunnen vertalen; niet alleen 'een zekere plek' of 'gebied', maar ook 'standplaats' of zelfs 'woonplaats', ja 'home', 'thuis'. De hemel was Zijn Vaderland… maar met een nieuwe intentie en extra dimensie heeft Hij dat Vaderland gezien. Hij is ons in alles gelijk geworden.
Abraham zag niet alleen Jezus' dag van verre, maar ook de 'stad die fundamenten heeft' van verre en hij geloofde. Beiden keken naar diezelfde 'plaats' en beiden aanvaardden de reis naar Huis. Jezus gedurende nog veertig dagen. Abraham moest nog ettelijke jaren wachten. De plaats die Jezus heeft genoemd 'de schoot van Abraham' en 'het Huis van Mijn Vader'. De hunker spat er vanaf. Bij jou ook?

dinsdag 7 maart 2017

De vader maakt alles in gereedheid

"Toen stond Abraham des morgens vroeg op, en zadelde zijn ezel, en nam twee van zijn jongeren met zich, en Izak zijn zoon; en hij kloofde hout tot het brandoffer, en maakte zich op, en ging naar de plaats, die God hem gezegd had."
Genesis 22 : 3
           
Abraham en Izak op weg naar Moriah

Een loodzware morgen breekt aan; de dag die het begin is van de definitieve scheiding van vader en zoon. Het moet ervan komen, want God heeft het geboden. De bevelen van Abraham aan zijn knechten zullen afgemeten hebben geklonken, zonder ruimte voor waaroms en discussie; al zal dat laatste er in die tijd ook minder zijn geweest in familiekringen. Een oorverdovend en niettemin onuitgesproken 'waarom' kerft zich door Abrahams ziel. Of zal het een knagende onrust zijn geweest omdat hij wel voelde waar de schoen wrong?
Het is enerzijds zo jammer dat de Hebreeënbriefschrijver zoveel heeft geïnterpreteerd, terwijl de schrijver van Genesis er het zwijgen toe doet. Je kunt de vraag stellen: interpreteerde de schrijver van de brief aan de Hebreeën niet teveel en te gemakkelijk? We laten het staan, want het is Gods Woord, maar wel eeuwen nadien ingevuld in een bepaalde context.

Vroeg opstaan…

Abraham is al vroeg uit de veren; hoe zal die nachtrust verlopen zijn? Dat 'vroeg opstaan' komen we bij Jezus ook tegen, wanneer Hij de eenzaamheid zocht en de gemeenschap met Zijn Vader. Zou Abraham ook gebeden hebben: 'Indien het mogelijk is, laat deze drinkbeker aan mij voorbijgaan'? In ieder geval verwacht je toch een vertwijfeld gebed: "Heere, hoe moet dat nu met Uw belofte?" Of Abraham heeft gebeden weten we niet, maar het blijft helaas stil vanuit de hemel.
Het onomkeerbare dringt zich aan hem op. Hij zadelt zijn ezels, dat betekent: hij geeft het dier voldoende voer, maakt het reisvaardig en neemt eventueel voedsel mee voor onderweg. Elke riem die hij vastmaakt, elke knoop die hij legt, is een mokerslag in zijn gemoed. En toch… dwars daar doorheen moet er iets van onmogelijke hoop zijn geweest. Had die Hebreeënbriefschrijver het toch goed gelezen!

…knechten meenemen…

Misschien is een deel van dat werk reeds door de knechten gedaan. Misschien ook heeft Abraham het in zijn eentje gedaan, om wat om handen te hebben en zijn verwarde gedachten een beetje op orde te krijgen. Knechten… dat zijn het. Maar het trof me dat er staat: jongelingen.
Twee jongeren gaan mee in deze strijd. De Heiland zal er later drie meenemen, de Hof in. Ik heb nooit zo goed begrepen waarom Hij dat deed. Waren zij Zijn getuigen? Zoals Johannes later schrijft: "Hetgeen wij dan gezien en gehoord hebben, dat verkondigen wij u…" (1 Joh. 1 : 3a) Zullen ze Abraham tot steun zijn geweest? Waren de discipelen Jezus tot steun? Ik weet het niet; misschien moet je het dan vanuit Jezus' perspectief bekijken. Sommige mensen – ik herken dat – beleven moeilijke momenten liever alleen; anderen hebben mensen om zich heen 'nodig', soms om geen stilte te laten vallen, soms om te kunnen ventileren.

…hout kloven…

Voor het brandoffer heb je hout nodig. Dat moet goed worden gekloofd, zodat het snel en goed zal branden. Hoe meer dat hout wordt geschikt gemaakt, hoe meer het indruist tegen Abrahams gemoed. De vakmanschap die hij heeft ontwikkeld in dit natuurbestaan van deze wildernis wordt nu aangewend om zijn eigen vlees en bloed de dood in de drijven.
Hout weegt ook flink (als bagage). Een duif offeren kost minder hout dan een koe. Maar hoeveel hout heb je nodig voor een zoon van rond de 15 jaar? Het hout dat in stukken wordt gekloofd is misschien wel afkomstig van de bomen waarbij het kampement van Abraham is opgeslagen. Lang heeft het een beschermende functie gehad, maar vandaag vormt het het meest bedreigende dat hij zich maar kan indenken. Hoeveel temeer het kruishout voor God de Vader?!

…en gaan

Wat me zo opvalt is dat Sara nergens in beeld is. Heeft Abraham het haar wel verteld? Er zijn bronnen die doen vermoeden dat dat inderdaad niet is gebeurd. Dat Abraham verzwegen heeft wat hij gaat doen en – om vragen te voorkomen – knechten meeneemt. Izak groeide grotendeels op in de tent van zijn moeder; dus er moet iets zijn gecommuniceerd tussen Abraham en Sara over hun beider zoon.
En nu gaan ze! Abraham, zijn twee jonge, sterke knechten en… Izak. Hij is de grote zwijgende aanwezige. Abraham zadelde zijn eigen ezel; Izak zal waarschijnlijk zijn eigen ezel hebben opgetuigd en bepakt. "Waar gaan we heen, vader?" Een zwaard ging door Abrahams ziel. "Naar een plek die de HEERE ons gaat wijzen, jongen." Abrahams oude ogen turen strak in de verte, maar zijn oren zijn gespitst als van een kat. Op de vragen van Izak, maar vooral op de aanwijzingen van de HEERE. "HEERE, waar dan heen? Tot U alleen…"