zondag 31 augustus 2014

Jezus houdt de regie in de handen

"Jezus dan kwam zes dagen voor het pascha te Bethanië, daar Lazarus was, die gestorven was geweest, welken Hij opgewekt had uit de doden."
Johannes 12 : 1

Wie de Kanttekeningen goed leest zal zien dat Jezus de Sedermaaltijd op het juiste moment vierde. De Joden wilde geen extra dag als rustdag inleveren vanwege hun inkomsten, maar Jezus hield Zich aan de wet van Mozes, en dus die van Zijn Vader. Als hier dus over zes dagen wordt gesproken, bevinden we ons slecht vier dagen verwijderd van Jezus' paasmaaltijd waarin Hij het Heilig Avondmaal instelde.

Opnieuw is Hij in Bethanië. In het huis van Simon de melaatse; naar men beweert de echtgenoot van Martha. De opwekking van Lazarus was dus al het tweede wonder in deze familie; immers Simon was – zo niet door Jezus, dan toch door Zijn Vader – eerder al gered van de dood en hersteld van melaatsheid. Met het noemen van Lazarus, haakt Johannes dit hoofdstuk aan het vorige.
Wonderen staan niet op zichzelf. De maaltijd waarvoor Jezus hier is uitgenodigd, moet er een van dankbaarheid jegens Hem zijn geweest.
In het vervolg van deze geschiedenis zal blijken dat de opwekking van Lazarus nog een vervelend staartje krijgt. Vandaar dat we dus nog even doorlezen in hoofdstuk 12.

Waar Jezus in het vorige hoofdstuk door Zijn Vader als Gods Zoon en de grote Profeet werd afgebeeld – opdat we ziende zouden geloven – daar wordt Hij in dit hoofdstuk gezalfd en geëerd als Koning. Om tenslotte ook als Priester te gaan offeren voor Zijn volk.
Die zalving gaat in dit gedeelte iets heel bijzonders worden! Daar komen we nog breder op terug. 

Wat voor vandaag belangrijk is, is dat de dagtekst laat zien dat Jezus niet op de vlucht was. Hij keert terug naar Bethanië, want nú is het Zijn tijd. Niet naar het veiliger Bethabara, maar naar het veel gevaarlijker Bethanië waar Hij Lazarus had opgewekt. En ruim van tevoren: zes dagen voor het Pascha. Immers, Hij kiest het moment van Zijn gevangenschap en Hij volgt het programma van Zijn Vader. Niets loopt Hem uit de hand. Tot in de details houdt Hij de regie in handen. Rustig houdt Hij de maaltijd bij Zijn vrienden. Rust. Ook al bruist het op dit moment in het Sanhedrin en gonst het van de geruchten en spanningen in Jeruzalem.

Hoe veilig is onze toekomst in de handen van zó'n Zaligmaker, vind je ook niet? Als alle haren op je hoofd geteld zijn en Hij de macht heeft de geschiedenis precies zo te buigen dat de dingen gaan volgens Zíjn plan, zou Hij jouw leven van elke dag dan niet besturen?

Laat Hem besturen, waken: ’t is wijsheid, wat Hij doet,zo zal Hij alles maken, dat g' u verwond’ren moet,als Hij die alle macht heeft, met wonderbaar beleidgeheel het werk volbracht heeft, waarom gij thans nog schreit.

zaterdag 30 augustus 2014

Zie hier is Christus!

"De overpriesters nu en de Farizeën hadden een gebod gegeven, dat, zo iemand wist, waar Hij was, hij het zou te kennen geven, opdat zij Hem mochten vangen."
Johannes 11 :  57

In Mattheüs 24 geeft de Heere Jezus een serie adviezen voor de eindtijd. Er zullen vele valse Christussen komen. Ja, de mensen zullen tegen je zeggen: "Ziet, hier is de Christus, of daar". Maar gelooft het niet! Wat is de reden waarom ze zo bij je zullen aandringen? De hype! De sensatie!
Onze tijd is vergeven van hypes. De ene is nog niet vervlogen of de andere hype dient zich alweer aan. Je kunt als trendwatcher (want dat zijn die moderne helderzienden die je hoofd op hol jagen) flink rijk worden. Al geloof ik dat je als christen geen trendwatcher kunt zijn. Dat bind je alleen maar meer aan deze wereld!

Maar er is meer te zeggen over die mensen die tegen je zeggen: "Ziet, hier is de Christus, of daar". Zij zijn er namelijk wel van overtuigd dát Hij komt. Alleen zullen zij een zeer aardse voorstelling van Hem hebben. Daartegenover heb je ook mensen die constant roepen: "Zie hier is de antichrist, of daar."
Maar achter al die vaak heel labiele figuren, zit satan. De duivelen geloven namelijk als geen ander dat de Christus komt. Angstig en tegelijk agressief loeren ze continue om zich heen of de Christus misschien niet al hier is, of daar. Want dan is het definitief met hun 'macht' gedaan!

Hier, in onze dagtekst, is satan nog van mening dat hij Christus' tweede komst definitief onmogelijk kan maken. Hij schakelt daar de kerkleiders voor in! Doodeng, vind je niet? Middels hun invloed, zet hij de mensenmassa in beweging om de verblijfplaats van Jezus te verlinken. Het wachten is nu op de tipgevers die zeggen: "Ziet, hier is de Christus, of daar!" Ze zullen het direct geloven en met gezwinde spoed zich naar de plek begeven waar Hij zou zijn.
Zowel satan als de joodse leiders zijn oerdom. Ze beseffen niet dat zij helemaal niet bij machte zijn om Hem te vangen. Daar zullen ze in Gethsémané nog wel achterkomen als Christus hen omblaast. Nee, Hij zal Zich enkel vrijwillig overgeven!
"Opdat zij Hem mochten vangen." In onze vertaling staat dat mochten er, alsof ze nog op goedkeuring wachtten. Maar dat woord staat er eigenlijk niet. Ze zijn slechts ziekelijk gefocust op dat ene doel: Jezus moet weg! Niet wetend dat dat nu juist de bedoeling is van Jezus Zelf.

Dat tippen waar Christus is te vinden, is trouwens best een goede evangelisatie-actie. Ben jij ook zo'n tipgever, die aan zoekers in je buurt aangeeft waar ze Christus kunnen vinden voor hun eeuwig heil? "Daar kun je Christus vinden, buurman, bij het Kruis." "Hier kun je Christus vinden, collega, in Zijn Woord!" "Ga naar Hem toe, in het gebed, en vertel Hem al je nood, je zorgen, je vragen, je zondige verlangens." Hem móet je hebben! Opdat je Hem vangen mocht? Nee, opdat Hij jou bevrijden mocht en jij Hem eeuwig omhelzen mocht!

dinsdag 26 augustus 2014

Wat denk jij van Jezus?

"Wat dunkt u?"
Johannes 11:56b

Dunken; dat is geen basketbal-term, maar een verouderde variant van 'denken'. Dat is niet enkel een activiteit van je hersenen, maar het gaat dieper. Het is je een gefundeerde mening over iets vormen. Dit is een kernwoord in het christendom, dat enorm in het vergeethoekje zit. Voor sommige oppervlakkige en vrolijke zich christen noemenden is een stellige mening over iets hebben een bijzonder vermoeiende bezigheid. Het moet allemaal niet zo stellig. We moeten de ander in waarde laten; dus niet met stelligheid een halt toe roepen.
Anderzijds heb je dezelfde soort mensen zitten, maar dan aan de 'zware' kant. Die zich enorm druk maken om allerlei formele en uitwendige zaken; tot aan haarkloverijen toe. Maar ze verschillen ten diepste niet zoveel van die eerste groep. Ze willen namelijk wel veel formele zaken noemen over Christus, bijvoorbeeld, maar een eigen, doorleefde en doordacht geformuleerde mening hebben over Hem wordt al een stuk lastiger. Ik kom daar straks op terug.

De massa in Jeruzalem (of die nog opgaat naar de hoofdstad) stelt elkaar de vraag: "Dunkt u, dat Hij niet komen zal tot het feest?" In de vorige overdenking zagen we nog mensen die Jezus bewust zochten. Maar deze groep vraagt zich af of Jezus misschien níet zal komen. Ze zien Hem nergens en trekken (iets te vroeg) hun conclusie.
Jezus niet zien, niet bemerken wordt al te vaak gekoppeld aan de conclusie dat Hij wel niet zal komen. Velen gaan nog een stap verder en constateren dat Hij dus niet bestaat. Geloven is niet zien maar toch geloven, zo zagen we eerder.

Een dunk, of zelfs een hoge dunk hebben, klinkt vaak negatief. Toch staat of valt het levend christelijk geloof er mee. "Wat dunkt u van de Christus?" vroeg juist Jezus Zelf. Dat is niet: wat kun je er over vertellen? Maar: Hoe sta je zelf tegenover Hem? Jezus stelde die vraag op de man af aan de farizeërs, nota bene! Hun antwoord kun je zo raden. Maar wat is jouw persoonlijk antwoord vandaag?

Misschien ben jij een christen die Hem momenteel niet ervaart. Hoe ga jij daarmee om? Ik spreek uit ervaring dat dat heel moeilijk is. Je ervaart de venijnige macht van satan. En toch, toch… zoek dan geen omstanders die Hem slechts oppervlakkig kennen; een theoretische kennis van Hem hebben. Maar zoek mensen in je gemeente, familie, vriendenkring die Hem dagelijks spreken en met je kunnen bidden en strijden! That's where friends are for!

Jezus zoeken

"Zij zochten dan Jezus…"
Johannes 11 :56a

In hoofdstuk 12 is de voorbereiding van het Pascha in volle gang. Hoe zullen de discipelen daar gelopen hebben? Plots wordt Filippus aangesproken door een paar griekse geloofsgenoten: "Heere, wij wilden Jezus wel zien." Ik vond dat altijd zo'n geweldig mooie vraag; en nog! Wat kun je ontzettend blij zijn met jongeren in je gemeente die Jezus willen zien. En… dat geldt niet minder voor ouderen, die op hun oude dag nog die begeerte kenbaar maken: "Ik wil Jezus zien."
Maar, ooit preekte een dominee over die tekst en maakte daar een kritische kanttekening bij: was het geen nieuwsgierigheid? Ja… wie zal het zeggen?

Aan die tekst moest ik terugdenken, toen de tekst van vandaag voor me lag, ter overdenking. Zij, de joodse mensen (niet zo zeer de overpriesters) zochten Jezus. Eerlijk gezegd vond ik die vraag van de griekse Joden mooier dan deze tekst. Maar goed. Ze zochten Jezus, dan toch maar! Ik zou er ook blij van moeten worden, maar die uitleg van de eerder genoemde predikant bleef rondzingen in mijn achterhoofd. Was het hier ook nieuwsgierigheid? En meer nog: is nieuwsgierigheid zonde? Immers, wie Jezus (net als Zacheüs) uit nieuwsgierigheid zocht en Hem werkelijk vond, zoals Hij is, is toch behouden? Ja, ik denk dat ik die ruimte in mijn denken toch moet inbouwen. Mijn innerlijk verwerpt pertinent nieuwsgierigheid; ik heb daar teveel van gezien in mij jonge jaren. Nieuwsgierige mensen die altijd wat te beppen hebben over anderen. Nee, nieuwsgierigheid wekt weerzin op.
Maar toch kan de HEERE een rake, rechte slag toebrengen met zo'n kromme stok! Uiteraard zal daar schaamte op volgen, maar vinden=vinden!

Want dit zoeken is anders dan dat van de overpriesters. Zij 'zochten' Jezus te doden. Zij hadden maar één doel: Jezus uit de weg ruimen. Maar déze mensen zoeken misschien vooral vertier, sensatie.
Zo kunnen er zijn, die met je in gesprek raken en nieuwsgierig zijn over wat jou bezighoudt en wat jij gelooft. Puur nieuwsgierig. Misschien zelfs irritante vragen stellen, die ongeloof suggereren. Maar ondertussen luisteren ze misschien wel met vier oren! Je kunt het niet weten; als je ook maar enigszins het vermoeden hebt dat de HEERE je wil gebruiken om te zaaien in mensenharten, doe het dan; zonder na te denken of het werkelijk nut heeft.

Zij zochten dan Jezus. Let nog even op dat woordje 'dan'. Dat woordje klonk mij vreemd in de oren. Waar slaat het op? Op de Joden die het besluit hadden genomen om Jezus uit de weg te ruimen? Nee, het slaat – ik kan het niet anders interpreteren – op die Joden uit het omliggende land, waar Jezus tijdelijk verbleef; óf het slaat op de mensen die achterbleven in Bethanië en Jezus dus uit het oog waren verloren. Of allebei. En ze zien Hem nu niet, maar ze zeggen tegen elkaar: Let maar op, als het even wil zien we Hem weer bij het Pascha! Zo zochten ze, opdat ze Hem weer zouden vinden.

Twee dingen wil je daaruit meegeven.
Allereerst dat men van Jezus verwachtte dat Hij naar het Pascha zou komen. Dat is een wijze les voor ons: de wereld verwacht ook een bepaald gedrag van ons; als wij dus vraagtekens gaan oproepen door ons dubbelhartige en dus onchristelijk gedrag, zal dat negatieve verbazing opwekken bij de wereld en daarmee dus hun ongeloof bestendigen!
Het tweede is dit: wát hun motieven ook waren, deze Joden zijn ons tot voorbeeld. Als wij Jezus niet meer bemerken (of moet ik het breder trekken: als wij God niet meer ervaren?) in ons leven, dan moeten we Hem koste wat kost zoeken. Net als Maria en Jozef vroeger. En dan kan het best zijn dat we Hem verkeerd zoeken; dat we eigenlijk beter konden weten, waar Hij was. Maar toch: zoeken. Want Hem niet meer zien in je leven moet een gigantische nood in je geloofsleven zijn. Je hart moet schreeuwen naar Hem. Laat daarom deze Joden een goed voorbeeld geven voor jouw geloofsleven!

zondag 24 augustus 2014

Ben jij christelijk of christen?

"En het pascha der Joden was nabij, en velen uit dat land gingen op naar Jeruzalem, voor het pascha, opdat zij zichzelven reinigden."
Johannes 11 : 55

Er liepen daarnet mensen langs, die naar de grote witte tent – even verderop – gingen. Het zijn de Tentdagen van de kerken uit Schoonhoven. Op zich zag je niet aan hen dat ze naar een kerkelijke activiteit gingen, hoewel ze wel behoorden tot meelevenden binnen de kerk. Ze zouden niet opvallen tussen de onkerkelijken die ook waren uitgenodigd. Dat is jammer.
In onze tekst trekken er mensen langs, aan wie juist maar al te goed is te zien en te merken dat ze bij de godsdienstigen behoren. Het Pascha komt er weer aan en dan moet je je goed voorbereiden. Ze gaan ruimschoots op tijd weg vanuit het gebied waar Jezus Zich korte tijd ophield. En aan hen was, evenals aan Jezus in voorgaande jaren, duidelijk te zien dat 'hun aangezicht was als reizend naar Jeruzalem' (Joh. 9:51-53).

Ze waren al ruim van te voren op weg gegaan, "opdat zij zich reinigden". Er moest een offerlam of wat duiven worden geofferd. Maar eerst moesten ze zichzelf reinigen. Door een offer en een ritueel. Het gaat mij er niet om wat er nu precies moest worden gedaan, maar vooral hoe ernstig zij dit opnamen. De rituelen moesten tot in detail nageleefd en uitgevoerd worden. Wat dacht je?! Wat zouden de mensen wel zeggen, als je het niet deed?! En de priesters?! En Gods zegen op hun aardse bestaan zouden ze wel op hun buik kunnen schrijven!
Die reiniging wordt hier in direct verband geplaatst met de haat tegen Jezus en het moedwillige ongeloof, ondanks de wonderen. Het staat hier op een ongelofelijk onhandige plek voor de uitwendig zo religieuze Joden. "Dit volk nadert tot Mij met de lippen (lees: de uitwendige reiniging), maar hun hart houdt zich verre van Mij!"

Aan het uiterlijk van die mensen die hier langs mijn huis liepen kon ik weliswaar niet ontdekken dat ze naar iets van de kerk gingen, maar wie weet hoe hun hart ermee vervuld was. God weet het en ik hoop dat het zo was. Mij komt in deze het oordeel niet toe; maar de Joden uit ons teksthoofdstuk hebben wél iets heel duidelijks van hun innerlijk laten kennen aan mij! En dat maakt hun hele godsdienstigheid erg ongeloofwaardig.
Hoe het er in onze vertaling staat, lijkt het een beetje vreemd: ze gingen op naar Jeruzalem voor het Pascha, opdat ze zichzelf reinigden". Je krijgt er haast het idee bij, dat het vieren van dit Pascha voor hen al een reiniging op zich was. Ze kunnen weer een kruisje zetten: ook weer gedaan. Ze stellen zo, door hun verplichtingen na te komen, hun godsdienstig CV op, om die aan de hemelpoort te laten zien. "Zijn wij niet in Uw Naam afgereisd naar het Pascha en hebben we het niet keurig gevierd?" "Ik heb u nooit gekend!"

Hoevelen vandaag zoeken houvast in rituelen? Niet in de laatste plaats in onze reformatorische kringen. Voor velen is de godsdienst slechts uiterlijk vertoon, net als voor moslims; men houdt zich aan de voorgeschreven of de zelf bedachte regels, om die regels zélf, niet om het doel: de eer en verheerlijking van onze hemelse Vader! Men doet de dingen, liefst zo stipt mogelijk "opdat zij zichzelven reinigden". Hopelijk helpt dat, als zij eenmaal als onwaardige, onwedergeborene en doemwaardige, God onder ogen zullen komen. Ik las iets dergelijks in een column op de HHK-site! Daarom des te meer de vraag: ben je christelijk of christen?

zaterdag 23 augustus 2014

Jouw verwrijfplaats

"…maar ging van daar naar het land bij de woestijn, naar de stad, genaamd Efraïm, en verkeerde aldaar met Zijn discipelen"
Johannes 11 : 54b

Een ogenschijnlijk nietszeggend tekstgedeelte. Een mededeling dat Jezus vertrok uit Judea, weg uit de op moord zinnende Joodse leidslieden en meelopers. Weg, met Zijn discipelen (inclusief Judas!) Naar de stad Efraïm. Efraïm? Dat is toch een stam? Nou, het schijnt de stad of nederzetting Efron of Ofra te zijn geweest in het stamgebied van Efraïm, aan de oostelijke rand van het judese bergland, een kilometer of twintig ten noordoosten van Jeruzalem (klik hier om een kaartje te zien).

Op een website over deze plaats stond de vraag: "Waarom heeft Johannes deze plaats genoemd? Om ons te laten weten dat hij er zelf bij geweest is. Het zou een laatste retraite worden voor zijn laatste reis naar Jeruzalem"
In onze tekst staat inderdaad dat de Heere Jezus er heenging mét Zijn discipelen. Maar meer vertelt Johannes ons dan helaas weer niet. Een vraag die bij mij opkwam was: wat zou Jezus daar met Zijn jongeren hebben gedaan of besproken? Een tipje van die sluier licht Mattheüs voor ons op (Matth. 20 vanaf vers 17). "Ziet, wij gaan op naar Jeruzalem, en de Zoon des mensen zal den overpriesteren en Schriftgeleerden overgeleverd worden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen; en zij zullen Hem den heidenen overleveren, om Hem te bespotten en te geselen, en te kruisigen; en ten derden dage zal Hij weder opstaan." Bijzonder onderwijs, vind je niet?

Dat ze het allemaal niet precies begrepen, waar Jezus het over had, bewijst het optreden daar van Salome, de moeder van Johannes en Jacobus. Ze vraagt immers of haar zonen naast Jezus in Zijn koninkrijk mogen zitten? Misschien is Johannes daarom niet zo scheutig met zijn informatie over dit verblijf. Mattheüs evenwel laat merken dat hier bijzonder essentieel onderwijs werd gegeven door de Heiland. Wat moet het moeilijk zijn geweest voor de Heere Jezus: Hij trok Zich terug voor ongelovige en vijandige Joden, maar de jongeren die Hij meenam begrepen Hem ook bijzonder slecht! Tóch deed Hij het.

De al eerder genoemde website spreekt over een 'retraiteplaats'. Wikipedia vertelt over 'retraite' het volgende: "Een retraite is een afzondering voor spiritueel zelfonderzoek en geestelijke oefening. Een daarvoor geschikte omgeving kan een klooster of een speciaal daarvoor opgericht retraitecentrum zijn. Een retraite biedt vaak de gelegenheid om in een groep met de hulp van een leider gedurende een aantal dagen intensief te mediteren." Daarbij zie ik de Heere Jezus vooral als de Leider, onder Wiens behulpzame leiding de discipelen zelfonderzoek en geestelijke oefening ontvingen. En let er dan ook op dat Judas daar bij was! Jezus nam ze alle twaalf nog eenmaal apart, in voorbereiding op de grote verwarring en aanvechting van Goede Vrijdag en de dagen rond en na Pasen! Nogmaal: zelfs Judas!

Het woord voor 'verkeren' in onze dagtekst is een grieks woord dat 'wrijven tussen' of 'hard wrijven' betekent; het heeft ook de betekenis van 'slijten', 'verteren' of 'tijd doorbrengen'. Hoewel het die laatste betekenis vooral heeft – Jezus brengt in Efron kort de tijd door – werd ik getriggerd door dat 'wrijven tussen'. In 'wrijven' zit wel contact, maar kort; zelfs in 'hard wrijven'; het wrijvende object zit namelijk niet vast aan het oppervlak waarover het wrijft. Ik moest denken aan dieren – bijvoorbeeld herten – die, door met hun kop tegen boomstammen of takken te wrijven, een geurspoor achterlaten, zodat anderen weten dat ze er geweest zijn; en elk die heeft zijn eigen geur! Het dier blijft er niet, maar laat merken dat hij er wel is geweest. Het dier laat iets van zichzelf achter op die plaats.
De plaats Efron had op zowel Johannes al Mattheüs diepe indruk gemaakt. Ze waren er weliswaar kort geweest, maar Jezus had in hen iets onuitwisbaars achtergelaten.

Dit woord komen we enkel in het Johannesevangelie tegen én in de Handelingen der apostelen. We komen het woord tegen als 'en onthield Zich aldaar' (Joh. 3:22), 'en hield zich aldaar' (Joh. 12:19), 'Zij verkeerden dan aldaar…' (Hand. 14:3) of 'En toen zij aldaar vele dagen doorgebracht hadden' (Hand. 25:14).

We zien in al die teksten mensen die niet thuis zijn, maar ergens kortere of langere tijd doorbrengen. En is dat niet van toepassing op ons allemaal? De Hebreeënbriefschrijver zegt in hoofdstuk 13: "Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomende." Er kunnen, zeker ook in deze vakantietijd, plaatsen zijn die we bezoeken, waar we lang willen blijven, maar na twee of drie weken moeten we toch echt weer terug naar huis. Geestelijk gezien blijven we hier op aarde een leven lang, maar er komt een moment dat we weer weg moeten, naar huis. Hecht daarom niet te vast aan jouw woonplek. Je woont er niet eeuwig. Je mag wel een goed geurspoor achterlaten: de geur van Christus! Maar onthoudt dat jouw verblijfplaats slechts een verwrijfplaats is…

vrijdag 22 augustus 2014

Geen zicht meer op Jezus?

"Jezus dan wandelde niet meer vrijelijk onder de Joden…"
Johannes 11 : 54a

Jezus dan… Nergens lezen we dat de Heere Jezus bij die vergadering van het Sanhedrin was. Tóch is het besluit om Hem te doden, de reden waarom Jezus Zich terugtrekt. Hij is immers God en wist hun overdenkingen.
Nog altijd kom je mensen, jong en oud, tegen die leven alsof er geen God is; óf die wel geloven dat Hij er is, maar niet signaleert dat zij zondigen. Ben jij er ook zo een?
Jezus was volledig op de hoogte. Maar… als Hij God was, waarom vlucht Hij dan? Waarom trekt Hij Zich terug, zodat de Joden Hem niet kunnen pakken? Nou, het is maar de vraag of Hij Zich zo gedraagt en Zich verbergt dat de Joden Hem niet meer zien. Er staat namelijk niet dat Hij Zich verborg voor de Joden, maar dat niet meer vrij onder de Joden wandelde.

Dat woord 'vrijelijk' kwamen we eerder in dit hoofdstuk ook al tegen. In vers 14 hoorden we Jezus vrijuit zeggen dat Lazarus was gestorven. Zonder verhulling.
Dat woord kan ook betekenen: blij vertrouwen, goede moed, vrijpostigheid of verzekerdheid. Die betekenis zal het niet nier hebben, maar ik kom op die betekenis zo nog terug.
Verder betekent dat woord: 'openlijk', 'zonder dubbelzinnigheid' of 'zonder het gebruik van beelden en vergelijkingen'. Daar wilde ik de vinger bij leggen. Natuurlijk staat er verderop in de tekst dat Hij naar het land van Efraïm trekt (dus weg uit Judea). Maar wat gebeurt er precies en wat heeft dat voor impact op Zijn missie in deze wereld?

Als de Heere Jezus stuit op het ongeloof van de Joden, dan veranderen Zijn preken in gelijkenissen. In Lukas 8 vertelt Jezus tegen Zijn discipelen: "U is het gegeven, de verborgenheden van het Koninkrijk Gods te verstaan; maar tot de anderen spreek Ik in gelijkenissen, opdat zij ziende niet zien, en horende niet verstaan". Uit de tekstvergelijkingen blijkt dat Hij met deze woorden bedoelt: Degenen die zich niet als Mijn schapen willen gedragen, zullen wel een verhaal horen, maar de betekenis niet meer snappen. Dat is een ernstige werkelijkheid. Dan wordt er wel gepreekt, maar het raakt je niet meer. Je krijgt aversie tegen het Woord en laat het dicht. Je irriteert je aan God en Zijn weg met jou, en daardoor wordt alles nóg troebeler. De afstand verdubbelt zich elke keer als je je aan het Woord stoot. Een heel enge werkelijkheid.

Jezus wandelde niet meer vrij onder de Joden. Jezus hulde Zich slechts in ondoorzichtigheid. Men hoorde Hem misschien nog wel, maar begreep Hem niet; had zo zijn eigen gedachten over Hem. En vreemd… die geïrriteerde, geërgerde houding leek te worden bevestigd, keer op keer. Héél eng.
Herken je dat? Dan zul je namelijk ook ontdekken dat je niet meer met de Hebreeënbriefschrijver "met vrijmoedigheid kunt toegaan tot de troon der genade". Daar heb je datzelfde woord, maar dan in de betekenis van dat al eerder genoemde 'blij vertrouwen', die 'goede moed', die 'vrijpostigheid' of die 'verzekerdheid'.
Als Jezus Zich niet meer 'vrijelijk' aan je vertoont, wordt het guur in je leven. Alle vertrouwen ebt weg. Er is geen vrijmoedigheid meer om te bidden. Er is geen blij vertrouwen meer (omdat de Vader-kind-relatie is verstoord). En… er is geen verzekerdheid meer. Het geloofsleven krijgt een Antarctisch klimaat. Of moet ik zeggen 'een woestijn-klimaat'? David weent: "mijn beenderen werden verouderd … mijn sap werd veranderd in zomerdroogten". Er is maar één oplossing, zegt David in diezelfde Psalm 32: "Mijn zonde maakte ik U bekend, en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zeide: Ik zal belijdenis van mijn overtredingen doen voor den HEERE."
Dan zal het er weer van komen: "Verblijdt u in den HEERE, en verheugt u, gij rechtvaardigen! en zingt vrolijk, alle gij oprechten van harte!"

donderdag 21 augustus 2014

Het waren niet de Joden…

"Van dien dag dan af beraadslaagden zij te zamen, dat zij Hem doden zouden."
Johannes 11 : 53

De impact van Kajafas' woorden is enorm. Lees maar goed: daarnet nog zei hij "jullie overleggen niet…" met elkaar; en nu lezen we dat ze "te zamen" "beraadslaagden". Eerst nog had hij hen verweten dat ze niets 'verstonden' (er niets van begrepen), maar nu was alles plots helder: Jezus moest dood!
Valt jou ook op dat er geen discussie, geen gezamenlijk wikken en wegen, plaatsvindt óf Jezus wel echt dood moet? Het is niet een agendapunt dat Kajafas plots invoert en waar men eens rustig met elkaar over van gedachten wisselt. Nee, het is een mening van iemand, die 1-op-1 klakkeloos wordt overgenomen. Aan zulke vergaderingen bewaar ik zeer onprettige herinneringen! Kerkenraadsvergaderingen bijvoorbeeld over een te beroepen predikant, of over nieuwe kerkenraadsleden. Opeens komt iemand uit het niet met een naam en de hele vergadering walst er onnadenkend 'en mass' achteraan. Doodeng!

Het nadeel van invloedrijke mensen is dat ze directe gehoorzaamheid afdwingen zonder het te zeggen. Natuurlijk moeten knopen worden doorgehakt; natuurlijk moeten dwalingen rigoureus met wortel en tak worden uitgeroeid; maar zulke ingrijpende dingen dienen toch breed gedragen te worden?
Of… is Kajafas hier een soort Wilders of zelfs een soort Hitler, die precies dátgene verwoordt dat iedereen stilletjes diep in zijn hart ook vond, maar niet durfde uitspreken?
Opnieuw vraag ik me af hoe Nicodémus zich tijdens die vergadering moet hebben gevoeld. Knap beroerd. Immers, er staat toch echt: Tezamen beraadslaagden ze dát ze Jezus zouden doden? "Zet dat even vetgedrukt onderaan bij de actiepunten, scriba!" Wiens naam zou de 'scriba' achter dat actiepunt moeten gaan schrijven? Kajafas? Nou, dan hadden ze later nog kunnen zeggen: "Ja, Kajafas wilde dat nu eenmaal, dus…" Nee… er staat "zij"; unaniem!

Maar voor dat ik nu naar die 'zij' wijs, die dit besluit hartelijk en eenparig namen, kijk ik eerst in de spiegel. Jacobus Revius dichtte zo treffend dat sonnet 'Hy droech onse smerten'.
T'en zijn de Joden niet, Heer Jesu, die u cruysten,
Noch die verradelijck u togen voort gericht,
Noch die versmadelijck u spogen int gesicht,
Noch die u knevelden, en stieten u vol puysten,

T'en sijn de crijchs-luy niet die met haer felle vuysten
Den rietstock hebben of den hamer opgelicht,
Of het vervloecte hout op Golgotha gesticht,
Of over uwen rock tsaem dobbelden en tuyschten. (= tosten of dobbelden)

Ick bent, ô Heer, ick bent die u dit heb gedaen,
Ick ben den swaren boom die u had overlaen,
Ick ben de taeye streng daermee ghy ginct gebonden,

De nagel, en de speer, de geessel die u sloech,
De bloet-bedropen croon die uwen schedel droech:
Want dit is al geschiet, eylaes! om mijne sonden.

Tenslotte: "zíj beraadslaagden samen" dat "zij Jezus zouden doden". Echter, zoals Kajafas een profeet was tegen wil en dank, waren deze 'zij' met elkaar uitvoerders van Gods heilsplan tegen wil en dank! Denk je ook niet dat dat helder aan de joden moet worden uitgelegd? Geen anti-semitisme uitdragen, maar 'onze oudste broeder' het blijde nieuws vertellen dat zij werden ingeschakeld in Gods verlossingsplan. Ze waren natuurlijk niet vrij te pleiten in hun handelen. Maar… 't waren de Joden niet (alleen)… "Ik ben het (ook), o Heere, ik ben het die U dit heb gedaan… want dit is allemaal gebeurd, helaas, vanwege mijn zonden!

woensdag 20 augustus 2014

Hogepriester vs Hogepriester

"En dit zeide hij niet uit zichzelven; maar, zijnde hogepriester deszelven jaars, profeteerde hij, dat Jezus sterven zou voor het volk; en niet alleen voor dat volk, maar opdat Hij ook de kinderen Gods, die verstrooid waren, tot een zou vergaderen."
Johannes 11 : 51-52


Precies! Het waren niet Kajafas' eigen woorden! Hij profeteerde (zonder het zelf door te hebben) "zijnde hogepriester deszelven jaars". Blijkbaar ligt er een link tussen het profeteren en het hogepriesterschap. Ik heb niet zo direct kunnen vinden wát die link dan precies inhoudt, dan alleen dat prof. K. Schilder er ergens op wees dat dit te maken had met een greep naar de macht door de drie ambten te combineren: koninklijk, priesterlijk en profetisch. Iemand die profeteert, creëert een soort ontzag bij zijn hoorders en dus oefent hij macht uit. Je ziet dat bij Saul, die profeteerde, gezalfd werd tot koning en later ook voor priester wilde spelen toen hij niet wilde wachten op Samuël tijdens het offerfeest.

Wat betreft het profeteren tegen wil en dank, daarvan is ook iemand als Bileam een voorbeeld. Hij wilde wel profeteren, maar niet die woorden, die God hem gaf te spreken. In het geval van Kajafas líjkt het anders te gaan: immers we lezen niet dat er andere woorden uit zijn mond komen, dan hij zich had voorgenomen. Echter, als we zien op de intentie en de bedoeling van wat hij zei, dan zien we dat Kajafas een duivelse bedoeling had met zijn woorden, terwijl God de Vader die woorden letterlijk in vervulling gaat laten brengen met een hemelse en zalige bedoeling!

Terug naar de link tussen hogepriester en profeet. Er is wel een lijn die ik zie. Enige tijd na deze geschiedenis zal Kajafas' profetie in vervulling gaan. Nota bene Kajafas – hij scheurt zelfs zijn hogepriesterlijk gewaad – is daar als hogepriester aanwezig in de raadszaal als Jezus terecht staat.
Normaliter nam de hogepriester op grote verzoendag het bloed van het lam en nam dat mee het Heilige der Heilige in. Hij deed verzoening voor zichzelf én voor het volk! Echter… hier vergist Kajafas zich. Hij meent de zondebok weg te zenden tot vernietiging, maar hij werkt mee aan het feit dat het bloed van Jezus Christus – dé Hogepriester Die tevens hét Offerlam is – komt waar het zijn moet: in het hemelse Heiligdom. In Johannes 18 zien we – Johannes herinnert daar nog aan Kajafas' woorden uit Johannes 11 – Kajafas de rechtzaak leiden en het moet allemaal één kant op: de dood in met Hem, want het is beter dat Hij sterft, dan dat het volk ten gronde gaat!

Dat volk, waar Kajafas over sprak en waartoe hijzelf behoorde, moest weer in het reine komen met de God van het verbond. Juist daarvoor kwam Jezus. En zelfs Pinksteren klinkt er al in door: "…maar opdat Hij ook de kinderen Gods, die verstrooid waren, tot een zou vergaderen." Het gaat hier niet om de verstrooide Joden, maar om de heidenen: jij en ik!
Is deze Hogepriester ook jouw Herder? Want Hij werkt 24/7 aan Zijn nieuwe toekomst. Geen doorstart en renovatie van een oude situatie, maar een totale vernieuwing! Wat kun je daar vaak hartelijk naar verlangen! De realisatie van die toekomst wacht nog op iets: "Ik heb nog andere schapen, die van dezen stal niet zijn; deze moet Ik ook toebrengen; en zij zullen Mijn stem horen; en het zal worden een kudde, en een Herder" (Johannes 10 : 16). Uiteindelijk wacht het nog op die laatste, die moet worden toegebracht. Ben jij dat soms? Of je collega, vriend of buurman?

Eén voor allen

"En een uit hen, namelijk Kajafas, die deszelven jaars hogepriester was, zeide tot hen: Gij verstaat niets; en gij overlegt niet, dat het ons nut is, dat een mens sterve voor het volk, en het gehele volk niet verloren ga."
Johannes 11 : 49-50


Kajafas… in Lukas 3 komen we hem al tegen, samen met Annas, zijn schoonvader. In de Kanttekeningen lezen we wat over deze verwarrende situatie, immers, er mocht toch maar één hogepriester zijn?
Annas was de schoonvader van Kajafas, Joh. 18:13, en zij worden hier als twee hogepriesters gesteld, òf omdat de hogepriesters altijd een plaatsvervanger hadden, die, als zij onrein of ziek waren, hunne plaats bewaarde; zie Num. 4:32; 1 Kon. 4:4; 2 Kon. 23:4, en 2 Kon. 25:18; òf omdat zij toen ten tijde de ene het ene jaar en de andere het andere jaar het hogepriesterambt bedienden. Zie Joh. 11:49,51, en Hand. 4:6, alzo de opvolging van de rechte hogepriesters, van Aäron afkomstig, in verwarring was gekomen, en dat ambt nu ene weldaad of gift der Romeinen was geworden.

En ook in de Kanttekeningen bij onze dagtekst staat zoiets:
Het hogepriesterambt werd toen door de Romeinen vergeven voor zekeren tijd, somwijlen ook van jaar tot jaar, Luk. 3:2; Hand. 4:6, tegen de ordinantie Gods. Zie Num. 35:28; Joz. 20:6; Hebr. 7:23.

Als je op http://nl.wikipedia.org/wiki/Kajafas over Kajafas leest, dan zie je dat het ambt is uitgehold en de hogepriester vooral een politieke rol speelde. Hij genoot aanzien, maar had ook zeker macht (denk aan zijn invloed op Pontius Pilatus!)

Het is deze invloedrijkste man onder het Joodse volk (met achter hem zijn schoonvader Annas!) die het Sanhedrin gaat toespreken met scherpe woorden. "Gij verstaat niets! En gij overlegt niet…!" Niets is heel definitief: in het engels zie je de vertalingen variëren van "jullie weten niet waar je over praat" tot "jullie weten/begrijpen er niets van". Kajafas lijkt de bezadigde en observerende wijze man. Maar vóór dat je sympatie voor hem zou krijgen, moeten we scherper zien! Het vervolg van zijn woorden "Jullie overleggen niet met elkaar…" geeft aan dat er een wanordelijke discussie gaande is, die zich los van Kajafas lijkt af te spelen. Hij is de leiding een beetje kwijt; en met deze woorden roept hij allen tot de orde. Dat is op zich een goede zaak, want wanordelijke vergaderingen en bijeenkomsten die opeens een wending krijgt als zomaar iemand wat roept, kunnen grote schade veroorzaken!

Deze wijze woorden komen weliswaar uit Kajafas' mond, maar er zit Iemand achter deze woorden. Niet Annas, maar – zo zal uit het vervolg blijken – de Geest der profetie. Daar kom ik een volgende keer op terug, maar het is goed dit nú reeds in je achterhoofd te houden!
Want, laten we eens letten op wát Kajafas zegt. Is het een snelle, scherpe conclusie? Zijn woorden lijken te vertellen: "Ruim deze Ene uit de weg, opdat niet het hele volk ten gronde gaat". Met het liquideren van deze ene Mens kan het Sanhedrin zowel het volk, maar meer nog hun positie, veiligstellen. Is dat geen bijzonder eenvoudig en doeltreffend plan? En laten we eerlijk zijn: hun positie heeft de prioriteit boven het volk; maar zonder volk en bewonderaars heb je geen positie!
Maar ten diepste is de boodschap in die woorden anders! Want de Heilige Geest laat hier de 'stenen spreken'. Zoals die slavin in Handelingen 16 Paulus en Silas achternaliep en riep: "Deze mensen zijn dienstknechten Gods des Allerhoogsten, die ons den weg der zaligheid verkondigen". Dat wat aanvankelijk nog schaper bedoeld was wordt omgezet tot een rijk getuigenis: "…die ons de weg der zaligheid verkondigen!" Zo is het ook met Kajafas. Zonder dat hij het beseft evangeliseert Hij en spreekt hij een enorm diepe waarheid: "Het is ons nut dat één Mens voor het volk sterft, zodat het hele volk niet verloren gaat!" Dat was het doel van Christus' komst en dát was de liefde van God de Vader daarachter: Hij zond Zijn Zoon opdat een ieder die gelooft in Hem niet verloren gaat!
Hoe zou dat bij Nicodémus in de oren hebben geklonken? Hier moet zijn hart toch zijn opgesprongen? Of wat dacht je van Jozef van Arimathea? Ook hij zal bij deze bijeenkomst zijn geweest. Of… zullen ze die waarheid achter Kajafas' woorden niet gevat hebben?

Wat is het rijk als je mensen in je omgeving hebt die de dingen rustig voor je op een rijtje zetten. Het kan je innerlijk tot rust brengen en soms geeft het ook zicht op een oplossing. Soms is de oplossing van een probleem heel eenvoudig. Maar vaak juist niet. Gezegend ben je als je wijze en bezadigde ouders of een verstandige man of vrouw hebt! Wat is het vooral belangrijk dat ze dat in biddend opzicht doen, wetend dat zij die wijsheid niet zelf aan boord hebben, maar dat de HEERE hen die geeft. Misschien ben jij zelf wel zo'n persoon voor een ander… Rijk, als je zo dienstbaar mag zijn in Gods Koninkrijk; misschien wel gewoon tijdens je dagelijks werk!

maandag 18 augustus 2014

We hebben hier geen blijvende plaats

"…de Romeinen zullen komen, en wegnemen beide onze plaats en volk"
Johannes 11 : 48b


Nog even terug naar de tekst van gisteren. Graag wil ik inzoomen op het laatste gedeelte van vers 48. Daarin spreken de overpriesters hun angst uit dat de Romeinen zullen komen en zowel 'onze plaats' als 'het volk' zullen wegnemen. Die angst vertelt wat hun prioriteiten en werkelijke motieven zijn. Een aantal dingen vallen op en deze woorden kregen tijdens de preek gisteren een andere lading voor me.

Allereerst valt op dat de overpriester hun 'plaats' stellen vóór het 'volk'. Er staat zelfs niet 'ons volk'. Blijkbaar is het volk noodzakelijk voor hun positie. Inderdaad bemerken we in Johannes 7 in hun felle reactie tegenover Nicodémus dat ze neerkeken op het volk: "Maar deze schare, die de wet niet weet, is vervloekt." Een artiest heeft een publiek nodig om bewonderd te worden. Zo waren de overpriesters ook bezig, om gezien te worden (en geëerbiedigd) door het volk, vanwege hun onberispelijkheid. Dat ging ook gepaard met grote wedijver. Paulus vertelt later tegen de Filippenzen dat hij volgens de rechtvaardigheid die in de wet is, 'onberispelijk' was. Gezien zijn jonge leeftijd dwong hij met zijn ijver dan ook veel respect af.
Daarom zijn de overpriesters in eerste instantie dus zo zenuwachtig over hun positie die in gevaar komt. Want dat betekent het woord 'plaats' ook. Natuurlijk betekent het woord 'topos' (wij kennen dat van topografie) een fysiek aanwijsbare plek op een landkaart of een ruimte die gemarkeerd wordt door begrenzende lijnen of muren (in dit geval de stad en tempel van Jeruzalem; zie kanttekeningen). Maar het betekent ook – als metafoor – de positie die je inneemt in een gezelschap of vergadering.

Het woord 'plaats' komen we ook tegen in het gebed van Salomo. Daar duidt Salomo met 'plaats' de pas gebouwde tempel aan: de aanspraakplaats voor het volk om er te komen voor het aangezicht van God. Je merkt dat de Joodse leidslieden uiterst 'zuinig' zijn op die plaats: de tempel. Als Jezus vertelt dat Hij deze tempel (Hij bedoelde Zijn lichaam) kon opbouwen in drie dagen, dan vinden zij dat blasfemisch. Daarentegen verweet Jezus hen korte tijd daarvoor: "Wee u, gij blinde leidslieden, die zegt: Zo wie gezworen zal hebben bij den tempel, dat is niets; maar zo wie gezworen zal hebben bij het goud des tempels, die is schuldig" (Matth. 23).

Het woord 'ethnos' (volk) betekent zowel ras, natie als volksgroep. In dit geval zullen ze het woord hebben opgevat als de serieuze, orthodoxe joden, dus een volksgroep, binnen de joodse natie. Ook over het volk was men kritisch, zo zagen we al; dus werkelijk betrokken waren de leidslieden niet. Immers, Jezus moest ze terecht wijzen omdat zij de mensen lasten oplegde die ze zelf al amper konden dragen, maar ze maakten het zó bont dat ze die last niet met één vinger wilden aanraken (ze wilden dus niet meehelpen te dragen!).

De diepere les die opeens op me afkwam gisteren was deze: hoe zouden wij het vinden als we onze 'plaats' zouden verliezen? Dat kan heel concreet, wanneer we moeten verhuizen, werkloos worden of arbeidsongeschikt. Ik noem zo maar een paar voorbeelden. Wát zouden we dan het meeste missen? En wat betekenen die 'vastigheden' op aarde voor ons in het licht van Gods eeuwig Koninkrijk?
Niet voor niets wordt Mozes in Hebreeën 11 genoemd vanwege zijn keuze om liever kwalijk behandeld te worden met het volk van God dan een tijdlang de genietingen der zonden te hebben. Dat is een ingrijpende les. Is het altijd verlies, als we in dit leven iets kwijtraken? Hoe afhankelijk zijn we van de HEERE? Hoezeer laten we ons ook in het materiële en maatschappelijke leiden door Zijn Vaderlijke zorg en liefde?
Hoe vast zitten we aan aards goed? Dat merk je, als het je afgenomen wordt of als je het moet loslaten. Ik weet, het is een diepe en moeilijke les, die je niet voor anderen kunt invullen. Houd het daarom maar persoonlijk. Want de rijkdom die de HEERE heeft klaarliggen is met geen pen te beschrijven en weegt niet op tegen de rijkdommen van deze wereld. Echt, hoor! Kijk maar naar "den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Dewelke, voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen, en schande veracht…" (Hebr. 12 : 2).

zondag 17 augustus 2014

Ook zo bang voor Jezus' invloed?

"Wat zullen wij doen? Want deze Mens doet vele tekenen. Indien wij Hem alzo laten geworden, zij zullen allen in Hem geloven, en de Romeinen zullen komen, en wegnemen beide onze plaats en volk."
Johannes 47b-48

Dat de Heere Jezus tekenen deed, konden de Joodse leidslieden niet ontkennen. Daarover ging hun discussie dan ook niet. Een tijd later zou een uit hen, de wetsgeleerde Gamaliël, die bekende woorden uitspreken: "Houdt af van deze mensen, en laat hen gaan; want indien deze raad, of dit werk uit mensen is, zo zal het gebroken worden. Maar indien het uit God is, zo kunt gij dat niet breken; opdat gij niet misschien bevonden wordt ook tegen God te strijden" (Hand. 5 : 38-39).
Het was eenzelfde discussie, over hoe zij het goede gerucht over Jezus konden uitroeien. Gamaliël deed geen uitspraak over de waarheid van dat gerucht. Hij profileerde zich als een wijs man, ondanks zijn onduidelijke rol daarin. Zijn wijsheid lag in een bedaard rationeel zoeken naar verbanden in voorgaande gebeurtenissen en het daaruit concluderen van wat hen te doen stond. 

Beschouwelijk. Maar daar kán een strategie achter zitten. Met de dingen naast elkaar te zetten kun je ook een verband creëren en een bepaald doel met je publiek bereiken. Als ik de woorden van Gamaliël beluister, is mijn eerste indruk: wijs, weloverwogen en niet overhaast een besluit nemend. 
Echter, als ik Gamaliëls voorbeelden bekijk, dan krijg ik ook een indruk van de boodschap die hij wil afgeven: dit zal ook wel vanzelf weer overgaan, net als bij die andere voorbeelden die hij noemde. Immers, waarom noemde hij geen voorbeeld, waarbij was gebleken dat het wél 'uit God was'? Dat zou dan concreet een voorbeeld zijn geweest, waarin bleek dan de Joodse Raad er ook weleens naast zat.

Ook in onze tekst wordt het goede gerucht van Jezus niet tegengesproken, maar geplaatst in een andere context. Ditmaal niet de vraag of het 'uit God' is of niet, maar een politieke context die het gehele volk aangaat. Ja, als je goed luistert zelfs de eeuwige toekomst van het Joodse volk.
Er zitten twee stappen, twee delen, in het probleem dat wordt getekend. Allereerst de zorg dat het hele volk in Jezus zal geloven; vervolgens dat de Joodse Raad, door het ingrijpen van de Romeinen, van het toneel zal worden verwijderd.

"Als we Hem Zijn gang laten gaan, dan zullen ze allemáál in Hem geloven!" Er zit iets in van angst voor een niet te stuiten proces. En ik krijg sterk de indruk dat het tweede deel van de probleemstelling ten diepste misleidend is. Want al zou het hele volk achter Jezus aanlopen, dan was er voor de Romeinen nog geen reden om in te grijpen. Immers, Jezus vond toch dat je de keizer gewoon belasting moest betalen. Hij heeft Zich nooit uitgelaten over het in opstand komen tegen de Romeinen. Dus wat was het probleem? Het enige dat zowel Johannes als Jezus tegen Romeinse soldaten had gezegd was dat ze geen onrecht mochten doen en mensen lastigvallen.

Staat die angst voor het feit dat mensen in Jezus zullen geloven echt heel ver van ons af? Zijn we in de kerk écht blij, als mensen tot geloof komen; zoals er ook blijdschap in de hemel is over een zondaar die zich bekeert? Of komen we direct met theologische kaders. Is er ten diepste de angst dat 'onze theologie', 'onze visie' en dus 'onze plaats' in gevaar komt? Als een bekering niet helemaal past in het kader waar wij zo prat op gaan, wat is dan onze eerste reactie? En wat is onze reactie, als we bemerken dat mensen daar vragen over gaan stellen, als ze er wél verheugd over zijn en zelfs het gerucht van die bekering rondbazuinen met woorden als: "God heeft wat groots gedaan! Daarom zijn we zeer verheugd"? Worden we dan ook bezorgd om 'onze plaats'?

zaterdag 16 augustus 2014

Wat moet je doen?

"De overpriesters dan en de Farizeën vergaderden den raad, en zeiden: Wat zullen wij doen?"
Johannes 11 : 47

Op de eerste Pinksterdag staan ze daar voor Petrus en de andere apostelen: "Wat zullen wij doen, mannenbroeders?" De menigte was verslagen in het hart geworden. Waardoor? Door de tekenen en wonderen die Jezus had gedaan onder hen? Door Zijn vele preken en gelijkenissen? Nou, indirect zou je dat wel kunnen zeggen. Toch was het de 'donderpreek' van Petrus, die eindigde in de woorden: "Dezen Jezus, Dien gij gekruist hebt". Het was ingeslagen als een bom! Verslagen in het hart! Ik mag wel zeggen: radeloos. Ze vroegen inderdaad om raad: "Wat zullen wij doen…"

Dat de joodse leidslieden dit zich afvragen heeft natuurlijk een totaal tegengestelde oorzaak. Hier is iets onloochenbaars geschiedt, maar ze verharden zich. Ze lossen het op, redden hun gezicht, door een plan op te stellen.
Natuurlijk riep Jezus op om een goed plan te maken. We moeten eerst de kosten berekenen, voordat we een toren bouwen. Want wat, als die toren maar half af komt, zoals bij de toren van Babel? Het volgen van Jezus dient goed overdacht te geschieden. Maar dit plan, van de Joodse Raad, is er eentje van het niveau stratego.

Het is niet de eerste keer dat ze over Jezus vergaderen en al helemaal niet de laatste keer. Zelfs toen Jezus al was opgevaren naar de hemel en Petrus en Johannes werden vastgehouden door de Joodse Raad, werd er druk vergaderd over die Jezus van Nazareth! "En hun geboden hebbende uit te gaan buiten den raad, overlegden zij met elkander, zeggende: Wat zullen wij dezen mensen doen? Want dat er een bekend teken door hen geschied is, is openbaar aan allen, die te Jeruzalem wonen, en wij kunnen het niet loochenen. Maar opdat het niet meer en meer onder het volk verspreid worde, laat ons hen scherpelijk dreigen, dat zij niet meer tot enig mens in dezen Naam spreken." (Hand. 4 : 15-17).
Ook hier kon men een wonder niet loochenen. Het feit lag er, maar… het is maar net hoe je dat feit omschrijft, vormgeeft, vertelt en duidt. De satan is listig! Hij vertelt niet altijd onwaarheden; vaak gebruikt hij ware woorden. Maar let dan ook op de toon, de intentie en de volgorde waarin hij het je te binnen brengt of door anderen laat vertellen. 
Satans strategie is niet altijd grove verwoesting. Vooral binnen de kerk is het zijn strategie om een plan op te stellen hóe de informatie – die niet te loochenen is – wordt geduidt. Wat moet je ervan denken? Nou, satan weet daar wel raad mee.

Waren het de omstanders, eerder in het verhaal, die met hun lezing van de werkelijkheid, de waarheid misvormden. Nu gaat de satan de Joodse Raad gebruiken. En dat zal later nog een keer gebeuren. Als de romeinse soldaten bij het graf van de Heere Jezus gevlucht zijn, wordt er ook raad gehouden. De soldaten moet (met een flinke som geld geholpen) een aangepaste lezing van het verhaal uit de hof van Jozef van Arimathea geven. En… die versie van het verhaal is tot op de huidige dag in omloop. Omdat het zo'n geloofwaardig verhaal was? Nee, om dat satan langer leeft dan de sterkste leugen. Hij hernieuwt te leugens en zal tot aan de Jongste Dag de waarheid verminken.
Wees gewaarschuwd en vraag jezelf, in het gebed voor Gods aangezicht, telkens weer af: "Heere, wat zal ik doen? Wat zal ik doen, opdat ik Uw Naam recht doe, Uw eer verhoog, Uw Vaderlijke zorg erken en U met een verlangend hart verwacht, met al Uw kinderen op aarde!"

vrijdag 15 augustus 2014

Ook zo vol van Jezus' daden?

"Maar sommigen van hen gingen tot de Farizeën, en zeiden tot hen, hetgeen Jezus gedaan had."
Johannes 11 : 46

In het vorige hoofdstuk werd Jezus bijna gestenigd. We lezen in vers 32 dat Jezus zegt tot de ziedende Joden: "Ik heb u vele treffelijke werken getoond van Mijn Vader; om welk werk van die stenigt gij Mij?" Ze gooiden het er uiteindelijk op dat ze Zijn woorden godslasterlijk vonden: Hij maakte Zich God gelijk. Ze zagen niet dat Hij dat ook was!

Nog drie hoofdstukken terug was er ook het een en ander te doen over 'wat Jezus gedaan had'. Er ontstaat veel gekonkel onder het volk. De een vindt zus, de ander zo, maar… geen van hen durft openlijk te zeggen hoe hij erover denkt: "Sommigen zeiden: Hij is goed; en anderen zeiden: Neen, maar Hij verleidt de schare. Nochtans sprak niemand vrijmoediglijk van Hem, om de vrees der Joden." Maar toen Jezus openlijk in de tempel verscheen en begon te preken, kon men er niet omheen: "de Joden verwonderden zich, zeggende: Hoe weet Deze de Schriften, daar Hij ze niet geleerd heeft? Jezus antwoordde hun, en zeide: Mijn leer is Mijne niet, maar Desgenen, Die Mij gezonden heeft. Zo iemand wil Deszelfs wil doen, die zal van deze leer bekennen, of zij uit God is, dan of Ik van Mijzelven spreek. Die van zichzelven spreekt, zoekt zijn eigen eer; maar Die de eer zoekt Desgenen, Die Hem gezonden heeft, Die is waarachtig, en geen ongerechtigheid is in Hem." (Johannes 7 : 12-18).

Spreken over wat Jezus gedaan heeft; het klinkt als klikken, hoewel we gisteren in het vorige vers zagen dat velen geloven. Helaas moeten we vandaag vaststellen dat er ook waren die precies hetzelfde doen, maar met een ander motief! Ook zij hebben het over 'wat Jezus gedaan heeft'. En dat zou op zich niet verkeerd geweest zijn. Maar uit het feit dat ze het juist dáár gaan vertellen, waar Jezus het meest gehaat en gezocht was, maak ik wel voorzichtig op dat ze het met kwade bedoelingen deden. Om de farizeeën aanleiding te geven om Jezus te pakken.
Of… zouden ze de farizeeën ervan hebben willen overtuigen dat ze fout zaten? Dat denk ik niet, want er staat het woordje 'maar' aan het begin van ons vers. Dat is een tegenstelling met het voorgaande vers. Dag en nacht verschil! Het resulteert dan ook in een duister plan om Jezus (en zelfs ook Lazarus) uit de weg te ruimen; en snel ook! Voordat er nog meer heibel ontstaat! Dat is wat?!

Kijk, als ze het nu hadden gezegd tegen de sadduceeën, dan had ik deze tekst nog positief kunnen duiden. Dan hadden ze lef en wilden ze vast die opstandingsloochenaars overtuigen van hun ongelijk. Geen opstanding der doden? Nou, ga dan eens naar Lazarus en vraag de omstanders eens wat er dáár is gebeurd! Echter, dat lees ik helaas niet.

Op de vroege Goede Vrijdagmorgen horen we Pilatus uitroepen: "Wat heeft Hij dan kwaads gedaan? En zij riepen te meer, zeggende: Laat Hem gekruisigd worden!" (Matth. 27 : 23). Men is er nooit uit gekomen; ze geven ook geen rechtstreeks antwoord, alleen een bevel tot uit de weg ruimen. Het was niet voor niets dat de Heere Jezus een tijdje eerder aan Zijn discipelen vroeg: "Wie zeggen de mensen dat Ik ben?" En dat Hij aan het door de discipelen gegeven antwoord direct een nieuwe vraag koppelde: "Maar gij, wie zegt gijlieden dat Ik ben?" 
Het komt er op aan dat we een waarde-oordeel geven van wat 'Jezus heeft gedaan'. We kunnen niet oppervlakkig en algemeen blijven over Zijn daden. En al helemaal niet over Hem Zelf! En als je moet constateren dat hetgene dat Jezus gedaan heeft ook goed is, moet je dan niet eerlijk voor Hem buigen? Of deed je dat al? Dan zul je – net als de engelen in de hemel – heel sterk op Jezus' handen letten: wat Hij doet. Ook vandaag. En je zult je verheugen over Zijn daden.
"Ik zal de daden des HEEREN gedenken; ja, ik zal gedenken Uw wonderen van ouds her; en zal al Uw werken betrachten, en van Uw daden spreken" (Psalm 77 : 12-13)

donderdag 14 augustus 2014

(Niet) zien en (toch) geloven

"Velen dan uit de Joden, die tot Maria gekomen waren, en aanschouwd hadden, hetgeen Jezus gedaan had, geloofden in Hem."
Johannes 11 : 45

Uit dit vers – en ook uit vers 1 en 31 – krijg je het idee dat Maria met Lazarus in één huis woonden en dat Martha, getrouwd wellicht met Simon de melaatse, elders in Bethanië woonde. In vers 31 merk je dat de joodse vrienden en bekenden bij Maria kwamen 'condoleren'. Martha, als zuster, was bij Maria in huis om te helpen. Het rouwbezoek, dat was gekomen om Maria (en Martha) te vertroosten, was met Maria meegelopen naar de Heere Jezus met Zijn discipelen; en gezamenlijk waren ze naar het graf gegaan.
Allen hadden het wonder van Lazarus' opstanding gezien. Aanschouwd. Er staat niet of dat een nieuwsgierig kijken of een gelovig kijken was. Het was een 'zien' waardoor zij niet meer waren vrij te pleiten. En nu komt het erop aan wat ze ermee gaan doen.

In het eerste hoofdstuk van dit Evangelie, vertelt Johannes: "En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader), vol van genade en waarheid" (Joh. 1 : 14). Johannes borduurt daar in zijn eerste zendingsbrief eigenlijk op verder en daar laat hij nog eens te dieper zien wat dat aanschouwen heeft uitgewerkt: "…hetgeen wij gezien hebben met onze ogen, hetgeen wij aanschouwd hebben, en onze handen getast hebben, van het Woord des levens […] dat verkondigen wij u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben, en deze onze gemeenschap ook zij met den Vader, en met Zijn Zoon Jezus Christus. En deze dingen schrijven wij u, opdat uw blijdschap vervuld zij." (1 Joh. 1 : 1-4). Het was niet alleen 'kijken naar', maar de discipelen zijn er na Jezus' hemelvaart mee aan de slag gegaan.
Spreken over de heerlijkheid die we in Christus zien, geeft onderlinge verbondenheid én gezamenlijke verbondenheid aan de drieënige God. En… die dingen doorgeven (in dit geval 'schrijven') is tot vervulling, tot volmaking, van jouw blijdschap in de Heere.

Dat zijn heerlijke woorden, prachtige diepten. Maar… gebeurt dat nu hier bij Lazarus' opwekking ook? Er zijn talloze ogen die het hebben gezien; er zijn zelfs handen die het getast hebben, toen zij de grafdoeken afwikkelden en Lazarus aanraakten. Vandaag beperken we ons tot vers 45 en we mogen met vreugde constateren dat dat inderdaad gebeurt. Velen die zagen wat Jezus deed, geloofden daardoor in Hem.
'Aanschouwen' heeft diverse kanten: aandachtig bezien; met bewondering opzien tegen een belangrijk persoon; leren door te kijken. Je zou die drie schakeringen zo kunnen herkennen tussen de omstanders.
Dat woord 'geloven' betekent dat ze het vertrouwen, wat er gebeurt; het woord wordt gebruikt voor 'waarachtig geloof' zowel als 'alleen maar erkennen van een feit'. Ik laat rusten of het hier gaat om een wondergeloof, tijdgeloof of waarachtig geloof. Ze geloofden, zegt Gods Woord. En laten we daar vooral dankbaar voor zijn. Het wonder bracht hen bij Jezus Zelf.
Ze geloofden wat Jezus 'gedaan had'; dat griekse woord komt ook voor in de betekenis van 'een daad verrichten op grond van een belofte'. Bijzonder, want dat was hier wel degelijk aan de hand: denk aan de belofte aan Martha!

"Omdat gij Mij gezien hebt, Thomas, zo hebt gij geloofd," zei de Heere Jezus na Zijn opstanding. Maar Hij vervolgt: "Zalig zijn zij, die niet zullen gezien hebben, en nochtans zullen geloofd hebben." Dat zien is geen doel op zich. Er zullen tijden komen dat je niet zult zien. Ken je dat soort omstandigheden, waarin je niet kunt (over)zien hoe het allemaal zit en moet? Misschien zit je er wel, net als ik, middenin. Je ziet Zijn plan en weg niet. Een hart, dat innerlijk weet dat je zou moeten vertrouwen op de HEERE – Hem loopt immers niets uit handen – bonkt van onrust.
Of, je vraagt je gewoon enkel af wat de Heere met jouw leven wil. Moet je een andere keuze, een andere weg in slaan? Het vertrouwde verlaten? "Zalig, die niet zien en tóch geloven". Uiteraard gaat dat over het geloof in God. Jezus was toen op aarde nog zichtbaar, maar de strijdende kerk op aarde moet het sinds Zijn hemelvaart doen met geloven zonder Hem te zien. Zeg dat ook maar eerlijk tegen jezelf, als je in het aardse Gods weg niet goed kunt zien.

Onze predikant wees me erop dat in het Psalmenboek de dichter nogal eens zijn ziel 'tot de orde' roept. Dat is niet gemakkelijk, hoor! Maar luister wat de vluchtende David in Psalm 42 zingt: "Wat buigt gij u neder, o mijn ziel! en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God" (Psalm 42 : 12). Dan is er nu al het roemen en loven, nog voor er iets van die verlossing zichtbaar is.
Dat kun je zelf niet maken. Bidt aanhoudend dat de HEERE het geeft. Wat is het heerlijk als je die gerustheid temidden van de verdrukking weer mag gevoelen. Als een kind bij zijn moeder, zo is mijn ziel bij U. Vertrouwend, wat Vader doet is goed. Een diepe en levenslange les. Mijn vrouw zong mij dat mooie lied voor, dat ik graag wil doorgeven:

Stil, mijn ziel, wees stil en wees niet bang voor de onzekerheid van morgen.
God omgeeft je steeds; Hij is erbij in je beproevingen en zorgen.

God, U bent mijn God en ik vertrouw op U en zal niet wankelen.
Vredevorst, vernieuw een vaste geest binnen in mij, die rust in U alleen.

Stil, mijn ziel, wees stil en dwaal niet af; dwars door het dal zal Hij je leiden.
Stil, vertrouw op Hem en hef je schild tegen de pijlen van verleiding.

Stil, mijn ziel, wees stil en laat nooit los de waarheid die je steeds omarmd heeft.
Wacht, wacht op de Heer; de zwartste nacht verdwijnt wanneer het daglicht doorbreekt.

Ik rust in U alleen… in U alleen.

woensdag 13 augustus 2014

Ontbinden of ontbinden?

"En de gestorvene kwam uit, gebonden aan handen en voeten met grafdoeken, en zijn aangezicht was omwonden met een zweetdoek. Jezus zeide tot hen: Ontbindt hem, en laat hem heengaan."
Johannes 11 : 44

Op Jezus' machtswoord komt er beweging in de donkere grafspelonk. Wat zal dat geweest zijn voor Maria en Martha! En niet te vergeten Lazarus zelf! Hij moet haast iets van zijn sterven hebben gemerkt, althans van zijn ziekte, waaraan hij overleed. Het leven vloeide uit hem weg. Maar nú vloeit het leven weer in hem. En Jezus' genezingswonderen zijn volkomen. Weliswaar werd de blinde uit Bethsaïda niet direct geheel genezen, maar in twee fasen, doch daar scheen Christus – als we de Kanttekeningen lezen – een doel mee te hebben gehad, dat ons maar beperkt duidelijk wordt. Nee, hier bij Lazarus is het wonder totaal! Hoewel…

Lazarus kon zich nauwelijks bewegen. Hij werd door Jezus' machtswoord niet bevrijd van zijn grafdoeken. Zelfs zijn gezichtsvermogen werd belemmerd, door een zweetdoek. Daarom klinkt Jezus' stem voor de tweede maal. Hij geeft een opdracht aan 'hen'. Wie zouden dat geweest kunnen zijn? Enkele omstanders die toevallig dichtbij het graf stonden? De mannen die de steen hadden weggerold? Maria en Martha. Ik vermoed dat het die twee laatsten waren: Lazarus' zussen. Dan gunt de Heere het hen om Lazarus als eerste in de ogen te kijken en geeft hem zo aan zijn zussen terug.
Het zouden evenwel ook die ongelovige omstanders geweest kunnen zijn, die nu kunnen tasten en van dichtbij zien dat Hij – en dus Zijn Vader Die Hem deze dingen laat doen – meer kan dan blinden de ogen te openen.

Uiteindelijk zien we hier toch ook een wonder in twee stappen. Levend maken en bevrijden van doodsbanden. Ik wil dit niet als een stukje inlegkunde uitleggen, maar je kunt hier zeker iets zien van Gods liefde en zorg voor Zijn kinderen. Hij roept hen niet slechts tot het ware leven. Hij geeft ook bevel dat zij worden verlost van alles wat hen aankleeft en met de dood verbindt.
"Ontbindt hem en laat hem heengaan." Ik zie daar Barabbas enige tijd later, naast Jezus voor de rechterstoel van Pilatus: "Toen liet hij hun Bar-abbas los, maar Jezus gegeseld hebbende, gaf hij Hem over om gekruisigd te worden." Ik voor u…
Daarentegen zie ik die man uit de gelijkenis van de koninklijke bruiloft, zonder bruiloftskleed. Jezus vertelt over hem: "Toen zeide de koning tot de dienaars: Bindt zijn handen en voeten, neemt hem weg, en werpt hem uit in de buitenste duisternis; daar zal zijn wening en knersing der tanden. Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren." (Matth. 22 : 13-14).

Ontbinden… Martha had daarnet nog tegen de Heere Jezus gezegd: "Heere, Hij riekt al…" (dat is: zijn lichaam is aan het ontbinden). Nu beveelt Jezus een geheel andere ontbinding. Ja, zelfs een losmaking van de doodsbanden. Hij is ook de Enige Die de macht heeft dit te zeggen. Wat kun je dan met David in Psalm 116 zingen:
Och Heer', ik ben, o ja, ik ben Uw knecht,
Uw dienstmaagds zoon; Gij slaaktet mijne banden.
Dies doe ik U gewillig offeranden
Van lof en dank, U plechtig toegezegd.
Ik zal Uw Naam met dankerkentenis,
Verheffen, U al mijn geloften brengen;
'k Zal liefd' en lof voor U ten offer mengen,
In 't heiligdom, waar 't volk vergaderd is.
Ken jij iets van die losmaking? Misschien al van jongsaf aan… Toch kan die oude mens af en toe flink opspelen. Merk je weer die banden. Wat is het dan nodig de toevlucht tot deze machtige Hogepriester te nemen, die uitkomst biedt als je misschien juist moet zingen:

Ik lag gekneld in banden van den dood,
Daar d' angst der hel mij allen troost deed missen;
Ik was benauwd, omringd door droefenissen;
Maar riep den Heer' dus aan in al mijn nood:

"Och Heer', och wierd mijn ziel door U gered!"
Toen hoorde God; Hij is mijn liefde waardig.
De Heer' is groot, genadig en rechtvaardig,
En onze God ontfermt zich op 't gebed.

dinsdag 12 augustus 2014

Hoor jij Jezus' roepstem?

"En als Hij dit gezegd had, riep Hij met grote stemme: Lazarus, kom uit!"
Johannes 11 : 43

Ooit hield ds. A. Beens een lezing over Martyn Lloyd Jones. Hij begon zijn lezing met een anekdote uit Martyns jeugd, die is te lezen in 'Banner of Truth', de door Iain H. Murray geschreven biografie.
Toen Martyn een jaar of tien was, vertelde de meester op de zondagsschool over de opwekking van Lazarus. "Waarom zei de Heere Jezus: 'Lazarus, kom uit!'?" Er heerste stilte in de klas totdat de tweede zoon uit het gezin Lloyd Jones een antwoord door de klas riep in het Welsh […] "Omdat," zo verklaarde Martyn, "de andere gestorvenen anders allemáál uit het graf zouden zijn opgestaan!"
Je zou om het antwoord van de jonge Martyn kunnen glimlachen, als je niet had geweten dat Martyn een van de grootste theologische denkers van de twintigste eeuw zou worden. Al heel jong had hij diepe gedachten. En naarmate hij ouder werd bleek steeds duidelijker dat hij een vermaak had in intensieve gesprekken met de docenten en medestudenten. Later zou hij schrijven: "Er is niets zo goed om het verstand op te scherpen en een mens helder en geordend te laten denken dan debatteren, vooral over theologische en filosofische onderwerpen."

Aan dat diepzinnige antwoord van de jonge Martyn Lloyd Jones moest ik terugdenken, bij het lezen van de dagtekst. Hij had er een indruk van hoe krachtdadig de Heere spreken kan. Enerzijds zou dat met huiver kunnen vullen. Want wat gebeurt er als de Heere zó krachtig zou spreken in Zijn toorn? Dan bidden we met Habakuk niet onterecht: "In de toorn, gedenk aan Uw ontferming!"
Maar wát als Hij in diezelfde kracht spreekt van ontferming en genade? Wat een overweldigende kracht manifesteert zich dán?! De Heere is zó machtig. Die hoofdman in Kapernaüm drukte zich nog zachtjes uit, toen hij zei: "Spreek slechts één woord en mijn knecht zal genezen worden!"

Valt je ook op dat Jezus – ondanks Zijn goddelijke macht – met een grote stem spreekt? Zoals Hij later met een grote stem sprak: "Het is volbracht!" Het gebeuren in onze tekst speelt zich af na dat duidelijk verstaanbare gebed van Jezus tot Zijn Vader in de hemel. Dat moest óók al goed hoorbaar zijn. Maar nu staat er heel expliciet "grote stem". Waarom?
Zou het te maken kunnen hebben met het feit dat Jezus zo ontstemd was over het gemopper van de omstanders? In Lukas 11 riep Hij nog: "Dit is een boos geslacht; het verzoekt een teken, en hetzelve zal geen teken gegeven worden, dan…" In ons teksthoofdstuk had Hij hetzelfde kunnen zeggen. Het was een kwaadwillig geslacht dat daar om Hem heen staat. Ze begeren een teken. Welnu… het zal hen worden gegeven. Na het gebed, dat al een teken op zich was, volgt Jezus' luidkeelse uitroep: "Lazarus, kom uit!"

Ik zou erbij hebben willen zijn, toen Jezus het uitriep. Ik zou de klank van Zijn stem hebben willen horen. Want meer nog dan jegens de omstanders, moet Zijn stem een toornige ondertoon hebben gehad, met betrekking tot de zonde, die Zijn vriend heeft doen sterven en verteren. Datzelfde tekent Lloyd Jones ook aan in een van zijn verklarende teksten over Jezus' tranen bij Lazarus' graf: "Kijk toch eens wat de zonde teweeg heeft gebracht!" Die tranen golden niet in de eerste plaats het emotionele verdriet, maar de verdervende werking van de zonde!

Ontstellend is de reactie op deze opwekking. Je zou verwachten dat bij zo'n onlochenbaar teken toch wel iedereen móet geloven?! Velen geloven, lezen we even verderop. Maar sommigen – huiveringwekkend! – sommigen gaan naar de overpriesters en vertellen wat er gebeurd was. Echt niet om ze mee te trekken om ook te geloven.
Weet je – vóór dat we iets gaan zeggen over de reacties van de omstanders – elke zondag roept Jezus met een grote stem: "Kom uit!" Zeg eens eerlijk: wat heeft het uitgewerkt? En als het wat heeft uitgewerkt, veer je dan elke keer weer opnieuw op, als je Zijn stem hoort? De stem van je Liefste?

Geloof je dat God altijd hoort?

"En Jezus hief de ogen opwaarts, en zeide: Vader, Ik dank U, dat Gij Mij gehoord hebt. Doch Ik wist, dat Gij Mij altijd hoort; maar om der schare wil, die rondom staat, heb Ik dit gezegd, opdat zij zouden geloven, dat Gij Mij gezonden hebt."
Johannes 11 : 41b-42

Bidden "Geef ons heden ons dagelijks brood" is niet zo heel moeilijk, als het brood al voor je op je bord ligt te wachten. Het wordt een stuk moeilijk, dit te bidden, als je broodtrommel leeg is en er geen eten in huis is. Helemaal bijzonder is het te danken voor Gods verhoring, terwijl er nog helemaal niets van die verhoring zichtbaar is. Zou jij dat doen? Het getuigt van een enorm rotsvast vertrouwen in God, maar dat zit ons niet in het bloed.
Je voelt en ervaart het als de dingen je bij de handen afbreken en de HEERE dus blijkbaar een andere weg gaat, maar jij die niet direct kan zien. Veel komt er innerlijk tegen in verzet; wát is de satan listig en wat is je ego stug! En toch… achter de HEERE aan, gaat het altijd de goede kant op. Niet altijd de gemakkelijkste kant!

Dat danken voor iets dat er nog helemaal niet is, zien we ook onze tekst. De Heere Jezus dankt Zijn Vader in de hemel voor Diens verhoring. Verhoring van wat? Wel… Jezus had tegen Maria, maar vooral tegen Martha het een en ander gezegd over de dood, de opstanding en het leven. En gisteren hoorden we Hem zeggen tegen Martha: "Heb Ik u niet gezegd, dat, zo gij gelooft, gij de heerlijkheid Gods zien zult?" Als zij gelooft, zál ze de heerlijkheid Gods zien. Zijn Goddelijke en almachtige aanwezigheid duidelijk kunnen waarnemen. Dat kon maar één ding betekenen: dat Lazarus terug moet uit de dood. Maar niet als doel op zich. Lazarus' opstanding zou Gods heerlijkheid zichtbaar gaan maken. Net zoals dat Manna in de woestijn, waarover we gisteren lazen.
Daarom zegt Christus ook dat Híj er niet aan twijfelt dat Zijn Vader Hem altíjd hoort, maar dat Hij nu hardop dankt zodat de scháre die rondom Hem staat het kan horen en… ? Opdat ze zullen zien dat Jezus God is? Of dat ze kunnen zien dat Hij bijzondere krachten heb? Nee, het gaat Hem om de eer van Zijn Vader; Zijn heerlijkheid moet worden gezien! "Opdat zij zouden geloven, dat Gij Mij gezonden hebt."

Wat is het doel van genezing? Of van het wegnemen van jouw problemen op je werk of elders in de maatschappij? Een lekker, gemakkelijk leven of de verheerlijking van de HEERE? Zijn Gods wonderen in jouw leven een preek op zich? Tonen ze bij Wie je hoort en krijgt God de eer? Laat Jezus' doel een voorbeeld voor je zijn: opdat God geëerd wordt en mensen tot geloof in Hem komen.
Dat is óók jouw roeping in deze wereld als alles je voor de wind gaat. Je dagelijks werk, je plek in de maatschappij, staan slechts ten dienste van Gods Koninkrijk. Ze staan natuurlijk ook ten dienste van je gezin, je man of vrouw of van jezelf als je alleen bent. Om zo uit Gods Vaderhand te kunnen leven en voor Hem dienstbaar te zijn in deze wereld. Want die wereld moet het van zulke gelovigen hebben; zij zijn voor hen vaak nog de enige leesbare brief van God.

Waarom zou Jezus er zo'n belang in stellen dat mensen wisten dat Hij door Zijn Vader was gezonden? Hij had toch ook kunnen zeggen: "Opdat de mensen geloven zullen dat Ik gekomen ben om voor de zonde te betalen"? Daar kwam Hij toch voor? Nou, dan zou Hijzelf in het middelpunt staan. Maar Jezus kwam niet om mensen met Zichzelf te verzoenen, maar met Zijn Vader. Mensen moesten weten dat Zijn Vader achter dat verlossingsplan zat, uit liefde voor hen! Ze moesten Zijn Vader weer gaan leren kennen en liefhebben. Sinds Genesis 3 hadden ze een totaal vertekend beeld van Hem. Daarom schrijft Johannes in zijn eerste hoofdstuk, vers 18: "Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot des Vaders is, Die heeft Hem ons verklaard."
Je kunt God niet kennen buiten Christus om. Waarom? Wel, Hij heeft van eeuwigheid af – dus langer dan wie ook – in Gods tere nabijheid geleefd. Niemand kent de Vader écht. Hij wel, die in Gods schoot was; dat betekent: "Die eenswezens met den Vader is, door Hem geliefd, en die daarom al de geheime wijsheid van de Vader kent" (lees de Kanttekeningen bij de SV). Hij is de meest aangewezen Persoon, om ons te vertellen Wie de Vader werkelijk is. Hij heeft Hem ons verklaard, dat betekent: "Hij heeft de zaligmakende kennis van God en van Zijn raad duidelijk en volkomen geopenbaard, voor zoveel als nodig is om van God te weten tot onze zaligheid" (lees de Kanttekeningen bij de SV).

Merk je al iets van die schitterende intimiteit tussen de Vader en de Zoon in dit gebed van Jezus? Zo intiem wil Zijn Vader met ál Zijn kinderen zijn. Geloof je dat?

maandag 11 augustus 2014

Zie jij ook Gods heerlijkheid?

"Jezus zeide tot haar: Heb Ik u niet gezegd, dat, zo gij gelooft, gij de heerlijkheid Gods zien zult?"
Johannes 11 : 40
"Heb Ik u niet gezegd?" Dat klinkt terechtwijzend. Teruglezend in dit hoofdstuk kom ik niet tegen dat Jezus iets dergelijks heeft gezegd; wellicht is het door Johannes niet opgetekend. Of het moet zijn dat wordt gedoeld op vers 25 en 26: "Ik ben de Opstanding en het Leven; die in Mij gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven; en een iegelijk, die leeft, en in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid. Gelooft gij dat?"
Gods heerlijkheid zien – dat is wel duidelijk – kan alleen door het geloof. Zo kijken twee mensen naar hetzelfde; de een ziet Gods heerlijkheid en de ander ziet slechts het voorwerp voor hem. Ik wil dat duidelijk maken met een voorbeeld uit het Oude Testament.

Als het volk Israël in Exodus 16 moppert tegen Mozes en Aäron over het eten, wijst Mozes hen terecht door te zeggen dat ze ten diepste niet mopperen tegen hen, maar tegen de HEERE. "Morgen," zo moet Aäron zeggen, "zult gij des Heeren heerlijkheid zien". Nu is het zo dat de mensen even verderop in het hoofdstuk de wolkkolom zien verschijnen, waarin de HEERE woont. Maar wát zien ze als ze zich omdraaien naar de woestijn? Manna. Nieuwsgierig bekijken ze het. Ze beoordelen wat het is, waar het op lijkt en hoe het ruikt en smaakt. Maar de grote vraag is: zagen ze Gods heerlijkheid erin?

Zien en zien is twee. Pas als je ziet door het geloof, zie je ongelofelijke dingen. De Heere toont inderdaad Zijn heerlijkheid. Niet in een oogverblindend licht, niet in magische en spectaculaire effecten. Niet enkel in de wolkkolom. Maar juist ook in dat manna. Daarin moeten ze zien hóe God is, hóe Hij zorgt en hóe Zijn barmhartigheid en genade zich manifesteren.
Kort samengevat: zie je Gods heerlijkheid ook in Zijn dagelijkse zorg om jouw bestaan? Zie je dat Hij je van alle goeds voorziet. En dat is geen doel op zich. Dat, waarmee de Heere Zijn heerlijkheid laat zien, drijft uit tot aanbidding van Hem. O Heere, onze Heere, hoe heerlijk is Uw naam!


Morgen… Dat betekent wachten op Gods tijd. Juist op dát tijdstip zul je het zien. Dan loop je niet voor de Heere uit. Dat is een lastige les; ik ervaar dit vandaag aan den lijve. Geloof me, dat het lastig is om met veel onopgeloste vragen te lopen. Maar iemand attendeerde me juist op dát tijdstip erop, dat wachten op de HEERE zo louterend, vormend en heilzaam is. En als de Heere Jezus het aan Martha al had voorzegd: "…zo gij gelooft… gij zult Gods heerlijkheid zien", dan kon zij zeker wat verwachten!

Als Mozes in Exodus 33 : 18 aan de Heere vraagt: "Toon mij nu Uw heerlijkheid", is dat een heel diepe en mooie vraag. De Heere zegt, dat Mozes dat niet zal kunnen verdragen, maar… Hij belooft hem wel iets. De Heere zal Zijn Naam uitroepen en Mozes mag het achterste, de naglans, van Gods heerlijkheid zien. Wat roept de Heere dan? "HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid. Die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, Die de ongerechtigheid, en overtreding, en zonde vergeeft; Die den schuldige geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen, en aan de kindskinderen, in het derde en vierde lid." (Exodus 34: 6-7).

Het woord doxa, dat in het Nieuwe Testament wordt gebruikt, betekent naast 'majesteit' of 'heerlijkheid' ook 'eerbetoon'. Dát is wat het uitwerkt. We zien Mozes plat op de grond vallen in aanbidding en in diep ontzag. In de kerk van Schoonhoven staat een 'doxaal'; daarop stond in vroeger tijden het koor, om de lofzangen te zingen. Een leven in geloof, dat ook in het alledaagse Gods heerlijkheid mag zien, is daarom tevens een leven van eerbetoon aan de God der heerlijkheid. Laat zó ons leven wérkelijk iets uitstralen van die pure betrokkenheid op de HEERE!

zondag 10 augustus 2014

Wat verwacht jij van Jezus?

"Jezus zeide: Neemt den steen weg. Martha, de zuster des gestorvenen, zeide tot Hem: Heere, hij riekt nu al, want hij heeft vier dagen aldaar gelegen."

Johannes 11 : 39

Als Jezus het bevel geeft om de steen voor het graf weg te halen, verwacht je gespannen verwachting. Nú zal het gaan gebeuren. Natuurlijk wist niet iedereen wat Jezus met Martha – en later ook met Maria – had besproken. Maar er was voldoende gemopperd door de omstanders, dat Jezus zo weinig had gedaan. Dus nu Zijn bevel klinkt om de steen te verwijderen, zal iedereen de adem wel inhouden, zou je verwachten. Niets is minder waar, helaas.

"Maar ook nu weet ik, dat alles, wat Gij van God begeren zult, God U het geven zal," had Martha gezegd. Dat leek nog te getuigen van enig geloof, maar uit het vervolg kregen we toch wel meer de indruk dat ze niet begreep (of kon geloven) wat Jezus ging doen.
Hier, in onze tekst blijkt eens temeer dat ze niets van Jezus verwacht op dit moment. "Heere, hij ligt daar nu al voor de vierde achtereenvolgende dag. Zijn lichaam is al in ontbinding!"
Dat is niet alleen een waarschuwende mededeling. Zoiets als: "Heere, weet U toch wel wat u gaat doen? Dat kan écht niet, hoor! Die steen rollen we er niet voor niets voor!" Nee, het is ook een gegeven, waarmee wordt aangegeven, dat ze het werkelijk voor onmogelijk hield. Vier dagen zijn al verstreken. Nu is echt alle hoop vervlogen!

Dat sommetje van vier dagen hadden we al eerder berekend. Jezus wachtte in dit geval tot het moment dat alle toeval verdwenen was. Het werd nu écht een 100% wonder.
Als we in Handelingen 3 en 4 lezen dat Petrus en Johannes die kreupele aan de Schone Poort mogen genezen, staat er ook zoiets om het wonder compleet te maken. Deze man was er niet neergezet als genezingsact. Hij speelde niet zelf korte tijd toneel. We lezen in Handelingen 4 : 22 dat hij meer dan 40 jaar oud was. En dat alle omstanders bevestigden dat zij hem kende en wisten dat hij vanaf zijn geboorte af al kreupel was. Een snel rekensommetje vertelt ons dat hij ongeveer 10 jaar ouder was dan de Heere Jezus. Dus dit was 'buiten kijf' een compleet genezingswonder.
Zo ook hier: 4 dagen begraven is écht dood. Als Jezus nú zegt dat men de steen moet weghalen is het onmogelijk dat er zometeen iemand het graf zal uitlopen. Al helemaal niet, als we lezen dat Lazarus in doeken ingewikkeld is.

In het volgende vers zal Jezus Martha Zijn woorden in herinnering roepen. Zijn belofte! Waar is dat ongeloof toch op gebaseerd? Voordat we nu ons hoofd schudden over Martha, moeten we eerst eens naar onszelf kijken. Geloven we wat de Heere zegt in Zijn Woord? Hoe gaan we om met Zijn beloften? 
Goedkoop? Zo van: O, maar God is toch liefde? Jezus is toch voor de zonden gestorven. Nou dan!
Of zwaarwichtig? Ja, maar een mens kan niets! God moet het doen. Beloften mag je zomaar niet aannemen! Je moet eerst weten of je een kind van God bent.
Nemen we de Heere wel serieus? Geloven we Hem wel echt op Zijjn woord? Ik vrees dat er zoveel onstandvastigheid in de kerken is, doordat we zelf ons verhaal creëren van Gods woorden! We lezen Gods Woord maar half. Daar kom je al snel achter, als je in gesprek gaat met mensen die vastlopen. En als we half lezen, kan het niet anders of we moeten de rest erbij fantaseren. De mensen uit Samaria horen wat die zondares over Jezus vertelt. Maar als ze Hem opgezocht hebben en Hem Zelf hebben horen preken, zeggen ze tegen die vrouw: "Wij geloven niet meer om uws zeggens wil; want wij zelven hebben Hem gehoord, en weten, dat Deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld."

Persoonlijk geloof moet volwassen, zelfstandig verbonden Zijn met Christus. Dat moest Martha leren. En wij ook. En als die steen van twijfel en ongeloof nog op ons hart ligt, vraag dan: "Heere, spreek slechts één woord. Opdat die steen wordt opgeheven en weggerold." 
In deze geschiedenis gebruikt Jezus daar mensen voor om de steen van het graf te halen. Later, in de hof van Jozef van Arimathea, doet een engel dat. Of… klopt dat Paaslied misschien toch, dat zingt: "Hij steeg uit 't graf door Eigen kracht, want Hij is God, bekleed met macht"?
Hem is gegeven álle macht in hemel en op aarde. Geloof je dat? Daar valt ook jouw ongeloof of twijfel onder. Zou Hij niet de meest aangewezen Persoon zijn bij Wie je moet zijn?
"Zulk Een is mijn Liefste!", zingt de bruid uit het Hooglied. Ze prijst Hem je aan.

zaterdag 9 augustus 2014

Oog in oog met jouw eigen graf

"Jezus dan wederom in Zichzelven zeer bewogen zijnde, kwam tot het graf; en het was een spelonk, en een steen was daarop gelegd."
Johannes 11 : 38

Het kan je weleens overkomen dat je een rouwadvertentie in de krant ziet, van iemand, die dezelfde naam draagt als jij. Of – dat is nóg indrukwekkender – je loopt over een begraafplaats en je ziet een grafsteen waarop jouw naam staat gegraveerd. Even staat je hart stil. Even voel je een schok, een korte schrik.
Je hebt mensen, die over een begraafplaats lopen alsof het een museum is. Ze bekijken de grafstenen alsof het slechts interessante objecten zijn. Ze vertellen de verhalen of de familierelaties van de personen die er begraven liggen, zonder zich te realiseren dat het een laatste rustplaats is, waar de dood heerst tot de Jongste Dag.

Nadat Jezus Zich opnieuw heeft gestoord aan de insinueringen en het ongeloof van verschillende omstanders, staat Hij opeens voor het graf. De formulering van onze dagtekst is heel apart (of het moet aan mij liggen). Al lezend zie ik Jezus – in gedachten nog bij die hardnekkige ongelovigen – opeens halthouden; bij het graf van Lazarus. Opeens dringt dat graf zich in volle hevigheid aan Zijn aandacht op. Een spelonk! En een steen voor de ingang gerold!
Jezus weet wat Hij zal moeten gaan lijden. Hij weet eveneens wáár Hij op die eerste Goede Vrijdag zal worden begraven door Nicodémus en Jozef van Arimathea: "En Jozef, het lichaam nemende, wond hetzelve in een zuiver fijn lijnwaad. En legde dat in zijn nieuw graf, hetwelk hij in een steenrots uitgehouwen had; en een groten steen tegen de deur des grafs gewenteld hebbende, ging hij weg" (Matth. 27 : 59-60). Eveneens een graf in een spelonk met… een steen voor de ingang.

Heftige confrontatie! "Wat is de mens, dat Gij aan hem denkt en hebt hem een weinig minder dan de engelen gemaakt", zingt Psalm 8. Een weinig minder dan de engelen? Dat klinkt als een verheven plaats. Maar weggestopt in een graf, afgesloten door een grote steen! Dat is niet bepaald een verheven plaats. Die steen is er niet, opdat de doden er niet meer uit kunnen wandelen. Die steen is er tegen grafrovers; maar vooral wegens de lijklucht ("Heere, hij riekt nu al, want hij heeft vier dagen aldaar gelegen", zegt Martha in het volgende vers)! 
Wat is er van de mens geworden?! En wat zal er van Jezus worden, als ook Hij de dood in zal moeten? Ja, er is die profetie van David, waaraan Petrus in Handelingen 2 refereert: "Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten; Gij zult niet toelaten, dat Uw Heilige de verderving zie" (Psalm 16:10). Geen graf hield Davids Zoon omkneld… Dat is waar. Maar het neemt niet weg, dat Hij wel in het graf zal worden gelegd. En dat Zijn geliefden niet anders kunnen constateren dan dat dit Zijn laatste rustplaats zal zijn. Hoe God ook op de Eerste Paasdag alles heerlijk heeft veranderd!

Staande voor Lazarus' graf en dus denkend aan Christus' graf in de hof van Jozef van Arimathea wordt die zin uit het Avondmaalsformulier zo sprekend voor me: "Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven". Hij in mijn plaats, omdat ik anders eeuwig zou moeten omkomen! Jezus' graf is dus eigenlijk míjn graf. 
Als ik een begraafplaats bezoek en bijvoorbeeld bij het graf van mijn broer sta, dan weet ik dat ik ook eens zal moeten sterven (tenminste, als de Heere Jezus nog niet is teruggekomen). Die eerste dood zal ook voor mij gelden. Maar dat graf van Christus vertelt mij dat de tweede dood voor mij is overwonnen. Die eeuwige dood heeft geen zeggenschap meer over mij, want Christus heeft die overwonnen. Hij voor mij… wat een wonder! Sta je ook weleens zó bij een graf stil?

vrijdag 8 augustus 2014

Wat is jouw kritiek op Jezus?

"De Joden dan zeiden: Ziet, hoe lief Hij hem had! En sommigen uit hen zeiden: Kon Hij, Die de ogen des blinden geopend heeft, niet maken, dat ook deze niet gestorven ware? Jezus dan wederom in Zichzelven zeer bewogen zijnde, kwam tot het graf; en het was een spelonk, en een steen was daarop gelegd."

Johannes 11 : 36-38a

Weet je nog wat er op de Eerste Pinksterdag in Jeruzalem gebeurde? De mensen zagen vuur, ze hoorde stormgedruis én … ze hoorden de discipelen God grootmaken. Het bijzondere was dat zij allemaal konden verstaan wat de discipelen zeiden of zongen. En let dan eens op de reacties die loskomen in Handelingen 2 : 12-14a:
Reactie 1: En zij ontzetten zich allen, en werden twijfelmoedig, zeggende, de een tegen den ander: Wat wil toch dit zijn?

Reactie 2: Zij zijn vol zoeten wijns.

En dan de tegenreactie van Petrus: hij verhief zijn stem!


Als je de tekst van vandaag bekijkt, zie je hetzelfde gebeuren. De eerste reactie op Jezus' tranen is: "Zie hoe lief Hij hem had". Dat klinkt niet negatief. Maar let op, daar komt de verdachtmakende tweede reactie: "Hij kon de ogen van de blinden weer ziende maken; had Hij nou niet kunnen zorgen dat Lazarus niet was overleden?"
Die reactie lijkt op de uitroepen van Martha en van Maria: "Als U hier was geweest, was mijn broer niet overleden." Toch kon je van díe twee reacties nog zeggen dat ze verwachting van Jezus hádden. Echter, de kwaadwillige omstanders willen met hun opmerking al de vorige wonderen onder kritiek stellen. "Die Jezus doet wel alsof Hij alles kan, maar waarom denk jij dat Hij hier niet eerder was? Nou? Dat laat zich raden, niet?"

Enkele maanden later zien we diezelfde insinueringen. Allereerst in de raadszaal van het Sanhedrin: "En de hogepriester, antwoordende, zeide tot Hem: Ik bezweer U bij den levenden God, dat Gij ons zegt, of Gij zijt de Christus, de Zoon van God? Jezus zeide tot hem: Gij hebt het gezegd. […] anderen gaven Hem kinnebakslagen, zeggende: Profeteer ons, Christus, wie is het, die U geslagen heeft?" (Matth.26).
En later op Golgotha: "En desgelijks ook de overpriesters met de Schriftgeleerden, en ouderlingen, en Farizeën, Hem bespottende, zeiden: Anderen heeft Hij verlost, Hij kan Zichzelven niet verlossen. Indien Hij de Koning Israëls is, dat Hij nu afkome van het kruis, en wij zullen Hem geloven. Hij heeft op God betrouwd; dat Hij Hem nu verlosse, indien Hij Hem wel wil; want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon"
(Matth. 27).

Dat is het repeterende liedje dat de wereld zingt. Als jij iets goeds over God of Christus zegt – of als er iets ergs in de wereld gebeurt – zeggen ze: Nou, als God dan zo machtig is… waarom doet Hij dan dit of dat of waarom doet Hij juist niets?
Maar soortgelijke reacties kom je ook binnen de kerk tegen. Misschien iets reformatorischer geformuleerd, maar even ongelovig! "Ik bid al zolang…"
Ik wil je geen pasklaar antwoord geven, maar deze vraag stellen: "Wat doen zulke reacties met je?"

Want ook bij Jezus komt er een reactie. Waar Petrus zijn stem verhief op de Pinksterdag, daar zweeg Jezus in de raadszaal zowel als aan het kruis. Maar hier in Bethanië komt er wel een reactie: "Jezus dan wederom in Zichzelven zeer bewogen zijnde". 
Weer diezelfde turbulentie in Zijn gemoed, waarover we al meer hebben gehoord. Ondanks Zijn verdriet hoort Hij het wel, hoor. Ja, al zouden ze het niet hebben uitgesproken, dan nóg had Hij het geweten. In Mattheüs 12 en Lukas 11 lezen we dat Jezus de gedachten van de overpriesters zelfs kende.

Hoewel de context hier negatief is, wil ik je graag het positieve ervan laten zien. Denk je dat Jezus geen tijd voor je heeft? Of dat Hij je niet zomaar kan horen? Denk je dat je niet goed kunt bidden? Durf je niet niet tot Hem te komen?
Nog vóór dat jij je handen vouwt, weet Hij al wat je nodig hebt. Kom maar gerust. Hij weet ervan! Hij is echt een geweldige Hogepriester, die prima medelijden kan hebben met al onze noden, aanvechtingen en zwakheden (Hebr. 4 : 15-16). Hij is in alle dingen verzocht geweest. Hij heeft ook gehuild. Hier, bij het graf van Lazarus.
Bekritiseer Hem niet langer. Denk niet meer te klein van Hem. Aarzel niet, maar kóm!