De loyale van de royale - XV
Toen vatte David zijn klederen en scheurde ze; desgelijks ook al de mannen, die met hem waren. En zij weeklaagden, en weenden, en vastten tot op den avond, over Saul en over Jonathan, zijn zoon, en over het volk des HEEREN, en over het huis Israëls, omdat zij door het zwaard gevallen waren.
2 Samuël 1 : 11-12
Wir setzen uns mit Tränen nieder
und rufen dir im Grabe zu:
Ruhe sanfte, sanfte ruh !
Ruht, ihr ausgesognen Glieder !
Ruhet sanfte, ruhet wohl !
Euer Grab und Leichenstein
soll dem ängstlichen Gewissen
ein bequemes Ruhekissen.
und der Seelen Ruhstatt sein.
Höchst vergnügt schlummern da die Augen ein.
Wir setzen uns mit Tränen nieder
und rufen dir im Grabe zu:
ruhe sanfte, sanfte ruh !
Huilend gaan wij zitten
en roepen u in het graf toe:
rust in vrede, rust zacht.
Rust nu, uitgeputte ledenmaten.
Rust zacht, rust goed.
Uw graf en uw grafsteen
zullen voor het angstige geweten
een aangenaam hoofdkussen
en rustplaats voor de ziel zijn.
Vergenoegd sluimeren de ogen toe.
huilend gaan wij zitten
en roepen u in het graf toe:
rust in vrede, rust zacht.
http://matthauspassion.nadro.nl
De mannen van Jabes vastten en klaagden zeven dagen. Bij David zien we een klagen en vasten tot op de avond. De rest van de dag dus.
De Amelekiet die dit semi-nepnieuws kwam brengen, om daarmee de bink uit te hangen, heeft dat met de dood moeten bekopen. Terecht. Zeker als je Davids argument hoort: “Je hebt je vergrepen aan de gezalfde des HEEREN!” David is consequent en ziet de dood van Saul zelfs nu niet al een welkome oplossing van zijn ballingschap.
Voor David was het koningschap geen doel op zich. Althans hier niet. Hij kon op Gods tijd wachten. Maar wat er nu is gebeurd doorziet hij beter dan wie ook: hier ondergaat het volk dat hij straks zal moeten gaan leiden, het oordeel van God. Hoe pijnlijk precies zal het dus in de komende tijd voor hem komen om Gods beeld in het volk van het verbond weer te herstellen! De straf op deze Amelekiet is er het eerste begin van.
Wat David altijd heeft gezegd over ‘niet je handen uitsteken naar de gezalfde’ handhaaft hij ook nu. En wat hij altijd heeft gedaan, wanneer zijn innerlijk werd bewogen in blijheid of droefheid, doet hij evenzeer ook nu: hij zingt een lied. Enerzijds roept hij in het lied op om de schande van de gesneuvelde helden niet toe te laten in het land van de vijand: “Hoe zijn de helden gevallen! Verkondigt het niet te Gath, boodschapt het niet op de straten van Askelon; opdat de dochters der Filistijnen zich niet verblijden, opdat de dochters der onbesnedenen niet opspringen van vreugde.” Anderzijds roept hij tot de dauw en de regen om de sporen van Sauls en Jonathans bloed niet uit te wissen. Het lijkt een bede om gerechtigheid en om respect en eerbied voor de doden.
Ook benoemt hij de pijn over dat ‘de krijgswapens zijn verloren’. Het is de schande, de smaad, die hem hier meer raken haast dan de dood zelf. Veel mensen zijn bang voor de dood, omdat mensen hen dan op hun kwetsbaarst zien. Dan ben je pas echt wie je bent. Zolang je leeft kun je de schijn ophouden en mooie woorden spreken. Maar de dood liegt niet. Dat is nog maar een slap aftreksel van hoe er in de Bijbel over schande wordt gesproken. Smaad die wordt aangedaan is vele malen ingrijpender dan lichamelijk pijn, zo zei onze dominee pas.
Daarbij is de liefde en verbondenheid die David in Jonathan met elkaar hebben gedeeld, iets dat zo kostbaar en teer is, dat de dood en het sneuvelen in de strijd, daar iets verachtelijks van maakt. De wapens zijn verloren; dat is: de macht en dapperheid die je een leven lang hebt laten zien, hebben toch het onderspit gedolven. Maar de vriendschap was nog iets veel indrukwekkenders.
Het is daarom opmerkelijk dat David juist Jonathan zo vaak in het lied betrekt: “Hoe zijn de helden gevallen in het midden van den strijd! Jonathan is verslagen op uw hoogten! Ik ben benauwd om uwentwil, mijn broeder Jonathan! Gij waart mij zeer liefelijk; uw liefde was mij wonderlijker dan liefde der vrouwen. Hoe zijn de helden gevallen, en de krijgswapenen verloren!” Jonathan, die zich altijd wist te redden, tegenover welke grote overmacht ook. En vlak zijn wapendrager niet uit! Maar nu hebben ze gefaald… ze hebben het niet kunnen redden. Helden? Als een stuk vuil zijn ze aan de muur van Beth-San gehangen. Jonathan… het beeld van zijn lieve vriend schuift voor zijn geestesoog en David probeert dat beeld te rijmen met de boodschap dat zijn sterke lichaam al een stuk vuil is opgehangen… Mensen mochten er zomaar op spugen, om lachen en van griezelen.
Is dat niet het beeld dat Golgotha oproept? Kennen we Jezus zo persoonlijk, dat we dat beeld van het kruis op Golgotha niet kunnen verdragen? Past dat afzichtelijke van Zijn kruisafname en zijn graflegging ook niet in ons beeld over Hem? Omdat we Hem zo lief hebben gehad?
Wat David niet doet is: een bedevaart naar Gilboa of Jabes. Geen bezoek aan die afschrikwekkende plaatsen. Misschien dat hij ze later nog wel heeft bezocht. Mij hij laaft zich aan het beeld dat hij nog van Jonathan heeft… misschien wel die laatste ontmoeting. Laten wij hetzelfde doen op deze Stille Zaterdag en “…huilend gaan wij zitten en roepen U in het graf toe: rust in vrede, rust zacht.” Maar laten we dat wel doen met het oog op de wederopstanding van het vlees: Pasen!