De loyale van de royale - XI
Het geschiedde nu des anderen daags, als de Filistijnen kwamen, om de verslagenen te plunderen, zo vonden zij Saul en zijn drie zonen, liggende op het gebergte Gilboa.1 Samuël 31 : 8
Ook het aspect van ‘kleding verdelen’ of ‘spullen verdelen’, nadat die zijn ontvreemd, komt in deze geschiedenis aan de orde. Het staat er zo expliciet dat het me direct opviel. Het is niet vreemd dat ik direct moest denken aan het gebeuren op een andere berg. Niet op Gilboa maar op Golgotha…
De dag na de veldslag bij Gilboa komen de ‘aasgieren’ die alles wat bruikbaar is meenemen. De Filistijnen trekken over het slagveld en roven alles weg wat maar enigszins bruikbaar is. Terecht wordt het hier ‘plunderen’ genoemd.
Op deze strooptocht vinden ze niet alleen iets bruikbaars, maar ook treffen ze bekenden aan: Saul en zijn zonen. Het is niet bekend hoe ze die herkenden. Blijkbaar was toen ook al gebruikelijk dat men met vlaggen en andere onderscheidingen werkte om tijdens de strijd direct te zien wie bij welk leger hoorde.
Een van de dingen die de strijders van elkaar onderscheidden was natuurlijk hun werktenue, hun uniform. De pantsers, helmen en schilden van de Israëlieten weren in vorm en detail duidelijk onderscheiden van die van de Filistijnen. En zelfs kenden ze het onderscheid in rang. Daardoor worden naast Saul ook zijn zonen (als prinselijke legeraanvoerders) direct herkend. Direct zien ze de waarde van zowel de tenues als de personen die ze tot hun dood droegen.
De gesneuvelden, Saul en zijn zonen, worden ontkleed. Een ieder roofde wat hij wilde, als overwinningstrofee. Want wees eerlijk, dat tenue zullen ze niet hebben gedragen in de volgende strijd!
Maar die lichamen, het lijkt haast IS wel, zijn hen even waardevol als de spullen. Al hebben ze Saul en zijn zonen niet levend in handen kunnen krijgen, ze kunnen zich nu wel uitleven op hun dode lichamen. En dat is precies wat satan voortdurend doet. Hij leeft zich uit op wat hij niet levend in handen heeft kunnen krijgen. De lichamen worden meegenomen om tentoongesteld te worden. En, hoe bizar (!), het lichaam van Saul wordt onthoofd. Hij was in zijn leven een kop groter dan zijn volksgenoten. Ook dat zal voor hen een herkenningspunt zijn geweest. Maar in zijn dood wordt hij aan zijn volk gelijkgesteld.
“En zij hieuwen zijn hoofd af, en zij togen zijn wapenen uit, en zij zonden ze in der Filistijnen land rondom, om te boodschappen in het huis hunner afgoden, en onder het volk. En zij leiden zijn wapenen in het huis van Astharoth (Dagon)…” Nota bene!
Jezus is als het ware ook de overwinningstrofee van de hel. Maar zijn het de romeinen die Hem bespottelijk maken? Is Hij voor de romeinen de overwinningsschat? Het lijkt er op dat Hij dat van Zijn eigen volk is! De soldaten verdelen wel Zijn klederen en werpen er het lot over “wat een iegelijk wegnemen zou” (Markus 15). Dat was wegens de profetie, zoals Mattheüs vertelt in hoofdstuk 27.
Jonathan en Jezus delen hetzelfde lot. Naakt worden ze als een stuk vuil behandeld. Met dit verschil dat Jonathan het niet levend heeft meegemaakt. Maar wie was die profeet die dit verzegd had? We lezen het in Psalm 22, de psalm van David! “Zij delen mijn klederen onder zich, en werpen het lot over mijn gewaad.” Dacht hij aan Jonathan toen hij over Jezus, zijn grote Zoon, profeteerde?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten