donderdag 18 september 2014

Hoe ziet jouw palmtak eruit?

"Namen de takken van palmbomen, en gingen uit Hem tegemoet…"
Johannes 12 : 13a

Hoe ga je Jezus tegemoet? Wat is passend bij Hem? Heb je je dat weleens afgevraagd? Hoe leef je toe naar de Grote Dag dat Hij zal komen? Wij westerse christenen hebben – naar mijn mening – niet allemaal even veel idee hoe dat zal zijn. Misschien is het goed om daar eens over na te denken bij deze tekst.
Want, weet je, gisteren was het Prinsjesdag. Een dag waarop het bol staat van de protocollen. Als je er maar een klein stukje van hebt gezien, bijvoorbeeld toen de koning en koningin naar buiten kwamen en de gouden koets wilden instappen, draaiden zij zich een kwartslag, bogen voor het vaandel, en pas toen stapten zij in. Traditie, stijl, protocollen. Zo'n hoogtijd dat staat er bol van. En zonder dat ik precies alle ins en outs wist, merkte ik wel dat iedereen wist wat hij of zij moest doen.
Als de grote Koning der koningen zal komen, weet dan ook iedereen wat hij of zij doen moet? Wat er zal gebeuren en wat er van hem of haar wordt verwacht?


Toen het gerucht sterker werd dat Jezus in aantocht was, wisten de Joden tamelijk precies wat hen te doen stond. Ze trokken takken van de palmbomen en gingen Hem tegemoet.
De eerste keer dat ik over palmtakken lees in de Bijbel is bij de instelling van het Loofhuttenfeest in Leviticus 23: "En op den eersten dag zult gij u nemen takken van schoon geboomte, palmtakken, en meien van dichte bomen, met beekwilgen; en gij zult voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods, zeven dagen vrolijk zijn." Let erop dat het de joden geboden was om 'vrolijk' te wezen!
De tweede en direct ook laatste maal dat er in de Bijbel wordt gesproken over palmtakken is in Openbaringen 7: "Na dezen zag ik, en ziet, een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natie, en geslachten, en volken, en talen, staande voor den troon, en voor het Lam, bekleed zijnde met lange witte klederen, en palmtakken waren in hun handen. En zij riepen met grote stem, zeggende: De zaligheid zij onzen God, Die op den troon zit, en het Lam." Wat houden die palmtakken toch in? En waren pakken de Joden in onze tekst toch juist op dit moment juist díe takken?

We zien palmbomen afgebeeld in de tempel van Salomo (1 Koningen 6 en 7). Dus ze waren een object, een attribuut, dat de Joden maar al te goed kenden. Iemand merkte op dat de Joden hier bij de intocht in Jeruzalem, Jezus' komst als Bevrijder verbonden met het Loofhuttenfeest.
Een ander merkt dit op:
"Romeinse soldaten die een belangrijke bijdrage geleverd hadden aan een militaire overwinning ontvingen een palm. In de keizertijd werd deze overwinningspalm geschonken aan de gladiatoren die zegevierden in de arena. Ook de joodse cultuur kent het symbool van de palmtak. Enerzijds heeft de palm een koninklijk karakter. Als Simon de Makkabeeër de steun wil van koning Demetrius stuurt hij onder andere een palmtak als teken van erkenning, zo blijkt uit de brief die de koning stuurt als reactie: Koning Demetrius groet hogepriester Simon, bondgenoot van vele koningen, en ook de oudsten en de rest van het Joodse volk. De gouden krans en de palmtak die u hebt gestuurd hebben wij ontvangen. (1 Makkabeeën 13,36-37)
Daarnaast functioneert de palmtak ook in de joodse cultuur als teken van vreugde bij een overwinning. Het eerste boek Makkabeeën vertelt hoe Simon in de tweede eeuw voor Christus de stad Jeruzalem verovert op de heidense bezetter:
Op de drieëntwintigste dag van de tweede maand van het jaar 171 hielden de Joden juichend hun intocht: ze zwaaiden met palmtakken, zongen lofliederen en maakten muziek op lieren, cimbalen en harpen omdat de grote vijand uit Israël verdreven was. (1 Makkabeeën 13,51)
Van de vier evangelisten spreekt enkel Johannes van palmtakken bij de intrede in Jeruzalem. De scène roept de vreugde op bij een koninklijke intrede die de overwinning op het kwaad aankondigt."

Die palmtakken hebben dus een sterk symbolische waarde, die wij in het westen zijn kwijtgeraakt. Het gaat mij er niet om dat we een cultische traditie in ere gaan herstellen. Maar wel dat we op de een of andere manier vorm geven aan onze verwachting. Het is machtig wat we belijden aan het einde van de NGB: "Daarom verwachten wij die grote dag met een groot verlangen, om ten volle te genieten de beloften Gods, in Jezus Christus, onze Heere’ (art. 37). Maar hóe ziet dat 'grote verlangen' eruit? En welke vorm heeft het 'verwachten' in jouw en mijn leven? Is dat elke morgen uit het raam kijken of de hemel al gescheurd is? Zou kunnen.
Maar uit het zich niet juist daarin dat wij in onze gebeden ons verlangen naar die dag hartstochtelijk uitspreken tegen de HEERE? En dat we er naar anderen toe gepassioneerd over praten. Want dit juist is de horizon van het christelijk geloof; daar gaat het naar toe!
Geef vorm aan dit verlangen en maak jouw palmtak concreet, elke dag: roep met al Gods kinderen: "Kom Heere Jezus, ja kom haastelijk!" Spreek er met elkaar over. Wek elkaar op. Geen dag die wij met vrees, angst en beven tegemoet gaan, maar een dag, evenals het loofhuttenfeest, van grote blijdschap. Want hier leven wij slechts als in 'loofhutjes' door God ons gegeven, maar dat zijn vergankelijke hutjes (al is het soms een stenen rijtjeshuis). Maar het gaat naar het Vaderhuis met de vele woningen. Zou dat geen vreugde bij je moeten oproepen?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten