De fan van de muzikant - I
Toen zeide Samuël tot hem: De HEERE heeft heden het koninkrijk van Israël van u afgescheurd, en heeft het aan uw naaste gegeven, die beter is dan gij.
1 Samuël 15 : 28
De eerstvolgende keer dat we de naam van Jonathan weer lezen in de Bijbel, is pas in hoofdstuk 18, na de overwinning op Goliath. Al direct in het eerste vers lezen we: “Het geschiedde nu, als hij (David) geëindigd had tot Saul te spreken, dat de ziel van Jonathan verbonden werd aan de ziel van David; en Jonathan beminde hem als zijn ziel.” David is op dat moment nog slechts ‘de muzikant’ aan het hof. Nou ja, hij heeft dan weliswaar een reus ‘omgelegd’, maar dat is ook het enige. Meer dan dat heeft Jonathan niet van David meegemaakt. En de klik die Jonathan heeft ervaren in Davids woorden is ook al bijzonder, want zo geweldig zijn die woorden van David niet: “Ik ben een zoon van uw knecht Isaï, den Bethlehemiet.” Dus… onmiskenbaar is de Heilige Geest hier aan het werk, waardoor deze twee zielen aan elkaar worden verbonden.
Maar wat ging eraan vooraf? Hoewel de naam van Jonathan niet wordt genoemd in de voorgaande hoofdstukken, is hij er wel degelijk bij! En die gebeurtenissen zijn onmiskenbaar van invloed op het innerlijke leven van Jonathan. Laten we even teruggaan naar waar we gebleven waren: hoofdstuk 14. In de laatste verzen lezen we: “Toen nam Saul het koninkrijk over Israël in; en hij streed rondom tegen al zijn vijanden, tegen Moab, en tegen de kinderen Ammons, en tegen Edom, en tegen de koningen van Zoba, en tegen de Filistijnen; en overal, waar hij zich wendde, oefende hij straf. En hij handelde dapper, en hij sloeg de Amalekieten, en hij redde Israël uit de hand desgenen, die hem beroofde. De zonen van Saul nu waren: Jonathan, en Isvi, en Malchi-sua; en de namen zijner twee dochteren waren deze: de naam der eerstgeborene was Merab, en de naam der kleinste Michal. En de naam van Sauls huisvrouw was Ahinoam, een dochter van Ahimaäz; en de naam van zijn krijgsoverste was Abi-ner, een zoon van Ner, Sauls oom. En Kis was Sauls vader, en Ner, Abners vader, was een zoon van Abiël. En er was een sterke krijg tegen de Filistijnen al de dagen van Saul; daarom alle helden en alle kloeke mannen, die Saul zag, die vergaderde hij tot zich.”
Allemaal interessante gegevens, die van invloed zijn over de toekomstige geschiedenissen van zowel Jonathan als David! Slechts kort: Saul ontwikkelt zich als een strateeg, en misschien zelfs als een dictator. Met een neus voor goede militairen: mannen waarop hij kan vertrouwen (dat zie je vaker bij dit soort leiders). Jonathan is één van die leiders en dat is wel opmerkelijk als je het voorgaande in dit hoofdstuk leest! Immers, Jonathan lag beter bij het volk dan Saul zelf. Dat had ook Jonathans leven kunnen kosten.
Ook lezen we de naam van Sauls neef, Abner, die later bij David een vooraanstaand – en afgewezen – generaal zal zijn. En tenslotte lezen we er de naam van Michal, de latere vrouw van David; let wel: zijn liefste maar meest moeilijke vrouw!
Maar dan gaat hoofdstuk 15 met Saul een diep dal in. Samuël wordt naar Saul gestuurd met een opdracht van God. Er gaat dus oorlog komen met de Amelekieten. Daarnet zagen we al in het veertiende hoofdstuk: “En hij handelde dapper, en hij sloeg de Amalekieten, en hij redde Israël uit de hand desgenen, die hem beroofde.”
Welnu, daar gaat het vandaag over. Hoofdstuk 15 begint met: “Toen zeide Samuël tot Saul: de HEERE heeft mij gezonden, dat ik u ten koning zalfde over Zijn volk, over Israël; hoor dan nu de stem van de woorden des HEEREN. Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Ik heb bezocht, hetgeen Amalek aan Israël gedaan heeft, hoe hij zich tegen hem gesteld heeft op den weg, toen hij uit Egypte opkwam. Ga nu heen, en sla Amalek, en verban alles, wat hij heeft, en verschoon hem niet; maar dood van den man af tot de vrouw toe, van de kinderen tot de zuigelingen, van de ossen tot de schapen, van de kemelen tot de ezelen toe. Dit verkondigde Saul het volk, en hij telde hen te Telaim, tweehonderd duizend voetvolks, en tien duizend mannen van Juda.”
Let erop dat Saul hier wordt ingezet om een zaak van God uit te voeren en niet persé een zaak van Saul en het volk. Het vermoeden bestaat dan ook dat Saul in deze actie niet zo’n zin had, want de eer zou voor God zijn. Er was voor hem geen eer en dus ook geen voordeel te behalen uit deze slag. En dat maakte dat hij de opdracht van God vrij en naar eigen inzicht interpreteerde. Hij brengt de boodschap van Samuël nog wel over op het krijgsvolk: “Dit verkondigde Saul het volk”.
We kennen de geschiedenis: Saul houdt zich maar gedeeltelijk aan de opdracht: hij brengt Agag als eigen overwinningstrofee mee. Met nog een forse buit, ter compensatie. En het schijnheilige voorwendsel dat een deel van die buit bestemd was voor een offer aan God. En hij geeft er in vers 15 het volk nota bene de schuld van!
Samuël is furieus. “Houd op, zo zal ik u te kennen geven, wat de HEERE vannacht tot mij gesproken heeft. […] Is het niet alzo, toen ge klein waart in uw ogen, dat gij het hoofd der stammen van Israël geworden zijt, en dat u de HEERE tot koning over Israël gezalfd heeft? En de HEERE heeft u op den weg gezonden, en gezegd: Ga heen en verban de zondaars, de Amalekieten, en strijd tegen hen, totdat gij dezelve te niet doet. Waarom toch hebt gij naar de stem des HEEREN niet gehoord, maar zijt tot den roof gevlogen, en hebt gedaan dat kwaad was in de ogen des HEEREN?”
Saul handhaaft zich. Hij geeft daarnaast nogmaals het volk de schuld van de buit, die is meegenomen, maar huichelt daar een religieus argument bij: het offeren van een dankoffer in Gilgal.
En dan volgt de nekslag voor Saul. Samuël veroordeelt hem scherp en kondigt het oordeel aan: “Heeft de HEERE lust aan brandofferen, en slachtofferen, als aan het gehoorzamen van de stem des HEEREN? Zie, gehoorzamen is beter dan slachtoffer, opmerken dan het vette der rammen. Want wederspannigheid is een zonde der toverij, en wederstreven is afgoderij en beeldendienst. Omdat gij des HEEREN woord verworpen hebt, zo heeft Hij u verworpen, dat gij geen koning zult zijn.”
Saul denkt er met een schuldbelijdenis en een ‘sorry’ vanaf te komen, maar hij rekent mis. Hij denkt te heersen over de profeet, door hem te gebieden mee te komen voor het offer. Maar Samuël weigert: “Ik zal met u niet wederkeren; omdat gij het woord des HEEREN verworpen hebt, zo heeft u de HEERE verworpen, dat gij geen koning over Israël zult zijn.” Die klanken ‘de HEERE heeft u verworpen’ gaan een eigen leven leiden in Sauls hoofd en ze brengen hem tot waanzin en uitzinnigheid. Hij probeert het probleem nog fysiek de baas te blijven, door Samuël bij zijn jas te grijpen. Die draait zich echter met zoveel geweld om, dat er een stuk van zijn mantel afscheurt. En die gescheurde flard wordt direct de illustratie bij het vervolg van zijn preek: “De HEERE heeft heden het koninkrijk van Israël van u afgescheurd, en heeft het aan uw naaste gegeven, die beter is dan gij. En ook liegt Hij, Die de Overwinning van Israël is, niet, en het berouwt Hem niet; want Hij is geen mens, dat Hem iets berouwen zou.”
Moet je je even indenken hoe fors die dolkstoot in Sauls trotse hart moet zijn geweest! Zijn concurrent (want zo zal hij hem blijven zien) waardeert God als ‘beter dan hij’! Wat Saul daaroverheen smeekt heeft iets aandoenlijks en afschrikwekkends tegelijk: “eer mij toch nu voor de oudsten mijns volks, en voor Israël; en keer wederom met mij, dat ik den HEERE, uw God, aanbidde.” Zie daar de ware aard van Saul. Zijn werkelijke motief is: hoe zien de mensen mij! Niet: hoe ziet de HEERE mij? Ken je ook zulke mensen uit je omgeving of ben jij er zelf een? Dat je met al je vroomheid en godsdienstigheid alleen maar leeft voor de buitenkant en voor de mensen. Wat een in en in diep triest mens ben je dan. Beklagenswaardig. Je merkt er iets van hoe kil en gevoelloos de satan mensen zijn greep houdt! Juist daarom zo meelijwekkend!
Samuël laat zich verbidden; de HEERE niet! Niettemin slaat hij Agag dood, waar iedereen bij staat. Daarmee eerde hij Saul zeker niet. Want iedereen heeft kunnen zien hoe verbeten zijn gezicht moet hebben gestaan. Iedereen… ook Jonathan. En te vrezen is, dat hij ook de woorden van Samuël heeft gehoord. Het moet haast. Dat oordeel had namelijk ook impact op Jonathans leven… hoewel… Misschien heeft Jonathan (en misschien ook Saul wel) nog het idee gehad dat de HEERE op hem doelde. Uw ‘naaste’ die ‘beter is dan gij’… Die wapendrager, zie je hem staan? Keek hij nou verwachtingsvol naar zijn meester Jonathan? Interpreteerde hij die woorden ook op Jonathan? We weten het niet, maar vermoeden het slechts.
Jonathan was een randfiguur, latent aanwezig, in deze intens aangrijpende geschiedenis. Iedereen lijkt tot de orde van de dag over te gaan, alsof er geen mokerzwaar oordeel boven het koningshuis hangt: “Daarna ging Samuël naar Rama; en Saul ging op naar zijn huis te Gibea-sauls.” Over Samuël en over de HEERE lezen we nog wel wat inhoudelijks, maar over Saul niet. “En Samuël zag Saul niet meer tot den dag zijns doods toe; evenwel droeg Samuël leed om Saul; en het berouwde den HEERE, dat Hij Saul tot koning over Israël gemaakt had.”
Raakt dit je? Voel je hoe nauw het luistert in het leven met de HEERE? Voel je ook hoe scherp en zwaar die woorden van God zijn, die Saul in één veeg aan de kant schuift? En merk je ook hoe intens beklagenswaardig en verloren je bent, als God je aan de kant schuift? Je zou haast vergeten dat er nog ruimte tot bekering was. Wat zou juist dít aspect met Jonathan hebben gedaan?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten