De zoon van de boerenkoning - XV (slot)
Saul nu sprak tot den HEERE, den God Israëls: Toon den onschuldige.Toen werd Jonathan en Saul geraakt, en het volk ging vrij uit.
Toen zeide Saul: Werpt het lot tussen mij en tussen mijn zoon Jonathan. Toen werd Jonathan geraakt.
Saul dan zeide tot Jonathan: Geef mij te kennen, wat gij gedaan hebt.
Toen gaf het Jonathan hem te kennen, en zeide: Ik heb maar een weinig honigs geproefd, met het uiterste des stafs, dien ik in mijn hand had;
zie hier ben ik, moet ik sterven?
Toen zeide Saul: Zo doe mij God, en zo doe Hij daartoe, Jonathan!
gij moet den dood sterven.
Maar het volk zeide tot Saul: Zou Jonathan sterven, die deze grote verlossing in Israël gedaan heeft? Dat zij verre! zo waarachtig als de HEERE leeft, als er een haar van zijn hoofd op de aarde vallen zal; want hij heeft dit heden met God gedaan. Alzo verloste het volk Jonathan, dat hij niet stierf.
1 Samuël 14 : 41-45
Dat God zwijgt wijt Saul aan de zogenaamde goddeloosheid die men heeft bedreven door Sauls gebod te overtreden. Als dan niemand zijn mond wil open doen om te zeggen wie die zonde op zijn geweten heeft, dan gaat Saul over tot het gebruik van het ‘ultieme waarheids-medium’ dat God Zelf heeft aangewezen: het lot. En let dan eens op wat er gebeurt. let vooral op hóe Saul zijn vraag aan God stelt! En… wat (wie) God precies aanwijst!
Om de een of andere reden kiest Saul ervoor om God te laten kiezen tussen ‘het volk’ en ‘hem en zijn zoon’. Vermoedt hij al dat het Jonathan is? Anders maak je toch niet zo’n ruwe tweedeling? Let nu op wie God aanwijst, als ‘de onschuldige’ (letterlijk conform Sauls vraag aan God)!
Het lot – dus Gods aanwijzing van de onschuldige – valt op hem en zijn zoon Jonathan. Nu zou je verwachten dat Saul een onderzoek instelt onder het volk. Want: het volk is dus schuldig! Immers, God zou toch aanwijzen door het lot wie onschuldig was? Lees ook maar wat de Kanttekeningen opmerken: “Saul bidt in 1 Sam. 14:41: Toon den onschuldige, willende zeggen den schuldige. Maar God toont hier dien, die inderdaad onschuldig was, naar luid van Sauls woorden.” Merkwaardig!
Maar Saul heeft al snel zijn conclusies getrokken en hij zet de uitkomst naar zijn hand: het volk heeft hij nodig voor zijn eigen eer en roem. En Jonathan zit zijn succes in de weg. Hij laat voor de vorm nogmaals loten, maar Saul weet voor zichzelf dat hij het niet kan zijn! De condities voor de loting blijven gewoon dezelfde: de vraag dat God de ‘onschuldige’ opnieuw zal aanwijzen. Immers, Saul zegt enkel: “Werp het lot tussen mij en tussen mijn zoon Jonathan”. Het lot valt op Jonathan! Juridisch strikt genomen betekent dat dus: Jonathan is onschuldig (zie ook de al eerder aangehaalde Kanttekeningen). Maar Saul gaat verder met zijn contra-uitleg van het lot. Laten we al deze dingen nog éénmaal op een rijtje zetten:
• de 1e loting: het volk is schuldig;
• de 2e loting: Jonathan is onschuldig en Saul is dus schuldig!
En let dan eens op Jonathan: hij legt uit wat hij heeft gedaan en zegt dan enkel: “Moet ik sterven?” Elk vaderhart zou breken; maar Saul verhardt! Dit gaat zijn positie juist versterken voor het volk, meent hij; en hij kan zich zo prima handhaven, als God hier zo duidelijk heeft gesproken, zo denkt hij. Hij zet de uitleg van het lot dus heel duidelijk naar zijn eigen hand.
Jonathan verdedigt zich niet. Let daar op! Hij wijst zelfs niet de onrechtvaardigheid van zijn vader aan. En hij roept zelfs het volk niet tot getuige voor hem, om zich door hen vrij te pleiten. Hij vraagt slechts: “Moet ik steven?”
Of, zoals een hebreeuws leraar ooit eens uitlegde bij Jezus’ woorden ‘Eli, Eli, lama zabachtani?’ ‘Sabachtani’ is Aramees voor ‘verlaten’; ‘Zabachtani’ is Hebreeuws voor ‘offeren’; ‘Azabhtani’ is Hebreeuws voor ‘verlaten’ (lees de Matthaüs Passion): “Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij mij geofferd?” Of… “Moet ik geofferd worden?”
We zien hier in Jonathan iets oplichten, dat we bij Jezus zo intens zulen terughoren: “Zie Ik kom… om Uw wil te doen!” Later zouden het aanvankelijk Davids woorden zijn in de ons bekende
40e Psalm. Maar ze gingen in Jezus zo prachtig in vervulling.
Het was beter dat Eén stierf voor het hele volk, dan dat het hele volk verloren zou gaan! Ook hier in deze geschiedenis. Met dit verschil dat het volk het voor Jonathan gaat opnemen in vers 45. Het volk komt hem te hulp en houdt zich niet afzijdig met de woorden: “Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen.” Geen “Weg met Hem” of “Kruisigt Hem!” Nee, we lezen in vers 45: “Alzo verloste het volk Jonathan, dat hij niet stierf.” Jezus draait het om: “Alzo lief had God de wereld dat Hij Zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die gelooft niet verloren gaat, maar het eeuwige leven heeft.”
Niet Izak moest sterven… Niet Jonathan moest sterven… Brandoffers en andere offers voor de schuld voldeden niet aan Gods eis en eer… Totdat Jezus zei: Zie Ik kom… De boekrol is niet alleen met Mijn naam vervuld, maar loopt uit op Mij! “Alzo verloste Jezus het volk, dat het niet stierf.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten