woensdag 28 februari 2018

Vrees de dolkstoot in je rug niet maar verwacht hem en zing een Psalm...

De loyale van de royale - IV


“Toen zeide Saul: Gezegend zijt gijlieden den HEERE, dat gij u over mij ontfermd hebt.”
1 Samuël 23 : 21


Ken je dat? Mensen die een gebeurtenis duidden als een gave van God omdat die wel heel goed in hun straatje past? Die anderen een rad voor ogen draaien met op de klank af vrome woorden, maar die hun eigen projectje aan het uitvoeren zijn en daar eer mee in proberen te leggen. In de vorige Bijbelstudie werd gesteld: “Wat Jonathan van zijn vader zegt, maakt de vreselijke afval van Saul duidelijk. Saul handelt tegen beter weten in.” De dagtekst is topsport in de categorie schijnheiligheid.
De categorie mensen waar ik op doel hebben altijd andere mensen nodig, die voor hen in de bres gaan staan. Ze durven zelden met open vizier te strijden. En als er tegenstand dreigt, zijn ze vaak buiten beeld. Saul is typisch zo’n voorbeeld. En kijk maar als hij een steuntje in de rug lijkt te krijgen: hij herpakt zich en gebruikt God.

Ik maak even dit uitstapje, omdat Jonathan in de geschiedenis weer wat naar de achtergrond is verdwenen, maar waarschijnlijk hierbij wel aanwezig is. Hij als rechterhand van zijn vader en oudste van zijn broers moet dit gebeuren hebben meegemaakt. Hier staan mensen voor Saul die zijn hartsvriend David verraden. Jonathan moet op zijn hoede zijn geweest, maar hij zal er geen woord van hebben willen missen. Alarm! Een gebed stijgt op uit zijn hart.
Hoe krenkend moet het voor hem zijn geweest dat zijn vader hier zo over in zijn nopjes is. Zó in zijn nopjes zelfs, dat hem de rol van Jonathan ontgaat! Jonathan moet voor Saul toch een soort lopend geweten zijn geweest; dat kan haast niet anders. Dat moet Saul dus ook enorm hebben geïrriteerd, waardoor hij juist heel onzeker werd wanneer Jonathan in zijn buurt was en zag/hoorde wat hij deed.

Kijken we even terug naar wat er met David gebeurde. Want wat Jonathan op afstand heeft gesignaleerd van Davids leven is ingrijpend. Aan het begin van hoofdstuk 23 trok het legertje vrijheidsstrijders van David naar Kehila in Juda, dat door de Filistijnen was belegerd. Vergeet even niet dat David kort daarvoor bij de Filistijnen in de problemen was gekomen doordat ze hem herkenden! Nadat de HEERE hem toestond om Kehilia – nota bene in zijn vaderland – te bevrijden (en de overwinning schonk) hoorde Saul dat David daar was. En let dan op wat Saul zegt: “God heeft hem in mijn hand overgegeven, want hij is ­besloten, komende in een stad met poorten en grendels.” Wanneer David hoort dat Saul eraan komt (zo kort waren de info-lijntjes in die tijd dus ook al!) vraagt hij aan God of de inwoners van Kehila hem zullen verraden en uitleveren aan Saul. Onwaarschijnlijk: ja dat zullen ze!

David en zijn mannen vluchtten naar het woud in de woestijn. En daar vond die ontmoeting met Jonathan plaats. Maar dan gebeurt er opnieuw iets. Waren de inwoners van Kehila misschien nog zwak, als Saul hen onder druk zette om David uit te leveren, de Zifieten bakken ze nog bruiner!
Saul is blijkbaar weer in Gibea (dus misschien is dat ‘Jonathan ging naar zijn huis’ toch gewoon Gibea geweest, omdat Saul David niet heeft kunnen vinden; Gibea en Kehila liggen niet zo heel ver van elkaar trouwen!). Ze vormen de dolkstoot in de rug van David en verraden hem bij Saul: “Weet u wel dat David zich bij ons verborgen heeft? Hij zit in de berggrotten in de bossen op de heuvel van Hachila, aan de zuidkant van de woestijn. U kan hem gerust komen halen, mijn heer de koning. We zullen hem aan u uitleveren.” Wat voor baat hadden die mensen daarbij? Ze hadden het niet hoeven doen! Er moet een stuk eigenbelang in het spel zijn. Dat zie je vaker als mensen op een heel merkwaardig ­moment in actie komen, terwijl ze zich voordien ‘gedeisd’ hielden en de ‘schaduw’ probeerden op te zoeken.
De wildernis van Maon ligt naar het zuidoosten, richting de Dode Zee! Dus een directe dreiging van de Filistijnen kan niet direct het probleem zijn geweest. Het bekende, zo niet beruchte witte voetje moet eerder de aanleiding geweest zijn. Wat een minne streek. Dit moet ook bij Jonathan een schok hebben gegeven. Hij kon nu niets meer doen. De inwoners van Zif kenden de streek als hun broekzak en ze wisten ongeveer waar David zich schuilhield. Maar de specifieke plek vertellen ze niet aan Saul. Dus Jonathan zou niet alleen het leger van zijn vader moeten voorkomen, maar ook de Zifieten omzichtig moeten ontwijken om niet herkend te worden.

In het vorige hoofdstuk was het Doëg die met zijn verraad een hele schare priesters de dood in jaagde. Maar nu is het een bevolkingsgroep die verraad pleegt en een Judasdaad verricht. Het verbaast eigenlijk nog dat ze niet over een ‘prijs’ onderhandelen voor deze deal!
Saul stuurt ze weg, om ze de precieze plek van David te laten uitzoeken. Onderwijl mobiliseert hij zijn leger. En ook Jonathan zal zijn meegegaan. De snelheid waarmee Saul handelt verraadt dat hij zijn vertrouwen niet op God maar op zijn eigen ‘geluk’ stelt. “Dit keer zal hij me niet ontsnappen!” moet Saul hebben gedacht.

Het gerucht van de naderende Saul en de dolkstoot van de Zifieten doet David niet moedeloos in elkaar zakken, maar hij dicht de 54e Psalm. Woorden vol van liefde tot zijn vervolgers? De linkerwang? De onderste weg? Of juist een slimme weg, om behendig een veilige schuilplaats voor de groep rondom hem te vinden?

“O God! verlos mij door Uw Naam, en doe mij recht door Uw macht. […] Want vreemden staan tegen mij op, en tirannen  zoeken mijn ziel; zij stellen God niet voor hun ogen. Ziet, God is mij een Helper; Hij zal dit kwaad mijn verspieders vergelden; roei hen uit door Uw waarheid. Ik zal U met vrijwilligheid offeren; ik zal Uw Naam, o HEERE! loven, want Hij is goed. Want Hij heeft mij gered uit alle benauwdheid; en mijn oog heeft gezien op mijn vijanden."

Dat zijn forse woorden die er stevig inhakken. Er wordt om wraak gebeden. De tirannen zijn zowel de eigen volksgenoten die de dolkstoot in de rug gaven, als de door God gezalfde koning Saul! Wij zingen die woorden van David berijmd zo:

O God, verlos mij uit den nood, En red door Uwen naam mijn leven;
[…] Want vreemden steken ’t hoofd omhoog Tot mijn verderf;
ik zie tirannen, Om mij te doden, samenspannen; Zij stellen God zich niet voor ’t oog. […] Roei uit, die tegen mij zich stelden; Het gaat Uw trouw en waarheid aan. […] Want God wil mij Zijn bijstand biên. Hij heeft mij ‘t onheil doen ontkomen, En mijn benauwdheid weggenomen: lk heb mijns vijands val gezien.

Past dat in onze 21e-eeuwse visie? Is David nog wel die lieve, vrome en op God vertrouwende man in onze ogen, als we dit zingen? Kan Jonathan deze woorden ook meemaken? Zeker is dat hij David zou zijn bijgevallen bij diens laatste woorden: “lk zal U, met een blij gemoed Vrijwillig off’ren, HEER der heren; lk zal Uw naam met lofzang eren, Dit eist Uw naam, want hij is goed.” Zingen, terwijl er nog niets van is te zien. Rotsvast vertrouwen dat de HEERE zál helpen. Waarom? “Het gaat Uw trouw en waarheid aan…” Geen eigen belang, zoals bij de Zifieten, maar Gods belang voorop!

Waar bleef Jonathan?

De loyale van de royale - III

David bleef in het woud, maar Jonathan ging naar zijn huis.
1 Samuël 23 : 18b


Bijna alle vertalingen vertalen het hebreeuwse ‘bayith’ (of ‘beith’) met ‘huis’ en dat doet je denken dat Jonathan ‘naar huis ging’, naar ‘zijn verblijf in het paleis in Gibea’. Je denkt er zijn vrouw en kinderen bij, want die waren er ook, immers?! In de uitleg van Oude Sporen las ik hierover het volgende: “Wat Jonathan van zijn vader zegt, maakt de vreselijke afval van Saul duidelijk. Saul handelt tegen beter weten in. Na dit gezegd te hebben sluiten ze opnieuw een verbond. Dan komt de definitieve scheiding. Jonathan gaat weer naar zijn huis en David vlucht verder. Van Jonathan lezen we niet dat hij terugkeert naar het paleis, of dat hij plaats neemt in de gelederen van de vervolgers van David, maar dat hij naar zijn huis gaat. Hij is geen volgeling van de vervolgde David, maar ook geen vervolger. We kunnen wel een hard oordeel over Jonathan vellen, maar laten we daar maar voorzichtig mee zijn. Zijn liefde voor David is op vele wijzen gebleken. We horen David op indrukwekkende wijze getuigen van zijn liefde voor Jonathan (2 Sam. 1:26). Van de kant van David is er geen enkel verwijt naar Jonathan. Laten wij dat dan ook maar niet doen."

Natuurlijk verwijten we Jonathan niets; maar zijn houding trekt wel onze aandacht: hoe ging hij te werk en hoe kon hij dat volhouden zonder zijn geweten geweld aan te doen? We maken het ons makkelijk door het woord ‘bayith’ dus te vertalen met ‘huis’, zodat hij duidelijk niet bij Saul zijn verblijf hield. Maar hoe logisch is dat? Hoe gevaarlijk ook? Als hij echt naar huis ging, dan zou er een moment komen waarop vader Saul terugkeerde. En als hij David dan niet had gevangen, zouden de rapen gaar zijn. Jonathan kon onmogelijk ‘thuis blijven’ (net als David later zou doen en de zonde met Bathséba beging). Dat zou namelijk een veel duidelijker positiekeuze ten opzicht van zijn vader laten zien. Met het ‘niet mee gaan met het leger van zijn vader’ liet hij zien dat hij zich distantieerde van diens beleid. En als je Saul een beetje kent is dat een super riskante situatie.
Maar dat woord ‘bayith’ kan vele meer betekenen. Naast ‘huis’ of ‘verblijfplaats’ betekent het ook ‘schuilplaats voor dieren’, ‘familie’ of ‘huishouden’. Zelfs kan het soms ‘tempel’ betekenen. In de Bijbel zit het woord ook in ‘diensthuis’. Niet alles is toepasbaar op onze tekst, maar de tekst sluit zeker niet uit dat hij terugging naar zijn tent in het legerkamp die voor die tijd zijn ‘thuis’ vormde. Vlakbij zijn vader. Zou hij juist daar niet veel beter tot nut voor David kunnen zijn? Misschien wel de enige tent in het kamp waarin een voortdurend gebed voor David opklom tot God! En hij kon met enige omzichtigheid invloed uitoefenen op zijn vader, als diens rechterhand.
Want laten we eerlijk zijn: in 1 Samuël 31 komen we Saul gewoon weer tegen mét zijn zonen. Ze strijden tegen de Filistijnen en moeten het onderspit delven. Niks geen ingewikkelde familie-intriges en ruzies tussen Saul en Jonathan. Het meest logische is dus dat Jonathan een dubbelrol speelde en hij is ook de enige geweest die precies wist waar het heen ging: David zou koning worden en linksom of rechtsom zou zijn vader van het toneel worden verwijderd door God.

Vandaag de dag wordt nogal eens gedacht dat je met een zekere vorm van ‘verdraagzaamheid’ en ‘liefde’ meer kunt bereiken dan met een aanvallende houding tegen vijandig gezinde typen. Een top­crimineel van onze dagen (Holleeder) bezigde een interessante kreet die ik in het volgende fragment uit een wetenschappelijk onderzoek terugvond: “Sun Tzu, de Chinese generaal, filosoof en schrijver van het beroemdste boek over militaire strategie, gebruikte naar verluidt regel­matig de beroemde zin: ‘Houd je vrienden dichtbij, maar je vijanden dichterbij,” zo stellen de onderzoekers. En de proefpersonen gaven daar goed gehoor aan. “Zij gaven aan dat hun ‘vijanden’ dichterbij waren, maar alleen wanneer deze vijanden een bedreiging vormden. Ons onderzoek suggereert dat we onze vijanden psychisch dichter bij ons houden door onze representatie van de fysieke wereld, in dit geval de fysiek afstand, te veranderen.” En dat is evolutionair helemaal niet zo’n slecht idee. Men kan beter te fel op een dreiging reageren dan te laat reageren en zelf het onderspit delven.” Het veranderen van die fysieke afstand is dus: dichter bij die zogenaamde ‘vijand’ gaan staan om beter en sneller te acteren.

Natuurlijk kun je stellen dat dat in het geloof niet zo te werk gaat en strategie eigenlijk een vorm van ongeloof in Gods almacht is. Maar is dat zo? Ook al geloven we onomstotelijk in de almacht van God dan wachten we de problemen toch niet af? Als de HEERE oproept tot ‘bid én werk’ dan houdt dat toch niet in dat we ons verstand en ons ‘in actie komen’ moeten uitschakelen? En als niemand reageert, terwijl het gevaar aanwijsbaar is dan kun je toch niet alles afdoen met ‘lief zijn’ en ‘de houding van Jezus laten zien’? ­Natuurlijk: toen Hij gescholden werd schold Hij niet terug. Hij was God, maar zelfs als Zíjn persoon in het geding was, zweeg Hij; echter, wanneer Zijn Vader in het geding was kwam Hij in actie. En hoe! Zie hoe Hij het tempelplein leeg veegt met een bos touwtjes. Hoor hoe Hij ageert – haast fulmineert – tegen de zogenaamde schriftgeleerden: “Wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeën, gij geveinsden, want gij zijt den witgepleisterden graven gelijk, die van buiten wel schoon schijnen, maar van binnen zijn zij vol doodsbeenderen en alle onreinigheid” (Mat. 23:27) en “Maar gijlieden gelooft niet; want gij zijt niet van Mijn schapen, gelijk Ik u gezegd heb” (Joh. 10:26). Ja, Hij was God Zelf en kon dat zeggen, maar… willen we ook naar deze kant van Jezus kijken? En zegt ons dat misschien ook wat? Is de beruchte Dordtsche Synode (1618-1619) misschien ook zo’n moment? Zijn wij misschien te zeer aangetast door zogenaamde ‘tolerantie’?

maandag 26 februari 2018

Je hand versterken in God


De loyale van de royale - II


Als David zag, dat Saul uitgetogen was, om zijn ziel te zoeken, zo was David in de woestijn Zif in een woud. Toen maakte zich Jonathan, de zoon van Saul, op, en hij ging tot David in het woud; en hij versterkte zijn hand in God. En hij zeide tot hem: Vrees niet, want de hand van Saul, mijn vader, zal u niet vinden, maar gij zult koning worden over Israël, en ik zal de tweede bij u zijn; ook weet mijn vader Saul zulks wel. En die beiden maakten een verbond voor het aangezicht des HEEREN; en David bleef in het woud, maar Jonathan ging naar zijn huis.
1 Samuël 23 : 15-18


Soms zijn er momenten dat je het plaatje weer helder en compleet hebt: zo zal het gaan en zo is het goed. Terwijl zo vaak de structuur van het leven een raadsel voor je is en niets is wat het lijkt. Gods plan? Is dat er eigenlijk wel? Wat zie je ervan? En áls God dan een plan heeft en dat zogenaamd ‘onwederstandelijk’ uitwerkt… waarom gaat het dan schijnbaar totaal de verkeerde kant op? Waarom blijven mensen om je heen voortdurend vreemde keuzes maken en waarom lijken zovelen zo vaak te slapen? Als God al een plan had, waarom stelt niemand de vraag: “God, hoe zit het met dat plan? Dit gaat toch niet goed zo?” Vind je dat een brutale vraag?
Ik ga er niet over in discussie, maar als je dat brutaal vind, zou ik toch adviseren je vragen te stellen en te laten zien dat je leeft. Niet om daarmee antwoorden te ­vergaren en het plaatje weer passend te krijgen, maar om minder God te zijn en meer van Hem afhankelijk.
Er is namelijk een levensgroot verschil in het stellen van vragen en het uiten van frustratie over onbegrepen wegen. Je kunt er arrogant en brutaal mee richting een ‘lege’ hemel roepen, zoals Gerard Reve:
Graf te Blauwhuis – voor buurvrouw H. te G.

Hij rende weg, maar ontkwam niet,
en werd getroffen, en stierf, achttien jaar oud.
Een strijdbaar opschrift roept van alles,
maar uit een bruin geëmailleerd portret
kijkt een bedrukt en stil gezicht.
Een kind nog. Dag lieve jongen.

Gij, die koning zijt, dit en dat, wat niet al,
ja ja, kom er eens om,

Gij weet waarom het is, ik niet.
Dat Koninkrijk van U, weet U wel, wordt dat nog wat?

Gerard Reve (1923-2006) – Uit: Nader tot u
Maar beter is om met je vragen naar God gaan en eerlijk je kleine mensenverstandje aan Hem laten zien. Dat wij de antwoorden niet ­weten is eigenlijk vanzelfsprekend. Omdat jij en ik de grote lijn van God niet kunnen overzien. Die spanningsboog is te groot. Maar als wetenschappers zich kunnen vastbijten in ‘berekende zekerheden’ van miljoenen jaren terug, waarom kan een christen dan niet, ondanks alle tegenstrijdige zichtbaarheden, vast blijven staan op Gods plan?

Jonathan trekt met zijn vader Saul en een fors leger richting de plek waar men David vermoedt. Dat moet me een dwaze vertoning zijn geweest! Een leger van soldaten met een goed verstand, hollend achter een krankzinnige leider die slechts één doel heeft, dat weinig onder doet voor Hitlers doel: Gods verbond moet onwaarschijnlijk worden en Zijn volk uitgeroeid. Als God mensen aan de kant schuift om beter bij Zijn doel te komen, zullen de reacties tweeërlei zijn: óf verblinde en drieste haat óf gebrokenheid met gerustheid en tranen.
Saul vervult duidelijk het eerste voorbeeld. En je zou verwachten dat Jonathan daardoor in totale wanhoop terecht komt. Maar toch is dat niet zo. Hij weet David te zitten en sluipt weg uit het leger. Zou zijn wapendrager weer bij hem zijn?

Die actie van Jonathan was niet zonder risico. Het staat er in de Bijbel een beetje romantisch en kort beschreven, maar allereerst liep hij het risico dat zijn vader hem als deserteur en/of collaborateur zou zien en botweg laten doden. Vervolgens is het ‘David opzoeken’ niet slechts een taak van uitvogelen waar hij zich schuilhoudt, maar ook zijn wachtposten, die op scherp staan, passeren. Hen overtuigen dat hij geen spion is van zijn vader, maar de hartsvriend van hun leider! De meeste van de meute rondom David had juist aversie tegen Saul, dus diens zoon zouden ze zeker niet ontzien! Maar…we lezen niets van overleggingen bij Jonathan. Hij gaat op zoek en vindt zijn vriend.
Het eerste dat Jonathan doet is David geruststellen. Niet met zichtbare feiten, maar met geloofszekerheden: “Vrees niet, want de hand van Saul, mijn vader, zal u niet vinden…” Daar was, met dat leger van Saul voor de ‘deur’, allerminst reden toe om dat klakkeloos aan te nemen, maar toch… Daarnaast belijdt Jonathan iets dat we nog niet eerder zo stellig hebben gehoord: “…gij zult koning worden over Israël, en ik zal de tweede bij u zijn…” Wij weten hoe het gaat aflopen, maar deze twee mannen weten dat nog niet. Daarmee ontdekken we dus hoe Jonathans gestalte is: hij blijft loyaal aan de royale (de huidige koning, maar ook aan de nieuwe koning!). Hij biedt zich aan om dienstbaar te zijn voor de nieuwe koning. Dat is geen desertie, maar een belijdenis aan David: ik buig voor Gods plan en val Hem bij!

Jonathan voegt er nog iets schijnbaar onheilspellends bij: “…ook weet mijn vader Saul zulks wel.” Saul heeft het door. Die informatie heeft iets raar in zich: immers, als Saul de twee vrienden door had en wist wat Davids positie was, zou hij dan Jonathan niet gevangen hebben gezet of zelfs gedood? Allerminst zou hij hem toch hebben meegenomen op zijn strooptocht om David op te sporen? Maar… Jonathan is er tóch bij en weet zelfs ongezien weg te komen om David te spreken. Zouden ze een geheim afgesproken teken hebben gehad, zodat Jonathan zo gemakkelijk contact kon leggen met David?
De geheime missie van Jonathan had niet slechts tot doel om de boodschap over te brengen en David te waarschuwen: “Pas op, mijn vader weet dat jij de nieuwe koning zult zijn!” Jonathan had ook niet tot doel om zijn eigen hachje te redden en zijn toekomst bij David veilig te stellen. Alhoewel het er wel erg op lijkt! Nee, Jonathan komt bij David om hem te troosten en moed in te spreken. Onder allerlei dekmantels en schijnbare vormen van eigenbelang zat het hart voor de goede zaak: het plan van God zou doorgaan. De vrienden troosten elkaar en sluiten voor Gods aangezicht een verbond. Want we lazen een vers eerder al: “…hij versterkte zijn hand in God.” En die ‘hij’ is hier Jonathan, terwijl ‘zijn’ zowel op hemzelf als op David kan duiden. En dat laatste is het meest waarschijnlijk. Jonathan kon David niets geven dat hem versterkte. Maar hij wees zijn vriend op de machtige God Die ze beiden dienden. Soms kun je iets betekenen voor je vriend/vriendin door iets te doen dat zichtbaar is. Soms is het enige dat je kunt doen: wijzen op de HEERE en Zijn beloften. De zalfolie was voor David  niet iets dat hem uit de problemen redde; hij moest het doen met de betekende zaak die in het teken verborgen zat: de belofte van God.

Toen gingen de vrienden weer uiteen: “David bleef in het woud, maar Jonathan ging naar zijn huis.” God bleef Dezelfde en dat verbond hen beiden: hoe de weg ook zou gaan. David bleef vluchteling, maar Jonathan ging naar huis… Naar huis? Niet terug naar het leger?

donderdag 15 februari 2018

Loyaal zijn terwijl je vader jou openlijk afvalt

De loyale van de royale - I

Toen zeide Saul tot zijn knechten die bij hem stonden: Hoort toch, gij zonen van Jemini, zal ook de zoon van Isaï u altegader akkers en wijnbergen geven? Zal hij u allen tot oversten van duizenden en oversten van honderden stellen? Dat gij u allen tegen mij verbonden hebt en niemand voor mijn oor ­openbaart, dat mijn zoon een verbond gemaakt heeft met den zoon van Isaï; en niemand is onder ulieden dien het wee doet van mijnentwege, en die het voor mijn oor openbaart. Want mijn zoon heeft mijn knecht tegen mij opgewekt tot een lagenlegger, gelijk het te dezen dage is.
1 Samuël 22 : 7-8


De volgende keer dat we Jonathans naam in de Bijbel tegenkomen is pas in hoofdstuk 23. Maar… dan hebben we over één aspect heen gelezen! De tekst van vandaag zet ons stil bij een ingrijpend moment.

In hoofdstuk 21 zien we David wegvluchten nadat zowel Samuël als Jonathan hem niet meer kunnen beschermen. Op zich zou je hem vogelvrij kunnen noemen, maar al snel blijkt dat hij niet alleen over de wereld trekt. Aanvankelijk zijn er slechts een paar jongens bij hem, maar later is hij aanvoerder van een fikse bende van circa 400 man!

De eerste plek die hij bezoekt is Nob, waar op dat moment de tabernakel met de ark staat. David gaat hier de fout in door Achimélech te bedriegen. Dat is natuurlijk uit zelfbescherming, maar dit zal uitlopen op een bloedbad! Terwijl David staat te smoezen met de priester, is daar een man die in de tabernakel komt offeren: Doëg. David lijkt hem niet te hebben herkend (vers 22 echter laat zien dat David het probleem Doëg tóch al voorzag), maar Doëg heeft David wél herkend! Als David, na wat juridisch heen en weer gepraat met de priester, vertrekt met de toonbroden (en Jezus zal daar later nog iets over zeggen!) en het gigantische zwaard van Goliath is hij zich niet bewust van de sporen die hij daar heeft achtergelaten.

Vervolgens zoekt David zijn heil bij Achis, nota bene in Gath, de stad van Goliath. Zie je hem lopen met dat kapitale zwaard van de overwonnen reus? “Hé kijk, daar heb je de moordenaar van broer Goliath,” stoot een inwoner van Gath zijn buurman aan. “Is hij het echt?” “Zeker weten! Weet je nog van dat liedje?” Hij neuriet de wijs van het deuntje dat de meisjes in Israël al dansend op straat zongen: “Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn tienduizenden?”
Aan het hof komen er een paar klagen bij koning Achis. Ze hebben David écht wel herkend. Moet je horen wat ze zeggen: “Is deze niet David, de koning des lands?” (vers 11). Zouden ze bedoelen ‘de schoonzoon van de koning’, zoals de Kanttekeningen ons willen laten geloven of zou het gerucht toch ook al hier zijn aangekomen dat David de gezalfde opvolger van Saul is?
We kennen de ellendige situatie waarin David hier terechtkwam: dat hij zich als een bezetene aanstelde en zo ontkwam uit deze stad. Maar fraai is het allemaal niet. Een kat in het nauw… En toch dichtte hij ook psalm 34 bijvoorbeeld: “Een psalm van David, als hij zijn gelaat veranderd had voor het aangezicht van Abimelech (dat is de koningstitel; hij heette Achis), die hem wegjoeg, dat hij doorging.” Merkwaardig!

Toen vertrok hij (hoofdstuk 22) naar de spelonk van Adullam. Geen paleis, geen beschutting in barakken, maar een kille spelonk in de bush-bush! En let dan op wat er gebeurt: zijn broers hoorden dat hij daar was en ook zijn vader en moeder, ja de hele huishouding uit Bethlehem pakt zijn en haar biezen en vertrekt naar Adullam, ongeveer halverwege tussen Bethlehem en Gath. Je snapt dat die hun conclusie hebben getrokken over hun veiligheid, nu Saul driftig op zoek is naar David. Dan is ook de familie van David niet meer veilig! En kort daarop: “En tot hem vergaderden alle man die benauwd was, en alle man die een schuldeiser had, en alle man wiens ziel bitterlijk bedroefd was, en hij werd tot overste over hen; zodat bij hem waren omtrent vierhonderd mannen.” Denk je eens in wat dat allemaal betekent daar in die wildernis: ­logistiek (het verplaatsen en huisvesten van deze grote groep) en het voorzien van eten, drinken en kleding! Kort is David met deze groep nog in Moab geweest. In de Kanttekeningen wordt gewezen naar connecties die er wellicht nog zijn geweest met familie van Davids overgrootmoeder Ruth. Maar de profeet Gad stuurt David weer terug.

En die hele troepenverplaatsing komt ook Saul (en Jonathan) in losse brokken en onvolledig (want pas na deze verzen legt Doëg een ontbrekend stukje in Sauls puzzel) ter ore. En dan komen we bij de tekst van vandaag. Eerst had Saul via zijn spionnen of verkenners gehoord dat David herkend was in Gath. Later zullen hem ook andere tipgevers hebben verteld over de tocht naar Moab en de terugkeer in Juda. Saul zit op de uitkijk op een heuvel bij Gibea. De bekende speer heeft hij in zijn hand. En het is precies op dit moment dat Saul zijn trawanten een voor een aankijkt, met de speer op de grond tikkend om de spanning wat op te voeren: “Luister, mannen van Benjamin! Denken jullie soms dat die zoon van Isaï jullie allemaal akkers en wijngaarden zal geven? Denken jullie soms dat hij van jullie allemaal aanvoerders in zijn leger zal maken? Waarom anders zijn jullie allemaal tegen mij? Het is een samenzwering! Waarom heeft niemand mij gezegd dat mijn zoon een verbond sloot met de zoon van Isaï? Niemand van jullie trekt zich iets van mij aan! Niemand van jullie waarschuwt mij dat mijn zoon mijn dienaar tegen mij heeft opgestookt. Hij loert op een kans om mij te doden!”

Dictators denken super achterdochtig in complotten. Daarin maken ze meer dan eens fouten, maar door angst in te boezemen houden ze het zinkend schip nog een tijdje varend. Het verwijt knalt door de lucht als een zweep: “Mijn zoon (hij noemt de naam van Jonathan niet eens!) verraadt mij en spant samen met ‘mijn dienaar’ (David).” Als ik mij niet vergis staat Jonathan hier gewoon bij, al staat dat hier niet. Hoe dan ook: deze woorden zijn hem binnen 24 uur ter ore gekomen. En hij vlucht niet. Hij blijft in de nabijheid van zijn vader. Opnieuw verwonderen we ons over Jonathans gedrag. Hij blijft trouw aan zijn vader en laat aan niets merken dat hij Davids kant kiest. Is dat halfslachtig? Had hij misschien nog diepweg een hoopje dat het toch allemaal nog goed zou komen met Saul?
Nee, hij bleef loyaal aan de royale, de gezalfde koning. En… David bleef dat ook. “Den ko-ho-ho-honing van Hispanje heb ik altijd geëerd!”, zong Willem de Zwijger. Zo iets moet het zijn geweest. Hier wordt het spanningsveld zichtbaar tussen meedeinen en verzet. Op het scherpst van de snede tussen lange- en kortetermijnvisie.

David heeft gekozen voor de afstand, omdat hij in levensgevaar verkeerde. Dat begrijpen we allemaal. Maar Jonathan, zoveel wordt nu wel duidelijk, staat er niet heel veel beter voor! Hij daarentegen blijft op zijn post en blijft loyaal. Hij blijft niet om zoveel mogelijk verzet te plegen en te saboteren. Nee hij blijft zelfs, waar mogelijk, meewerken. Is hij een soort Nicodémus? Een soort Jozef van Arimathéa? Ik hef de spanning niet op door de vragen met ‘ja’ of ‘nee’ te beantwoorden. Denk er maar eens over na… misschien helpen deze twee paradoxale keuzes je wel om Gods weg te gaan.

dinsdag 13 februari 2018

Zegen, verbond en scheiding

De vriend van de gezalfde - VII

Toen zeide Jónathan tot David: Ga in vrede; hetgeen dat wij beiden in den Naam des HEEREN gezworen hebben, zeggende: De HEERE zij tussen mij en tussen u, en tussen mijn zaad en tussen uw zaad, zij tot in der eeuwigheid. Daarna stond hij op en ging heen; en Jónathan kwam in de stad.
1 Samuël 20 : 42-43


Waar christenen vandaag de dag nogal door worden ‘bedwelmd’ is de hang naar rust en comfort. Het kerkelijk ‘huisje-boompje-beestje’ zou je kunnen dus vertalen met ‘kerkgebouwtje-orgeltje-predikantje’. Misschien nog hier en daar de wens van bloeiend jeugdwerk, kringwerk en ontmoeting. Als we al die dingen kunnen ‘afturven’ zou er volgens sommigen sprake zijn van een ‘geslaagde gemeente’. Mooi als de ­gemeente ook nog wat groeit; hoewel sommige gemeenteleden dat zien als een bedreiging van het moeizaam verworvene! Dus is het wel belangrijk dat de aanwas uit ‘een bepaalde hoek’ komt.
Misschien dat er op landelijk niveau nog de behoefte is aan wat zendingswerk, zodat we ook naar andere kerken kunnen laten zien dat we echt wel meetellen en aan de ‘Weg’ timmeren. Meestal blinken afgescheiden kerken uit in een mager tot ontbrekend evangelisatiewerk. Dat geeft te veel onrust; het kost doordenking en eigenlijk komt het dan opeens aan op een levend geloof. Als dooddoener wordt dan maar snel gezegd dat ‘God het moet doen’. Dat is mooi makkelijk!
Als Jonathan David laat gaan en hem vrede wenst, weet hij heel goed dat het leven na deze scheiding voor hen beiden allesbehalve vredig, rustig en comfortabel zal zijn. De vrienden en zwagers zullen elkaar geen dag uit hun gedachten verliezen; dat betekent dus ook dagelijks pijn ervaren! Bij David komt daar nog bij dat hij zijn vrouw, Jonathans zuster, zal moeten achterlaten. Zit ze soms al gevangen in Sauls kerker? Is hun woonvertrek beveiligd door Sauls trawanten? Of is ze misschien reeds uitgehuwelijkt aan Palti, zoon van Lais uit Gallim? De Kanttekeningen verwijten naast Saul en Palti ook Michal dat zij met deze ‘daad’ kwaad heeft gedaan. Het is maar zeer de vraag of de vrouw in deze tijd iets te willen had!

De afspraak die Jonathan en David hadden gemaakt en waar ze een verbond over hadden gesloten, wordt opnieuw herhaald. Voor Gods aangezicht laat Jonathan David beloven dat die zal zorgen voor Jonathans kinderen, wanneer David koning zal zijn. Tot de dood ons scheidt? Nee, hun vriendschap reikt ver daar voorbij! Is die belofte een verkapte vorm van verzekering, die bepaalde kerkelijke groeperingen zo afkeuren? Zeker niet. Hier bekrachten vrienden hun vriendschap en bevelen elkaar hun kinderen aan. Hoewel we dat niet lezen over David; simpel omdat die nog geen kinderen had. Sterker nog: David zegt tegen Jonathan ook niet: “Jonathan, mijn vriend, wil jij voor mijn Michal zorgen, nu ik moet vluchten? Bescherm haar en houd haar bij Saul weg!” Niets van dat al! Vond de HEERE het niet nodig dit in de Bijbel te vermelden? Of heeft David er echt niets over gezegd? Of ging hij er vanuit dat Jonathan zijn uiterste best wel voor haar zou doen?

Daarna maakten ze elkaar los uit hun emotionele omhelzing. De afstand tussen de vrienden groeide van millimeters naar centimeters, van decimeters naar meters. Weldra verdween David tussen de eerste bomen en struiken van het woud. Toen Jonathan tussen de bomen niets meer zag bewegen keerde hij terug naar de realiteit, zoals later de discipelen Jezus zagen heengaan naar de hemel en nog bleven kijken, hoewel een wolk Hem al uit het blikveld had gehaald. Langzaam keerde Jonathan zich om. Keek nog eenmaal naar de bomen waar­tussen David was verdwenen. Weg! Voor altijd? Wat zullen de ­gedachten zijn geweest die door zijn hoofd zijn gegaan? Wat zullen de gevoelens zijn geweest toen hij schoorvoetend terug liep naar het paleis? Hij kwam weer in de stad, maar je moest niet vragen hoe! De vrienden waren gescheiden en David vluchtte naar een veilige stek, weg van de levensbedreigende Saul.

Was daarmee het ‘probleem Saul’ nu opgelost? Had het plan van Jonathan ertoe geleid dat we met een happy end te maken hebben? Heeft Saul afgedaan voor zijn zoon en trekken de beide vrienden de wijde wereld in, na de vijand te hebben verslagen? Nee, aan de situatie is ten diepste niets veranderd. De een is ‘weggegaan’ omdat er geen toekomst meer was aan het hof. Hij ging de weg van een vluchteling met weliswaar een belofte van God op zak, maar de realisatie van die belofte was nog totaal niet zichtbaar; eerder het tegendeel. “Zou de HEER’ Zijn gunstgenoten,” dacht ik, “dan altoos verstoten? Niet goed­gunstig zijn voortaan? Nimmer ons meer gadeslaan? Zouden Zijn ­beloftenissen verder hun vervulling missen, vruchtloos worden afgewacht van geslachte tot geslacht?” (Psalm 77).
De ander, Jonathan, bleef op zijn post en was ervan overtuigd dat hij het daardoor enorm moeilijk zou krijgen. Zijn omstanders zouden het een wijs en historisch juist besluit noemen, maar hijzelf voelde elke dag de pijn van deze scheiding. David daarentegen zou in de loop van de tijd mensen om zich heen krijgen die maar wat blij met hem waren. Die waren Saul om allerlei andersoortige (duistere) redenen ontvlucht. Hun ­motieven waren heel verschillend, maar vaak wezensvreemd aan die van David. Dat zou hem later diverse keren in ­problemen en in verleiding brengen om de macht eerder te grijpen dan Gods tijd! Je kunt er dus niet je vinger op leggen wát nu de juiste beslissing is geweest. Er was eigenlijk ook geen ‘juiste beslissing’. En als je het enkel menselijk bekijkt, zou je denken dat het onverenigbare motieven waren van David en Jonathan. Maar wie dieper heeft leren zien, weet dat dat toch kan.

Blijft de vraag: waarom bleef Jonathan aan het hof? Waarom ging hij niet mee met David? Samen sterk, toch? Hoe kon hij nu toch met een oprecht gemoed zijn vader Saul dienen en diens bevelen uitvoeren? Hoe kun je je ten dienste stellen van leiders die een totaal andere visie op de gang van zaken hebben? Die de bouw, fundering en bloei van Gods gemeente niet werkelijk op het oog hebben, maar op de achtergrond eigen belangen behartigen? Hoe kun je omgaan in de gemeente met mensen die ideeën hebben die haaks op die van jou staan? Waarvan je misschien zelfs vermoed dat ze onoprecht zijn? Dat ze jou misschien wel van onzuiverheid beschuldigen, terwijl ze zich zelf verschuilen achter dode orthodoxie? Of achter ‘enthousiasme’ zonder inhoud’? Wat te doen als zulke figuren in e gemeente worden ­‘gevolgd’ en worden aangezien voor ‘waarheidsvrienden’.

Het gevaar is dat je op eenzelfde manier te werk gaat als zij; en voor je het weet denk je dat jíj het moet doen… Het is niet jóuw gemeente, maar die van Jezus Christus. Die psalm van daarnet zingt verder, nadat de dichter zich afvroeg of God Zijn genade had vergeten: Ik zei daarna; “Dit krenkt mij ’t leven; maar God zal verand’ring geven; d’Allerhoogste maakt het goed; na het zure geeft Hij ’t zoet.” Is dat een soort pep-talk? De dichter zei immers ook: “dit krenkt mij…”, dat is: als God écht zou zijn veranderd, dan is mijn geloof ijdel en dat is schade! Hij geeft een praktisch advies: ’k Zal gedenken, hoe voor dezen ons de HEER’ heeft gunst bewezen; ’k zal de wond’ren gadeslaan, die Gij hebt van ouds gedaan; ’k zal nauwkeurig op Uw werken en derzelver uitkomst merken; en, in plaats van bitt’re klacht, daarvan spreken dag en nacht.

Let erop dat de dichter, na tegen zichzelf te hebben gepraat, tot God gaat praten en Hem alles vertelt! Dat lost niet altijd de problemen op zoals die ook niet werden opgelost voor Jonathan, maar het laat de HEERE wel alle ruimte om aan te geven hoe we de weg, die Hij ons wijst, moeten vervolgen. Hij is namelijk de Enige Die Zijn doel nooit mist maar altijd uitkomt waar Hij zijn wil! Soli Deo Gloria.

dinsdag 6 februari 2018

De emoties lopen hoog op

De vriend van de gezalfde - VI

Als de jongen heenging, zo stond David op van de zuidzijde en hij viel op zijn aangezicht ter aarde en hij boog zich driemaal; en zij kusten elkander en weenden met elkander, totdat het David gans veel maakte.
1 Samuël 20 : 41


In de vorige Bijbelstudie zagen we dat degene zonder Gods belofte aan het hof bleef en dat degenen mét Gods belofte juist zal moeten weggaan. Je zou toch zeggen: ik heb Gods belofte gekregen dus wat kan me gebeuren? Het is juist Jonathan die het gevaar liep om in de plaats van David te worden gedood. En juist híj blijft! Hoe kan dat? Dat zegt iets over het onverzettelijk karakter van Jonathan. Maar ook iets over zijn rotsvaste geloof dat ook daar de HEERE zijn leven in handen houdt. Ook hij kon met zijn God over de muur van Sauls moord­dadigheid springen. Maar als Gods weg niet óver die muur zal gaan, maar juist dóór die muur, dan is het voor hem ook goed. Daarom zullen we hem de komende keer, in het volgende vers, ook zo ­nadrukkelijk horen spreken met David over zijn kinderen. Hij beveelt ze in de handen van de man naar Gods hart.

Dat betekent overigens niet dat dat zonder emoties gaat. De situatie wordt zelfs hyper-emotioneel. En daar is alle ruimte voor. Vriendschap, zelfs onder Gods kinderen, is niet iets rationeels, maar het raakt je hart. Al eerder zagen we dat de harten van Jonathan en van David zich met elkaar verbonden. Ze zijn als het ware één met elkaar. Het benadert de band van het huwelijk. Daarom zijn er sommigen die op een dwangmatige manier deze twee mensen naar voren willen schuiven als boegbeelden van de homo-beweging. We zullen te zijner tijd nog zien dat David die band met Jonathan zelfs omschrijft als “uw liefde was mij wonderlijker dan liefde der vrouwen.” Daar zullen we op dát moment dieper op ingaan.

Voor nu gaat het in de dagtekst om de emotionele kant van hun vriendschap. Jacques Herb zong in 1972 een aanvechtbaar refreintje:
Maar een man mag niet huilen
ook al heeft hij verdriet.
Een man mag niet huilen
als een ander het ziet.
Hij moet alles vergeten
en zich nooit laten gaan!
Nee, een man mag niet huilen,
zelfs geen enkele traan.
Wie maakte de emoties? Zijn die van na de zondeval? Of schiep God de man en de vrouw met hun emoties? Toen God Adam en Eva ter verantwoording riep in het Paradijs, sprak Hij slechts over zweet en smart (pijn). Dat laatste gaat vaak gepaard met tranen. Maar geen van tweeën hebben met tranen van emotie te maken. Of je moet fysieke pijn ook een emotie noemen, maar dat is niet helemaal juist.
Emotie komt voort uit het hart. Boosheid en agressie, zowel als liefde, vreugde, bewogenheid en verdriet. Een lach is een uiting van een stapel(tje) leuke of vreugdevolle dingen; een traan is hetzelfde, maar dan van een stapel(tje) verdriet, teleurstelling, frustratie als ook geroerdheid (bijvoorbeeld door muziek of diepe woorden), vreugde en verlangen (naar iemand op aarde of naar God in de hemel).

Denk nog even terug aan het moment dat Jonathan en David hier, op deze plek, hun plannetje opzetten om duidelijkheid te krijgen over Sauls motieven jegens David. Wat had David al niet met Saul meegemaakt? Zijn leven was al een paar keer bijna afgesneden ­(ondanks Gods belofte dat David koning zou worden! Een met zalf bezegelde belofte nog wel!). En wat had Jonathan niet een moeite gedaan om zijn vader vrij te pleiten bij David, alsmede dat hij David vrijpleitte bij zijn vader. Het beeld van je vader bij te moeten stellen is geen gemakkelijke zaak. Zeker niet als je merkt dat de situatie van nu zo haaks staat op die van vroeger. Je jeugdherinnering aan scherven door de realiteit van het heden.
Jonathan heeft pijnlijk moeten vaststellen dat zijn vader er echt niet voor terugdeinst om mensen die hem in de weg staan uit de weg te ruimen. Zelfs zijn eigen zoon is zijn leven niet zeker. Ten diepste maakte het ook niet uit of Saul nu zijn speer dreigend ophief of ook daadwerkelijk wierp. De motivatie achter de daad was hetzelfde.
Ook David moet nog een sprankje hoop hebben gehad op een goede afloopt. Met welke emotie moet Jonathan tot driemaal toe hebben geroepen “Verder! De pijl ligt véél verder!” tegen zijn jongen! Dat moet hem door merg en been zijn gegaan. Ook door het merg en been van David, daar tussen de struiken. Het was voor David niet voor tweeërlei uitleg vatbaar: hij moest weg! De wegen van Jonathan en hem zouden uiteen gaan. En misschien wel voorgoed. We zullen in een van de komende keren zien dat ze elkaar nog éénmaal hebben ontmoet, maar dat is dan ook wel het enige!

Als de jongen wegrent naar Gibea, naar het paleis, kan David het niet langer meer uithouden. Hij komt tevoorschijn en valt voor zijn vriend en zwager Jonathan neer. Vind je dat geen merkwaardige houding? Hij valt hem niet direct om de hals, maar buigt zich in een waar eerbetoon ter aarde. Ook driemaal. Eerbetoon omdat Jonathan nog steeds de kroonprins is? Of omdat hij zijn leven geriskeerd heeft?
Dan breekt David en Jonathan kan zich ook niet langer meer bedwingen. Ze vallen elkaar om de hals en laten hun tranen de vrije loop. Er lijkt geen einde aan te komen: “totdat het David gans veel maakte”. Een groot geween… Intens verdriet, een uiting van totale leegstroom aan emoties, voor Gods aangezicht. Dat dan weer wel!

maandag 5 februari 2018

De bron van Jonathans toorn en het verschil met zijn vader

De vriend van de gezalfde - V

Toen ontstak de toorn van Saul tegen Jonathan…
Daarom stond Jonathan van de tafel op in hittigheid des toorns…
1 Samuël 20 : 30a en 34a


Een plan bedenken is één; maar het ten uitvoer brengen is nog wat anders! Ik probeer te peilen hoe Jonathan dit moet hebben gezien en beleefd. De eerste dag van het driedaagse maan(d)feest breekt aan. Jonathan heeft zijn lesje van buiten geleerd, maar nu moet hij het nog op een zo natuurlijk mogelijke manier zien te brengen.
In vers 24 wordt bijna klinisch meegedeeld dat David zich in het veld verborg (hij is dus niet echt naar Bethlehem gegaan!) en dat de koning aan tafel ging. Vervolgens worden enkele details beschreven van die feestzaal. Saul zat op zijn gebruikelijke plek ‘aan de wand’. De ene uitlegger noemt dit de ‘belangrijkste plek aan tafel’, een ander hecht iets meer waarde aan deze formulering, die ik graag doorgeef.

Saul kiest vrijwel zeker bewust voor deze veilige plek, met een muur achter zich, zodat daar geen gevaar dreigt. Achterdochtige mensen gaan op een achterdochtige manier te werk om de boel onder controle te houden. Uit deze houding blijkt dat Saul wantrouwend is en ook niet precies weet tot hoe dichtbij het onbetrouwbare is doorgedrongen. Ik zie de speer al binnen handbereik staan.

Het tweede dat opvalt is dat Jonathan opstaat. De een duidt dat als teken van eerbied voor zijn vader. Een ander vult dat in als zou Jonathan zijn plek afstaat aan Abner, de oom van Saul en tegelijk diens krijgsoverste. Waar ging Jonathan dán zitten? Dat staat er niet, maar ik vermoed dat hij een tactischer plek heeft ingenomen, om goed te kunnen zien wat er gaat gebeuren.

Saul heeft direct door dat er een plaats leeg is gebleven. Een snel optelsommetje leert hem dat het David is. Enkele verklaarders leggen de vinger bij Sauls overleggingen en duiden die als kwaaddenkerig. Hij heeft – en dat is eigenlijk een compliment – David als een godvrezend en nauwgezet mens leren kennen en denk dat zijn afwezigheid dus met een of andere verontreiniging te maken zou kunnen hebben. Maar juist dat hij dát denkt, zegt meer over Saul dan over David. Hoopt hij dat David iets onreins zal hebben gedaan of aangeraakt en schept hij daar een zeker behagen in?
Die dag gebeurt er niets. Misschien is dat voor Jonathan wel een beproeving geweest. Zou hij niet gedacht hebben: zie je nu wel, vader heeft niets kwaad in de zin! Dat hij wat gerustgesteld is door deze eerste reactie van zijn vader (of eigenlijk dat er géén reactie kwam, nadat hij opmerkte dat David ontbrak), blijkt wel op de tweede dag.

Opnieuw blijft de plek van David open. Direct richt Saul zich tot zijn zoon Jonathan om hem om opheldering te vragen. “Waar is de zoon van Isaï?” Hij vertikt het om de naam van David uit te spreken. Het is hem als accuzuur in de mond. Innerlijk zal Jonathan op scherp staan; uitwendig speelt hij zijn rol keurig.
Maar hij is amper uitgesproken of zijn vader tiert: “Waardeloze zoon dat je bent! Ik wist wel dat jij de kant hebt gekozen van de zoon van Isaï! Je zet jezelf en je moeder te schande! Geloof me: zolang de zoon van Isaï op de aardbodem rondloopt, zul jij niet zeker zijn van je leven en van je koningschap. Laat hem halen, want hij moet sterven!” (vers 30-31, in de bewoording van de BasisBijbel)
Jonathan reageert niet primair. Hij verdedigt zichzelf niet in eerste instantie, maar neemt het voor David op. Moet je voorstellen hoe furieus zijn vader is! “Waarom zou u hem doden? Wat heeft hij dan gedaan?” De zaal evenwel blijft stil of houdt haar adem in.

Briesend komt Saul overeind en werpt in één granieten beweging zijn speer, die binnen handbereik stond, naar Jonathan. Om hem te doden! Enkele verklaarders willen dit nog nuanceren door Saul de spoor dreigend te laten opheffen, maar het staat er toch echt!
Toen liep Jonathan kwaad weg. Kwaad waarover? Dat Saul die speer naar zijn bloedeigen zoon wierp? Nee, zelfs dat niet. hij is woedend over het onrecht dat zijn vader heeft behekst. Saul kan maar aan één: David moet dood! En heel misschien, we komen dat in de verklaring van Dächsel tegen, is Jonathan ook kwaad op zijn vader over de insinuatie op zijn moeder. Als zou Jonathans moeder vreemd zijn gegaan en een bastaardzoon hebben laten verwekken: Jonathan. Saul erkent hiermee Jonathan niet meer als zijn zoon. En dat is krenkend!
De opmerking van Saul “zoon der verkeerde in wederspannigheid […] tot schande van de naaktheid uwer moeder?” is in oosterse traditie een onterende uitdrukking waarmee Saul zijn vrouw als hoerachtig neerzet en zijn bloedeigen zoon als bastaard. Dieper daaronder ligt de houding: “Mensen, kijk niet naar Jonathan, want wat hij doet heeft hij niet van mij; dit doet hij omdat hij de zoon van iemand anders is”.
De diepste laag van Jonathans verbolgenheid lezen we in vers 34 waar staat: “hij at op den tweeden dag der nieuwe maan geen brood, want hij was bekommerd om David, omdat zijn vader hem gesmaad had.” Je zou nog kunnen denken dat Jonathan het daar over zichzelf had, maar dat is niet zo. De BasisBijbel vertaalt het zo: “want hij was er bedroefd over dat zijn vader David zó behandelde.”
Ondanks deze escalatie neemt Jonathan het niet voor zichzelf op, maar voor zijn vriend en voor God! Niets kan mij scheiden… Let er daarnaast op dat we Jonathan blijven tegenkomen in Sauls nabijheid. Zelfs als Saul David wil arresteren in de wildernis! Om de een of andere reden blijft Jonathan op de plek die hem onterecht uitspuwt!

vrijdag 2 februari 2018

Het plan van Jonathan

De vriend van de gezalfde - IV

Zo zal ik drie pijlen ter zijde schieten, als of ik naar een teken schoot. En zie, ik zal den jongen zenden, zeggende: Ga heen, zoek de pijlen, indien ik uitdrukkelijk tot den jongen zeg: Zie, de pijlen zijn van u af en herwaarts, neem hem; en kom gij, want er is vrede voor u, en er is geen ding,
zo waarlijk de HEERE leeft! Maar indien ik tot den jongen alzo zeg: Zie, de pijlen zijn van u af en verder; ga heen, want de HEERE heeft u laten gaan. En aangaande de zaak, waarvan ik en gij gesproken hebben, zie, de HEERE zij tussen mij en tussen u, tot in eeuwigheid!
1 Samuël 20 : 20-23


Dat plan van Jonathan kennen we wel. Met die pijlen die óf verderop liggen óf juist dichterbij. Verderop betekent vluchten en dichterbij betekent blijven. Maar de vraag is: waarom zo’n ingewikkeld plan? Hij had toch ook gewoon naar de afgesproken plek kunnen gaan om David te vertellen hoe de vlag erbij hing bij zijn vader Saul? Het doet mij allemaal wat erg ingewikkeld aan. En omdat ik Jonathan hoog inschat, moet er dus een reden voor zijn geweest.
Inderdaad had Jonathan alleen kunnen gaan naar deze plek en met David kunnen spreken. Uiteindelijk doet hij dit ook. Toch wil hij er tot op zekere hoogte een getuige bij, die overigens niets voortijdig te weten komt. De jongen, zijn wapendrager, is zijn vertrouweling. Die had hij heel goed het zwijgen kunnen opleggen, bij wat hij van plan was. Het was immers zijn persoonlijke vertrouweling? Toch houdt hij hem maar voor een deel onkundig. Op de een of andere manier, we zagen dat ook gisteren al, houdt Jonathan er rekening mee dat hij deze periode niet gaat overleven. En hij is er zeker van dat David terugkomt. Maar die ‘jongen’, zijn wapendrager, speelt een heel belangrijke achtergrond rol, waar we niet goed uitkomen.

Zou Jonathan deze jongen in dit plan betrekken om hem iets van de situatie te laten zien? Om hem te gebruiken als getuige van een deel van de zaak? Zodat, als David eenmaal aan de macht komt, voor hem de stukjes op hun plaats zullen vallen en dat juist deze jongen zal pleiten bij David voor de kinderen van Jonathan die in dit verbond met David zijn opgenomen? Wie is deze jongen? En komen we hem misschien later ook nog tegen in het leger van David? Het zou kunnen. Jonathan gebruikt deze jongen voor drie dingen:
  • als dekmantel voor zijn missie, om onder het argwanende oog van Saul uit te komen;
  • als getuige, zoals Jezus Zijn discipelen meenam in de Hof van Gethsémané, terwijl ze er nog lang niet alles van begrepen;
  • als afleiding voor eventuele verspieders in de buurt, door de actie er als een echte jachtpartij uit te laten zien had hij drie keer de gelegenheid om de omgeving af te speuren; en toen niemand verscheen was de kust veilig.
Jonathan neemt werkelijk elke voorzorgsmaatregel in acht om David tot het uiterste te beschermen. En David gehoorzaamt hem, ondanks dat hij weet dat hij gezalfd is tot koning! Hij acht zich met al zijn ­recente ­overwinningen en de zalving tot koning niet onoverwinnelijk!
Tenslotte nog dat 23e vers, waarin Jonathan haast dreigende dingen zegt over een eed en over God Die getuige is en zal zijn! Dat element ontbreekt in het voorgaande, maar wordt benoemd in vers 42: “Toen zeide Jónathan tot David: Ga in vrede; hetgeen dat wij beiden in den Naam des HEEREN gezworen hebben, zeggende: De HEERE zij tussen mij en tussen u, en tussen mijn zaad en tussen uw zaad, zij tot in der eeuwigheid.” Het blijkt dat Jonathan met David een verbond voor Gods aangezicht heeft gesloten tot in het volgende geslacht.

donderdag 1 februari 2018

De twee vrienden en het teken van de Ezel-steen

De vriend van de gezalfde - III

Daarna zeide Jónathan tot hem: Morgen is de nieuwe maan; dan zal men u missen, want uw zitplaats zal ledig gevonden worden. En als gij de drie dagen zult uitgebleven zijn, kom haastig af
en ga tot de plaats waar gij u verborgen hadt ten dage dezer handeling; en blijf bij den steen Ezel.
1 Samuël 20 : 18-19

Het lijkt haast wel een jeugddetective. Maar die steen is toch wel een bijzonder ding in dit verhaal. Eerst maar even naar de strekking van dit gedeelte. Jonathan bespreekt zijn plan met David; een plan dat moet worden gemaakt, zodat David en hij los van elkaar kunnen acteren, teneinde de boodschap helder over komt, maar niemand enig risico loopt. Het plan begint met de plaatsbepaling (vers 18-19); vervolgens de uitvoering ervan (vers 20-22) en tenslotte de bezegeling van dat plan (vers 23). Voor deze Bijbelstudie beperken we ons tot de plaats.

De vraag die David had gesteld was (vers 10): “Wie zal het mij te kennen geven, indien uw vader u wat hards antwoordt?” Jonathan had hem aan zijn mouw getrokken en mee naar buiten genomen. Mee naar een specifieke, bekende plek. De Kanttekeningen vertellen dat het de plek is “waar gij en ik gewoon zijn naartoe te gaan, als wij wat heimelijks met elkander te spreken hebben.” Samen een vaste, stille, plek hebben waar de vreugde of verdriet van je hart deelt, is een mooie gewoonte. De binnenkamer is een ruimere plek dan alleen het kamertje in je huis waar je stil met God bent. Het is een unversele plek, waar je Gods nabijheid het meest effectief voelt. Hannah ging naar de tabernakel bij Eli, maar Jezus zocht vaak een plek op de berg. En dat zijn nog plaatsen waar je zélf naartoe wordt getrokken, om stil te zijn met God. Maar heb je ook zulke plekken, of gebieden, waar je het prettig vindt met je hartsvriendin of hartsvriend te praten? Een plek die makkelijk te bereiken is en toegankelijk voor beiden. Het kan zelfs een tafeltje in een bistro zijn. Maar met voldoende privacy, zodat emoties zich onbelemmerd een weg kunnen banen.

De tijd die Jonathan noemt is ‘drie dagen’. Hij spreekt zelfs over ‘uitblijven’. Dus David moet zich gedeisd, buiten beeld, houden. Immers, ze hadden een plan gemaakt, waarbij David het feest van de nieuwe maan(d) zou gaan vieren bij zijn thuisfront. Vandaag de dag is dat sneller te controleren, met mail, sms en whatsapp; of wat dacht je van face-time? Drie dagen moest David zich onzichtbaar maken, maar… in de buurt blijven. Daarna zouden ze elkaar hier zien.

Ondertussen zou de maaltijd in het paleis beginnen, terwijl de stoel, of rustbank, van David leeg zou blijven. “Men zal u missen”, stelde Jonathan geheel realistisch. De andere paleisbewoners zouden hem missen, zoals Davids vrouw Michal. Rare situatie eigenlijk! Ook Jonathans moeder zou hem missen en natuurlijk de hogere militairen en de trawanten, het elitekorps van Saul. Die stonden immers op scherp om bij elke kleine aanwijzing op David aan te vallen.
Maar de belangrijkste persoon die David zou moeten missen is koning Saul. Davids lege plek zou bij hem vragen moeten oproepen, omdat Saul het meest geëerd wordt als iedereen onvoorwaardelijk en van ganser harte gehoor zou geven aan de uitnodiging voor deze maaltijd. Daarover zou hij misschien zijn wenkbrauwen fronsen om vervolgens verbaasd te informeren: “Hé, waar is David eigenlijk? Weet iemand waar hij blijft?” Voor die situatie had Jonathan een antwoord klaar liggen dat David had gedicteerd: “David heeft van mij zeer begeerd, dat hij tot zijn stad Bethlehem mocht lopen; want aldaar is een jaarlijks offer voor het ganse geslacht.” Als Saul verder geen dubbele agenda zou hebben, zal hij natuurlijk antwoorden: “O, goed hoor!”
Maar als hij toch andere plannen met deze maaltijd heeft, en juist David vlakbij wenste om hem uit de weg te gaan ruimen, dan zal hij ziedend zijn, omdat David hem doorzien heeft. Saul zal zich ­opvreten omdat David hem te glad af is en wellicht zal hij nog extra verbolgen zijn omdat hij deze streep door zijn rekening zal wijten aan Gods Geest, die Saul heeft verlaten en David beschermt. Let daarom op hoe hij reageert! Want als hij ‘ontstoken’, zwaar geïrriteerd of ziedend, zal reageren, dan weet je dat hij ‘het kwaad ten volle besloten heeft’. Het kwaad: de moord op zijn schoonzoon en concurrent.

Zouden David en Jonathan niet hebben gerekend met de ­mogelijkheid dat Saul, aangeblazen door satan, Jonathans dubbelrol doorzien heeft? Want je kunt natuurlijk van Saul zeggen dat hij een dubbele agenda had, maar Jonathan had dat in zeker opzicht ook. Al duiden wij dat positief natuurlijk, maar toch. Nee, het lijkt erop dat ze beiden toch uitgaan van die ontmoeting die óf verlossend zal zijn voor beiden, óf een definitief einde zal betekenen van hun contact.
Beiden spreken ‘drie dagen’ af: een periode die duidelijk moet maken hoe de hazen lopen bij Saul. Drie dagen wachten! Je komt die ‘drie dagen’ enorm vaak tegen in de Bijbel: Jacob met zijn gespikkelde schapen bij Laban, de schenker en de bakker bij Jozef in de gevangenis, Esther voordat ze naar de koning ging, Jona in de vis, het volk bij Jezus, Jezus in het graf, Paulus verblind in Damaskus… Drie dagen op Gods antwoord wachten. Weliswaar door de middellijke weg, maar toch Zijn antwoord. Met alle consequenties van dien. Niet halsoverkop, niet in een dolle bui of in een vlaag van ­verstandsverbijstering, maar in zekere zin weloverwogen en duidelijk.
Ook niet passief, lijkt me, al lees ik er niets over. De aanbevolen gebedshouding is dat we ‘wachten’ op (verlangend uitzien naar) de HEERE. En dat wachten moest elders, op een niet nader bepaalde plek gebeuren. Maar na die drie dagen, zo lezen we in vers 19, moest David zo snel mogelijk terugkomen naar ‘deze plek’. Dat is die plek, zagen we gisteren, waar hij eerder zich verborgen had gehouden, toen Jonathan met zijn vader over David sprak. Tóen had Saul nog klip en klaar gezegd dat hij ‘natuurlijk David niets wilde aandoen’.

En daar op die plek staat een markeerpunt, een steen, die de naam ‘Ezel’ draagt. Natuurlijk niet vernoemd naar ons dier, de ‘ezel’. Nee, het hebreeuwse woord ‘ezel’ (het is dus onvertaald gebleven) betekent ‘vertrek’ of ‘weggaan’. Het lijkt erop dat David en Jonathan die steen toen, of drie dagen later, die naam gaven. Want het wordt genoemd een ‘gedenksteen tussen Rama en Nob’. De Kanttekeningen leggen hierbij uit: “bij den steen die den weg aanwijst, dat is, een steen die aan den weg staat en wijst den reizenden man wat weg hij moet ingaan” of “den steen van den gang”. De steen die de wegwijst. Misschien heel eenvoudig een ‘wegwijzer’: linksaf nog 3 kilometr naar Nod, rechtsaf nog 2 kilometer naar Rama… zo iets.
Hier, bij deze steen, vragen ze eigenlijk aan God: “HEERE, wijst U ons de richting aan die we zullen moeten opgaan”. Straks zal blijken wát die richting zal worden. “HEERE, wat wilt U dat ik doen zal?” Echte vriendschappen kennen zulke stenen. Je deelt er je kwetsbaarheid en je vragen. En het kan zijn dat je beiden een verschillende richting zult moeten inslaan. Uiteenlopende wegen. We hebben dat met onze vrienden ook ervaren in 2004, toen de een de PKN in moest gaan en wij de HHK. Maar de vriendschap bleef. Een verschillende roeping, fystiek uiteengedreven, maar… geestelijk bleef er de band.
Het teken van de ‘Ezel-steen’ vormt ook een markeringspunt in je vriendschap. Je kunt er weer naar teruggaan en die momenten herbeleven. Maar vooral Gods zorg en erbarmen samen belijden en bezingen. Stel dat je naar zo’n steen terug moet gaan en er pijnlijk aan wordt herinnert dat je een zondige weg bent ingeslagen! Bekeersteen.