dinsdag 10 november 2015

Geef jij Jezus te drinken?

'Geef mij te drinken' is een bundel van Augustinus
met verhandelingen over het Johannes-evangelie
 
"Jezus zeide tot haar: Geef Mij te drinken.
(Want Zijn discipelen waren heengegaan in de stad, opdat zij zouden spijze kopen.)"
Johannes 4 : 7b-8

Vind je dat nou ook geen vreemde vraag van de Heere Jezus? Die vrouw komt water putten en – dat is niet zo vreemd – Hij vraagt haar om drinken. Maar als ze wat verbaasd is over die vraag, draait Jezus de situatie om en vertelt dat zij juist Hém om water zou moeten vragen. Dat laatste snappen we nog wel, maar waarom eerst die vraag 180° de andere kant op? "Geef Mij te drinken". Wat zou die vraag betekenen? Wat zou die vraag willen uitlokken?

Een vraag om water

De vraag op zich is niet zo vreemd. Er komt iemand die water kan putten. Jezus heeft dorst en vraagt of Hij ook wat mag drinken. Maar nergens in deze geschiedenis komt het zover! De vrouw laat op een gegeven moment de kruik achter en is waarschijnlijk helemaal niet aan het putten toe gekomen. Ze zijn zo in gesprek geraakt!
Jezus vroeg dus ergens om, maar Hij doelde ergens anders op. Wat? Die vraag kwam wel bij me boven, maar ik vond niet zo gauw een antwoord. Wel vond ik een opscherpende visie op deze tekst in een lezing door Henk Binnendijk, voor vrijwilligers in de Gevangenzorg:
"Wat doet Jezus bij de put? Hij was vermoeid van de tocht en bleef zo zitten. “Geef mij te drinken,” vraagt Hij. Hij begint niet te vertellen over wie Hij is. Wat zegt dat over ons? Hoe gaat u de gevangenis is? Ik ben vrijwilliger van Gevangenenzorg en ik kom je iets brengen? Nee, Jezus vraagt om iets te ontvangen. Je gaat als vrijwilliger niet om iets te brengen, je gaat om te ontvangen! Je wilt iets leren van de gevangene. De dorst van Jezus werd gelest door deze vrouw. Dit kan u als vrijwilliger ook overkomen!
De vrouw was niet van plan om iets te zeggen. Ze vroeg zich verbaasd af hoe Jezus zoiets aan haar kon vragen. Ze was verbaasd dat Jezus haar nódig had. Vrouwen vinden het belangrijk dat ze nodig zijn voor een man. Als ik mijn overhemd kwijt ben en ik vraag mijn vrouw waar hij ligt, dan zegt ze dat ik beter moet kijken, maar het doet haar stiekem óók goed dat ik haar nodig heb. De Samaritaanse vrouw was voor iemand nodig. Wij mensen willen nodig zijn. Vrouwen, maar mannen natuurlijk net zo goed."
De vraag van Jezus was dus een opstapje om deze vrouw te ontdekken aan haar eigen dorst. Het bewustzijn werd wakkergeschud: ze had zélf dorst! Maar dat ging via haar eerst opgewekte gevoel dat ze er toe deed, nodig was, telde. En dat tegen de dingen die we gisteren ontdekte in het tijdstip waarop deze vrouw hier komt, maakt deze vies op de vraag wel zeer waarschijnlijk.
Had Jezus dan geen dorst? Ik vermoed van wel. Hij was vermoeid; en dorst houdt daar zeker verband mee. Aan het kruis zal Hij later uitroepen: "Mij dorst!" Me dunkt, Hij zal zeer zeker dorst hebben gehad. Maar er is nóg een dorst die Hij had; daar kom ik bij punt drie op terug.

Een vraag naar bereidheid

Maar vraag je ook eens af wat de vraag van Jezus bij de vrouw losmaakte. Zij komt daar aangelopen en ziet een vreemde man zitten. Als vrouw moet dat een wat onbehagelijk gevoel hebben gegeven. Haar houding wordt op slag gereserveerd, allert op zelfs maar de kleinste aanwijzing dat deze vreemdeling iets kwaads in de zin heeft.
Dichterbij gekomen ziet de vrouw dat de vreemdeling zelfs een Jood is! Ook dat nog! Haast nóg geforceerder zal ze – bewust de put tussen zichzelf en de vreemdeling houdend – de kruik van haar hoofd of schouder hebben genomen.
En tot overmaat van ramp gaat deze joodse vreemdeling ook nog tegen haar praten. Dat is ongehoord – zullen we in een volgende Bijbelstudie zien – maar ook hoogst irritant. Want de vrouw wordt daarmee in de situatie gedwongen iets terug te zeggen óf de vreemdeling duidelijk te maken dat ze niet tegen vreemden/vreemde mannen man spreken.
In het achterhoofd houdend dat deze vrouw al de nodige mannen heeft 'versierd', is het niet zo verwonderlijk dat ze op een gevatte, en later zelfs enigszins uitdagende manier, gaat antwoorden. Maar zover is het nog niet.
Jezus had haar overwegingen al doorgrond. Hij kende haar gedachten (vergeten we dat niet?!). Daarom deze hoogst irritante en onwelkome vraag: "Geef Mij te drinken".
Nog voordat de vrouw heeft kunnen zeggen dat ze toch wel een heel godsdienstige Samaritaanse is en een echte nazaat van vader Jacob, gaat Jezus haar aan de tand voelen over haar bereidheid om zelfs haar 'vijand' te drinken te geven.
Ze kende toch wel de wetten van Mozes? Welnu, in Deuteronomium 10 : 17-19 lezen we:
"Want de HEERE, uw God, is een God der goden, en een Heere der heren; die grote, die machtige, en die vreselijke God, Die geen aangezicht aanneemt, noch geschenk ontvangt; Die het recht van den wees en van de weduwe doet; en den vreemdeling liefheeft, dat Hij hem brood en kleding geve. Daarom zult gijlieden den vreemdeling liefhebben, want gij zijt vreemdelingen geweest in Egypteland."

En dat liefhebben van de vreemdeling gold ook voor je vijanden; dat betekende heel simpel dat ze op Jezus' vraag om drinken, Hem ook te drinken moest geven. En dit is heus het enige gebod niet dat we in de wetten van Mozes tegenkomen, aangaande de vreemdelingen. Jezus polst hier haar bereidheid om Hem te helpen. Hoewel Hij Zelf al wist hoe het er van binnen bij haar voorstond, liet Hij haar naar zichzelf luisteren en kijken. En dat is soms irritant, maar zeer heilzaam; vooral als Hij het doet!

Een vraag uit gedrevenheid

Wat was – ik had beloofd daar op terug te komen – nu die andere dorst van Jezus? Hij vertelt daar Zelf over in vers 34 van dit hoofdstuk: "Mijn spijs is, dat Ik doe den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, en Zijn werk volbrenge." Wat er aan eten en drinken nodig is om een lichaam te onderhouden en actief te houden, zo is er ook in geestelijk opzicht 'eten' en 'drinken' nodig om ons geestelijk leven gezond en krachtig te houden.
Jezus' diepste drijfveer in Zijn komst naar deze aarde is het opzoeken van zondaren, verloren schapen. Hier komt er eentje naar Hem toe, die Hij in Zijn ondoorgrondelijke zondaarsliefde naar Zich toe trekt. Hij had grotelijks begeerd om door haar gelaafd (te drinken krijgen) te worden. Jezus' dorst was haar voor eeuwig te zaligen en Zijn Vader in haar leven groot te maken. Dat was Zijn lust en Zijn leven; Zijn eten en… Zijn drinken.
"Kom maar bij Mij met je zorgen, je zonden. Ik wil ze van je overnemen en dragen aan het kruis! Ik doe niets liever. Ontvang Mijn gerechtigheid en laat deze wonderlijke ruil je tot in eeuwigheid verheugen en verwonderen. Kom maar bij Mij!"
Jezus vraagt ook aan jou: "Geef Mij te drinken." Heb je Hem al te drinken gegeven?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten