dinsdag 24 februari 2015

God maakt er wat van! En ik?


"En hij zeide tot hem: Ga, keer weder; want wat heb ik u gedaan?"
1 Koningen 19 : 20b


www.youtube.com/watch?v=InQ4oay-8vY
Beluister deze video na afloop van de Bijbelstudie


Daar spoedt Maria zich tussen de bruiloftsgasten door naar haar Zoon. "De wijn is op". Een bedisselende moeder; was het misschien de bruiloft van een van haar andere kinderen? Ze voelt zich meer dan andere verantwoordelijk. Of is het dat zij als geen ander een oplossing weet voor het probleem dat zich voordoet: "De wijn is op!" Als ik op die bruiloft aanwezig was geweest had ik haar zeker zien gaan. De mensen om mij heen hadden een hoop drukte gemaakt, dat mij altijd weer in mijzelf doet keren. De druk op je oren vermeerdert je gedachten en je gaat op heel andere details letten. Je ziet de mensen niet alleen maar lachen, maar je ziet ook hóe ze lachten. Je vangt die ene trieste blik op, terwijl de persoon ernaast druk doorratelt. Je ziet een jas scheef zitten, een stukje worst op de grond vallen, een tas op de grond rollen, de rook van een sigaar omhoog kringelen. En terwijl niemand het in de gaten lijkt te hebben, zie je tussen de mensen door, op de achtergrond een gestalte gejaagd zoeken. Je ziet haar ogen en volgt haar blik… Jezus! Terwijl iedereen doorfeest worden twee personen gevangen in jouw blikveld: een moeder die iets fluistert en een Zoon die resoluut antwoord: "Vrouw wat heb Ik met u te doen?" De vrouw verstart een moment, maakt een kleine kniebuiging en keert zich om. Even later zie je haar staan tussen de slaven bij de watervaten, bij de deur. Ze wijst nog even terwijl ze de slaven met een hoofdknik iets aanbeveelt. Dan is ze verdwenen.

Aan deze geschiedenis moest ik denken bij de woorden van vandaag. "Vrouw, wat heb Ik met u te doen?" "Wat heb ik u gedaan?" Elia staat Elisa royaal toe afscheid te nemen van degenen die in zijn huis zijn, zijn ouders, broers en zussen. Er zal aanstonds zelfs nog geofferd en gegeten worden. Er is dus geen enkele haast. Elisa wordt niet gedwongen tot een overhaaste beslissing. "Want wat heb ik u gedaan?" Vreemde woorden, vind je niet?

Wat heb ik u gedaan?

De merkwaardige woorden van Elia brengen ons eerst bij de Kanttekeningen: "Dat is, bedenk wat ik daarstraks aan u heb gedaan. Want het is niet tevergeefs geschied, dat ik mijn mantel op u geworpen heb, en dat God u de genegenheid ingestort heeft om Zijn roeping te volgen." De woorden zijn dus niet gesproken met een toon van "kan mij het schelen" of "ik heb je toch niets gedaan?". Geen ongeïnteresseerde of handen-aftrekkende woorden, maar juist een attendering, een aandacht vragen om goed te beseffen wát er is gebeurd. Elisa, besef goed wat ik daarnet deed. Als ik de profetenmantel van mijn schouders afnam en die op jouw schouders legde, wat het eigenlijk God Die dat deed. En als Hij die symbolische handeling aan jou deed, dan wil dat iets diepers zeggen: Ik maak jou gewillig te volgen, want Ik heb jou uitverkoren om Elia op te volgen. Wat God doet is nooit tevergeefs.
Zo zendt de HEERE Zijn dienstknechten uit, die niet zomaar iets doen. Hun handelen, hun preken en hun onderwijs heeft een diepere bedoeling. Het gaat niet om hun preekkunst, hun spreekvaardigheid of hun humor dan wel ernst, maar om wat de HEERE daarmee doet. Let op! "Wat heb ik u gedaan, gezegd, laten zien, aanbevolen, aangewezen!"

Wat heb Ik u gedaan?

Het gaat dus om wat de HEERE doet. Daarom mag je die vraag van Elia ook verbouwen door het 'ik' met een hoofdletter te schrijven. Dat bracht mij bij Genesis 1. Het woord 'doen' komt namelijk in heel de Bijbel voor. Maar het begint, merkwaardig genoeg pas bij Genesis 1 : 7. Eerst spreekt God en vervolgens brengt Hij scheiding aan. Maar in vers 7 komen we ons woordje 'doen', 'asah' (עֹ֤שֶׂה) tegen in de betekenis van maken: "En God maakte …" Even verderop, in vers 11, zegt God dat het geboomte vrucht gaat 'dragen'. Ook daar staat datzelfde woordje weer. En dan, nadat God de lichten maakten, de wilde dieren tec., komen we in vers 26 dat bijzondere tegen: "En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis…" God doet iets: Hij maakt… En niet zoals al het voorgaande, zonder enig voorbeeld, maar het meest intieme en speciale, de mens, maakt (boetseert) Hij naar Zijn beeld; Hij legt er iets van Zichzelf in. En aan het einde van het hoofdstuk beziet God wat Hij gemaakt heeft… en het was goed!
Ik had er graag bij geweest, toen God aan het scheppen was. Niet omdat ik eraan twijfel of het allemaal wel echt gebeurd is. Ook niet dat ik twijfel of het wel echt in zes dagen is gebeurd. Nee, dat staat voor mij voluit vast. Zes dagen? Heere, U hebt er de tijd voor genomen! U, die sprak en het was er; in een handomdraai van Uw goddelijke handen had U in een fractie van een seconde klaar kunnen zijn met het hele heelal! Nee, ik had het willen zien, toen de HEERE bezig was. Ik had Zijn zorg willen zien, waarmee Hij alles maakte. Het zou met meer voorzichtig maken met de schepping. Het zou me intenser nog doen genieten van de miertjes en de grassprietjes dan ik nu bij tijden al doe. Daar had je toch bij willen zijn, toen God het mos maakt, met al die inimini-bloempjes en steeltjes en takjes – een tuintje op zich! Zoveel details… het duizelt me. "Zie wat Ik gedaan heb", zegt God in de schepping.
En dan, juist in deze lijdenstijd, richt Hij mijn blik op Zijn Zoon. Hoe Hij gewillig kwam om zelfs mij te redden. Hoe Hij die diepe weg van kribbe naar kruis bewust koos om enerzijds Zijn Vader te verheerlijken en anderzijds mij weg te grijpen uit satans macht. En Samen zeggen Ze me: "Sta een ogenblik stil, Mijn kind. Kijk eens, wat heb Ik u gedaan!"


Wat heb ik U gedaan?

Als ik al deze dingen op een rij zet dan is wel duidelijk dat Gods daden om weder-daden vragen. Geen daden die iets verdienen of God gunstig stemmen. De HEERE wil geen offers van ons vanuit slaafse vreze, maar vanuit kinderlijke vreze. Het blijft telkens weer een actuele vraag: Wat deed ik van de HEERE als dank voor wat Hij deed voor mij? Waaruit wordt mijn dankbaarheid zichtbaar? Is dat niet allereerst een hechte, dagelijkse omgang met Hem? En vervolgens een open brief van Christus zijn naar de wereld toe? Maar ook een hartelijke liefde jegens hen die de HEERE reeds vrezen. Tenslotte een diepe bewogenheid over allen die God nog niet dienen en liefhebben. Werk te over! Laat zo je leven biddend als een dankoffer voor Hem zijn.


Elia sprak; "Wat heb ik u gedaan?" Daarin zit een wereld van gedachten en diepten verborgen. Misschien wel dieper dan Elia op dat moment besefte. Zie je hoe belangrijk het is om rustig na te denken over Bijbelteksten? Ze rustig op ons in te laten werken. Zie je ook hoe belangrijk het is om de Bijbel te kennen. Hoe zullen anders lijnen in de Schrift gaan oplichten, als die kennis er niet is? Ten slotte, waar het vooral om gaat in deze lijdenstijd, laat het werk van de Heere Jezus tot diepe verootmoediging brengen en aanbidding van Hem, Die de weg naar jouw hart wilde maken! 


Leer mij, o Heer', Uw lijden

Leer mij, o Heer', Uw lijden recht betrachten,
in deze zee verzinken mijn gedachten:
o liefde die, om zondaars te bevrijden,
zo zwaar moest lijden.


'k Zie U, God Zelf, in eeuwigheid geprezen,
tot in de dood als mens gehoorzaam wezen,
in onze plaats gemarteld en geslagen,
de zonde dragen.


Dit breekt mijn trots. Waar zou ik nog op bogen?
Ik lig in ’t stof, maar God komt mij verhogen,
nu ik van vijand Gods en tegenstander
in vriend verander.


Daar Ge U voor mij hebt in de dood gegeven,
hoe zou ik naar mijn eigen wil nog leven?

Zou ik aan U voor zulk een bitter lijden
mijn hart niet wijden?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten