En Ada baarde Jabal; deze is geweest een vader dergenen, die tenten bewoonden, en vee hadden.
En de naam zijns broeders was Jubal; deze was de vader van allen, die harpen en orgelen handelen.
En Zilla baarde ook Tubal-Kaïn, een leermeester van allen werker in koper en ijzer;
en de zuster van Tubal-Kaïn was Naema.
en de zuster van Tubal-Kaïn was Naema.
Genesis 4 : 20-22
In Parijs staat een bijzonder beeldhouwwerk van de bekende beeldhouwer Landowski. Het toont de drie zonen van Lamech, maar draagt de titel 'Les Fils de Caïn' (zonen van Kaïn). Links de herder Jabal, rechts de dichter Jubal en middenin de smid Tubal Kaïn. Een inscriptie beschrijft hen: "Is dit niet de hele mensheid? De man van de velden, de dichter, de stadsarbeider." In Genesis 4 worden worden de grote innovators van de oudheid getekend. Wat hebben ze ons in 2015 te zeggen en wat wilde Landowski laten zien?
De kunstenaar
Paul Landowski (1875-1961) maakte dit beeld in 1906. Misschien dat op het eerste gehoor zijn naam je niet bekend in de oren klinkt, maar twee beelden van hem ken je vast beter: dat van de vier reformatoren in Geneve (waaraan hij samen met Henri Bouchard van 1909-1917 werkte) en natuurlijk het immens grote beeld 'Christus de Verlosser' in Rio de Janeiro dat hij in 1931 voltooide.Het beeld
De beeldengroep 'Les fils de Caïn', in brons uitgevoerd, is bijzonder gestileerd en maakt een wat dreigende indruk. Dat laatste komt met name door de woeste figuur van Tubal Kaïn, die met de schedel van een os of ram in zijn handen staat. Met deze drie figuren – de herder, de smid en de poëet – meent Landowski de ganse mensheid te hebben samengevat. De zorgzame mens, de noeste arbeider en de kunstzinnige verlichte geest vormen inderdaad drie hoofdtypes in onze wereldbevolking. Je kunt met een beeldhouwer in discussie gaan over zijn gekozen thema, maar dan snap je de kunst niet. Toch sta ik een ogenblik stil bij de betekenis die Landowski – wellicht onbedoeld – in dit kunstwerk legt.Licht en donker
We zagen in de vorige Bijbelstudie dat Ada 'sierlijk' of 'verlicht' betekent en dat Zilla 'schaduw' of 'donkerheid' betekent. Je krijgt bij het huwelijk van Lamech een Yin en Yan gevoel en dat uit zich in zijn vier kinderen. Jabal, de zorgzame herder, en Jubal, de fijnzinnige en kunstzinnige, vormen een duo dat is voortgekomen uit Ada. Haar kinderen hebben een lichte en positieve klank.Hun halfbroer Tubal Kaïn, de zoon van Zilla, bijzonder duister op je afkomend met zijn gezicht verborgen tussen zijn lange haar, geeft inderdaad een beschaduwde indruk. Merkwaardig dat deze persoon een bijzondere plaats inneemt binnen de Vrijmetselarij; er is een geheime groet die zijn naam als sleutel heeft.
En uit de ongewijde bronnen is de persoon van Naëma op erotisch en spiritueel terrein een bijzonder duister personage dat nauwe omgang met de duivel had. Hoe zouden die twee broers, Jubal en Jabal, hebben geleefd naast zulke duistere typen? Is het misschien niet een herhaling van Kaïn en Abel?
Vreemdelingen en bijwoners
Jabal, de man die het 'in tenten wonen' als lifestyle heeft is voor mij een typische figuur van het zwerver zijn op aarde, vreemdeling, temidden van een krom en verdraaid geslacht. En Jubal – er was ooit een opname studio voor christelijke muziek in Sliedrecht die deze naam droeg – is de musicus (meer nog denk ik dan een poëet) die hele andere waardeoordelen aan het leven hangt, dan de noeste arbeider die zich in het zweet zijns aanschijns een slag in de rondte werkt. Hij is de hogersensitieve die kan genieten van vooral veel hoor- en zichtbare kleine dingen. Toch past een poëet ook helemaal in dat plaatje. De mens die uitschieters in zijn gemoedsleven kent en bij wie stemmingswisselingen soms tot bijzondere diepe gedachten en inzichten kan leiden.Was David ook niet zo'n buitenbeentje? Hij hoorde als halfbroer al niet helemaal in de kring van zijn broers thuis. Maar zijn muzikaliteit maakte hem ook tot een gevoelsmens. Gevoelsmensen zijn niet beter dan anderen; ze zijn even zondig in zichzelf en hebben evenzeer vernieuwing van hart nodig dan anderen. Maar… ze leven met een andere levensinstelling.
Vooruitgang en innovatie
Tubal Kaïn is vooral de man van de vooruitgang. Zijn woeste mokerslagen op het aambeeld maakten van hem een ruig type. Op meerdere plaatjes wordt hij als een woesteling getekend. Hij was volgens een ongewijde bron ook degene die slinks gebruik maakte van de grote mond van zijn vader Lamech, toen hij messcherpe werktuigen had gemaakt en zijn bijna blinde vader een speer in handen drukte en naar een woest uitziend monster leidde en liet doorsteken; maar dat bleek voorvader Kaïn te zijn.Het is slechts een fabelachtig verhaal; toch is het opmerkelijk dat zijn naam betekent: 'hij die tot Kaïn leidt of draagt'.
Hij is de man die de vloek van God op Adam – dat hij in het zweet zijns aangezichts zijn brood moet verdienen – probeert te omzeilen. De mens moest de pijn in zijn handen gaan voelen van de zware arbeid. Nee, Tubal-Kaïn gaat werktuigen ontwikkelen die het leven gemakkelijker maken. Die handarbeid lichter maken of zelfs overbodig. Ik denk dat de geest van Tubal-Kaïn op de huidige dag nog te voelen is: automatisering is leuk, maar… wat gaan al die mensen dán doen die nu door ICT-oplossingen overbodig worden gemaakt? De duizenden en nog eens duizenden die op straat zijn gekomen door innovaties en automatiseringen vinden maar moeizaam ander werk. Het lijkt wel alsof de mens meer en meer toeschouwer wordt en brodeloos langs de weg staat toe te kijken. De mens is zichzelf voorbijgevaren en de vooruitgang is de grens van gerief en comfort voorbij. Passie voor werk is zonde van de tijd; het moet snel en eigenlijk vanzelf, want dan levert het geld op. Is dat – zo buig ik de vraag van beeldhouwer Paul Landowski maar om – niet de mensheid van vandaag de dag geworden?
Geestelijke vooruitgang en innovatie
Tot slot de vraag: zit er ook vooruitgang in ons geestelijk leven? Wordt er wel voldoende geïnnoveerd op geestelijk terrein? Worden we dagelijks geïnnoveerd, vernieuwd naar het beeld van God? Gaan we geestelijk vooruit, groeien we in de genade? Of laten we dit soort dingen langs onze koude kleren aflopen? Of… en dat is nog erger… hangen we de verderfelijke theorie aan dat het met een mens nooit iets wordt; dat hij nooit beter wordt maar al meer slechter? Dat lijkt bijbels, maar deze theorie zorgt voor passieve, ongeestelijke christenen.Zeker, we blijven zondaar tot onze laatste snik. Maar we blijven toch in ons huwelijksleven ook niet hangen in een verkeringssituatie? Na het huwelijk groeien we toch meer en meer naar elkaar? Daar zit toch ook groei in? En natuurlijk, daarmee worden we geen betere mensen die zichzelf opwerken naar de hemel. Maar de liefde van Christus groeit toch in ons, die ons naar Hem doet verlangen? En dat verlagen wordt toch met de dag groter omdat Zijn dag nadert? Geef me één goed argument waarom dat niet bijbels zou zijn!