maandag 20 juli 2015

God had Kaïn vervloekt, dus ja, wat kon hij er verder aan doen?

"Zie, Gij hebt mij heden verdreven van den aardbodem, en ik zal voor Uw aangezicht verborgen zijn; en ik zal zwervende en dolende zijn op de aarde, en het zal geschieden, dat al wie mij vindt, mij zal doodslaan."
Genesis 4 : 14

Het feit dat God ons ziet en de wetenschap dat God alles weet wat wij in het geniep doen, verandert een mens niet altijd. Schrik voor het oordeel kunnen we elkaar niet altijd aanpraten. Er zijn er die totaal onbewogen horen dat ze verloren liggen. Er zijn zelfs heel degelijke, maar nog onbekeerde kerkmensen die grapjes maken heel theoretisch spreken over de hel en de duivel, zonder dat het besef is doorgebroken dat de hel hun bestemming is en satan hun meester. Kaïn is er zo een; hij vult de straf heel praktisch in en trekt er zijn eigen conclusies uit en onderwijl schuift hij God de schuld in de schoenen: "U hebt mij verdreven…"

Verdreven

Toen Adam en Eva hadden gezondigd verdreef de HEERE ze uit Zijn hof. Hij versperde de weg, middels een engel, naar de boom des levens. Maar verdreef Hij ze ook van de aardbodem? Nee, ze moesten die nog steeds bebouwen, maar alles zou anders zijn. Het is opmerkelijk dat Kaïn hier datzelfde woord gebruikt, terwijl de HEERE had gezegd dat hij vervloekt was van(wege) de aarde, die Abels bloed had opgeslorpt. De aarde zou hem dus niet welgezind zijn in haar opbrengst van de oogst etc. Kaïn doet net als satan: hij verdraait Gods woorden en vult ze in, zodat er een ander beeld van God ontstaat. Kort door de bocht gezegd: wie verdreven is van de aarde moet zijn heil gaan zoeken op een der planeten. Nu zal het besef en de wetenschap van planeten bij Kaïn nog niet zijn ontwikkeld. Dus, met andere woorden: hij kon nergens meer heen en dat had God gedaan. Geen enkel woord over zijn eigen schuld, maar totale zelfhandhaving. En dat middenin Gods gezicht! De brutaliiteit! Of herken je het in je eigen hart?

Verborgen

Kaïn draaft verder en daar zit hij iets dichter bij de waarheid: ik ben vanaf nu verborgen voor uw aangezicht. Daarmee wordt niet gezegd dat hij nu een veilige plek heeft waar God hem niet meer ziet, maar dat Gods aangezicht voortaan niet meer positief naar hem is gericht. Angstaanjagende werkelijkelijkheid. Immers, zonde roept om straf. God is toch heilig, rechtvaardig en toornend over de zonde? God kan dus nooit meer in genade neerzien op ons. Zo redeneren ook diverse kerkmensen, die even als Kaïn een kind van het verbond zijn. Ze blijven maar ronddolen in de vloek, de straf op de zonde en dat God dat niet door de vingers kan zien. En… zij kunnen nog beter weten dan Kaïn wat de moederbelofte, gedaan aan zijn moeder, inhoudt. Waarom buigen ze niet voor de HEERE en werpen zich net als Benhadad aan nota bene Achabs voeten (1 Kon. 20) omdat hem is verteld dat de koningen van Israël goedertieren koningen zijn (en dat hield verband met de God die zij dienden!)? Nee, ze blijven rechtovereind.
Kaïn noemt dit deel van de vloek 'verborgen zijn van Gods aangezicht'. In het hebreeuws staat het woord aangezicht ook bij aardbodem, het eerste stukje van dit vers: verdreven van het aangezicht van de aarde. Het aangezicht is de ingang waarmee je kunt communiceren. Als het aangezicht van de aarde goedgunstig naar Kaïn is gewend, dan kan hij zaaien en zal de aarbodem zijn vrucht geven. En zo is het ook met God. Als je Zijn aangezicht mag zien, dan is er ook oogst te verwachten (verhoring). Echter, dat is volgens Kaïns woorden niet meer mogelijk. Je kunt, aldus de Kanttekeningen, deze woorden ook uitleggen als dat Kaïn verstoken is van zowel Gods gunst en genade, als ook van Zijn gemeente. En juist dat laatste hebben we al eens aangehaald; dat was de reden waarom hij nog steeds bij de clan van vader Adam is blijven hangen. Nu zegt Kaïn dus dat God hem daaruit heeft verdreven en dat wordt bevestigd door dat zwerven en dolen. Maar… betekent dat dat er voor Kaïn geen genade meer was? Voordat je nu je gretige uitverkiezingsvingers uitstrekt naar deze tekst, luister nog even verder naar dit vers en… probeer nog verder te luisteren naar het vervolg van dit hoofdstuk!

Zwervend en dolend

Als de dichter van Psalm 139 vertelt dat God overal is – al voer hij op naar de hemel of 'bedde' (daalde af) hij zich in de hel – dan is dat voor hem een grote troost. Waar hij zich ook bevindt en hoe zijn omstandigheden ook zijn, God is erbij! Wat staat deze rijke dichter dan in een schril contrast met Kaïn. Die zoekt rusteloos en tevergeefs naar een plek waar God niet is. En hij zal die niet vinden. Overal brengt zijn geweten hem in herinnering dat God er is… om gek van te worden voor mensen als Kaïn.
De woorden zwerven en dolen lijken in het hebreeuws een heel klein beetje op elkaar en qua betekenis overlappen ze elkaar ook: zwerven, fladderen, heen en weer bewegen, wankelen en zelfs droefheid hebben of zich beklagen. Het zijn de voortekenen van de hel zelf. Onrust en aangeklaagd worden. Daar in de hel zul je dat gevoel nooit meer van je weg kunnen slaan. Het zal knagen aan je, het zal je ineenn doen krimpen zodat je je tong verkauwd. Het zal je door de pijn en spijt de tanden doen knarsen, zoals een overwonnen koning doet die onder de voeten van zijn overwinnaar ligt.
Augustinus zei: onrustig is het hart, tot het rust vindt in U, o HEERE. Ik zou, als je iets van Kaïns gemoed herkent, die woorden maar eens serieus overwegen. Augustinus had een leven achter de rug dat tamelijk rumoerig en turbulent was. De zonde trok hem vele malen meer dan het vrome gedoe van zijn moeder. Hij dacht, door afstand van haar te nemen en weg te reizen, ook van dat onrustige gevoel af te kunnen zijn. Maar niets was minder waar. De gebeden van zijn moeder bereikten wel niet zíjn oor, maar wel dat van de HEERE. En de HEERE wist Augustinus te vinden. Zijn moeder kende God wel; en ze wist dat een kind van zoveel gebeden niet verloren kón gaan. De HEERE werd geëerd door zo een groot geloof en Hij maakte dat Augustinus tot op de huidige dag (door zijn geschriften) dienstbaar is voor Zijn kerk!

Vindend

Het laatste woordje uit de tekst dat we willen overdenken is 'vindend'; al wie mij zal vinden, zal me doden. Je mag ook lezen: alles wat mij zal vinden zal me doden. Dat sluit dus de hele schepping in, tot aan – bij wijze van sprekenn – vlees etende planten toe. Het geeft iets weer van het effect in Kaïns hart. Hij voelt zich vogelvrij en tussen de regels door beluisteren we daar een verwijtende toon in. Hoe beschamend is die grote mond voor Kaïn, als hij de woorden van de HEERE in het volgende vers zal gaan horen! Al vrees ik dat hij het als een nukkige tiener heeft aangehoord. Blind voor de essentie van die woorden en doof voor de lokkende klank in Gods stem.
Hij gaat ervan uit dat de haat die in zijn eigen hart als een fel vuur woedde, ook in het hart van zijn clan-genoten zal ontbranden. En het is waar, we leren heel dogmatisch dat de mens enke geneigd is God en zijn naaste te haten (al vraag ik me in alle ernst af of de mensen die deze woorden zo rap en vanzelfsprekend in de mond nemen de betekenis van die woorden werkelijk kennen!). Maar er zijn toch mensen, wier geliefden zijn vermoord, die tóch bidden met een volkomen hart voor de moordenaars. Er zijn vandaag de dag al veel voorbeelden van vervolgde christenen die lijden onder IS of Boko Haram, die oproepen doen christenen in het westen om toch vooral te bidden voor deze moordenaars, opdat hun ogen open gaan. Zo'n houding houdt Kaïn helemaal niet voor mogelijk. Zo zie je dat een fout beeld van God ook een fout beeld van de naaste kan geven. En dat we daardoor alleen maar meer zwervend en dolend worden. Daarom, bekeer je en val deze goede God aan de voeten. Roep om een beter zicht op Hem, zodat er ook een beter zicht op de naaste en een beter zich op jezelf komt. Dan is er van zelfhandhaving geen sprake meer, maar van barmhartigheid, zelfopoffering en weldadigheid. En dat zijn zaken die anderen om je heen die nog onbekeerd zijn, zien en merken, waardoor zij ook een goed beeld van God krijgen!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten