"En de HEERE zeide tot Kaïn: Waar is Habel, uw broeder? En hij zeide: Ik weet het niet; ben ik mijns broeders hoeder?"
Genesis 4 : 9
"Weet ik veel…" Schouderophalend zat hij tegenover me. Geen zin om ergens over na te denken. Geen zin om te geloven. Vragen waren lastig. Hij liep al haast weg, toen ik zei: "Maar als jij net als een struisvogel je kop in het zand steekt en doet alsof God niet werkelijk bestaat, daarmee wis je het bestaan van God niet uit. Dat is toch erg kortzichtig? Denk je er niet verder over na, dat je Hem ooit gaat ontmoeten?" Even moest hij nadenken. Glimlachte verlegen, omdat hij er geen antwoord op wist, maar… draaide zich om en liep weg. Ik keek hem na met pijn en een gebed tegelijk.
Gods verborgen omgang
Zoals ik me verbaas over het feit dat God aan Kaïn zwijgt over het offer, zo verbaas ik me over de manier waarop God Kaïn hier tegemoet treedt. Zo schijnbaar onwetend. Ik vraag me af in hoeverre Kaïn God kende. De manier waarop hij met Hem spreekt in deze geschiedenis verbaast me zeer. Bijna platvloers en banaal. De manier waarop Adam en Eva in de Hof van Eden met God omgingen lijkt haast even 'vriendschappelijk' te zijn voortgezet na de zondeval. De min of meer intieme omgang met God moeten de kinderen van Adam en Eva van hun ouders hebben geleerd. Zo deden vader en moeder dat en zo leerden de kinderen dat ook. Ze praatten met God en brachten Hem offers, waardoor het spreken met Hem mogelijk was.
Hier in onze tekst zoekt God Kaïn op, zonder dat daar anderen bij zijn. Kaïn loopt van het veld naar huis, of… en dat is natuurlijk ook mogelijk… hij is al een hele tijd doorgelopen na zijn moord. Zoals David doorleefde na de moord op Uria. God liet hem dan misschien een tijdlang zijn gang gaan, totdat Hij op een onverwachts tijdstip in actie komt en een min of meer verborgen omgang zoekt, die Kaïn al geruime tijd niet meer had aangedurfd. Elke offer dat hij daarna no zou brengen, zou hem herinneren aan de moord. Elke oneffenheid in het landschap zou hem herinneren aan het graf van zijn broer. Elk familielid zou hem herinneren aan dat ene familielid dat door de voor de mens nog zo onbekende dood was weggenomen. Geen verborgen omgang van Kaïn met God. Waarschijnlijk ook niet meer dan wat vormendienst…
Gods openbare omgang
Maar er was nog iets verborgens in Kaïns omgang. Hij sprak niet over zijn geheim: de dood van Abel. Hij deed of zijn neus bloedde en er geen vuiltje aan de lucht was. Verborgen, dat moest het maar blijven. God dacht daar anders over en ging nu dit weggestopte feit openbaar maken. Wat Kaïn graag tot een verzwegen familiegeheim wilde maken, maakte God tot gespreksonderwerp nummer 1.
"Kaïn: waar is je broer?" "Weet ik veel…" Kaïn voegt daar nog een onhandig argument aan toe: "Ben ik mijn broeders hoeder?" Hoeder, shamar, is een woord dat wachthouden, behoeden, in de gaten houden, beschermen inhoudt. Een veelzijdig woord dat precies paste bij de functie van de toenmalige eerstgeborene. Hij was de verantwoordelijke voor zijn broer. Jazeker! Dom argument dus. Hij zou moeten weten waar zijn broer was en hij zou moeten weten of zijn broer lekker in zijn vel zat en of het hem aan iets ontbrak. Beter nog, hij zou naar eer en geweten moeten kunnen zeggen dat het zijn broer aan niets ontbreekt en dat hij zich goed en veilig voelt onder zijn broers bescherming. Niets is minder waar helaas.
We leven thans in een totaal andere tijd. Een beetje omzien naar elkaar kan zeker geen kwaad, maar onze cultuur zit niet zo in elkaar dat we inmening van broers of zussen dulden, wanneer we volwassen zijn geworden. Er zijn plenty voorbeelden van broers en zussen die elkaar met raad en daad bijstaan; dat is wat anders. Maar gebemoei is bepaald ongezond in onze cultuur. Zeker in de hollandse bemoeizuchtige cultuur. Tegenwoordig worden we ook vooral gepushed om zelfstandig te zijn en onze eigen zaken te regelen. Privacy. Tot op zekere hoogte is dat een goede zaak al wordt het wel wat overdreven en ook onwaarachtig opgeblazen tot een must! Maar het is zeker waar dat een gezinslid, wanneer hij of zij boven de dertig is toch zeker zelfstandig zijn mening over zaken mag vormen. Wanneer de kinderen het huis uit zijn kunnen ouders niet blijven bemoeien met hun doen en laten. We moeten ook leren loslaten. Dat is heel gezond. Dat maakt onze cultuur wel wat verschillend met die uit de Bijbeltijd. En wanneer we op volwassen leeftijd de wet nog zouden krijgen voorgeschreven over hoe we moeten doen en denken, dan is er wel wat mis in de familieverhoudingen. Dan wordt het volwassenzijn niet echt serieus genomen en liggen tal van relationele problemen op de loer. Hoeveel huwelijk zijn kapot gegaan doordat moeders zich bleven bemoeien met de beslissingen van hun dochter? Het zijn ook vaak moeders die deze problemen veroorzaken; soms zijn het ook onvolwassen vaders die hun kinderen niet kunnen loslaten en soms zelfs de rollen omdraaien door kind te spelen en hun kinderen in de ouderrol drukken!
Gods kwetsbare omgang
Terug naar de conversatie van Kaïn en God. De toon in zijn woorden stuitte me tegen de borst. Kaïn! Je weet toch wel dat je zo niet tegen de HEERE spreekt. En Kaïn, je weet toch wel dat God alles weet? Hij vraagt je hier naar dingen die Hij toch op het allervolmaakfst weet? Ik snap Kaïn eerlijk gezegd totaal niet. Hij is toch niet zo onnozel, dat hij onweten is van Gods alwetendheid?
Hij, die God zo scherp doorhad, in zijn aannemen van Abels offer en negeren van Kaïns offer, moet toch zeker hebben begrepen hoe God dacht? Hooguit verwrongen, maar zeker niet onnozel.
Met deze manier van communiceren maakt Kaïn Gods omgang tot een gekwetste omgang.
Zeg eens: zijn er dingen in jouw leven die de omgang met de HEERE tot een kwetsbare of zelfs gekwetste omgang maakte. Dat is bloedlink. Maak jezelf eerlijk voor God; haal het zand uit je ogen; klop op je slapen en ontwaak uit deze merkwaardige droom van zelfverblinding. Want je kunt God niet negeren door 'Kweenie' tegen Hem te antwoorden, als Hij je iets vraagt. Hij wil gewoon van jou het antwoord horen dat Hij allang kent! 'Waar is je hart?"
Geen opmerkingen:
Een reactie posten