"En Kaïn ging uit van het aangezicht des HEEREN;
en hij woonde in het land Nod, ten oosten van Eden."
Genesis 4 : 16
Toen Abram 99 jaar was verscheen de HEERE aan hem en gaf hem deze opdracht: "Ik ben God, de Almachtige! Wandel voor Mijn aangezicht, en zijt oprecht!" Wat een geweldig rijke zegen en veiligheid moet dat voor hem zijn geweest, naast het feit dat hij dit bevel zelf onmogelijk kon houden. Hij had de Heere dus elke dag nodig. En toen Corry ten Boom haar leven van na de gruwelijke oorlog beschreef, gaf ze haar boek de titel 'Zwerfster voor God'. In die titel heeft het woordje 'voor' niet een plaatsbepalende pbetekenis, maar een dienstverlenende: ten behoeve van. Deze twee kinderen van God waren zwervers op aarde. Was Kaïn ook zo'n zwerver?
Op zoek naar een huis
We lezen in de dagtekst dat Kaïn uitging van het aangezicht van de HEERE. Hij trok de wijde wereld in. Maar niet zoals de jongste zoon uit de gelijkenis dat deed. Die had een bult geld op zak en ging een groots feest bouwen ter ere van de vrijheid die hij zichzelf had verworven. Nee, Kaïn is zich terdege bewust van de ongewisse toekomst die hij tegemoet gaat. Hij is de bescherming van thuis kwijt. De veiligheid die hem daar altijd was geboden, de zorg van zijn vader, die inmiddels al bijna 130 jaar was en van zijn jongere broers en neefs zijn met de doodklap van Abel opeens een bedreiging voor hem geworden. Hij is daar zijn leven niet zeker, maar overal waar hij zal heentrekken is hij ongewis van zijn veiligheid! En dat onveilige gevoel wordt allereerst veroorzaakt door zijn geweten, dat de gevaren uitvergroot, omdat het hem telkens weer herinnert aan de dood van Abel, zijn broer.
Waar moet hij heen? De tekst zegt dat hij naar het oosten trekt en zich vestigt in het land Nod. Nu ben je misschien, net als ik, geneigd om dat land te traceren op de huidige wereldkaart, bijvoorbeeld in Iran of India. En dat zou best kunnen, maar laten we eens goed kijken naar die naam Nod. Dat hebreeuwse woordje komt namelijk ook voor in een tekst die we al gehad hebben: vers 12 'dolen'. Nod is het land dat wordt geïdentificeerd met ronddolen. Of – en dat kan ook – het is het land dat hij al dolende heeft gevonden. Het kan zijn dat Kaïn die landstreek deze naam heeft gegeven, al vermoed ik dat hij het woord 'dolen' zal hebben vermeden, om zijn geweten tot stilte te brengen.
En – dat moeten we ook beseffen – er staat dat hij uitging ván het aangezicht van God. Als het ware lijkt hij toch weer wel een beetje op de jongste zoon: Kaïn rende weg van God, maar de HEERE bleef op de uitkijk staan. Zou Kaïn nog wel eens hebben omgekeken? Een ding is wel helder, hij ging niet alleen. Hij nam zijn vrouw en wellicht ook zijn oudste kinderen mee, die inmiddels waren geboren. En als kleine, nieuwe stam, trok hij oostwaarts. Waar Adam en Eva na hun val zich hadden gevestigd weet ik niet. Ze werden aan de oostkant de Hof van Eden uitgezet en waren wellicht in de nabijheid neergestreken en gesetteld. Maar ik vermoed dat ze iets meer noordwestwaarts waren getrokken. En daarmee lijkt het dat de HEERE in onze tekst laat zien dat Kaïn de Hof van Eden nog is gepasseerd. Wellicht ook heeft hij er de engel nog zien staan. De weg naar de Boom des Levens was dicht en daarom vluchtte hij verder naar het oosten. Misschien wel hopend dat die engel, aan het begin van de Hof, hem zou beschermen tegen zijn familieleden die wellicht op wraak uit waren. Uit puur bijgeloof wel te verstaan!
Op weg naar een huis
In de volgende verzen zal blijken hoe Kaïn er een mooie plek heeft gevonden, waar hij een nieuw bestaan opbouwt. Hij bouwt hutten voor hem en zijn kinderen. Hij bouwt er een pallisade omheen, ter bescherming tegen indringers en wilde dieren. Maar we lezen nergens dat hij en zijn gezin er de HEERE bleven nodig hebben. Met al zijn bravour moest hij het zonder het aangezicht van, het werkelijke contact met, de HEERE doen. En dat is met recht een zwervend bestaan in het doolhof van Nod.
Kaïn bouwde zichzelf een stad, maar zocht niet de stad die fundamenten heeft. Hij wijdde zijn leven al helemaal niet – net als Corrie ten Boom – aan het koninkrijk van God. Hij zocht zich een huis en bouwde zich dat. Hij verlangde er niet naar dat Gods ogen dag en nacht over dat huis waren.
Abram en al Gods kinderen zijn zwervers. Ze zijn vreemdelingen op aarde en voelen zich hier niet thuis. Ze zijn niet uit op zelfmoord om maar zo snel mogelijk in het hiernamaals te zijn. Nee, ze kennen hun taak hier op aarde en wandelen voor Gods aangezicht. Ze zijn zich bewust van Zijn blik en doen niets liever – ondanks de zonde waarin zij dagelijks vallen – dan God eren, loven, dienen en prijzen. Herken je dat in je eigen leven?
Vandaag is het zondag; in het bijzonder de dag van de HEERE, waarop we alle tijd hebben voor Hem. We luisteren naar Zijn stem in Zijn huis, zingen tot eer van Hem en zoeken in onze gebeden Zijn genadetroon. Daar, bij God, ligt ons Vaderland. Daar horen we thuis. En onderweg daarheen maakt de een tenten, een ander klompen, schrijft de ene blogs en maakt de ander prachtige muziek en spreken we goed van Hem tegen ieder die het maar horen wil. Sporen we medechristenen aan om vol te houden of – als ze afgedwaald zijn – zich weer te bekeren tot de HEERE en roepen we buitenstaanders op: "Kom ga met ons en doe als wij!"
We zijn vreemdelingen hier en kunnen niet met alles meedoen, maar we zijn niet wereldvreemd, want we volgen gespannen de ontwikkelingen in de wereld en zijn gespitst op Christus' voetstappen; Hij komt om de aarde te richten… Daarom is er haast in het oproepen tot bekering. Daarom roepen we medechristenen op om toch vooral voldoende olie in de lampen te hebben, want de Bruidegom komt en zal ons thuisbrengen!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten