woensdag 15 maart 2017

Lijdenstijd 2017 - Aanbidding of offer?

"En Abraham zeide tot zijn jongens: Blijft gij hier met den ezel, en ik en de jongen zullen heengaan tot daar; als wij aangebeden zullen hebben, dan zullen wij tot u wederkeren.
Genesis 22 : 5
 
Aanbidding is offer en offer is aanbidding

"Blijf bij hier met de ezel…" Ooit hoorde ik over een schoonhovens predikant die ruim een eeuw geleden afscheid preekt met die tekst. Toen hij 'gij' zei knikte hij naar de kerkenraad en toen hij 'ezel' zei, knikte hij naar zijn collega met wie hij totaal niet kon opschieten. Ze zouden nog bijna 15 jaar met die achterblijvende predikant blijven zitten. Als ik deze tekst lees, moet ik altijd weer aan die anekdote denken.

Niettemin is de tekst van een totale andere ingrijpendheid. En waar ik door ben getroffen is de dingen die Abraham tussen de regels door zegt. Iets van zijn innerlijk gloort naar buiten. Iets van Hebreeën 11 lijkt zichtbaar te worden. Opnieuw wil ik er ook de heilsgeschiedenis van onze Heere Jezus Christus naast leggen. Kijk maar eens mee.

Heengaan tot daar…

De opdracht die Abraham kreeg was dat hij zijn zoon moest offeren. Aldoor lijkt Abraham te hebben gezwegen; hooguit wat spaarzamelijke instructies te hebben gegeven, maar niet meer dan dat. Nu echter is hij iets spraakzamer. Er klinkt een bevel: "Blijven jullie hier bij de ezel!" Blijkbaar is er óf één ezel in het spel óf doelt Abraham hier enkel op zijn eigen ezel (maar… waarom zwijgt hij dan over de ezel van Izak?). Vermoedelijk diende de ezel slechts als 'bagagekarretje' of 'lastdier' en werd de tocht geheel te voet afgelegd.
Vervolgens wijst hij schuin omhoog, naar de plaats waarvan hij weet dat God daar op hem wacht. Het is verder dan een steenworp afstand vermoed ik, maar toch. In Mattheüs 26 : 36 lezen we eenzelfde lijn: "Toen ging Jezus met hen in een plaats genaamd Gethsemane, en zeide tot de discipelen: Zit hier neder, totdat Ik heenga, en aldaar zal gebeden hebben."
Nadat Hij negen van zijn discipelen heeft achtergelaten, neemt Hij er drie mee. Dan begint Zijn emotie ook zichtbaar te worden, de angst voor de toorn van Zijn Vader en de scheiding die er zal zijn tussen Hem en de Vader! "En […] begon Hij droevig en zeer beangst te worden. Toen zeide Hij tot de drie vertrouwelingen: Mijn ziel is geheel bedroefd tot den dood toe; blijft hier en waakt met Mij." Abraham geeft niet zo'n instructie: "blijf hier en bid met mij". Hij zegt slechts: "Wij zullen daar aanbidden."
Vader en zoon zullen heengaan tot aan die plek daar. Abraham wist precies waar hij zijn moest. Hij zoekt niet eerst het gebed om licht en kracht, maar gaat door. Zo ging het ook op de reis vanuit Ur. De tussenstop in Haran had hem het leven van zijn vader gekost. Geen oponthoud maar onvoorwaardelijk gaan tot het einddoel is bereikt. Dat is een wijze les voor elke pelgrim die op weg is naar het Nieuw Jeruzalem. Soms klinkt Gods stem ter aansporing: "Haast u, om uws levens wil!" Soms ook is het zien van het reisdoel voldoende om gaande te blijven. Doorgaan, levend vanuit het volbrachte werk van Christus "totdat wij eindelijk onder de gemeente der uitverkorenen in het eeuwige leven onbevlekt zullen gesteld worden."

Wederkeren

De grootste geloofsmoed komt openbaar als Abraham het woord 'wederkeren' in zijn mond neemt in combinatie met het woordje 'wij'. Misschien wel duizendmaal heeft Abraham zich het moment voor de geest proberen te toveren dat hij 'alleen' weer terug zal moeten keren tot Sara, zonder Izak! Maar dwars door die spookbeelden heen – die toch de meest aannemelijke realiteit zullen zijn – zegt hij: "Blijf hier totdat wij allebei weer terug zijn bij jullie". Niemand ging er verder nog mee. Dus wat Abraham ook zal hebben gedacht en geloofd, hij sprak de verwachting uit dat hij niet alleen zou terugkeren. En het woordje 'wij' laat zich niet anders uitleggen dan dat dat én Abraham én Izak zal zijn.
God had hem op geen enkele wijze een hint gegeven die sprak van een escape in deze verzoeking. Nergens lees ik dat Abraham gaat pleiten bij God, zoals hij dat wel deed voor het goddeloze Sodom, vanwege zijn neef Lot. Abraham is gegaan en spreekt – hoe zullen die woorden geklonken hebben? – van een gezamenlijke terugkeer. In de komende verzen zal meermalen de nadruk worden gelegd op het feit dat 'die beiden samen' gingen. Een soort dubbelop om het accent nog verder aan te zetten.
Vreemd dat Abraham reeds zónder belofte deze belijdenis doet. Terwijl de HEERE zoveel beloften heeft gedaan waar kerkmensen niets of nauwelijks iets mee doen. Hoevelen twijfelen bijvoorbeeld aan het feit dat Jezus eens zal wederkeren? Hij heeft het wel gezegd, een belofte gedaan (en Zijn woorden hebben altijd de lading van een eed in zich), maar rekenen we er ook mee? Roepen we ook om Zijn terugkeer? Gaat ons verlangen naar Hem uit?

Aanbidden of offeren?

Nog één ding viel me op: Abraham spreekt hier niet over 'offeren' maar over 'aanbidden'. In het kader van die twee woorden vond ik een mooie eye-opener:
„We kennen allemaal wel van die dagen waarop God zo ver weg lijkt. David wilde aanbidding van God daar niet afhankelijk van laten zijn: ‘O mijn ziel, wat buigt g’u neder, waartoe zijt g’ in mij ontrust; zoekt het oud vertrouwen weder: zoek in ‘s Hoogsten lof uw lust’, (Ps. 42 berijmd). Daarom ligt in het onderwijs over aanbidding het accent deels op offeren (‘Wie lof offert, eert Mij en baant de weg dat Ik hem Gods heil doe zien’, Ps. 50:23.) De eerste keer dat het woord aanbidding in het Oude Testament wordt gebruikt, is in Genesis 22: Abraham die Isaäk gaat offeren. Wíj zeggen dat Abraham in gehoorzaamheid de berg opging om te offeren, maar Abraham zei dat hij met Isaäk de berg opging om te aanbidden (vs. 5). Dat is uitermate moeilijk. Maar hij maakte de keuze om God te aanbidden met zijn gehoorzaamheid. Eenmaal boven op de berg voorziet God en leert Abraham dat gehoorzamen, offeren en aanbidden de toegang vormen tot Gods voorziening. Dat leert ons dat God aanbidden een levensstijl, een keuze is. Omstandigheden veranderen, maar de Here blijft altijd Dezelfde. Hij is voortdurend onze aanbidding waard. Het leven van een gelovige, van een aanbidder, moet gebaseerd zijn op geloof. Maar als je je realisme baseert op je gevoelens of op omstandigheden, of op zintuiglijke waarneming, kom je tekort. We kúnnen God niet behagen zonder geloof. Daar mogen we veel meer vanuit leren leven. Je kunt financiële noden hebben. Leven we dan vanuit wat onze bankrekening ons vertelt, of durven we te geloven dat God Degene is Die zal voorzien? God wacht tot we Hem leren durven vertrouwen en gaan handelen vanuit geloof. Hetzelfde geldt voor het aanbidden van Jezus. Laten we dat afhankelijk zijn van gevoel of omstandigheden, of eren we Hem op basis van Wie Hij is? Dan is er altijd reden om Hem te aanbidden. Niet-christenen hebben vijf zintuigen, christenen hebben er één extra: geloof (Hebr. 11:6).“

Geen opmerkingen:

Een reactie posten