maandag 27 maart 2017

Passief en actief geloof

"En zij kwamen ter plaatse die hem God gezegd had, en Abraham bouwde aldaar een altaar; en hij schikte het hout, en bond zijn zoon Izak en legde hem op het altaar boven op het hout."
Genesis 22 : 9





Gisteren in de dankzeggingsdienst op het Heilig Avondmaal vroeg de predikant zich af of de Heere Jezus iets zou hebben geuit van de pijn die Hij leed, toen Hij werd gekruisigd. Bebloed vanwege de geseling, was het geronnen bloed gaan vastzitten aan de purperen spotmantel. Deze werd Hem van de rug gerukt, waardoor de rug werd opengereten en zo werd de Heere Jezus naakt op het hout gespijkerd. Foltering ten top! Hij voor mij… hoe indringend juist op een Avondmaalszondag!

Als ik in deze tekst Izak beschouw, hoor ik hem evenmin geluid of protest maken. Het uiten van pijn is eigenlijk een protest tegen de foltering. Je maakt geluid om uiting te geven (een vocale uitweg te zoeken) voor de felle energiestoot die de pijn is, veroorzaakt door de verwonding die wordt aangebracht. Wie zou daar iets tegen hebben? Zou jij het iemand verwijten, als hij geluid maakt, wanneer er spijkers door de zenuwbanen in zijn polsen worden gejaagd?
Ik herinner me het moment waarop de drain uit mijn buik moest worden getrokken, na een galoperatie. "Dit is even niet leuk," zei de zuster. Ik moest een hap lucht nemen en op mijn tanden bijten; ik was op het ergste voorbereid, maar toen ze de drain in haar handen had vroeg ik verrast: "Was dat het?" Misschien was ik teveel op iets ergs voorbereid… kleinzerig als mannen kunnen zijn. Maar dat staat in zo'n onmetelijk contrast met de stilte op Golgotha als Jezus wordt gekruisigd. Laat staan dat ik verwacht dat Hij nog tot zevenmaal een woord van erbarmen en genade spreekt terwijl Hij aan eigen gewicht hangt aan de spijkers in het kruis.

Die beiden gingen tezamen

Wat in de tekst allereerst opvalt is dat Izak en Abraham gezamenlijk aankomen op de precieze plek die God had uitgekozen en aan Abraham had gewezen. Tot zover kun je spreken dat ze samenop gingen. Van Izak lezen we op geen enkele manier dat hij met tegenzin kwam; hij wist tot dat moment nog niet wat hem te wachten stond. We zouden het eerder dan ook van zijn vader verwachten dat er tegenzin in hem opkomt. Toch lezen we ook dat niet.
Toen de wijzen uit het oosten naar IsraĆ«l kwamen om de geboren Koning der Joden te aanbidden c.q. te verwelkomen, werden zij 'gaande gemaakt' door een ster en vlakbij Bethlehem bevestigd door een ster. We lezen dat ze verblijd werden toen ze die ster weer zagen, die ze herkenden uit het oosten. Een dergelijk teken moet er van de hemel zijn geweest, om Abraham duidelijk te maken waar de offerplaats precies was. Waarschijnlijk heeft Izak die engel niet gezien, maar Abraham wel. We lezen in vers 11: "Maar de Engel des HEEREN riep tot hem van den hemel…", alsof het een bekende – weliswaar nog niet genoemde Aanwezige – was in de geschiedenis. En iets moet Abraham in die verschijning bemoedigd hebben. Als keek de engel toe hoe Abraham te werk ging en met hoeveel toegewijdheid aan God. Bedenk dat de Engel des HEEREN veelal wordt gebruikt voor God de Zoon! Hij kijkt toe, hoe Izak bijna de weg gaat die Hij Zelf eeuwen later tot het einde zal gaan afleggen!

Die beiden gingen alleen

En hier zal het moment zijn aangebroken dat Abraham openheid van zaken geeft aan Izak. Ik lees niet van geroep, gehuil of een rennende Izak, de berghelling af richting de beneden wachtende knechten: "Help! Help! Mijn vader is gek geworden! Hij wil me doden!" De Kanttekenaren schrijven hier een tere uitleg en attendering bij: "Merk hier de bijzondere lijdzaamheid en gehoorzaamheid van Izak, die zonder twijfel van zijn vader daartoe tevoren was overreed."
Ook Izak is gewillig gemaakt. Wie zou het hem nadoen? Genade! En dan gaat vader Abraham aan het werk. Zou Izak hem nog geholpen hebben bij het stapelen van de ruwe, ongelijke stenen? Bij het sorteren van het hout? Bij het aangeven van de touwen? In de tekstwoorden zie ik alleen een actieve Abraham. Izak is de passieve. We lezen dat Abraham zijn zoon vastbond. Opnieuw de Kanttekeningen: "Gelijk de beesten ter offerande aan hun vier voeten gebonden worden, alzo heeft Abraham zijn zoon Izak aan handen en voeten gebonden (zoals enigen menen), omdat het Hebreeuwse woord van de offeranden gebruikt zijnde zulks dikwijls betekent." Bedenk dat ook Jezus Christus aan handen en voeten bevestigd is geworden aan het hout van het kruis!

Lam Gods, dat zo onschuldig,
zo moedig en geduldig,
aan 't schand'lijk kruishout lijdt,
verdienen niet mijn zonden
die striemen en die wonden?
Ja 'k weet, dat Gij onschuldig zijt!

Niet Gij, neen ik moest sterven
en 's Vaders liefde derven
in eindeloze pijn!
Toen sloegt G' op mij uw ogen
in godd'lijk mededogen,
en wildet mijn Verlosser zijn.

Gun, dat 'k U dankbaar nader,
o Midd'laar bij de Vader.
Wat is uw liefde groot!
Gij wildet mij hergeven
het eeuwig, hemels leven,
en stierf daartoe die wrede dood.

O Godslam, nooit volprezen,
leer mij de zonde vrezen,
waarvoor Gij stierft aan 't kruis!
Deel mij uw zaal'ge vrede,
ja, deel m' uw hemel mede
en leid mij eens in 't Vaderhuis.
Tot slot nog een opmerking van de apostel Jacobus over dit gebeuren. In hoofdstuk 2 van zijn zendbrief schrijft hij in het 21e vers: "Abraham, onze vader, is hij niet uit de werken gerechtvaardigd, als hij Izak, zijn zoon, geofferd heeft op het altaar?" Daar staat een van de allerlangste Kanttekeningen bij; die moet je maar eens lezen. Hiermee wordt Abraham er een voorbeeld van dat het geloof zonder de werken dood is; maar hij is daarentegen geen bewijs dat de werken boven het geloof gaan! Tegelijk wordt ook deze geschiedenis niet als het enige bewijs voor Abrahams onvoorwaardelijk geloof gezien, maar in vers 23 zegt Jacobus dat Abraham al eerder van zijn geloof in de HEERE getuigde door God op Zijn woord te geloven over de aanstaande geboorte van Izak! En juist dit bewijs van Gods betrouwbaarheid moet Abraham nu gaan offeren!
Wij moeten maar geen bijzondere tekenen en momenten van God in ons leven koesteren als bewijzen dat het wel goed zit. We kunnen niet leven van 'eens bekeerd te zijn geweest', maar we worden geroepen tot een voortdurend vernieuwd geloof en een groeien in de genade. Daar zit geen enkel eindpunt in, geen gearriveerdheid, maar een verlangen naar het 'aanschouwen' waarin het geloven zal overgaan!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten